Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Decaluwe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, de aanleiding van de vorige vraag en mijn vraag was dezelfde, namelijk een column van Patrick De Witte, die blijkbaar vreest dat door de verstrengeling van Humo en Woestijnvis de journalisten niet meer zullen kunnen schrijven wat ze willen en dat ze geen kritiek zouden kunnen geven op Woestijnvisprogrammas. Ik veronderstel dat maar allemaal.
De reden waarom ik deze vraag stel, is dat een aantal academici vandaag in de krant zeggen dat er een probleem van mediaconcentratie is en dat men verder moet gaan dan het monitoren van de mediaconcentratie op het vlak van economisch-financiële aspecten en op het vlak van aandeelhouderschap. Ze pleiten ervoor om ook de inhoudelijke problematiek van de mediaconcentratie aan te kaarten.
Toen ik dat las, viel ik ongeveer van mijn stoel. Mevrouw Segers, de voorzitter van de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) en ook academicus, pleit ervoor om een observatorium op te richten om de inhoudelijke mediaconcentratie te onderzoeken. Er wordt blijkbaar gevreesd dat bepaalde artikelen niet zullen mogen worden geschreven.
Ik zie het probleem niet. Er is persvrijheid, er zijn de redactiestatuten, en journalisten zijn onafhankelijk. Ik heb de indruk dat die academici eerder praten als subsidiologen: We gaan een nieuwe instelling plaatsen naast de huidige instelling waarvan ik zelf voorzitter ben, en we gaan geld vragen aan de minister. Ik ben daar gewoon tegen. Het is geld weggooien. Als we mediaonderzoek moeten doen, dan is er de VRM. Bereid de opdracht eventueel voor. Doe een aantal steekproeven. Geen enkel probleem. Maar doe het niet met bijkomend belastinggeld en zeker niet met een nieuwe instelling.
Minister, ik had gelezen dat u dit wou onderzoeken of was het de onderzoekster die het zei in de media , maar dit is het moment om duidelijkheid te creëren. Bent u voorstander om belastinggeld te spenderen aan bijkomend onderzoek over inhoudelijke mediaconcentratie in de vorm van een nieuwe instelling, het zogenaamde observatorium, zoals verwoord door beide professoren?
Minister Lieten heeft het woord.
Voorzitter, collegas, ik kan om die vraag te beantwoorden gewoon een stukje voorlezen uit mijn beleidsnota, want daar staat het antwoord in. Het is belangrijk om te weten waar de Vlaamse journalistiek vandaag staat. Gewapend met de resultaten van inhoudsanalyses en monitoring van media-inhoud, moet dit duidelijk maken of en waar er problemen zijn bijvoorbeeld op het gebied van eventuele verstrengelingen tussen redactionele en commerciële inhoud en of en waar het decretaal kader eventueel moet worden aangepast. Ik laat mijn administratie onderzoeken welke initiatieven er op dit vlak reeds bestaan en hoe we de constante monitoring van het Vlaamse medialandschap het efficiëntst georganiseerd krijgen zodat we in Vlaanderen ter zake een meer op feiten gebaseerd beleid kunnen ontwikkelen. Dat staat in mijn beleidsnota. Dat is mijn mening.
Als we die analyse maken, moeten we uiteraard rekening houden met de bestaande instanties, en de VRM zal zeker en vast mee in ogenschouw worden genomen. Het is op dit moment niet mijn bedoeling of mijn inzicht om iets extra op te richten. Ik pleit er integendeel voor naar een zo groot mogelijke effectiviteit van al onze instanties te gaan.
Minister, ik denk dat uw antwoord zeer duidelijk is. Ik weet natuurlijk ook wat er in de beleidsnota staat.
Het gaat over een nieuwe instelling of niet. Het is een kwalijke ziekte in deze regio om altijd maar nieuwe dingen op te richten. Ik ben zeer tevreden met uw antwoord. U zegt dat u gaat werken met de bestaande instellingen en dat desnoods het decreet moet worden aangepast. Dat zou een goede aanpak kunnen zijn.
De heer Tommelein heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, als u zegt dat we met de bestaande instellingen en instanties dergelijke analyses en onderzoeken moeten gaan doen, dan veronderstelt dit dat daarvoor voldoende mankracht en middelen zijn. In de begroting is daarin niet voorzien en ook niet in de begrotingscontrole die we straks gaan bespreken, denk ik.
Er is daarnaast nog een bijkomend probleem. Een deel van de problematiek van mediaconcentratie is nog federaal. Er is nog altijd het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT) dat de zaken opvolgt. Er zijn de distributeurs die wel of niet onder controle van de VRM vallen.
Minister, ik denk dat we in de toekomst voor versterking moeten zorgen. Ik kan mij vinden in de stelling dat we geen nieuwe instellingen creëren, maar als we de bestaande instellingen zullen moeten gebruiken, dan zijn er bijkomende middelen en mankracht nodig en dan moet dit worden ingeschreven in de begroting.
De heer Vandaele heeft het woord.
Mediaconcentraties zijn van alle tijden en alle plaatsen. Er zijn ook andere voorbeelden dan Woestijnvis, mijnheer Decaluwe. De Persgroep is een grotere speler. Als we niet enkel de eigendomstructuren willen bekijken, maar ook de inhoud, zoals hier wordt voorgesteld, vinden ook wij dat de bestaande instellingen daarvoor kunnen en moeten worden ingezet. Dat is dan in de eerste plaats de VRM, maar het kan ook het departement zijn. Daarover zijn we het eens met de heer Decaluwe en met de minister. Ik ben blij dat dat ook het standpunt is van de minister.
Mijnheer Tommelein, ik weet niet of dat meer hoeft te kosten. Ik denk het niet.
De heer De Coene heeft het woord.
Mijn oprechte overtuiging is dat, indien er een noodzaak bestaat en dat denk ik wel om de mediaconcentratie aandachtiger te volgen door de steeds opduikende nieuwe evoluties in het medialandschap, we twee dingen mogen verwachten. Het is de bedoeling dat de regulator zich verder van zijn taak kwijt, maar die zou iets assertiever moeten optreden. Daar kunnen we een tandje bijsteken. Ik zou toch niet willen uitsluiten dat dit ook kan met nieuwe middelen. Aan de ene kant mag de regulator een tandje bijsteken, aan de andere kant zou ik niet sowieso nee zeggen tegen extra middelen. Misschien zijn die nodig op basis van gegronde redenen. Ik zou de handen wat willen vrijhouden. Dat lijkt me lucider dan vandaag iets afblokken.
De heer Verstrepen heeft het woord.
Het is een boeiende discussie. Gaat het over meer middelen voor de regulator? Neen. Gaat het over meer instellingen? Neen. Ik zou eerder pleiten voor meer kennis. Ik heb hier het rapport Mediaconcentratie in Vlaanderen 2009 liggen. Voor de eerste de beste mediaconsultant die zijn job au sérieux neemt, is dit een aanfluiting. Van dit document denk je: waar hebben ze in godsnaam die verhalen gehaald?
In het rapport staat als analyse dat er in Vlaanderen bij de tien mediagroepen geen concentratie is. Ook volgend voorbeeld haalt dit boek van de VRM meteen onderuit. Op de nationale radio zijn er twee spelers. Je kunt het tegendeel beweren. Dat zou heel grappig zijn, maar het zal niet lukken. Er zijn de VRT en de VMMa. Alle nationale radios zijn in twee handen. Je kunt een keten van lokale radios daarmee niet vergelijken. Ik heb in de commissie ook gezegd dat de analyse zeer eigenaardig is. Ze houdt geen rekening met marktpenetratie, aandelen, commerciële deals. Het is gewoon een lijst via het internet van wie er allemaal speelt in Vlaanderen. En dan zeggen ze dat er geen concentratie is! Dat is je reinste onzin.
In deze verkiezingen worden wij geconfronteerd met de mediaconcentratie. Twee groepen spelen het spel en een derde groep is nu aan het opkopen: Woestijnvis. Woestijnvis heeft een deal en heeft een blad gekocht met belastinggeld. Dat zijn de enige spelers. Hebben wij concentratie? Ja. Eén Berlusconi? Neen, twee op dit ogenblik. Er wordt gesteld dat er onderzoek moet komen. Zeg eens tegen de VRM dat ze expertise in huis halen en het onderzoek doen op een degelijke manier! Daarvoor moeten er niet meer middelen zijn.
De heer Caron heeft het woord.
De discussie loopt al een tijdje. Een jaar of 10 geleden was er al eens een rapport dat de mediaconcentratie aantoonde. Het is absoluut nodig om daaraan voort te werken. U hebt gelijk, mijnheer Verstrepen, veel mensen uit de commissie Media ergeren zich aan de conclusies van de VRM. Zijn dat mediaconcentratiebesluiten? Het is een ware aanfluiting. Er zijn drie krantengroepen in dit land, twee grote televisie- en radiomakers en drie grote bladenmakers. Wie nog durft te zeggen dat er geen concentratie is, liegt. Daarbij hebben wij heel weinig macht in Vlaanderen. Concurrentiebeleid is een federale bevoegdheid. Wij moeten daarnaast een eigen instrumentarium plaatsen om dat te onderzoeken. We zijn nog niet aan de Berlusconis. Laat ons er alles aan doen om dat te vermijden.
De heer Wienen heeft het woord.
Het is duidelijk dat het rapport van de VRM over de mediaconcentratie niet volstaat, om het eufemistisch te zeggen. Het is tijd om eens een grondige evaluatie te maken van de VRM en zijn werking.
De VRM is een jonge instelling en moet werken met een zeer jonge decreetgeving. Het is nodig te kijken of hij voldoet aan wat hij moet doen. Ik hoop van u te vernemen dat u bereid bent die evaluatie te maken en, indien nodig, de decreetgeving bij te sturen door duidelijker te formuleren wat de opdrachten van de VRM zijn.
De heer Tommelein heeft een belangrijk punt aangehaald. De mediaconcentratie en de media zijn verdeeld tussen de federale en deze overheid. De vorige Vlaamse Regering had zich sterk gemaakt om de bevoegdheid inzake telecom over te hevelen naar Vlaanderen. Dat is duidelijk niet gelukt. Ik hoop dan ook van u te vernemen dat u inzake de media en telecom gaat voor homogene bevoegdheidspakketten en dat u bereid bent om al dat soort zaken naar Vlaanderen te halen bij een volgende staatshervorming.
Collegas, ik wil er toch voor pleiten niet onmiddellijk de discussie te voeren over organisaties, maar in eerste instantie te trachten te debatteren over de inhoud, de doelstellingen, zowel bij de Vlaamse instellingen, zoals de VRM, als bij de mediabedrijven. Laten we er toch van uitgaan dat een vennootschaprechtelijke verstrengeling niet wil zeggen dat de redacties niet onafhankelijk zijn. Dat zouden we, veronderstel ik, toch niet gezegd willen hebben in dit parlement. Ik verwijs nogmaals naar mijn beleidsnota, waarin staat dat we vooral kijken naar inhoudsanalyses, naar monitoring van de media-inhoud. Die moet ons dan materiaal geven om te kijken of er effectief verstrengelingen zijn. Dat zullen we aanpakken tijdens deze legislatuur. Wat dat betreft, kunt u op mij rekenen.
Voorzitter, mediaconcentraties gaan in Vlaanderen nog toenemen. Tussen haakjes, de recente mediaconcentratie bestaat in de samenwerking tussen Corelio en Concentra voor het gebruik van drukpersen. We leven klein, en anders worden we overgenomen door buitenlanders. Dat is de harde realiteit.
Tot vandaag zijn er ook geen Berlusconis in dit land. Ik ken geen grote uitgever die eerste minister of politicus is. Op dat vlak is er ook geen probleem. Zoals de minister zegt, is de essentie de redactionele onafhankelijkheid, het redactiestatuut. Maar daarnaast, minister, denk ik dat de regulator ook zijn prioriteiten moet kennen binnen de bescheiden middelen waarover we beschikken. Als ik dan zie wat men vandaag aflevert aan rapporten over mediaconcentraties, dan is dat voor mij, als mediawatcher en -kenner, om te lachen. De grote problematiek van de distributeurs staat er bijna niet in vermeld. Over de hele problematiek van de marktanalyse, die een cruciaal element vormt in het digitale landschap, wordt met geen woord gerept. We hebben dat de afgelopen dagen nog gehoord bij onze bezoeken. Dat zijn essentiële elementen.
Wat de bijkomende middelen betreft, zullen we wel zien. Dat men echter eerst eens steekproefsgewijs toont wat men bedoelt. Het kan niet de bedoeling zijn dat men via Mediargus een aantal mensen erop zet om te stellen dat Het Laatste Nieuws onvoldoende aandacht heeft gegeven aan een programma van de VRT. Ik zou daar zeer voorzichtig mee zijn. Men zou echt prioriteiten moeten stellen ten aanzien van de echte problematiek om conclusies te trekken. Minister, we zijn nu ongeveer een jaar bezig. Het is stilaan tijd voor de discussies en beslissingen.
Het incident is gesloten.