Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, op 21 maart werd er een verklaring ondertekend door vertegenwoordigers van de zeven erkende erediensten en levensbeschouwingen in ons land en door de Vlaamse Regering, die door minister Bourgeois werd vertegenwoordigd. Zij hebben toen het engagement op zich genomen om een dialoog aan te gaan over maatschappelijk relevante thema’s en zo nodig ook samen te handelen, wanneer dat aan de orde zou zijn.
Ik ben heel tevreden met dat initiatief. Ik heb de afgelopen jaren in de commissie bij elke beleidsbrief immers gepleit voor het aangaan van een dialoog met de diverse erediensten in ons land, deels omdat het levensbeschouwelijke landschap in West-Europa en Vlaanderen heel erg aan het veranderen is, en ook omdat er heel wat spanningen zijn in het kader van de migratie die ook samenhangen met de islamitische eredienst. Ze hangen ook samen met andere erediensten, maar vooral met de islamitische eredienst. Laten we daar geen doekjes om winden.
Ik heb toen gesteld dat erediensten in het algemeen soms een deel van het probleem zijn bij samenlevingsspanningen, maar zeker ook mee de oplossingen moeten aanreiken voor een aantal punten. Vandaag kregen we verslag van de studie Vlaanderen Kiest van de heren Abts en Swyngedouw. Daarin valt te lezen dat een heel groot deel van de Vlaamse jeugd en publieke opinie bijzonder negatief staat tegenover de islam en de waarden daarvan.
Minister, wetend dat u recent dat eerste initiatief hebt genomen en dat die mensen bereid zijn om samen die dialoog aan te gaan en te handelen, in welke mate is het al een eerste opdracht voor dat forum om die problematiek van spanningen met betrekking tot levensbeschouwing, en heel concreet met betrekking tot de islam, mee aan te pakken? Op welke manier kunnen de diverse erediensten via die dialoog bijdragen tot meer begrip, tot meer ontspanning? Er is immers vaak ook een heel eenzijdig beeld van de islam, van één bepaalde strekking of bepaalde strekkingen in een heel divers landschap van nationaliteiten en tradities, waarin er ook heel verdraagzame strekkingen zijn, naast zeer extreme en radicale. In welke mate kan het eerste initiatief tot het tweede bijdragen?
Minister Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Kennes, net als u ben ik blij met het initiatief. Ik heb ook lang gewerkt om daartoe te komen. Die gemeenschappelijke verklaring van de overheid en de levensbeschouwingen houdt ten eerste een positieve waardering in door de overheid van religieuze en niet-religieuze levensbeschouwingen als gemeenschapsvormend element. Ten tweede, en dat is heel belangrijk, ook in het licht van uw vraag, zeggen die erkende religies en niet-religieuze levensbeschouwingen dat ze elkaars levensbeschouwing, elkaars religie, elkaars filosofische overtuiging respecteren. Ze schrijven zich dus in in die pluralistische staat waarin meerdere religies en levensbeschouwingen actief zijn.
Zoals u zegt, gaan ze een actief engagement aan. Ze zullen namelijk geregeld maatschappelijke thema’s bespreken, teneinde eventueel tot gemeenschappelijke standpunten te komen. Ze hebben al een heel concreet engagement. Op 13 mei eerstkomend komen ze bijeen om het te hebben over een aantal fundamentele rechten, vrijheden, waarden die aan de basis liggen van onze samenleving, met het oog op een gemeenschappelijk engagement ter zake. Ze zullen met een beurtrol werken voor het voorzitterschap. Ik kijk daar dus naar uit. Ik hoop dat dit ook lukt.
Ik heb de studie waarnaar u verwijst, nog niet gelezen. U waarschijnlijk al evenmin. Ze moet nog worden gepubliceerd. We hebben er al krantenberichten over gelezen. In mijn ogen is dat inderdaad een van de elementen om te komen tot een beter begrip, tot een betere integratie, naast ons versterkt integratiebeleid, natuurlijk.
Minister, ik ben blij dat we een beetje op hetzelfde spoor zitten. Ik hoop dat de mensen die de engagementsverklaring getekend hebben op 13 mei effectief van start gaan. Ik ben ervan overtuigd dat zij als zij een open en vranke dialoog gaan voeren, zeker heel wat punten van gemeenschappelijke waarde en ethische bekommernissen zullen vinden. Ze zullen een taak hebben om dat in hun eigen gemeenschap uit te dragen en te promoten. Op die manier kan een actieve bijdrage worden geleverd aan meer overleg en begrip in onze samenleving.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Minister, u hebt in feite niet zoveel geantwoord: het komt erop neer dat u hoopt dat het allemaal wel goed komt.
Wat me stoort in de reactie op de enquête bij jongeren is dat de enquête meteen – ook in de media – bestempeld wordt als een onderzoek naar onverdraagzaamheid. Wie het niet eens is met de multiculturele samenleving, wie een vrees heeft ten aanzien van een bepaalde levensbeschouwing, wie dat een bedreiging vindt voor onze normen en waarden, wordt door de media meteen in het vak van de intolerantie gestopt. Lees de commentaren er maar op na.
Op die manier, minister, gaan we er ook niet komen. Ik roep de Vlaamse Regering en de meerderheid hier op om eens te luisteren naar de redenen voor die achterdocht en voor de verwerping van de multiculturele samenleving. Luister eens naar de redenen waarom de waarden en normen van de islam als tegenstrijdig met de onze worden beschouwd. U zou daar beter eens aandacht aan besteden, in plaats van nu al de mensen met die achterdocht te culpabiliseren. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Meremans heeft het woord.
Voorzitter, ik heb niemand horen culpabiliseren. Ik sluit me aan bij de heer Kennes. Hij heeft het al geruime tijd over de interreligieuze dialoog. Ik kan me daar alleen maar bij aansluiten, hij vindt daarin in mij een medestander.
We moeten geen mirakels verwachten, maar het is een start. Via de dialoog kunnen we uitzoeken hoe we de standpunten van de religies kunnen samenbrengen tot een gemeenschappelijk standpunt. Dat kan een belangrijke stem zijn in het debat.
Ik zie vanuit de nieuwe Moslimexecutieve hoopvolle signalen. We moeten natuurlijk nog alles bekijken, maar ik zie toch al positieve elementen. U hebt gelijk, ik heb het vandaag ook gelezen, dat er bij de jongeren een nogal negatieve houding bestaat ten opzichte van de islam en moslims. Aan de andere kant vernam ik ook dat de Vlamingen vinden dat we meer tolerant moeten zijn. Het is een beetje dubbel.
Het is een start, maar het is natuurlijk een proces van langere duur.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, dat onderzoek moet natuurlijk meer dan een belletje doen rinkelen. Het is door de vraagsteller goed aangebracht, daar niet van. Hij wijst op de interreligieuze dialoog en u antwoordt daarop. Uiteraard.
Maar dat geeft de indruk dat de achterdocht, de bedreiging, de vrees ten aanzien van de islam de schuld zouden zijn van de religie zelf. Ik neem aan dat u dat niet zo bedoelt. Uiteraard bedoelt u dat niet zo.
Laat ons het signaal eens te gronde bekijken. De mensen die in onze samenleving die haat en onverdraagzaamheid altijd maar aanwakkeren, oogsten nu wat ze al die jaren hebben gezaaid. Dat moet eens duidelijk zijn. De rechtse partijen in dit en andere parlementen moeten eens mea culpa durven te slaan in deze kwestie. Dat is de kern van het probleem. Het ligt niet in eerste instantie aan de religies zelf: het ligt aan de politiek, en hoe zij ernaar kijkt. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Er zijn verschillende elementen aangebracht. Collega’s, ik wil erop wijzen dat de vraag van de heer Kennes specifiek slaat op de interlevensbeschouwelijke dialoog die opgestart is. Ik heb heel kort, als antwoord op een actuele vraag, de doelstelling gegeven en ook het eerste engagement dat genomen is. Ik heb erop gewezen, ik vind dit heel belangrijk, in het licht van deze discussie en voor degenen die niet horen willen, herhaal ik het nog eens.
De niet-religieuze, dus de vrijzinnige levensbeschouwing, en de erkende levensbeschouwingen hebben gezamenlijk verklaard dat ze elkaars religieuze en filosofische overtuiging respecteren. Dat is een belangrijke verklaring. Ze schrijven zich zo in in een pluralistische staat, en niet in een systeem van de koppeling van kerk en staat. Ze schrijven zich niet in in een shariasysteem.
Ten tweede zeggen die levensbeschouwingen dat ze samen aan tafel gaan zitten en geregeld overleg plegen over maatschappelijke themata. Het eerste dat ze kiezen, is er een dat van bijzonder belang is: het gaat over de fundamentele rechten, vrijheden en waarden aan de basis van onze samenleving. Dat is niet onbelangrijk in het kader van de discussies die we voeren: gelijkheid man-vrouw, geen onderscheid op welke grond ook, niet op grond van religie maar ook niet van seksuele geaardheid en dergelijke. Het is een heel belangrijk thema, met het oog op het komen tot een gezamenlijk engagement.
Ik heb gezegd, collega’s, in antwoord op de vraag, dat het inderdaad een van de elementen kan zijn die bijdragen aan een antwoord op de maatschappelijke uitdagingen, zoals de heer Kennes dat zo mooi heeft geformuleerd.
Mijnheer Van Hauthem, u zegt dat ik niet inga op die studie, maar dat is ook niet het voorwerp van deze vraag. Laat ons alstublieft eerst die studie eens kunnen bekijken, niet zoals het Vlaams Belang voortgaan op een krantenartikeltje ergens en daaruit conclusies trekken. Ik zie ook geen eenduidigheid in de commentaren. Ik zie daarin geen culpabiliseringen, ook niet de culpabiliseringen die de heer Caron ziet. Het is van alle kanten, collega’s. Er zijn mensen zoals de Vlaams Belangers, die geen integratie willen, die niet willen samenleven met andere mensen. (Opmerkingen van mevrouw Marijke Dillen en de heer Joris Van Hauthem)
En er zijn mensen van links, die het probleem jarenlang niet hebben gezien of niet hebben willen zien. Ze hebben meegewerkt aan de instroom – lees de commentaar van De Standaard vandaag. Er is een ongelimiteerde instroom geweest, zonder integratievereisten en dergelijke. Het probleem is een beetje complexer dan het sloganeske dat hier wordt gebracht.
Het gaat hier niet over de schuld van religies. Ik stel vast dat alle belangrijke religies in dit land zich achter dit standpunt scharen, samen met de niet-religieuze levensbeschouwing, en dat ze van plan zijn om een positieve dialoog aan te gaan. Ik vind het een heel, heel, heel belangrijk moment dat nu plaatsheeft.
Mijnheer Kennes, daarmee zeg ik absoluut niet dat dit de alleenzaligmakende oplossing is. Ik heb gezegd dat we werk moeten maken van een verdere integratie. Ik heb ook altijd gezegd dat je de instroom moet controleren en beperken. Ook daar wordt werk van gemaakt. Ook daar moet mijns inziens verder in worden gegaan. Het is een heel complex verhaal. Het is inderdaad één van de elementen, een niet onbelangrijk element, mijnheer Kennes, in het antwoord op de vele uitdagingen die op ons afkomen. (Applaus bij de N-VA)
Ik sta hier niet om iemand te culpabiliseren. Mijn punt is dat er een maatschappelijk probleem is, wat nog eens door een studie is bevestigd, maar wij kenden het natuurlijk al. Maar er is sinds een veertiental dagen ook een nieuw instrument. Mijn vraag was of dat kan worden ingezet om deze uitdaging aan te gaan.
Politieke leiders moeten oog hebben voor spanningen, angsten en ongerustheid, maar ze moeten die niet opkloppen en uitbuiten. Het is juist de taak van politieke, spirituele en maatschappelijke leiders om te zoeken naar wat mensen bindt en om voor de waarden die in verschillende strekkingen, overtuigingen en tradities aanwezig zijn, de gemeenschappelijke deler te zoeken, om samen aan een samenleving te bouwen. Ik hoop dat het initiatief dat er gekomen is op het einde van deze legislatuur, met handtekeningen op de eerste lentedag, daar absoluut toe kan bijdragen, in het belang van iedereen hier in Vlaanderen.
De actuele vraag is afgehandeld.