Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het voorstel van federaal minister van Werk Milquet inzake een mobiliteitspremie voor werkzoekenden en het standpunt ter zake van de Vlaamse Regering
Verslag
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, minister Milquet, de nieuwe minister van Werk van de federale regering, is van een beleidsnota Werk bevallen. Een van de uitschieters in dit document is het voorstel werkzoekenden uit een regio met een hoge werkloosheid een premie van 75 euro per maand te beloven indien ze in een regio met een lage werkloosheid werk zoeken en eventueel vinden. Dit is althans mijn samenvatting van het voorstel.
We kunnen daar de wenkbrauwen over fronsen. Deze maatregel is eerst en vooral onrechtvaardig. Het gaat ten tweede om de omgekeerde wereld en ten derde loopt er een communautaire draad door. De maatregel is onrechtvaardig want iemand die werk zoekt en uit een regio komt waar de werkloosheid laag is en gaat werken in een regio waar de werkloosheid laag is, krijgt die premie niet. Ik vraag me af hoe zo'n ingewikkelde maatregel zal worden geïmplementeerd.
Het is de omgekeerde wereld wanneer er bonussen worden uitgereikt aan diegenen die werk zoeken. Ik dacht dat wanneer iemand werkloosheidssteun kreeg, daar tegenover moest staan dat hij of zij beschikbaar is voor de arbeidsmarkt en dat die geacht wordt om al dan niet met hulp - in Vlaanderen gebeurt dat vrij intensief via de VDAB - naar een job te zoeken.
Als ik me afvraag wat de ratio is van een dergelijke maatregel, dan kom ik uit bij de communautaire draad. Dit is een federale maatregel die perfect op maat van Wallonië is gesneden. Dat is in het verleden nog gebeurd. Ik denk aan het Rosettaplan van mevrouw Onkelinx indertijd. Dat was een federale maatregel die perfect op maat van Wallonië was gesneden. Deze nieuwe maatregel is ook vooral op maat van de Waalse behoeften gesneden. Als deze maatregel er komt, krijgen we met een nieuwe transfer te maken, die niets zal oplossen, maar veel geld van Vlaanderen naar Wallonië zal sassen.
In het beleidsplan van minister Milquet staan nog andere zaken. Er staan plannen in in verband met kinderopvang, met opleiding en dergelijke meer. Dat zijn allemaal onze bevoegdheden. Als minister Milquet er dan nog bij zegt dat ze deze elementen voorstelt met de bedoeling om het debat over het overhevelen van de elementen van de arbeidsmarkt naar de regio's tegen te houden, dan is het plaatje rond. We zouden eerst kunnen zeggen dat deze maatregel ingewikkeld en moeilijk toepasbaar is. Als we de rest erbij lezen en de verklaringen van de minister horen, dan weten we wat de bedoeling is. CdH heeft blijkbaar niet voor niets mevrouw Milquet op de post werk gezet. Dat is immers een van de speerpunten van de Vlaamse Regering in de Octopusnota. Minister Milquet wil dat met deze maatregelen afblokken.
Men zal federaal geld gebruiken om iets te doen wat alweer op maat van Wallonië is gesneden. De bedoeling is om het debat over de regionalisering van een aantal elementen inzake het arbeidsmarktbeleid af te blokken. Mijnheer de minister-president, mijnheer de minister, wat denkt u inhoudelijk over deze maatregel? De Vlaamse Regering werkt al lang aan het intensifiëren van het activeren van werklozen. We zien nu een recuperatie door minister Milquet op federaal vlak met de bedoeling om het debat over de regionalisering van het arbeidsmarktbeleid te blokkeren. Wat denkt u ervan dat deze maatregelen worden aangekondigd om het debat over dat luik van de staatshervorming te blokkeren? Als die maatregelen van kracht worden, zijn we veraf van de copernicaanse revolutie waar de minister-president het zo graag over heeft.
De heer De Craemer heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, in tal van kranten hebben we inderdaad kunnen lezen dat de Belgische minister van Werk, mevrouw Milquet, een premie wil geven aan werklozen die in een andere regio willen gaan werken. In de pers is te weinig aan bod gekomen dat het wel degelijk gaat over werklozen die in een streek met hoge werkloosheid wonen en gaan werken in een regio waar veel werk is.
Het gaat onder andere en vooral om de potentiële kiezers van mevrouw Milquet: de Brusselaars die in Vlaanderen of Waals-Brabant gaan werken. Ook de mensen uit Henegouwen die in West-Vlaanderen aan de slag kunnen, zullen ervan profiteren. Maar de Vlamingen die in Brussel gaan werken, blijven in de kou staan.
De N-VA is uiteraard een voorstander van arbeidsmobiliteit. Uiteraard willen we dat de Waalse en de Brusselse werkloosheidsgraad daalt. Onze Vlaamse bedrijven kunnen bij de arbeidsmobiliteit vanuit een ander gewest alleen maar wel varen. De mobiliteitspremie die mevrouw Milquet voorstelt, is echter onaanvaardbaar. Ik som u een aantal redenen op.
Stimuleert minister Milquet op die manier de werkgevers? Volgens mij niet. Stimuleert ze ons of de werkgevers om de taal- en mobiliteitsproblemen op te lossen door meer middelen te geven? Volgens mij niet. Is de wortel van het probleem een loonkloof? Neen, want doorgaans gaat het over goedbetaalde jobs in Vlaanderen, zoals de jobs op de luchthaven van Zaventem. Bovendien gaat het nu, na de btw-maatregel, om een tweede poging van de Franstaligen om in de Vlaamse geldbeurs te zitten en nieuwe transfers te creëren. Het is bovendien een onrechtvaardige maatregel voor de duizenden Vlamingen die dag na dag al jarenlang naar Brussel pendelen maar daar geen premie voor krijgen. Het lijkt de omgekeerde wereld wel, want het lijkt me niet goed dat men een premie geeft om iemand te motiveren om werk te zoeken. Het is een maatschappelijke plicht om werk te zoeken. Ten slotte probeert mevrouw Milquet zo een debat over de staatshervorming een halt toe te roepen en de regionalisering van het arbeidsmarktbeleid tegen te gaan. Dat is haar doel. Wij pleiten er dus voor om het geld eerder te spenderen aan een gerichte lastenverlaging om onder meer de werkloosheidsval weg te werken.
Verder pleiten we uiteraard voor de overheveling van het arbeidsmarktbeleid, zodat de gewesten verantwoordelijk worden voor de strijd tegen de werkloosheid. Vlaanderen vindt dat dit laatste moet gebeuren via een krachtig activeringsbeleid. Een dergelijk beleid voeren we al, onder meer dankzij de sluitende aanpak. Uiteraard is daaraan een sanctioneringsbeleid gekoppeld. In Wallonië, Brussel en op het federale niveau is daar geen sprake van.
U reageerde reeds afwijzend op het voorstel van mevrouw Milquet. Ik citeer u: "Ik wil de verantwoordelijkheid bij de gewesten en gemeenschappen leggen. Op korte termijn voorzie ik met deze maatregel zelfs een rem op het Vlaamse beleid omdat de werkzoekenden die nog aarzelen om de grens over te steken, zullen blijven wachten op de premie."
Mijn vragen zijn dan ook logisch. Eén: wat is het standpunt van de Vlaamse Regering? Doorkruist het voorstel het Vlaamse activerings- en arbeidsmarktbeleid niet? Wat met de geplande interregionale banenconferentie? Wat met de bestaande Vlaamse maatregelen? Twee: volgens de N-VA is dit een voorafname op het debat over de staatshervorming. Het gaat er zelfs tegenin. Hoe ziet u dat? Wat zal de Vlaamse Regering ter zake ondernemen?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik heb me inderdaad erg kritisch uitgelaten over het interview met collega Milquet, maar wel met heel andere argumenten dan deze die u hier gebruikt. Als ik mevrouw Milquet zou zijn, dan zou ik uw argumentatie meteen volledig onderuit halen. Uw argumentatie is fout, kortzichtig en vertrekt vanuit een ongelooflijke vooringenomenheid over hoe men dit debat moet voeren. Ik zal u dat dadelijk illustreren.
Ik was wel erg kritisch, om verschillende redenen. De eerste reden is dat ze tot vandaag met mij niet heeft overlegd. Ik vind dat jammer. Een federale minister van Werk moet weten dat er een belangrijke hefboom of arm in de gewesten zit. Ik vind dat men moet beginnen met te bekijken wat die armen in de drie gewesten kunnen doen, en dat moet in de federale aanpak worden geïntegreerd. Ze heeft dat tot op heden niet gedaan, en ik heb dat betreurd. Dat laatste leidde er wel toe dat ik maandag ben opgebeld met een uitnodiging om te overleggen. Gisteren heb ik dan een goed gesprek met haar gehad. Ik haal er een paar positieve zaken uit.
Ze heeft duidelijk gemaakt dat het voorstel 'mobiliteitspremie' een voorstel is van de federale sociale partners, wat ze gewoon voorlegt. Ze is er dus niet aan gebonden. Bovendien wil ze grondig overleg met mij en mijn gewestelijke collega's. Dat vind ik zeer belangrijk. Op dat vlak vind ik het eerder goed nieuws.
Zeer algemeen - en u hebt er even op gewezen - heb ik ook kritisch gereageerd op de teneur van het interview omdat ik vaststel dat men op het federale niveau maar niet kan weerstaan aan de verleiding - en het gaat niet alleen om mevrouw Milquet - om voortdurend bezig te zijn met zaken die de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid zijn van gewesten en gemeenschappen. Eigenlijk moet een federale regering vooral een aantal dingen niet doen. Ze zijn al zo arm als Job en ze moeten dus niet beginnen met plannen en initiatieven te lanceren voor kinderopvang met dienstencheques, voor opleiding enzovoort. Ze hebben er geen geld voor en wij zijn bevoegd. Laat ons werken aan kinderopvang en opleiding. Het is natuurlijk frustrerend voor politici om geen initiatief te mogen nemen op bepaalde terreinen. Men kan duidelijk niet aan de verleiding weerstaan. Ik zou hopen dat het nu voor eens en voor altijd duidelijk is. Laat de federale overheid zich nu eens concentreren op wat haar corebusiness is: justitie, veiligheid, defensie, buitenlandse politiek, het financieren van pensioenen, het financieren van gezondheidszorg. Dat ze dat goed doen. Dan heb je enig perspectief dat we fatsoenlijke pensioenen en gezondheidszorg zullen hebben. Dat is mijn mening. Ik heb haar dat ook gezegd.
Wat de idee van de mobiliteitspremie betreft, vind ik dat u het eigenlijk verkeerd voorheeft. Het is geen debat over een transfer van Vlamingen naar Walen. Het zit zo niet in elkaar. De federale sociale partners hebben een voorstel uitgewerkt - en het is nogal ingewikkeld - dat werkt als volgt. Als iemand die woont in een gemeente waar de werkloosheidsgraad hoger is dan het gemiddelde van het gewest, gaat werken in een arrondissement waar de werkloosheidsgraad lager is dan het Belgische gemiddelde - volgt u nog? - dan krijgt die een premie voor één jaar.
Er zijn nogal wat Vlaamse gemeenten die in aanmerking komen als vertrekplaats voor een werkplaats. Ik heb een theoretische oefening gedaan. Het huidige Vlaamse gemiddelde, de gewestelijke werkloosheidsgraad, is 7,7 percent. Veronderstel dat men het voorstel zo zou uitvoeren dat in elke gemeente waar er meer dan 7,7 percent is, je aan de vertrekkende werkloze die daar woont en vertrekt naar een bedrijf elders, een premie geeft, dan komen er 59 Vlaamse gemeenten met een werkloosheidsgraad boven het Vlaamse gemiddelde in aanmerking. Als je vertrekt vanuit die 59 Vlaamse gemeenten en je gaat naar één van de 247 andere Vlaamse gemeenten, dan krijg je zo'n premie.
Ik heb ook uitgerekend hoeveel Waalse gemeenten er zijn en hoeveel niet-werkende werkzoekenden er wonen. Ik kan u die cijfers geven. De Vlaamse gemeenten waar men zou kunnen genieten van die premie, hebben 113.411 niet-werkende werkzoekenden, de Brusselse 61.000 en de Waalse gemeenten 159.941. Het is een inschatting van dit mechanisme.
Het gaat dus niet om geld geven aan de Walen. Als ik mevrouw Milquet was, dan stuurde ik u onmiddellijk naar huis als u met dat argument komt, want het klopt niet. Wees toch niet zo blind en bevooroordeeld in zo'n debat. Kijk naar wat op tafel ligt. Wat op tafel ligt, is hopeloos ingewikkeld, onwerkbaar en komt nogal raar over.
U moet maar eens een laaggeschoolde inwoner zijn uit Koksijde die het moeilijk heeft om aan werk te geraken en gaat werken in Kortrijk. Een collega in het bedrijf komt uit Nieuwpoort, maar hij krijgt de premie wel en u niet, want in Nieuwpoort zit men boven het Vlaamse gemiddelde en in Koksijde niet. Dat kan men niet uitleggen.
Bovendien is het hopeloos gecompliceerd, en daar is de vergelijking met Rosetta zaliger gedachtenis wel juist. Het veronderstelt dat men elk jaar die percentages herrekent, waarbij men nooit op voorhand kan voorspellen hoe lang het gunstregime duurt. We moeten af van zo'n schema's.
Waarom ontstaat zo'n hopeloos ingewikkeld schema? Het ontstaat omdat iemand van goede wil - ik denk dat minister Milquet van goede wil is, want ze zegt een aantal behartenswaardige dingen - op federaal niveau maatwerk probeert te leveren. Dat gaat niet. Dan krijg je dit soort dromedarissen. Het mooiste paardje dat men federaal wil tekenen voor maatwerk op de arbeidsmarkt wordt dit soort dromedaris. Dat is het probleem.
Dat is de reden waarom we het moeten veranderen. U zegt dat het hier een transferverhaal is, waarbij de arme Vlamingen moeten betalen voor de Walen. Als ik de advocaat van minister Milquet was, liet ik u alle hoeken van dit halfrond zien, want het is gewoon niet juist.
Maar het is wel onwerkbaar. Ik denk dat we een debat moeten voeren over wat eenvoudig is, wat werkt en op welk niveau we maatwerk kunnen leveren. Ik zeg al sinds enige tijd dat we zouden moeten decentraliseren in het werkgelegenheidsbeleid. Geef de hele verantwoordelijkheid over doelgroepenbeleid, activering, passende dienstbetrekking, vrijstellingen en beschikbaarheid aan de gewesten en roep ze tot de orde op basis van hun verantwoordelijkheid in plaats van in hun plaats te willen treden.
Dat is wat we moeten doen. Men is het daar in het zuiden van het land vandaag nog niet mee eens. Dat is iets anders, maar dat debat moeten we voeren. We moeten het juiste debat voeren. Het is ook een rationeel debat. Het is niet een debat waarbij we zeggen dat we in Wallonië nog eens een paar miljard gaan halen die ze van ons onterecht hebben afgenomen. Dat is niet het debat. Het debat gaat over een rationele organisatie, gebaseerd op decentralisatie en het zetten van incentives, ook voor overheden. Dat is een modern debat over regionalisering. Daarover gaat het.
Ik heb daarover een goed gesprek gehad met minister Milquet, want we zullen elkaar ongetwijfeld nog moeten ontmoeten in de discussies over de staatshervorming. Ik heb haar ook gezegd, maar dat wist ze, dat we niet bij de pakken blijven zitten. Onze minister-president heeft, denk ik, een uitstekend initiatief genomen door te vragen om op het niveau van de regeringen samen te zitten met betrekking tot interrregionale mobiliteit. We zijn dat plan ondertussen ook aan het uitvoeren. De idee is eigenlijk dat we tussen 11 en 21 juli mikken op de banenconferentie. We gaan daar niet gewoon een hoogmis van maken, we willen dat zeer goed voorbereiden. We zullen dat doen met twee werkgroepen. Er is een werkgroep bemiddeling en vorming, waar de ministers van Werk samen zitten met de ministers verantwoordelijk voor vorming. In een werkgroep mobiliteit zitten de ministers van Werk samen met de ministers van Mobiliteit. In een overkoepelende werkgroep hebben vanzelfsprekend de ministers-presidenten een belangrijke rol, samen met de ministers van Werk, Vorming en Mobiliteit. De bedoeling is dat we in werkgroepen nu een aantal voorstellen uitwerken en die dan op de banenconferentie kunnen bevestigen.
Ik zou wel willen beklemtonen dat de minister-president en ik ons zeer bewust zijn van het feit dat het geen gemakkelijk verhaal is. We hebben natuurlijk te maken met mensen die soms zeer lang in de werkloosheid hebben gezeten en daar niet zo gemakkelijk uit te halen zijn. We hebben te maken met een belangrijk taalprobleem. Ik denk persoonlijk dat men in Vlaanderen en bij sommige werkgevers misschien de lat wat te hoog wil leggen voor de start van een werknemer. Vandaag stond een mooi pleidooi in De Tijd in dat verband. Eerst moeten we mensen over een lat laten springen waar ze over kunnen springen en geleidelijk leggen we de lat dan hoger wat betreft taal. We willen daarvoor ook instructeurs ter beschikking stellen, maar het is wel een hardnekkig en moeilijk probleem.
Ik pleit er ook voor dat de gewestelijke diensten de werkzoekenden motiveren en, waar nodig, ook druk zetten om de interregionale mobiliteit te organiseren. Ik geloof inderdaad meer in begeleiding, motivatie en druk dan in dit soort van premies. Premies hebben in het veleden niet bijzonder goed gewerkt, zeker niet als men ze zo ingewikkeld maakt. Dat is wat we aan de orde hebben gezet. Als u vraagt of het vooruit gaat, moet ik zeggen dat het vooruit gaat. Ik heb het ook uitgelegd aan minister Milquet.
We willen ons inderdaad niet laten dwarsbomen. Ik heb de kanttekening gemaakt dat het aankondigen van een premie zorgt voor een omgekeerd aankondigingseffect. Diegene die de premie moet krijgen, zal immers wachten tot die er is. Dat moet men dus vooral niet doen. Maar goed, we zullen daarover ongetwijfeld nog overleg hebben. De minister-president wil constructief overleggen met minister-president Demotte en minister-president Picqué. Ik wil dat constructief doen ten overstaan van mijn collega's. Ten aanzien van voorstellen die ik niet zo goed vind, wil ik toch proberen de juiste kritiek te formuleren, en niet een kritiek waarbij de pijl in de verkeerde richting wordt geschoten. Dat is wat u een beetje doet, vind ik, eerlijk gezegd.
Mijnheer de voorzitter, u zegt dat we dat niet moeten bekijken in termen van transfers. Als die maatregel er ooit komt, zal blijken wat het effect ervan is. U hebt echter wel gezegd dat het nemen van een federale maatregel die voor maatwerk wil zorgen, niet kan en ook nooit zal lukken. Daar hebt u gelijk in. Alleen wordt er alweer een maatregel aangekondigd met als bottomline dat er van een regio en een gemeente naar een arrondissement wordt overgegaan. Het gaat over verschillen qua werkloosheidsgraad per arrondissement. Zo heb ik het toch gelezen. Als dat gebeurt, dan weten we toch welk effect dat zal hebben. Dat is een maatregel op maat, niet op maat van het hele land, want dat kan niet, maar dan toevallig weer van het zuiden van het land. Dat zult u niet ontkennen.
Ik vind het wel leuk dat u zegt dat het niet goed is maatregelen op voorhand aan te kondigen, omdat er dan verwachtingen worden gecreëerd. U kent ook wel iets van aankondigingspolitiek. Ik hoor u zeggen dat mevrouw Milquet in feite niets anders gedaan heeft dan een aantal voorstellen van de sociale partners naar voren brengen. Mevrouw Milquet is minister van Werk. Ik moet me niets aantrekken van de vraag waar die voorstellen vandaan komen. Zij formuleert die als minister: dan kunnen we haar daarop aanspreken als minister.
Wat u nu in feite zegt, hebt u op 31 januari ook in de commissie van dit parlement gezegd, naar aanleiding van een aantal vragen om uitleg over hoe u de regionalisering van het arbeidsmarktbeleid ziet. Ik heb dat verslag trouwens ook nog eens gelezen. Eigenlijk is wat u hier zegt, daar de samenvatting van. Ik ben het natuurlijk niet altijd eens met wat u zegt. Ik vind dat u niet ver genoeg gaat. Ik heb echter uw visie wel door. U vindt dat het doelgroepenbeleid aan de gewesten en gemeenschappen moet worden overgelaten, met vorming, kinderopvang, het al dan niet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. U vindt dat de gewesten daarover moeten beslissen, en eventueel ook over de vrijstelling van die beschikbaarheid. Ik stel vast dat het onderdeel met betrekking van de werkgelegenheid van het federale regeerakkoord daar precies over gaat. Daarin worden maatregelen aangekondigd met betrekking tot het doelgroepenbeleid, tot de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en de eventuele vrijstelling voor die arbeidsmarkt. Ze zijn daar dus mee bezig en dit past daarin.
Ik denk niet dat het toeval is dat precies minister Milquet op die post zit. Ongetwijfeld heeft ze goede bedoelingen. Iedereen heeft die, neem ik aan. We moeten echter bedenken dat dit precies een van de speerpunten is van de Vlaamse Regering bij de vraag naar de overheveling van een aantal bevoegdheden, meer bepaald met betrekking tot het arbeidsmarktbeleid. Het is geen toeval dat ze nu met zo'n beleidsnota voor de dag komt, waarin die maatregel staat, en nog heel wat andere met betrekking tot kinderopvang, opleiding en dergelijke meer. Los van de vraag of dit een transfer is, is ze volgens mij hoe dan ook bezig met een soort recuperatie, zodat tegen 15 juli kan worden gezegd dat het eigenlijk niet meer nodig is en dat dit eventueel best federaal wordt gehouden. Ik houd een beetje mijn hart vast als ik die beleidsnota van de federale minister van Werk zie.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik ga er uiteraard ook van uit dat ministers, ook Belgische, goede bedoelingen hebben. De bedoelingen van minister Milquet zijn misschien selectief, maar ze zijn wellicht toch goed.
Dat er geen overleg is, heb ik al meermaals gehoord. Het is traditie dat federale ministers voorstellen doen zonder overleg te plegen met hun Vlaamse, Waalse en Brusselse collega's.
U verwijst naar het hoge aantal Vlaamse gemeenten dat in aanmerking komt voor deze maatregel. Volgens mij telt echter het aantal werklozen dat in aanmerking komt. Gelukkig zijn die er in Vlaanderen veel minder dan in Brussel en Wallonië.
Ik wil u even onderbreken. Als advocaat van minister Milquet zou ik u onmiddellijk van antwoord kunnen dienen. "Mijnheer De Craemer, hoe wilt u dat ik iets doe voor werklozen zonder veel meer goeds te doen voor Walen en Brusselaars dan voor Vlamingen? Er zijn nu eenmaal verdomd veel meer werklozen in Wallonië en in Brussel."
Dat zijn toch geen argumenten, mijnheer De Craemer! Laat ons in het debat met de Franstaligen in godsnaam de juiste argumenten gebruiken.
De federale Franstalige ministers hebben al verschillende voorstellen gedaan die, als puntje bij paaltje komt, goed uitdraaien voor hun kiespubliek.
Ik heb nog genoeg andere tegenargumenten aangehaald vandaag. U focust enkel op de transfers. Dat is uw probleem. Dat was niet de belangrijkste reden die ik aanhaalde. Ik heb vier redenen aangehaald.
Het belangrijkste is echter dat we tot dezelfde slotsom komen. We zijn het erover eens dat de maatregel slecht is. We moeten ons focussen op het kerntakendebat. Daarover zijn we het ook eens. Wat doet elk overheidsniveau? Blijkbaar heeft niet iedereen daar nog een klare kijk op. De inmenging van de Franstalige federale ministers in een gewest- of gemeenschapsaangelegenheid is uit den boze. Dat moeten we benadrukken. Ze moeten zich bij hun eigen taken houden en rekening houden met de Vlaamse maatregelen.
Laten we werk maken van die banenconferentie. Ik hoop dat daar daadwerkelijk iets gebeurt, dat daar afspraken worden gemaakt rond bevoegdheden en maatregelen. We hebben er als Vlamingen belang bij om zo veel mogelijk Brusselaars en Walen aan het werk te krijgen. Dat zou bijdragen aan de daling van de transfers. Het kan ook het tekort aan arbeidskrachten in onze regio helpen oplossen.
Ten slotte kijk ik uit naar de actie van de Vlaamse Regering, onder meer op de banenconferentie. We moeten een duidelijk standpunt formuleren ten opzichte van de federale regering. Dergelijke onbezonnen maatregelen kunnen niet meer in de toekomst.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik wil als CD&V-lid mijn bijdrage leveren. Niemand moet worden overtuigd van het belang van interregionale mobiliteit. Het initiatief van de beide ministers-presidenten is heel goed. We moeten geloven in onze eigen krachten en een positief verhaal brengen.
Als gewest kunnen wij zelf initiatieven nemen. Met die interregionale banenconferentie gebeurt dat ook. Ik ben zeer blij dat onze minister-president en onze minister van Werk het heft in eigen handen nemen. We mogen geen koudwatervrees hebben, wat ik meen op te maken uit de actuele vragen. Alle federale initiatieven om de werkgelegenheid te stimuleren, worden met argusogen bekeken. Dat moeten we nog overwinnen. Op de banenconferentie kan de federale overheid gerust een bijdrage leveren. Dat is dan wel een copernicaanse revolutie, mijnheer Van Hauthem. De gewesten hebben de leiding over die conferentie. Zij nemen het initiatief. Het federale niveau moet niet worden uitgesloten, maar kan worden ingepast in de regionale strategieën. Vlaanderen moet niet altijd verkrampt reageren.
Betreffende de maatregel van minister Milquet is genoeg gezegd. Een goede maatregel moet eenvoudig zijn. We hebben de voorbije jaren al een panoplie aan maatregelen genomen op de arbeidsmarkt. Eén les moeten we onthouden: eenvoud doet maatregelen werken. Overleg tussen de niveaus is noodzakelijk.
Nog twee woorden over het interview met minister Milquet. Het is heel duidelijk dat met deze kleine maatregel de interregionale mobiliteit geen grote stimulans krijgt. Dat is maar een druppel op een hete plaat. Voor activering is veel meer nodig.
Wat vooral belangrijk is, is de recuperatie. De enige Belgische arbeidsmarkt wil ze op die manier redden en de regionalisering van grote pakketten is dan niet meer nodig. Dit moeten we voor rekening van minister Milquet laten. Daar is zelfs het regeerakkoord duidelijk in. Voor de zomer moeten daarin heel andere accenten worden gelegd, zoals homogenisering van bevoegdheden, arbeidsbemiddeling, doelgroepenbeleid en activering, met de noodzakelijke responsabilisering, want anders kan dit niet lukken.
De heer Gatz heeft het woord.
Het is interessant om dit debat over werk en activering van werkzoekenden vandaag te voeren, nu er een verontrustende economische parameter op een krantenvoorpagina verschijnt, over het negatieve karakter van onze handelsbalans. Het een heeft niet rechtstreeks met het ander te maken, maar het toont wel aan dat we permanent waakzaam moeten zijn en dat we inzake activering van werkzoekenden een tandje moeten bijsteken.
Van het voorstel van minister Milquet worden wij, liberalen, niet warm en niet koud. Ofwel zijn de premies niet hoog, wat ze symbolisch maakt en niet doelmatig, ofwel zijn ze wel hoog en niet betaalbaar voor de schatkist. Dit zal ons niet uit de problemen halen. Er zullen nog veel meer zaken moeten gebeuren. Het is zeker niet ambitieus genoeg. Het mag geen obstakel zijn om de discussie te voeren over de staatshervorming met betrekking tot de overheveling van andere aspecten van werkgelegenheid naar de deelstaten en gewesten.
Mijnheer de minister, het doet me plezier dat u minister Milquet zult ontmoeten. Dat is beter dan heen en weer te moeten reageren via de kranten. Met welke kernpunten zult u aan dat gesprek beginnen om aan te tonen dat uw stelling, die ook de onze is, dat het zwaartepunt voor maatwerk inzake activering van werkzoekenden wel degelijk bij de deelstaten ligt, juist is? Wat zult u met haar bespreken?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Er zijn veel redenen te bedenken waarom het voorstel van minister Milquet niet goed is. Ik sluit me aan bij minister Vandenbroucke, die zegt dat de argumenten van de eerste spreker niet kloppen. Ze bekrachtigen het feit dat de regeling te ingewikkeld is. Als twee eminente vraagstellers van dit parlement er blijkbaar niet uit geraken wat de draagwijdte is van het voorstel, hoe zou iemand die de zaken van minder nabij volgt, er wel uit geraken?
Daarenboven is het voorstel ook onzeker. Het zou jaarlijks moeten worden herbekeken. Het beantwoordt niet aan de belangrijkste werkloosheidsvallen voor de beoogde doelgroep. Die 75 euro biedt geen antwoord op vragen over mobiliteit en op de nood aan kinderopvang. Minister Vanackere heeft zopas nog haarfijn uitgerekend wat een dag kinderopvang kost aan een gezin. Het is duidelijk dat die kloof niet gedicht wordt met die 75 euro.
Het risico bestaat dat er een bijzonder klein effect uitgaat van die maatregel. Degenen die vandaag al aan de slag zijn en aan de voorwaarden voldoen, kunnen dan de premie opstrijken. Het weze hun gegund, maar dat levert geen bijkomende invulling van vacatures op. Het zou een poging kunnen zijn om het debat te monopoliseren op het federale niveau.
Ik heb begrepen, en ik wil de minister daarin steunen, dat door zijn forse kritische, maar ook constructieve houding er nu eindelijk overleg komt. Ik ben het immers wel eens met de heer De Craemer dat er op federaal niveau een slechte traditie bestond om maatregelen te lanceren zonder overleg te plegen met de gewesten. Ik hoop dat de vicieuze cirkel wordt doorbroken.
Mevrouw de voorzitter, ik denk dat ik in de gedachtewisseling met de heren Van Hauthem en De Craemer het nodige heb gezegd.
Ik ben het helemaal eens met wat de heer Van Malderen zegt, en de heer Gatz stelde de belangrijke bijkomende vraag over wat we graag op de agenda zouden hebben. Ik heb even tussen mijn papieren gezocht, want ik heb een heel lang lijstje met heel concrete punten die ik met mevrouw Milquet wil bespreken. Ik heb haar overigens gezien, gisterennamiddag en we hebben afgesproken dat we verder zullen spreken. Ik heb het lijstje niet bij me en kan de gedetailleerde punten dus niet opsommen.
Grosso modo zijn er drie grote onderwerpen waarvan er twee echt op doorgeweven bevoegdheden zitten. Het eerste onderwerp betreft de vraag hoe we verder gaan met het opvolgen van de beschikbaarheid van werkzoekenden, het fameuze samenwerkingsakkoord van 2004. Dat akkoord zit in nu in de evaluatiefase en moet opgevolgd worden door een nieuw akkoord. Hoe gaan we verder? Ik heb aan mevrouw Milquet in heel algemene termen gezegd hoe ik daartegenaan kijk. Ik denk niet dat wij een probleem hebben dat bepaalde termijnen in de cyclus van opvolging van werkzoekenden versneld worden bijvoorbeeld. Ik ben absoluut niet bereid om te komen tot een schema waarbij de bevoegdheden door elkaar worden gehaspeld, maar dat stelt zij op dit moment ook niet voor.
Een tweede grote thema is de interregionale mobiliteit.
Een derde grote thema zit louter op haar bevoegdheid, maar destijds heb ik er als federale minister van Werk toch ook over gesproken met de gewesten. Zij wil namelijk een vereenvoudiging van de parafiscale lastenverminderingen. Dat is goed, maar het zou nuttig zijn om daarover van gedachten te wisselen vanuit onze ervaring, zelfs al is dit vandaag een exclusieve bevoegdheid van de federale overheid.
Ik heb daar een kleine voetnoot bij. Ik denk dat het een relatief hopeloze onderneming is om federaal een duurzame vereenvoudiging van de lastenverminderingen na te streven. Elke regering vereenvoudigt ze, maar ze worden daarna weer ingewikkelder omdat er allerhande ingewikkelde compromissen moeten worden gesloten over uiteenlopende doelgroepen. De beste vereenvoudiging zou inhouden dat federaal exclusief bevoegd is voor de algemene lastenverminderingen en dat de gewesten bevoegd zijn voor de doelgroepen. Zo zou het federale verhaal eenvoudig blijven. Zolang we daar niet zijn, is het best om er met elkaar over te praten, ook al zijn wij niet bevoegd voor de lastenverminderingen in de huidige bevoegdheidsverdeling.
Ik heb haar dus gesuggereerd om over die onderwerpen te overleggen.
Mijnheer de minister, ik onthoud dat u hoe dan ook bijzonder sceptisch bent, zeker vanuit uw visie op de bevoegdheidsverdeling. Men kan er het verslag op nalezen van de commissie waar u dit alles uit de doeken hebt gedaan.
Mijnheer Van Malderen, het is heel interessante lectuur en die strookt helemaal niet met de beleidsnota zoals die nu in de Kamer ter bespreking ligt. In die nota staan al die voorstellen van mevrouw Milquet. Het gaat niet over een interview, maar over een parlementair document. We zien dus geen spoken.
Mijnheer Van den Heuvel, we hebben geen koudwatervrees. We zitten nu in Vlaanderen met een activeringsbeleid dat al lang geleden werd opgestart en nog steeds blijft bestaan. Aan de andere kant is men amper begonnen en wil men altijd met zogezegd federale maatregelen werk leveren dat soms, misschien toevallig, aan een bepaalde groep tegemoet kan komen. Het gaat trouwens niet om koudwatervrees, want een van de eerste reacties van de minister van Werk, de heer Vandenbroucke, bij het lezen van dat interview, was dat hij dacht dat het weer 1987 was, voor de regionalisering van het werkgelegenheidsbeleid. Dat zegt volgens mij genoeg.
Mijnheer Van Malderen, uw loyauteit tegenover uw minister siert u. Ik vind het logisch dat we niet dezelfde visie hebben, maar ik ben altijd bereid om eens een halfuurtje vrij te maken om u de draagwijdte van de transfers uit te leggen.
Mijnheer de minister, belangrijker is dat Vlaanderen nood heeft aan de juiste hefbomen en instrumenten om de toekomst van het land te verzekeren. We hebben reeds een lange en positieve weg afgelegd. Ik denk onder meer aan de sluitende aanpak, aan het activeringsbeleid en aan het sanctioneringsbeleid.
Willen we de positieve trend voortzetten, dan moeten we die instrumenten in eigen handen hebben. Daarom kijk ik uit naar 15 juli, wanneer het arbeidsmarktbeleid een van die instrumenten zal zijn. Ik kijk ook halsreikend uit naar de uitkomst van de interregionale banenconferentie.
Het incident is gesloten.