Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de visienota voor het kaderdecreet inzake kinderopvang
Verslag
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Minister, het is de derde keer in 4 maanden tijd dat ik hier sta om u in de plenaire vergadering via een actuele vraag te bevragen over de stand van zaken in het kaderdecreet Kinderopvang. Voor de derde keer op rij gebeurt dat naar aanleiding van artikelen die we in de media moeten lezen. Ik vind dat niet zo leuk. Wij hebben tot op heden nog altijd geen enkel document gezien in dit parlement, laat staan dat we het al besproken zouden hebben.
Vrijdag laatstleden was het opnieuw raak. De heer Crombez kon blijkbaar niet weerstaan aan de drang om in de pers een aantal krachtlijnen uit de doeken te doen van de visienota die voorafgaand aan het kaderdecreet zou worden voorgelegd. Die visienota moest bovendien nog diezelfde dag door uzelf aan de ministerraad ter goedkeuring worden voorgelegd, weliswaar zonder dat ze daar geagendeerd stond. Sta mij toe te zeggen dat dat toch wel heel raar is. U kon dan ook niet anders dan op het einde van de dag zelf te communiceren, kwestie van de heer Crombez niet met alle aandacht te laten lopen.
Los van de stijl, heb ik ook inhoudelijk een aantal opmerkingen. Ik vind het een beetje ongelukkig dat u nu bij de ouders de verwachting creëert alsof er plots geen problemen meer zullen zijn op de dag dat het kaderdecreet er ligt, en dat de ouders dankzij de 10.000 bijkomende plaatsen binnen de 3 maanden gegarandeerd een plaats zullen krijgen. Eén ding wordt er wel niet bij gezegd, namelijk dat die bijkomende 10.000 plaatsen pas tegen 2020 zouden worden gerealiseerd. Er zal met andere woorden 10 jaar overheen gaan om die 10.000 plaatsen te creëren.
Ik wil in de marge even meegeven, minister, dat er in de vorige legislatuur 11.000 plaatsen zijn bijgekomen dankzij de zelfstandige kinderopvanginitiatieven.
In de visienota wordt ook gewag gemaakt van het feit dat de lokale besturen die loketfunctie zullen moeten verzorgen en bemannen of bevrouwen. Dat is weer een bijkomende structuur en een bijkomende administratie. Dat zal weer allemaal moeten worden gedragen door de lokale besturen. Ik dacht dat we met zn allen een pleidooi hielden voor vereenvoudiging en minder bureaucratie. Waarom niet sneller en meer plaatsen creëren door een betere ondersteuning en inbreng voor de zelfstandigen, zodat we vrij snel over al die plaatsen kunnen beschikken?
De heer Dehaene heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, ik ben ook geschrokken van de berichten in de pers op de dag dat de regering de nota moest bespreken. Ik las titels als Overheid zorgt zelf voor opvang voor uw kind en Overheid garandeert opvang voor elk kind: 25.000 extra plaatsen. Ik was nog niet lang terug in het land en ik dacht even dat ik geen Nederlands meer verstond.
Ik wist uiteraard dat er gewerkt werd aan een nota die als basis zou dienen voor het uiteindelijke kaderdecreet. Ik kon me niet herinneren dat die zaken in de nota zouden worden opgenomen.
Minister, wat heeft die Vlaamse Regering nu juist beslist? Komt er een absoluut recht voor kinderopvang voor alle kinderen onder 3 jaar?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik zet alles even op een rij. De Vlaamse Regering heeft een akkoord gesloten over de principes voor de opbouw van dat kaderdecreet. Die visie van de regering werd voor advies voorgelegd aan het Raadgevend Comité, de Strategische Adviesraad en dergelijke. We wachten op hun reacties.
Als de tekst uiteindelijk geformaliseerd wordt in een decreet en een budgettair traject krijgt, willen we tegen 2016 die 10.000 plaatsen realiseren. Dat zijn de normen uit het Pact 2020. Op termijn willen we dat groeipad voortzetten.
De heer Carl Decaluwe, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Het groeipad moet er uiteindelijk voor zorgen dat de ouders redelijk gerust kunnen zijn dat ze binnen een redelijke termijn en in de eigen regio een opvangplaats vinden. Dat is de ambitie. Ik heb dat zeer goed gecommuniceerd: als we dat willen vertalen in een recht, moeten we in de eerste plaats een groeipad uittekenen. Ik ben absoluut geen naïeveling. Ik geloof niet dat de rechten die we in een wet inschrijven vanzelf worden gerealiseerd op het terrein. Zo gaat dat niet. Als we ouders garanties willen bieden, moeten we een kaderdecreet maken, een vergunningenstelsel en een groeitraject van capaciteit. Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat dat jaren in beslag zou kunnen nemen. Het is in ieder geval de bedoeling dat ouders daar extra op kunnen vertrouwen, alleen zal dat enkele randvoorwaarden vergen die wij moeten invullen.
Het plan richt zich uiteraard naar alle vormen van kinderopvang, en gaat uit van het idee dat we een vergunningenstelsel nodig hebben waarmee we de kwaliteit, capaciteit en betaalbaarheid op een goede manier kunnen regelen.
Ik ben verbaasd door de suggestie dat het probleem van een tekort aan plaatsen ik hoop dat u kwaliteitsvolle plaatsen bedoelt zou kunnen worden opgelost door binnen de huidige regelgeving ongebreideld verder te groeien. Iedereen in dit parlement heeft mij er herhaaldelijk naar aanleiding van incidenten op gewezen dat er problemen zijn met de kwaliteit en dat er een systeem moet komen om garanties in te bouwen.
We moeten dus naar een vergunningenstelsel gaan dat voor alle initiatiefnemers van toepassing is. We moeten naar een uniforme manier van financieren. De inkomensgerelateerdheid moet haar plaats krijgen. We moeten dat met een groeipad inzake capaciteit doen, mevrouw Van der Borght. We zullen daarbij ook het statuut van de onthaalouders betrekken, dat zal u niet verbazen. Het feit dat een aantal initiatieven onder een ander paritair comité ressorteren maakt tevens deel uit van de budgettaire context waarin we dat moeten realiseren. Dat ligt op de tafel. Als we de nodige adviezen hebben, zal de regering daaromtrent een standpunt innemen en een decretale tekst schrijven.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Het is enigszins genuanceerd. Net als de heer Dehaene was ik geschrokken van die krantenkoppen. We hebben na de bespreking van uw beleidsnota en de begrotingsbesprekingen ook de regelgevende agenda gezien. Daarin stond heel duidelijk dat u dit jaar het kaderdecreet zou voorbereiden, dat het in 2011 klaar zou zijn. In de krantenartikels van vorige vrijdag stond enkele keren 2012.
De VVSG sprak ervan dat we het kaderdecreet en de uitvoeringsbesluiten binnenkort mogen verwachten.
Wat mij vandaag interesseert, is exact wanneer we het kaderdecreet mogen verwachten. Dat we al meerdere keren stukjes ervan via de pers hebben vernomen, heeft tot gevolg dat we de discussie ook altijd in stukjes voeren. U verwees terecht naar de hoorzitting over het statuut van de onthaalouders, maar daar zijn we ook nog niet uit, want die hoorzitting heeft heel wat teweeg gebracht.
Ik vind dat we de discussie in haar totaliteit moeten voeren en liefst in het parlement. Op basis van een ontwerp kunnen we een aantal hoorzittingen houden zodat we een goed kaderdecreet kunnen maken, maar voor we hoorzittingen kunnen houden, moeten we eerst kunnen beschikken over een document om op basis daarvan inhoudelijk te discuteren.
Graag kreeg ik van u duidelijkheid over de timing: wanneer kunnen we het kaderdecreet verwachten?
Minister, ik dank u voor uw antwoord en verduidelijking. Het is belangrijk dat we de mensen geen valse verwachtingen geven. Het is ook belangrijk dat u zegt dat er niet alleen geld nodig zal zijn voor de uitbreiding, maar ook voor het hele kader, waar misschien nieuwe zaken instaan. Dat is een belangrijk signaal, want de hele sector riep en roept nog steeds om een nieuw kaderdecreet en ik ben blij dat we er eindelijk werk van maken, zoals u al had aangekondigd in uw beleidsnota.
Ik ga ervan uit dat we de visienota, nadat die van het raadgevend comité terug naar de regering zal gaan, uitvoerig kunnen bespreken in de commissie zodat we niet moeten wachten op het kaderdecreet maar we onze bedenkingen al kunnen formuleren, waarmee we dan rekening kunnen houden bij het uiteindelijke decreet.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik wil me graag aansluiten bij deze vraag naar aanleiding van de principenota die blijkbaar vorige vrijdag werd goedgekeurd. Net zoals de heer Dehaene was ik toch ook verwonderd bij het lezen van de krantentitels, want ze spraken boekdelen en hebben de ongelooflijke verwachting gecreëerd dat in de toekomst alle problemen opgelost zullen zijn. Als we dit van naderbij bekijken, zien we dat de oplossing zeker nog niet voor morgen is. Ouders die vandaag op de wachtlijst staan, hebben absoluut geen boodschap aan deze nota. Of sterker gezegd: de artikelen die erover verschenen zijn en de communicatie die erover is gebeurd, hebben valse hoop gecreëerd.
Ik durf erop aan te dringen, minister en ik richt me onmiddellijk ook tot de voorzitter , om voorafgaand aan het ontwerp van decreet te komen tot een evenwichtig debat in de commissie, uiteraard nadat u alle adviezen hebt ingewonnen, rekening houdend met alle aspecten van dit zeer ingewikkelde dossier over onder andere de zelfstandige opvang en de gesubsidieerde opvang, maar zeker, en niet in de laatste plaats, over het statuut van de onthaalouders, want daarover heeft zowel deze Vlaamse Regering als de federale regering reeds jaren hoop gecreëerd, hoop die nog altijd niet in realiteit werd omgezet.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, minister, mijn eerste werk in dit parlement was de commissie ad hoc, ik meen in september van vorig jaar, waarbij we een aantal incidenten in de kinderopvang hebben besproken. De algemene teneur was toen dat we moeten werken aan een herziening van de wetgeving inzake kinderopvang, dat we moeten zorgen voor een duidelijk kaderdecreet waarbinnen heel de kinderopvang kan worden ingepast en waarbij we ook werken aan een uitbreiding van het kinderopvangaanbod. Ik ben heel blij dat die visienota er nu is, want dat is een duidelijk teken dat er ook aan wordt gewerkt door de meerderheid.
In de persberichten las ik onder meer een reactie van mevrouw Van der Borght met de nogal zware uitspraak dat met het lokale loket kinderopvang de keuzevrijheid van ouders zou worden beperkt, dat ouders door de invoering van een dergelijk loket niet meer zou kunnen kiezen waar ze hun kinderen kunnen plaatsen. Dat lokale loket kinderopvang zal heel belangrijk zijn en de lokale besturen zullen daarin een grote rol spelen. Ik had graag van u vernomen hoe u de planning ziet en in welke mate u de volgende maanden de lokale besturen in heel dit proces zult betrekken. Het lokale loket zou immers in eerste instantie vanuit het lokaal bestuur georganiseerd moeten worden. Ik kreeg daarover graag wat informatie.
Mevrouw De Waele heeft het woord.
Het jaar 2020 wordt een magisch jaar en zo te zien ook voor kinderopvang. Ik sluit me aan bij de sprekers die zeggen dat ouders vandaag geen boodschap hebben aan een verhaal dat pas in 2020 definitief zal worden vastgelegd. Tegen dan zijn we al lang ingehaald door een nieuwe demografische evolutie.
Wat mij stoort, is dat ik niets hoor over de zelfstandige sector en hoe we die kunnen betrekken bij een oplossing voor het probleem van kinderopvang. De voorstellen die hier op tafel liggen hebben een veel te hoog staatsgehalte. Wij pleiten als LDD nog altijd voor subsidies voor de consument, de ouder, onder de vorm van kinderopvangcheques, laat ons zeggen, en wij willen de zelfstandige sector erbij betrekken. Dan pas zullen we op korte termijn het probleem van kinderopvang de baas kunnen.
De heer Crombez heeft het woord.
Ik pik in op de discussie over de timing. Als de regering nog bezig is aan een decreet, krijgen ouders die vandaag een probleem hebben inderdaad geen antwoord. Het belangrijkste is dat er vanaf het begin duidelijk is gezegd dat er middelen worden vrijgemaakt voor extra plaatsen dit jaar. Die zullen er ook zijn. Dat staat los van het decreet. Er is ook voldoende aandacht voor de problemen vandaag.
Er is een paar keer een koppeling gemaakt naar het statuut van de onthaalouders. We hebben een hoorzitting gehad die niet alle fracties tot op het einde hebben kunnen uitzitten. (Opmerkingen van mevrouw Marijke Dillen)
Ik spreek daar helemaal geen waardeoordeel over uit. We moeten hier op Vlaams niveau, hoe moeilijk dat ook zal zijn, niet wachten op wat er federaal zal gebeuren met dat statuut van de onthaalouders. De timing zal nu nog wat later zijn, vermoed ik. Minister, kunnen de werkzaamheden, die nu op volle snelheid zitten, doorgang vinden zonder dat we de details kennen? Dat zou beter zijn.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Kinderopvang is de voorbije jaren de inzet geweest van nogal wat politiek gemanoeuvreer. Ik verwijs naar de flexibele opvang in de vorige legislatuur. Open Vld wilde absoluut kinderopvangcheques, sp.a wilde 50-plussers tewerkstellen, CD&V wilde meer middelen voor gemandateerde voorzieningen.
Ik had gehoopt dat het deze legislatuur anders zou zijn en dat het aangekondigde kaderdecreet het onderwerp zou vormen van een rustig en overwogen debat. Niet dus. Bij de eerste stap, de visienota, vond sp.a het al nodig om een schot voor de boeg te geven en eigen prioriteiten te leggen nog voor de Vlaamse Regering beslist had. Ik betreur dat omdat de kinderopvang voor mij belangrijk genoeg is.
Ik ben blij dat de voorzitter aankondigt dat we over die visienota een gesprek ten gronde zullen hebben in de commissie. We moeten kijken of we dat doen voor de adviezen van allerlei organisaties of tegelijkertijd. Ik ben vragende partij om over de partijgrenzen heen een sereen debat te voeren in het belang van al wie bezig is met kinderopvang in Vlaanderen.
De commissie en het parlement beslissen over hun werkzaamheden. Ik wil signaleren dat op bepaalde plaatsen, zoals het Raadgevend Comité, verenigingen zoals de VVSG aanwezig zijn. Er zijn momenten dat heel wat geledingen en geïnteresseerde partijen betrokken worden. Het is belangrijk dat we die adviezen inwinnen en kijken naar de overtuigingen en bezorgdheden.
De heer Jan Peumans, voorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
Mijnheer Crombez, we moeten bij de implementatie en de besluitvorming rond het decreet niet wachten op de akkoorden over het statuut. Dat is een deel van het verhaal, maar je moet het ene niet echt verbinden aan het andere. In 2010 hebben we al een deel van het groeipad opgezet. Er zijn inspanningen gedaan.
Ik begrijp de opmerkingen over de privésector in deze fase van het debat niet goed, ofwel gaan we ermee akkoord dat we voor alle initiatiefnemers een aantal kwalitatieve voorwaarden opleggen, en dan moeten we het hebben over de vraag of ze te hoog of te laag liggen. Ik zie niet goed in wat het discriminerende zou zijn in een algemeen vergunningenstelsel dat door iedereen moet worden gerespecteerd.
Ik denk dat in een volgende fase moet worden nagegaan wat de gevolgen zijn. Maar in deze fase is de keuze voor een algemeen vergunningenstelsel toch een keuze die breed wordt gedragen? Die keuze vloeit immers voort uit wat hier in het parlement al zo vaak is gezegd, en wat me toch de indruk gaf dat daarvoor een maatschappelijk draagvlak bestaat.
Ik laat me niet vastspinnen op een precieze timing. Maar het feit dat ik naar de regering ben gegaan met een visietekst om principes vast te leggen en die wil toetsen bij partijen en belanghebbenden, toont aan dat we progressie in het debat willen en de zaak willen klaarmaken voor een implementatie op het terrein. Dat zal niet zo eenvoudig zijn en daartoe zullen overgangsbepalingen nodig zijn.
Ik verheel niet dat dit niet het enige dossier is waarvan ik hoop dat het vooruit kan gaan. Het nieuwe sociaal beleid is een belangrijke prioriteit. We zullen dus proberen om een goed ritme aan te houden, maar de implementatie met een vingerknip realiseren kan niet. Het wordt een verhaal met een belangrijke transitie waarvoor ook een budgettair traject zal moeten worden afgelegd, zo niet is dat decreet niet realiseerbaar.
Uiteraard kan dat niet met een vingerknip: ik besef dat maar al te goed. Ik herhaal evenwel nogmaals dat in de timing stond dat de voorbereiding voor 2010 is. Die is inderdaad volop bezig, en daarover verschijnen met de regelmaat van een klok artikels in de media. De afronding was gepland voor 2011. Ik krijg daarover graag duidelijkheid. Wordt het 2012, zoals in de persberichten van afgelopen weekend staat? Is het vrij recent, zoals de VVSG laat uitschijnen? Ik denk dat we daarover toch een antwoord van u zouden mogen verwachten.
Ik ben blij dat het debat er komt, nu de commissievoorzitter zich daartoe heeft verbonden. Minister, u wil ik toch vragen om die persaffaires stil te leggen. Het is niet goed dat we een visie ontwikkelen op basis van wat in de pers verschijnt, maar zonder dat we beschikken over een degelijk document en zonder een degelijk debat. Als u daar werk van maakt, dan vindt u in ons een goede partner.
De heer Dehaene heeft het woord.
Ik dank de minister voor zijn bijkomend antwoord. Dit is een zeer belangrijk decreet, en ik vind de manier van werken goed. Laat ons starten met een visienota en die uitvoerig bespreken in het parlement en met de sector, zodat we aan een breed gedragen decreet kunnen werken dat 20 of 25 jaar kan meegaan. De commissie moet daar de nodige tijd voor uittrekken. Dat staat ondertussen geen uitbreiding in de weg. We werken daaraan, en de ouders die een opvangplaats voor hun kinderen hebben, zijn erg tevreden.
Het incident is gesloten.