Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Demeulenaere heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, vorige week kondigde u, naar aanleiding van de bankcrisis, op Radio 1 aan dat u de vakoverschrijdende eindtermen zou uitbreiden met de basisinzichten van de socio-economische sferen. Natuurlijk zijn we heel blij dat u uiteindelijk toch hebt beslist om een deeltje van een regeringsbesluit, dat al een heel tijdje op uw bureau ligt, uit te voeren.
Die vakoverschrijdende eindtermen bevatten nu al thema's zoals milieueducatie, burgerzin en gezondheidsopvoeding, maar we hebben tot onze spijt in verschillende doorlichtingsverslagen moeten lezen dat in veel scholen net daar de pijnpunten liggen. Heel vaak zijn deze vakoverschrijdende eindtermen heel moeilijk meetbaar op het vlak van de resultaten en dergelijke.
Mijn fractie vraagt zich af of het wel opportuun is om halsoverkop dit ene deeltje toe te voegen aan de eindtermen. We vragen ons ook af of het niet beter zou zijn om de vakoverschrijdende eindtermen helemaal te herzien en te kaderen in en aan te passen aan de actuele doelstellingen, zodat in de toekomst ook de resultaten kunnen worden gemeten. We moeten immers eerlijk zijn en toegeven dat sociaaleconomische basisinzichten en burgerzin vandaag heel belangrijke thema's zijn. Het is noodzakelijk dat ze voldoende gemeten kunnen worden en tot resultaten leiden.
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik denk dat mevrouw Demeulenaere een beetje slecht geïnformeerd is, want ze stelt dat ik halsoverkop iets beslis wat ik eerst op mijn bureau heb laten liggen. Nu zou ik plots, naar aanleiding van de crisis, iets beslissen en die beslissing zou dan een beetje eenzijdig alleen maar over de economie gaan.
Ik meen dat ik al verschillende keren heb uitgelegd, naar aanleiding van vragen in de commissie voor Onderwijs, dat ik al lang geleden ben begonnen met een heel breed proces van herziening van een geheel van vakoverschrijdende eindtermen, een breed geheel. Ik heb dat lang geleden al aangekondigd, helemaal los van deze financiële crisis. Het is ook nooit op mijn bureau blijven liggen, er werd hard aan gewerkt. (Opmerkingen van mevrouw Stern Demeulenaere)
Neen, u bent echt bijzonder slecht geïnformeerd, mevrouw Demeulenaere. En ik neem ook wat aanstoot aan het toontje waarop u zegt dat ik halsoverkop iets heb beslist naar aanleiding van de financiële crisis en dat dat wat eenzijdig zou zijn. U weet nochtans perfect dat we lang geleden hebben beslist om een geheel van vakoverschrijdende eindtermen te herbekijken, waarin ook de problematiek van bijvoorbeeld burgerschap vervat zit. Bij dat proces hebben we onze Dienst voor Onderwijsontwikkeling gevraagd om voorstellen uit te werken.
Dat is maanden geleden voorgelegd aan de Vlaamse Onderwijsraad, die daarover nu een advies heeft gegeven. Ik ga daar onmiddellijk mee naar de Vlaamse Regering, en vervolgens kom ik daar zo snel mogelijk mee naar het Vlaams Parlement. Dat is dus nergens blijven liggen, en ik ben evenmin halsoverkop bezig.
Wat mij betreft, heeft dit weinig te maken met de diepe financiële crisis waarin we momenteel zitten. De mensen die enige verantwoordelijkheid dragen voor die financiële crisis, zijn over het algemeen mensen die heel lang economie hebben gestudeerd. Daar heeft het dus niet aan gelegen bij een aantal van die managers. Zij hebben wellicht meermaals onverantwoorde risico's genomen. En dat is iets anders.
Ik ben van oordeel dat we in dat brede geheel van vakoverschrijdende eindtermen een context 'sociaaleconomisch leven' moeten toevoegen. We moeten in het secundair onderwijs, zoals dat eigenlijk maar op een heel eenvoudig niveau bestaat in het basisonderwijs, alle leerlingen confronteren met dat sociaaleconomische leven en hun een mimimaal inzicht meegeven van wat een economische markt is, hoe een prijs tot stand komt, hoe de overheid haar inkomsten int enzovoort. Daarover gaat het. En daarmee gaan we natuurlijk ook geen specialisten in het beursgebeuren opleiden.
Ik vind het heel belangrijk om dit te doen. Mijns inziens moet je vandaag alle jonge mensen, in welke opleiding ze ook zitten, wapenen met enig inzicht in het economische leven. Of het nu jonge mensen in beroepsonderwijs, technisch of algemeen vormend onderwijs zijn, of het nu jongeren zijn die zelf wel eens een vak economie-handel krijgen, of jongeren die dat nooit krijgen, een minimaal inzicht in het economische leven is nodig.
Ik ben al lang met dat proces bezig en dat loopt gestaag voort. Ik hoop dat ik uw steun heb om dat geheel van vakoverschrijdende eindtermen nog voor de verkiezingen te laten goedkeuren in het parlement.
Mijnheer de minister, ik betreur dat u de kern van mijn betoog niet hebt willen begrijpen. We juichen uw initiatief toe om dat in de vakoverschrijdende eindtermen in te sluiten. Maar op dit moment wordt in alle doorlichtingsverslagen gezegd dat het behalen van die doelstellingen heel moeilijk kan worden gemeten en dat dat vaak een pijnpunt is. Daarom vragen wij ons af of heel de inhoudelijke visie op die vakoverschrijdende doelstellingen niet moet worden aangepast aan de actuele samenleving. Moeten we dat niet helemaal herbekijken?
Ik weet dat er bij uw aankomst al een hele tijd een besluit van de Vlaamse Regering op uw tafel lag met de titel 'Ondernemerschap'.
Maar probeer nu eens de essentie te begrijpen vooraleer u hier zaken komt vertellen!
Een onderdeel van dat besluit was net 'De basisinzichten van de economie'. En vandaag komt u precies met dat onderdeel terug.
We zijn dus heel blij dat u daar uitvoering aan zult geven, maar wij vragen ons enkel af hoe u dat zult realiseren, nu blijkt dat precies dat element een pijnpunt is in alle doorlichtingsverslagen. Het is toch ook úw bedoeling dat onze leerlingen daar werkelijk iets van opsteken en dat dit dus geen dode letter blijft?
Daarom vragen wij ons af of we het geheel van vakoverschrijdende eindtermen niet moeten herbekijken.
Mevrouw Michiels heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik hoor u hier graag zeggen dat de aangekondigde herziening van de bestaande eindtermen loopt. Ik ben niet de enige die daar in de commissie al vragen over gesteld heeft. Wij vragen al lang naar een evaluatie van wat er op dit ogenblik bestaat om pas daarna nieuwe zaken in te voeren.
Ik heb een beetje de indruk dat nu, tegen het einde van de legislatuur, een aantal zaken nog snel wordt ingevoerd. Vandaag wordt hier een vraag gesteld over de economische basiskennis. Ik lees in de krant over nieuwe eindtermen over techniek, en ook nog een aantal andere zaken. Het wordt allemaal nogal veel. Zou het niet beter zijn om eerst degelijk op te lijsten en te stroomlijnen wat er al is? We moeten eerst nagaan wat echt nodig is en wat eventueel overbodig is vooraleer er nieuwe zaken worden ingevoerd.
Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mijnheer de minister, u baseert zich voor de vakspecifieke eindtermen zoals techniek en moderne vreemde talen op evaluaties van de inspectie of op bepaalde studies. Op basis waarvan zult u deze vakoverschrijdende eindtermen over het sociaaleconomische aspect herschrijven? Denkt u ook aan een leerlijn zoals die voor techniek en technologie is ontwikkeld en die gaat van de kleutertijd tot en met de leeftijd van achttien jaar, zodat elk jaar is afgestemd op het volgende?
Mevrouw Van Weert heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik steun de doelstelling die u hebt geformuleerd en die we hebben gelezen in de krant. Die is het gevolg van een proces dat al een hele tijd aan de gang is.
Mijn bezorgdheid wordt deels ingegeven door de resultaten die behaald kunnen worden met dit soort vakoverschrijdende eindtermen. U hebt onlangs in de commissie aangekondigd dat daarover een rapport in de maak is. Ik verwacht dat we daar binnenkort in de commissie met u over kunnen debatteren. Dan zal het niet alleen gaan over de basiskennis economie, er zijn nog andere zaken die aandacht verdienen en waar vernieuwing mogelijk is.
We moeten dat uiteraard doen op basis van de voorbereidende werken die door diverse actoren zijn uitgevoerd.
De heer Tavernier heeft het woord.
Mijnheer de minister, het doel is dat alle leerlingen meer kennis zouden hebben van het sociaaleconomisch leven. Ik denk dat iedereen dat onderschrijft. Dat is iets anders dan oproepen tot ondernemerschap.
Het is er een onderdeel van.
Het kan er een onderdeel van zijn, maar het is iets anders. Ik wil het ene niet verengen tot het andere. Gezien de huidige toestand is iedereen ervan overtuigd dat het belangrijk is het verschil te kennen tussen liquiditeit en solvabiliteit, te weten wat een kredietmultiplicator is, wat vraag en aanbod is, wat de rol van de overheid in de economie is, economische groei, bruto binnenlands product enzovoort.
U zegt dat u dit wilt realiseren via vakoverschrijdende eindtermen. Er is al op gewezen wat het nadeel daarvan is. Iedereen is verantwoordelijk en niemand. Er wordt iets gegeven. Dat zweeft daar ergens en is moeilijk meetbaar. Mijnheer de minister, zijn die vakoverschrijdende eindtermen het middel om sociaaleconomisch inzicht bij te brengen?
Mevrouw Hoebeke heeft het woord.
Ik was heel tevreden toen ik de intentie van de minister in de kranten las. Ik zou het project echter uitgebreid willen zien na evaluatie van het bestaande project. Ik zou wel willen vragen om alle informatie die aan de doorsneeleerling kan worden gegeven om hem of haar voor te bereiden op het latere leven in onze maatschappij, zowel op burgerrechtelijk als op sociaaleconomisch vlak, daarin op te nemen.
Mevrouw de voorzitter, ik herhaal dat ik verbaasd ben over de uitspraken van mevrouw Demeulenaere en mevrouw Michiels. Mevrouw Michiels zegt dat ze in de krant heeft moeten lezen dat ik bezig ben met eindtermen over technologie. Mevrouw Michiels, dan hebt u echt geslapen in de commissie voor Onderwijs! Mevrouw Poleyn en de heer Mahassine hebben me daarover, denk ik, nog maar een maand geleden uitvoerig ondervraagd. Heel dat eindtermenverhaal is uitvoerig besproken in de commissie voor Onderwijs. Wat doet u daar dan in godsnaam als u nu zegt dat u dat in de krant hebt moeten lezen? (Rumoer bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Demeulenaere, over het onderscheid tussen de vakoverschrijdende eindtermen voor economie en de discussie over ondernemingszin hebben we het al vaak gehad. De heer Tavernier heeft overschot van gelijk. Dat is een ander debat. U moet niet van het ene op het ander wippen in een poging me zaken te verwijten.
We zijn al heel lang bezig met het herbekijken van de vakoverschrijdende eindtermen. We doen dat in de breedte. Er is wetenschappelijk onderzoek over de impact daarvan.
Mijnheer Tavernier, ik zal heel kort antwoorden op uw heel relevante vraag waarom we kiezen voor de vakoverschrijdende eindtermen. Alles heeft zijn voor- en zijn nadelen. Het alternatief is een bijkomend vak economie. Het uurrooster is vaak al zeer overladen. Scholen zitten overvol met vakken. We maken een keuze. We vragen om in het geheel van de vakken - indien gewenst via een apart vak, via projecten of in een vrije ruimte - ervoor te zorgen dat leerlingen minimale noties hebben van het sociaaleconomisch leven.
Elk voordeel heeft zijn nadeel. Het voordeel is dat de scholen dan niet verplicht worden een apart vak in te voeren. Het nadeel is dat we vragen dat ze dat verweven in het geheel van de vakken. Het klopt dat het niet zo gemakkelijk is om te controleren hoe dat gebeurt. Onze inspectie is er echter wel toe verplicht om daarvan de resultaten te bekijken. Dat proces is lopende.
Mevrouw de voorzitter, ik zou graag hebben dat we niet voor niks bezig zijn in de commissie voor Onderwijs. De zaak is daar uitvoerig besproken.
Mijnheer de minister, ik ben echt teleurgesteld dat u de essentie van mijn vraag niet wil snappen. De essentie is dat we niet willen dat de vakoverschrijdende eindtermen een lege doos zouden zijn en dat de leerlingen er niets van overhouden. Voor ons is de essentie dat dit geen dode letter wordt, dat ze een degelijke invulling krijgen, ook voor sociaaleconomische vakken, voor burgerzin en alle andere thema's die er nu zijn in opgenomen. Dat is onze bezorgdheid, want de doorlichtingsverslagen geven ook aan dat dat tot op de dag van vandaag geen goede invulling krijgt. (Applaus bij Open Vld)
Mijnheer de minister, het is vrij laag bij de grond als u zegt dat ik zit te slapen in de commissie voor Onderwijs. U weet zeer goed dat dit niet zo is.
De essentie van mijn vraag was trouwens dat onze fractie al heel lang vraagt om eerst een evaluatie te maken van wat bestaat vooraleer er nieuwe zaken - terecht of onterecht - aan toe te voegen.
Het incident is gesloten.