Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Glorieux heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, een paar dagen geleden heeft het Vlaams Instituut voor Vrede en Geweldpreventie het Jaarverslag Buitenlandse Wapenhandel 2007 voorgesteld. Eigenlijk verwondert dit me. Het vredesinstituut is erin geslaagd een jaarrapport met een analyse van de wapenhandel in 2007 op te stellen. De bevoegde minister is er echter nog altijd niet in geslaagd deze gegevens in de Subcommissie voor Wapenhandel aan het Vlaams Parlement voor te leggen. Mijns inziens gaat de minister hier in de fout en wordt het controlerecht van de volksvertegenwoordigers hierdoor ernstig beknot.
Ik zal de minister in de nabije toekomst vragen over verschillende elementen van dit jaarrapport stellen. Vandaag wil ik me beperken tot een enkel aspect, met name de drastische toename van de wapeninvoer in 2007. Vorig jaar zijn 280 invoervergunningen goedgekeurd. In totaal gaat het om een 65,9 miljoen euro. In vergelijking met het topjaar 2006 houdt dit een stijging met niet minder dan 130 percent in.
Volgens het vredesinstituut zijn er twee oorzaken voor deze toename. Ten eerste, in 2007 zijn een aantal contracten betreffende de invoer van militaire voertuigen en hun toebehoren voor het Belgische leger goedgekeurd. Ten tweede, de invoer van lichte, handzame wapens is waarneembaar verdubbeld. Het gaat hier om geweren, revolvers, karabijnen, vizieren en dergelijke. In 2006 is voor 6,2 miljoen euro ingevoerd. In 2007 gaat het om een bedrag van 12,9 miljoen euro. Dit is meer dan een verdubbeling. De bestemmelingen van deze lichte wapens zijn bijna allemaal Vlaamse handelaars. Het gaat hier bijgevolg om de binnenlandse markt.
Mevrouw de minister, betekent de verdubbeling van de invoer van lichte wapens door handelaars dat ook de verkoop van lichte wapens in Vlaanderen zal verdubbelen? Ik zou dit in elk geval eigenaardig vinden. Recent is, vooral op het niveau van de federale overheid, veel over de al dan niet te strenge wapenwetgeving gediscussieerd. Indien deze redenering klopt, zou een verdubbeling van de wapeninvoer aantonen dat de federale wapenwetgeving niet te streng is. Hoe verantwoordt u eigenlijk de grote toevloed van het aantal lichte wapens in de samenleving? Het is net de bedoeling van heel wat organisaties in het middenveld om dit soort wapens in te zamelen en uit de samenleving weg te halen. Vorig jaar hebben bijna alle Vlaamse vredesorganisaties samen de Vlaamse Vredesweek georganiseerd. De heer Denys, gouverneur van Oost-Vlaanderen en voormalig lid van het Vlaams Parlement, heeft in zijn provincie met veel succes een grote inzamelingscampagne opgezet. Toch is vorig jaar de invoer van dit soort wapens verdubbeld. Dit betekent dat die wapens opnieuw in de maatschappij zullen terechtkomen.
Houdt de verdubbeling van de invoer een verdubbeling van de verkoop in? Hoe plaatst u dit in het kader van de intenties en de campagnes om het omgekeerde te bereiken? Het middenveld en de gouverneur van Oost-Vlaanderen trachten deze wapens immers uit de maatschappij te halen.
Minister Ceysens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, alvorens een concreet antwoord op de vragen van de heer Glorieux te geven, wil ik duidelijk stellen dat het hier vandaag om de invoer van kleine, lichte wapens en van aanverwant materieel gaat. Meestal hebben we het hier over de uitvoer van wapens. Dit is vandaag uitdrukkelijk niet het geval.
Uit het jaarverslag van het Vlaams Vredesinstituut blijkt inderdaad dat er een stijging is van de invoer van kleine en lichte wapens en aanverwant materieel naar Vlaanderen. De stijging uit zich zowel in de totale waarde van de vergunde aanvragen als in het aantal toegestane vergunningen. De gezamenlijke waarde van het aantal toegestane invoervergunningen is gestegen van 6.180.256,43 euro in 2006 naar 12.862.685,71 euro in 2007. Het aantal vergunningen is gestegen van 190 naar 223.
De heer Glorieux vraagt terecht of er in Vlaanderen ten opzichte van 2006 een plotse en spectaculaire toename is van het aantal kleine en lichte wapens, zoals een eerste lezing van de cijfers inderdaad zou kunnen doen vermoeden. Op dat punt kan ik de heer Glorieux, de andere leden en de samenleving geruststellen dat dit niet het geval is. Het vredesinstituut zegt dat ook uitdrukkelijk op pagina 16 van het verslag: "We kunnen stellen dat de verdubbeling van de waarde van de vergunde invoer van kleine en lichte wapens en aanverwant materieel vooral het gevolg is van de toename van de vergunde invoer van munitie en vizieren." Het gaat dus niet om de invoer van kleine en lichte wapens zelf, maar over een stijging van vizieren en munitie. Ik zal u daar extra informatie over geven.
De invoer van wapenvizieren is gestegen van 1.020.443,90 euro in 2006 naar 2.454.527,12 euro in 2007. Die stijging is volledig te wijten aan één specifieke wapenhandelaar die in 2007 aanzienlijk meer aanvragen voor invoervergunningen voor wapenvizieren heeft ingediend. Deze wapenvizieren worden hoofdzakelijk verkocht aan particulieren in het kader van de jacht- en sportschutterij. We zien dat de wapenvizieren waar het hier over gaat, geen elektronica bezitten. Als ze die wel zouden bezitten, dan is dat een indicatie dat ze worden gebruikt voor bijvoorbeeld geweren voor krijgsmachten.
Er is ook een opmerkelijke stijging in de invoer van munitie. Het gaat om een stijging van 3.088.887,81 euro in 2006 naar 8.319.499,76 euro in 2007. Daar zijn een aantal verklaringen voor. Eerst en vooral speelt er een prijseffect omdat er een stijging is van de grondstofprijzen. Dat weegt uiteraard voor een deel door. De stijging is ook toe te schrijven aan een eenmalige stockopname van één wapenhandelaar. Deze wapenhandelaar staat in voor de doorverkoop aan particulieren, aan andere wapenhandelaars en aan de politie, en dat voor de hele Benelux. U weet dat daarover bepaalde afspraken zijn gemaakt.
Aangezien het gaat om wapenvizieren voor jacht- en sportschutterij en daarbij horende munitie, zal die verkoop terechtkomen bij Vlaamse jacht- en sportschutters. De rest van de munitie gaat naar één distributeur, die ze dan verder verdeelt binnen de Benelux aan drie verschillende afnemers. In het algemeen weten we dat niet alle aanvragen en vergunningen daadwerkelijk worden opgenomen. Men heeft immers één jaar de tijd om die te effectueren en dat gebeurt zeker niet in alle gevallen. Het aantal concrete opnames is meestal kleiner dan wat er aan vergunningen wordt opgeteld in waarde.
Ik wil nogmaals benadrukken dat er geen incompatibiliteit is tussen de inzameling van kleine en lichte wapens, zoals de gouverneur van Oost-Vlaanderen en de Vlaamse Vredesweek beogen enerzijds, en de vaststelling op het eerste gezicht dat het aantal kleine en lichte wapens zou stijgen anderzijds. Het gaat vooral over vizieren en munitie.
Ik dank u voor het antwoord, waarin u een aantal zaken verduidelijkt. Uw antwoord toont eens te meer aan dat er nood is aan een voorstelling en bespreking van het volledige verslag in de commissie. Volgens het Vredesinstituut gaat het in grote mate over vizieren en munitie, maar ook over een heel gamma van handzame, kleinere wapens. Het gaat effectief over munitie voor jacht- en sportwapens, en het zou maar erg zijn mocht het gaan over oorlogswapens die gewone handelaars in Vlaanderen zouden verkopen.
We mogen echter niet vergeten dat Hans Van Themsche de moorden in Antwerpen heeft gepleegd met een sportwapen dat in het reguliere circuit wordt verkocht. De toename van dat soort wapens is dus echt geen goede evolutie voor de samenleving. Ik neem alvast nota van wat u zegt. Ik hoop dan ook dat we zo snel mogelijk uw toelichting over het jaarverslag en het tweede zesmaandelijkse verslag van 2007 in de commissie zullen kunnen agenderen.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Ik dank de minister voor het antwoord en voor de steun die ze geeft aan de wapeninzamelacties in Oost-Vlaanderen en in andere provincies. Deze voormiddag was ik aanwezig op het internationale colloquium van het Vlaams Vredesinstituut. In de wandelgangen sprak ik met een aantal Europese collega's. Zij stellen een gelijkaardige stijging van de invoer van lichte wapens in de andere Europese landen vast. Vindt de minister het raadzaam om haar buitenlandse collega's daarover te vragen te stellen? Als die evolutie zich daadwerkelijk in geheel Europa voordoet, dan stelt het probleem zich op een ander niveau.
De heer Roegiers heeft het woord.
Ik heb dezelfde bezorgdheden als de heer Glorieux over de toegenomen invoer. U nuanceert dit een beetje door te zeggen dat het vooral over vizieren en munitie gaat. Sta me toe om met die nuancering niet zo gelukkig te zijn. Als mensen meer munitie in huis halen, dan is dat niet om die in het nachtkastje te leggen. Het gevaar van de toegenomen bewapening van mensen is reëel.
Hier wil ik vooral benadrukken dat een pak wapens dit land binnenkomt, maar dat we nadien niet weten wat ermee gebeurt. Toen enkele maanden geleden de cijfers bekend geraakten, heb ik contact opgenomen met het Centraal Wapenregister. In een mail meldde het Centraal Wapenregister me zwart op wit dat sinds 2006 en de hervorming van de wapenwet men eigenlijk niet meer weet wie welke wapens koopt en bezit. Men zegt letterlijk: "Dit alles maakt dat onze cijfers onvolledig en onbetrouwbaar zijn zolang de overgangsperiode loopt." Morgen is er een nieuwe federale regering. Ik zou graag hebben dat u met uw federale collega contact opneemt om na te gaan hoe we dit circuit kunnen monitoren. We moeten weten of aangekochte wapens in ons land blijven, en zo niet, wie dan wel de eigenaar wordt.
Ik heb een interview gelezen met Pietro Grasso, de nationale procureur bij de Italiaanse maffiabestrijding. Hij zegt: "Kijk naar de wapenhandel in België. Steeds opnieuw stellen wij tijdens onderzoeken vast, dat maffiagroepen hun wapens in België halen. Het kost daar kennelijk geen enkele moeite om wat dan ook te kopen en naar Italië te brengen. Ik ken de Belgische wet op de wapenhandel niet, maar of ze is niet efficiënt, of er is geen controle op. Echt, jullie hebben een serieus probleem, maar jullie beseffen het niet."
Ik zou echt met aandrang willen vragen om met de nieuwe minister, bevoegd voor het centrale wapenregister, samen te zitten en te kijken hoe we dat invoercircuit van wapens kunnen sluiten.
Het blijft natuurlijk een heel gevoelige materie. Ik breng niet alleen die nuancering aan, ook het vredesinstituut geeft aan dat het niet zomaar plots gaat over een spectaculaire stijging van de invoer van wapens. Het gaat over vizieren en munitie, wat ook gevoelige materie blijft.
Ik heb verteld wat wij weten: vanwaar ze komen, waar ze zijn en waarvoor ze worden gebruikt. Het gaat over de hele Benelux. Het gaat over vele afnemers, ook politie. Als het wettelijke verslag in de commissie wordt gebracht, zullen we dit nog eens kunnen bespreken.
Mijn verantwoordelijkheid bevindt zich op het vlak van de vergunningen. Het centrale wapenregister is nog een andere verantwoordelijkheid. Als er een nieuwe minister aangesteld is, zullen we het verder opvolgen.
Ik weet niet of de heer De Bruyn het had over wapens of over vizieren en munitie. Het blijft gevoelig, maar er is toch een verschil tussen wapens of vizieren. Als het zou gaan over vizieren en munitie, dan hebben we mogelijk een vergelijkbaar feit.
Er komen nieuwe gesprekken over vergunningen op Europees niveau. Ik zal dit probleem onder de aandacht brengen. Als de aanvragen wettelijk in orde zijn, dan leveren wij vergunningen af aan deze mensen. Eens ze gekocht zijn, moet er een registratie gebeuren, wat de verantwoordelijkheid van een andere minister is.
Het incident is gesloten.