Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collegas, we hebben in Antwerpen het referendum gehad. Drie dagen later voerden we hier, in de schoot van ons parlement, een pittig debat, waarbij een aantal bekommernissen vanuit de verschillende fracties aan bod kwamen.
Mijnheer de minister-president, u hebt daar toen in naam van de Vlaamse Regering op gereageerd met de aankondiging van de oprichting van zeven DAM-werkgroepen (Duurzame Antwerpse Mobiliteit), maar sedertdien hebben we daarover nog maar weinig gehoord. Vanuit mijn eigen fractie, Open Vld, heeft mevrouw De Ridder ervoor gewaarschuwd dat de werkgroepen, de DAMen, geen eerste klas begrafenis mogen worden.
Wat is er nu eigenlijk al gebeurd? Op het ogenblik dat het debat hier plaatsvond, op 21 oktober, kon duidelijk worden vastgesteld dat er een verschil van mening bestond in de meerderheid, tussen aan de ene kant sp.a en aan de andere kant de andere meerderheidsfracties. Hoe ver staat het daar nu mee? Hebt u de meningsverschillen overwonnen? Worden er stappen voorwaarts gezet? Dit is uitermate belangrijk, want we zijn nu anderhalve maand verder. Wat kunt u ons ter zake meedelen, mijnheer de minister-president?
Minister-president Peeters heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer Keulen, dames en heren, ik kan u meegeven dat er in alle stilte hard is gewerkt, zoals dat hoort in delicate dossiers. Het ministerieel comité is een aantal keer bij elkaar gekomen. De zeven werkgroepen werden opgestart en er hebben al verschillende vergaderingen plaatsgevonden tussen 6 en 24 november. Er werden ook afspraken gemaakt.
U hebt me dat niet uitdrukkelijk gevraagd, maar ik stel voor om verslag te brengen van de volgende vergaderingen, indien u dat wenst. Natuurlijk is het heel belangrijk, dat moet ik u niet vertellen, dat we in dit dossier vooruitgang boeken en dit gebeurt het best met grote deskundigheid en door te werken in stilte. Ik ga ervan uit dat dit dossier in februari/maart zijn beslag moet krijgen.
Ik ben heel positief ingesteld, want de commissie ad hoc die hier in het parlement werd opgericht, heeft het over het algemene kader en de expertencommissie die wij hebben opgericht, zal een bijdrage kunnen leveren op het vlak van de vergunningen. Ik hoop en ik ga ervan uit dat februari/maart een heel belangrijke periode zal zijn doordat we dan dit dossier kunnen afronden. Aan de hand van de gesprekken en van de rapporten die we krijgen, zullen we kunnen zien hoe we het vergunningenbeleid en de wetgeving ter zake kunnen aanpassen. Het snijpunt situeert zich in februari/maart, maar ik ben bereid om in te gaan op een eventuele vraag om, wanneer we wat verder gevorderd zijn, tekst en uitleg aan het parlement te komen geven.
Ik concludeer. De werkgroepen werden allemaal opgericht en zijn al verschillende keren bij elkaar gekomen. Er is vooruitgang geboekt in dit dossier en ik hoop dat u, mijnheer Keulen, uw waardering uitdrukt voor het feit dat dit in alle stilte gebeurt en dat we op het juiste moment zullen communiceren met het parlement over de vooruitgang die we geboekt hebben.
Mijnheer de minister-president, u hebt een bepaalde zin zeven keer herhaald zonder ook maar één concreet woord te zeggen. Om het in Scheldetermen uit te drukken: u verdrinkt de vis in het water. Haast je langzaam, gaat ook op. Ik begrijp wel dat u zegt dat u even de tijd nodig heeft, maar u vertelt totaal niets concreets en dat vind ik vreemd.
Als het over heel belangrijke maatschappelijke uitdagingen en dossiers gaat, stel ik voor dat de oppositie en de meerderheid samenwerken. Waarom zou men daar de oppositiefracties niet bij betrekken? Uw collega, minister Bourgeois, doet dat ook als het gaat over de interne staatshervorming, over de aanpak van de bestuurlijke organisatie van Vlaanderen in de toekomst. Op dit ogenblik zegt u echter eigenlijk niets. En dat vind ik verontrustend.
U hebt me ook niets gevraagd.
Ik heb u gevraagd of er vooruitgang is.
De heer Penris heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijn goede collega Keulen is nieuw in de oppositie. Wat dat betreft, is hij wat onervaren. Wij zijn natuurlijk al wat meer gewoon.
Oppositie voeren is en blijft uw natuurlijke roeping!
Dat mag er natuurlijk niet toe leiden dat we de informatie waarop we recht hebben niet krijgen. Maar, mijnheer de voorzitter, ik dacht dat we in dit parlement de goede gewoonte hadden om de informatie met betrekking tot Oosterweel, BAM en het hele masterplan op regelmatige basis te evalueren in een bijzondere commissie, waar dan ook een heel uitgebreid debat wordt gevoerd, waar een aantal opmerkingen van het Rekenhof worden geformuleerd, met opmerkingen, antwoorden, mogelijke antwoorden of niet van de regering, en al dan niet snedige bemerkingen van zowel meerderheid als oppositie.
Ik stel voor dat we die werkwijze behouden. We kunnen daar heel technisch, heel kritisch, heel lang en heel uitgebreid debatteren, zoals we dat ook hebben kunnen doen afgelopen zomer. Ik suggereer aan mijn nieuwe oppositiecollega dan ook het volgende: kalm, kalm, kalm. U krijgt de gelegenheid wel om uw rol in de oppositie, die nieuw is voor u, ten volle op te nemen.
De heer Sabbe heeft het woord.
Mijnheer de minister-president, het is zeer goed dat men bezig is. De vraag is wel wat er uit de bus komt.
Ik herinner me dat ik in de debatten en de gesprekken die we eind augustus hebben gevoerd in de commissie ad hoc in verband met de dringendheid en de noodzakelijkheid ook alternatieven naar voren heb gebracht. Ook de intercommunale Interwaas heeft suggesties gedaan om op heel korte termijn te zorgen voor een oplossing om het traject voor de Liefkenshoektunnel beter te ontsluiten en, in afwachting van een bijkomende ontsluiting, te zorgen voor een zeer snelle doorstroming van het verkeer en de oplossing van het fileleed. Zijn daar zeven commissies en zeven gremia voor nodig? Moet de Vlaamse regering niet wat sneller actie ondernemen?
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik sluit me graag aan bij de vraag van de heer Keulen. Een aantal weken geleden stelden verschillende meerderheidspartijen in de wandelgangen, dus niet officieel, december voor. Tegen de kerstperiode zouden ze wel hun ei gelegd moeten hebben, en zou er een afspraak zijn. Anders had deze meerderheid een probleem, zo stelden ze. Ik stel vast dat die informele timing van december, waarover men het verschillende keren had, nu al verschoven is naar februari of maart. Dat betreur ik.
Daarnaast wil ik nog even ingaan op de voortgangsrapportages van BAM, die nu misschien DAM zullen heten. Mijnheer de voorzitter, ik weet dat u er ook als commissievoorzitter over spreekt. Ik stel vast dat er nog steeds geen concrete datum is vastgelegd. Ik dring erop aan dat er een concrete datum wordt vastgepind.
Ik stel voor dat men daarmee begint tijdens een van de eerste vergaderingen na de bespreking van de beleidsnotas. Momenteel staat er bij de bespreking van de werkzaamheden enkel een onduidelijke verwijzing naar het voorjaar. Ik dring erop aan dat dat gebeurt tijdens een van de eerste vergaderingen van januari.
Mevrouw De Ridder, tijdens de laatste regeling van de werkzaamheden van de commissie hebben we afgesproken dat we volgende week donderdag de planning van de agenda voor de eerstkomende maanden zullen vastleggen. Dat geldt ook voor de datum waarop de voortgangsrapportage van BAM en DAM aan bod zal komen. Als men natuurlijk in de commissie met andere zaken bezig is en niet luistert wat de voorzitter van de commissie zegt, dan moet men achteraf niet komen klagen. (Opmerkingen van mevrouw Annick De Ridder)
Mijnheer de voorzitter, de heer Keulen heeft gevraagd of er in verband met dit dossier vooruitgang is geboekt. Het antwoord is duidelijk ja. Indien hij daarmee bedoelt dat op een bepaald moment, tijdens de voortgangsrapportages in de commissie, een stand van zaken moet worden gegeven, blijft het antwoord ja. Ik wil hier benadrukken dat we dit met die zeven werkgroepen, waarover sommigen zich enigszins smalend uitlaten, zorgvuldig aanpakken.
Mevrouw De Ridder heeft in de wandelgangen blijkbaar deadlines opgevangen. Dat is op zich interessant, maar het is natuurlijk belangrijk realistische deadlines te hanteren. De uitspraak van de Raad van State vormt een belangrijk element van dit dossier. Die uitspraak wordt normaliter niet in december 2009 verwacht. Ik wil hier geen oplossing toelichten om de dag nadien met een uitspraak van de Raad van State te worden geconfronteerd. We moeten dit zeer zorgvuldig voorbereiden.
Mijnheer Keulen, ik ga ervan uit dat u dit standpunt niet enkel kunt appreciëren, maar zelfs wilt ondersteunen. De Vlaamse Regering behandelt dit dossier, waarover al veel is gezegd en veel standpunten zijn ingenomen, met zorg. We zullen pas met een voorstel van oplossing naar buiten komen zodra dit binnen de Vlaamse Regering zorgvuldig is bekeken.
Het blijft natuurlijk onduidelijk of binnen de Vlaamse Regering al eensgezindheid bestaat.
Het antwoord is ja.
Mijnheer de minister-president, de gretigheid waarmee u die vraag over overeenstemming beantwoordt, stelt me niet meteen gerust. (Gelach)
Ik heb u vanuit de oppositie al de hand gereikt. Ik heb u al voorgesteld met betrekking tot dit zeer belangrijk dossier samen te werken.
Wat de termijnen betreft, is zeker over Kerstmis 2009 gesproken. Nu is het al februari of maart 2010 geworden. Deze vaagheid over de termijnen creëert natuurlijk een zekere achterdocht bij de mensen. Enerzijds verklaart u dat het belangrijk is in verband met dit mobiliteits- en infrastructuurdossier vooruitgang te boeken. Daar staat iedereen achter. Anderzijds vertegenwoordigt u de Vlaamse Regering. U beschikt over de hefbomen en de instrumenten. U moet stappen voorwaarts zetten.
Het incident is gesloten.