Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het voorstel om meer opleidingen in het hoger onderwijs in het Engels te geven
Actuele vraag over het hoger onderwijs in een andere taal
Verslag
De heer Gatz heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw de minister, ik wil u zo meteen enkele vragen voorleggen over de mogelijkheid om het taalregime in het hoger onderwijs te versoepelen. Laten we het maar wat duidelijker zeggen: het gaat om meer ruimte creëren voor het gebruik van het Engels als onderwijstaal in het hoger onderwijs.
Ik denk, in alle bescheidenheid, dat dit een belangrijk politiek debat is voor de komende maanden en misschien zelfs jaren, omdat het zich afspeelt op het snijpunt van economie en cultuur.
Voor het aspect economie verwijs ik naar het rapport-Soete-Oosterlinck. Dat rapport is u wel bekend. Het werd besteld door de Vlaamse Regering en heeft de innovatieve potentie van onze economie gemeten en doorgelicht. Met betrekking tot het taalregime in ons hoger onderwijs komt het heel strak tot de conclusie dat het het beste zou zijn dat alle drempels die we hebben, worden weggenomen. Dat is een vrij verregaand en ongenuanceerd voorstel. Ik zal het daar meteen nog even over hebben. Het is in elk geval een duidelijke aanbeveling aan de Vlaamse Regering.
Er is natuurlijk ook wel een cultureel element - we kunnen zelfs spreken van een sociaal element. Sommigen zullen aanvoeren dat we niet meer ruimte mogen geven aan het Engels in het hoger onderwijs, omdat dit indruist tegen de gelijke kansen en de onderwijsdemocratisering. Ik denk dat we hier niet te maken hebben met een of-ofverhaal, maar met een en-enverhaal. Ik bedoel daarmee dat we bij de onderbouw van ons onderwijs, het kleuter-, lager en secundair onderwijs, zeker nog altijd als voornaamste taak hebben het Nederlands aan te leren. Anderzijds moeten we ook voldoende ruimte bieden voor meertaligheid. Dat is echter een andere discussie, mijnheer de minister. Daarover zullen we het de komende weken nog wel hebben in de commissie voor Onderwijs.
Dat neemt niet weg dat er in het hoger onderwijs meer ruimte zou moeten worden gecreëerd voor het Engels. Vereenvoudigend kan ik stellen dat we de regel hebben ingesteld dat 10 percent van de lessen in een bachelorprogramma in een andere taal dan het Nederlands mag plaatsvinden. In het masterregime is dat wat vrijer, maar dan moet er wel een Nederlandstalige equivalentopleiding in de onmiddellijke omgeving van de universiteit zijn.
Dat ontwerp van decreet is met de beste bedoelingen goedgekeurd, maar die regel, die een bescherming was, is nu een grendel geworden. Dat blijkt uit het rapport. Dat blijkt ook uit onze contacten met buitenlandse studenten. In de open economie en de open samenleving waarin we - trouwens willens nillens - vertoeven, zijn grendels niet goed.
Mijnheer de minister, ik heb het standpunt van de minister van Economie gehoord. Zij wil duidelijk een stap voorwaarts zetten. Ik heb gehoord dat u haar daar voorzichtig in bijtreedt. Wat zult u op korte termijn ondernemen om minstens het debat ter zake te openen? Blijft dit beperkt tot een onderzoek, of hebt u op dit ogenblik al concrete beleidsinzichten die u in de komende periode wilt implementeren?
Mevrouw Morel heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, we hebben via de media vernomen dat u een knuppel in het hoenderhok gooit met betrekking tot een heel oude discussie, namelijk die over het Engels in het hoger onderwijs.
De heer Gatz zei het al: momenteel mag het slechts 10 percent zijn. Mijnheer de minister, in een krant zei u letterlijk dat de equivalentregel die momenteel is ingesteld - en destijds gebeurde dat ook op vraag van het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen en van het Verbond der Vlaamse Academici - best zou worden geschrapt, of minstens verruimd, zodat slecht één equivalent ergens in Vlaanderen volstaat.
We vinden dit zeer kort door de bocht. Eerst en vooral vreest onze fractie, en terecht, dat u daarmee een soort tweesnelhedenonderwijs zult installeren. Laten we immers eens praktisch nadenken. Als het niet meer nodig is dat er binnen dezelfde provincie een Nederlandstalig equivalent aanwezig zou zijn, zoals oorspronkelijk bepaald, dan betekent dit dat we elke student een wagen en tankkaart moeten geven. U kunt daarmee lachen, maar dat is natuurlijk de praktijk als er 's morgens een les in Leuven wordt gegeven, 's middags een in Hasselt en 's avonds een in Gent.
We begrijpen eigenlijk ook niet goed waarom u deze discussie nu aangaat. We hebben het decreet er nog eens rustig op nagelezen: nergens verbiedt het de mogelijkheid om, eventueel met het oog op het binnenhalen van bijkomende internationale studenten, extra cursussen in te richten. Dat kost natuurlijk meer. Dat begrijpen wij ook. We zijn het er echter helemaal niet mee eens dat u dat geld zou gaan halen bij de lessen die in het Nederlands, dat toch nog altijd onze moedertaal is, worden gegeven. Dan moet er maar creatiever mee worden omgesprongen.
Het is ook bewezen dat cursussen waar zeer veel in het Engels wordt gedoceerd, helemaal geen bijkomende buitenlandse studenten aantrekken. De oplossing die u aanbiedt, is hier dus niet aan de orde. Daar bestaan cijfers over. Er is geen enkel significant verschil tussen de aantallen buitenlandse studenten. Ook gaat de essentie van een uitwisseling deels verloren. Waarom gaan mensen in het buitenland studeren? Waarom nemen ze deel aan Erasmus? Niet om een soort eenheidsworst te krijgen en in het Engels op een andere universiteit te gaan studeren, met andere cafés in de buurt, maar om zich onder te dompelen in die taal en cultuur, tussen die mensen. Die lijkt nu allemaal verloren te gaan door wat u hier voorstelt. Dat gaat natuurlijk ten koste van onze eigen Nederlandstalige studenten.
Als Vlaams-nationaliste wil ik hier zeker nog een punt aanhalen. Andere mensen met een Vlaams-nationalistische achtergrond kennen misschien dit werkje.
U herinnert zich misschien, al hebt u andere wortels dan ik, een zeker heerschap van het begin van de 20e eeuw. Toen de discussie over het Nederlands als onderwijstaal werd geopend, vroeg hij zich denigrerend af of 'les intellectuels de Zoetenaaie et de Lootenhulle' überhaupt wel nood hadden aan onderwijs. Hadden die Vlaamse boerkes wel recht op Vlaams onderwijs? Toen de discussie over het Engels in het onderwijs begon, is er een parodie verschenen van de Vlaamse Volksbeweging, een organisatie die zeer begaan is met onze eigen cultuur en de diversiteit daarvan onder een Europese koepel. Ik wil u dit boekje geven in naam van de Vlaams Belangfractie. Het heet 'To the intellectuals of Zoetenaaie and Lootenhulle'. Ik hoop dat u op geen enkele ogenblik denkt dat het Nederlands een minderwaardige taal is waarin men niet kan studeren of aan onderzoek doen. (Rumoer)
Ik hoop dat de collega's met een Vlaams-nationalistische achtergrond u zullen overtuigen dit boekje eens grondig door te nemen.
Mevrouw Moens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer en mevrouw de minister, dames en heren, er verschijnt de afgelopen tijd heel wat over de Vlaamse hogescholen. Vandaag gaat het over lesgeven in het Engels of in een andere taal om het hoger onderwijs beter te promoten bij buitenlandse studenten. Meer lesgeven in het Engels zou betekenen meer buitenlanders aantrekken. In Vlaanderen zou maar 2 percent van de studenten buitenlander zijn.
De minister wil ons onderwijs aantrekkelijker maken door lessen in het Engels of een andere taal te geven. U vraagt hiervoor, mijnheer de minister, aan hogescholen en universiteiten om een onderzoek in te stellen naar een versoepeling van de regels en naar een manier om meer vakken in een andere taal te geven. Het onderwijsveld vindt de huidige taalregeling veel te streng.
Mijnheer de minister, u zit hiermee compleet op dezelfde lijn als minister Ceysens, maar minister Bourgeois denkt er helemaal anders over. Hij verklaart dat een eventuele uitbreiding van een lessenpakket in een andere taal een beetje gevaarlijk is voor de positie van het Nederlands in onze hogescholen en universiteiten. Ook heeft hij sterke twijfels of dit tot een sterke stijging van buitenlandse studenten zou leiden.
Ik heb drie vragen, mijnheer de minister. Pleegde u in deze materie overleg met uw collega-ministers? Wat is het standpunt van de Vlaamse Regering? Wanneer zullen de resultaten van het onderzoek dat u gevraagd hebt, beschikbaar zijn?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, dit is een belangrijk debat. De aanzet ertoe was nogal ongelukkig. Ik kan daarmee meteen antwoorden op een vraag van mevrouw Moens.
Ik kon helemaal geen overleg plegen met mijn collega's, want maandagmorgen werd ik wakker met dat bericht over het aantal Erasmusstudenten. Wie dat foute bericht de wereld heeft ingestuurd, heeft daar meteen een debat aan gekoppeld over het al dan niet aanbieden van meer vakken in het Engels. Dat had er nochtans niets mee te maken. Hij zal daar zelf wellicht niet zo gelukkig mee zijn. Ik ben dus een beetje overvallen door het debat. Het is wel de moeite waard.
Laat me eerst iets zeggen over de aanzet. De cijfers die De Standaard publiceert zijn volkomen fout, de berichtgeving over Erasmus is volkomen fout. Die fameuze 2 percent bekomt men door een verkeerde breuk te maken, door appelen met peren te vergelijken. Men moet zich afvragen hoeveel mensen een Erasmuservaring gaan opdoen in het buitenland in vergelijking met het aantal mensen dat hier afstudeert. Dat is de breuk die men moet maken, en die levert 8 percent op. Daarmee komen we dicht bij de Europese norm van 10 percent.
Uit deze gedocumenteerde rapporten blijkt dat het totaal van alle soorten uitwisselingsprogramma's nog hoger scoort. Wat de Erasmusbeurzen betreft, zitten we zelfs bij de top. Er is, met andere woorden, een volkomen verkeerd bericht de wereld ingestuurd.
Zoals sommige mensen al hebben verklaard, gaat de discussie in feite niet over de Erasmusbeurzen. Dergelijke uitwisselingen houden immers in dat een student naar een land trekt en daar in een andere cultuur en een andere taal worden ondergedompeld. Dat is op zich interessant. Onze studenten gaan naar Spanje of naar Italië en studeren daar in het Spaans of in het Italiaans. Omgekeerd komen Erasmusstudenten uit het buitenland naar Vlaanderen en leren hier vrij veel over onze Nederlandse taal en onze Vlaamse cultuur.
Er wordt hier een verkeerd debat gevoerd. Ik betreur dat zoiets in de media wordt gelanceerd zonder dat de auteurs de moeite doen de gegevens bij het ministerie van Onderwijs te verifiëren.
Ik neem misschien een rare wending, maar ik wil het nu hebben over de buitenlanders die naar Vlaanderen komen om een volledige opleiding te volgen of een diploma te halen. Het gaat hier dan niet om uitwisselingen die een onderdompeling in ons onderwijs en in onze cultuur inhouden. De waarheid is dat we het op dit vlak niet zo goed doen. Ik illustreer dit even aan de hand van een paar cijfergegevens.
In het academiejaar 2006-2007 hebben 5986 buitenlandse studenten een diplomacontract voor een basisopleiding in het hoger onderwijs afgesloten. Het gaat hier niet om de Erasmusstudenten. Het gaat hier om de relevante groep om te beoordelen of we op internationaal vlak een goede positie innemen. Vergeleken met het totaal aantal studenten die zich voor het eerst voor een basisopleiding in het Vlaamse hoger onderwijs inschrijven, blijkt het om 3,66 percent te gaan. Bijna de helft hiervan zijn Nederlanders. Indien we de andere Europese studenten in mindering brengen, gaat het slechts om 1,26 percent. Op zich zegt dit niet veel. Uit een vergelijking met Nederland blijkt evenwel dat het Vlaamse hoger onderwijs minder aantrekkelijk is. De Nederlandse studentenpopulatie telt 7,7 percent buitenlanders. Het buurlandeneffect, waarbij studenten uit België of uit Duitsland worden aangetrokken, speelt daar een veel kleinere rol. Het Europees gemiddelde ligt op 7,2 percent.
Het is duidelijk dat het Vlaamse hoger onderwijs minder mensen uit het buitenland aantrekt die hier een opleiding willen volgen en een diploma willen behalen. We moeten ons afvragen hoe dit komt. Misschien zijn onze curricula al van in het secundair onderwijs of zelfs van in het lager onderwijs te weinig op de wereld gericht. Misschien herhalen we wat te veel voor onszelf hoe geweldig goed ons onderwijs is. Ik vind onze zelfgenoegzaamheid overdreven. De voortdurende herhaling van de eigen goede prestaties heeft twee negatieve gevolgen. Ten eerste, we overtuigen onze eigen studenten niet om naar het buitenland te gaan. Ze gaan er immers van uit dat het ginds slechter is. Ten tweede, we vergeten publiciteit voor ons onderwijs te maken. Andere landen doen dit wel. Het gaat hier niet enkel om grote landen. Ook kleinere, met Vlaanderen te vergelijken, landen voeren actief promotie. We gaan er blijkbaar van uit dat onze kwaliteit op eigen kracht zal bovendrijven. Dat is niet het geval.
Ik vind dat we ons onderwijs actiever moeten promoten. De eerste stap is alvast gezet. We nemen deel aan de European Higher Education Fairs. De Europese Commissie organiseert deze beurzen in Azië en in Latijns-Amerika om de lidstaten de kans te bieden hun eigen onderwijs onder de aandacht te brengen. Het is een goede zaak dat Vlaanderen hieraan participeert.
Sinds vorig jaar steun ik, samen met minister Bourgeois, het project 'Study in Flanders'. Het staat onder leiding van VLIR-UOS: de afdeling die zich onder meer bezighoudt met ontwikkelingssamenwerking en een internationaal perspectief ontwikkelt. In het project worden een aantal communicatiekanalen voor de bekendmaking van ons hoger onderwijs in het buitenland onderzocht. Er is ook een website, met toegang tot een aanbod van brochures en flyers: www.studyinflanders.be.
Ik denk dat we nog verder moeten gaan. De onderwijskoepels VLIR en VLOHRA onderzoeken op dit ogenblik de mogelijkheid om een stichting in het leven te roepen om daarmee ons hoger onderwijs in het buitenland te promoten. Ik wil dat steunen, en heb daartoe alvast 100.000 euro opzijgezet.
Dan is er nog de kwestie van de taal. Ik denk dat dit een kwestie is die een genuanceerd antwoord vereist. Iemand zei hier dat ik eerder voorzichtig ben. Dat is juist. Natuurlijk ben ik voorzichtig. Om te beginnen is er de geschiedenis die niemand in dit halfrond vergeet. Er was een beweging die jarenlang politieke strijd heeft gevoerd om Vlaamse jongeren het recht te bezorgen om diploma's hoger onderwijs op basis van het Nederlands te behalen. Er is daarvoor gevochten, en dat zullen we niet zomaar opgeven.
Verder is er de vraag wat de kwaliteit is van het anderstalig, en dan vooral van het Engelstalig aanbod? En wat is het effect ervan op de ontwikkeling van de wetenschap in de eigen taal? We mogen die vragen niet onbeantwoord laten. Wel is het zo dat ik denk dat onze regelgeving nogal strikt is: denk maar aan de al vermelde 10 percent en aan de bepaling dat een Engelstalig aanbod op het masterniveau volledig moet worden gedoubleerd met een Nederlandstalig aanbod. Dat laatste is echt duur. Moeten we dat toch niet eens bekijken?
Vooraleer ik de methode bespreek, wil ik het nog even over mijn algemene opvatting hebben. De cijfers tonen aan dat Nederland zich op internationaal niveau beter positioneert dan wij. Ik denk evenwel niet dat Nederland altijd het goede voorbeeld geeft. De Nederlanders hebben iets in hun politieke cultuur waardoor ze altijd een beetje overdrijven. In de jaren zestig en zeventig moest iedere Nederlander provo zijn en in de jaren tachtig moest iedereen heel rechts worden. Ze drammen een beetje door als ze hervormen; ze laten de slinger altijd een beetje te veel naar de andere kant doorslaan. Men kan dat verklaren, want daarover is wetenschappelijk onderzoek verricht. Ook op dit vlak heeft Nederland misschien een beetje overdreven. Er is heel veel mogelijk gemaakt. En dat levert het voordeel op dat we nu al kunnen zien wat daar de negatieve kanten van zijn.
Wij daarentegen zijn soms een beetje te voorzichtig. We willen dikwijls te veel het status-quo handhaven. Dat is ook niet goed. We moeten daarom op een beredeneerde, overlegde manier stappen vooruit zetten. Er is met name overleg met het hele onderwijsveld nodig. Ik heb daarom een brief naar de Vlaamse Onderwijsraad verstuurd. In die raad zetelen ook de studenten, en dat is niet onbelangrijk. In die brief stel ik de vraag of het onderwijsveld denkt dat een actualisering is aangewezen, en zo ja, welke? Ik heb ook een brief verstuurd naar de commissie die zich over de rationalisatie van het hoger onderwijs buigt. Tegen het eind van de maand verwacht ik van die commissie een eerste rapport over de rationalisatie. Het voorliggend vraagstuk heeft ook iets te maken met een rationeel aanbod: die doublures zijn niet zo rationeel. Ik wil daarover de mening van de commissie horen.
Ik wil voorzichtig en in overleg te werk gaan. Er worden veel valabele argumenten ontwikkeld. De heer De Cock heeft vandaag in een krant een opinieartikel gepubliceerd waarin hij eerder kritische overwegingen over het pleidooi voor de totstandkoming van het Engelstalige aanbod verwoord. We moeten daar allemaal rekening mee houden en beredeneerd te werk gaan.
Dat is vanzelfsprekend decretaal werk van de hele Vlaamse Regering. Ik ben weliswaar bevoegd voor deze kwestie, maar als we op basis van overleg en adviezen verstandige stappen denken te moeten zetten, zal ik daar uiteraard met de hele Vlaamse Regering over overleggen.
Minister Ceysens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik kan mij in grote mate vinden in het antwoord van minister Vandenbroucke.
Het dossier is op een wat vreemde manier gestart, met een veelvoud aan commentaren vanuit Toerisme. De studie rond de Erasmusstudenten werd vanuit die invalshoek becommentarieerd, en dat bracht de hele discussie op gang. Een maand geleden hadden wij daar al eens voorzichtig iets over gezegd naar aanleiding van het opleveren van het rapport-Soete-Oosterlinck. In De Standaard verscheen een stukje over een van de aanbevelingen uit het rapport, namelijk de taalregeling in het decreet op het hoger onderwijs.
Met de nieuwe voorzitter van de commissie voor Economie heb ik de afspraak gemaakt dat we het rapport volgende week donderdag zullen bespreken. Ik had dus de intentie om met dat rapport nog iets te doen nadat het ons opgeleverd was. Ik dacht dat de taalregeling wel een vinnig debat zou kunnen opleveren in de commissie voor Onderwijs, tot vanuit Toerisme die communicatie kwam over taal in ons hoger onderwijs. Toen heb ik het rapport opnieuw op tafel gelegd.
Bij het opleveren van het rapport heb ik overigens wel gezegd dat die aanbeveling niet in een schuif mag belanden. Het is immers niet de eerste keer dat ik die aanbeveling krijg. Eerder was er al een aanbeveling van Agoria, met de decanen van alle Vlaamse ingenieursfaculteiten, waarin precies hetzelfde werd gevraagd.
We moeten onder ogen durven zien dat we voor de verdere innovatiedynamiek in onze Vlaamse economie echt iets moeten doen met die taalregeling. Ik wil dat doen met het grootste respect voor het verleden. Er is hard gevochten voor onze bestuurstaal, onze cultuurtaal, onze onderwijstaal. Dat heeft Vlaanderen een belangrijke socio-economische dynamiek gegeven. Je kunt er echter niet omheen dat de innovatiedynamiek van vandaag andere eisen stelt.
We hebben de mond vol over globalisering, zeker in ons economisch bestel. Binnen Vlaanderen in Actie gaan de twee ateliers voor het najaar precies over internationaliseren en innoveren. Voor mij zijn dat, samen met ondernemen, dé uitdagingen voor onze kenniseconomie. Daarom kunnen we niet om de taalregeling in het kader van de innovatiedynamiek heen. Die discussie leeft ook bij het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek: hoe kunnen we meer postdoctorandi aantrekken en ons wetenschappelijk onderzoek internationaliseren? Het is voor iedereen duidelijk dat dat vervlochten is met de masteropleiding, nog meer dan met de bacheloropleiding.
Het rapport-Soete-Oosterlinck verwijt het Vlaamse instrumentarium provincialistisch te zijn. Dat botst echter met de bepaling in artikel 91, die zegt dat, wanneer je een opleiding voor buitenlandse studenten aanbiedt in het Engels, je sowieso een equivalent moet voorzien in het Nederlands. Dat is provincialistisch en vandaag nog moeilijk te verantwoorden. We moeten het signaal geven dat onze regio het nodige zelfvertrouwen heeft.
Voor mij is het een debat over de vraag of Vlaanderen zich open of gesloten zal opstellen, met respect voor ons verleden. Ondertussen hebben we in Vlaanderen voldoende zelfvertrouwen om niet bang te zijn van de internationalisering en uitdrukkelijk te kiezen voor innovatie. Die dynamiek moeten we realiseren. In alle ernst en sereniteit moeten we bepaalde drempels, ook al kunnen we ze historisch verklaren en kennen we de emotionele gevoeligheden, rationeel aanpakken. Daarom denk ik dat in de taalregeling een uitdaging ligt. We moeten het doen in het belang van de innovatie, de internationalisering en de welvaart van Vlaanderen.
Ik leid uit het gemeenschappelijke antwoord van de twee ministers af dat de zaak ter harte genomen wordt. Dat is een positief punt, maar ik zou toch iets concreter willen gaan.
Minister Vandenbroucke, ik waardeer uw initiatief. U hebt een brief met een open vraag gericht aan de Vlaamse Onderwijsraad. Ik parafraseer: "Vindt de Vlaamse Onderwijsraad het nodig om de huidige taalregeling in het hoger onderwijs te actualiseren?" Ik zou niet willen meemaken dat men elkaar in de Vlaamse Onderwijsraad wat aankijkt, vraagt wat iedereen vindt en dat er vervolgens met pro's en contra's een zeer nietszeggend advies komt. Daarom neem ik geen voorafname op het advies. Ik hoop dat u ook zelf in debat treedt met de Vlaamse Onderwijsraad. Het kader mag iets concreter.
Er zijn verschillende manieren om de taalwetgeving te actualiseren. Ik geef u één voorstel. U zou bijvoorbeeld in een aantal richtingen met een grote internationale dimensie een proefproject met evaluatie kunnen starten. Ik denk aan ingenieursstudies of ICT, waar de publicaties vaker dan in andere vakdomeinen in het Engels gebeuren. Ik ga akkoord met de lijn die nu gevolgd wordt, maar wij zouden graag zien dat het in de komende maanden iets concreter wordt, om vooruit te gaan.
Minister Vandenbroucke, u zegt dat u het wilt onderzoeken. Ik benadruk dat de mogelijkheid decretaal momenteel bestaat. Het is voorzien in het decreet wanneer men iets wil doen voor een aparte stroom buitenlandse studenten. De mogelijkheid is er, het is een kwestie van centen.
Minister Ceysens, u schudt het hoofd. Ik denk dat u zeer kort door de bocht gaat. Ik heb u letterlijk horen zeggen dat we het rationele tegen het emotionele moeten afwegen. Ik ben als het op Vlaams-nationalisme aankomt, rationeel en emotioneel. U poneert hier dat - als we mee willen in de wereld, geen derdewereldland willen worden en welvaart willen hebben - het in het Engels zal moeten gebeuren. Ik ben het volkomen oneens met u.
We goochelen zo graag met studies in het parlement. Er zijn al een heleboel studies gebeurd die ons niets kosten en we gewoon in de bibliotheek kunnen raadplegen. Dat is soms ook nuttig. Tal van studies tonen aan dat Engels een instructietaal kan zijn op papier, maar een destructietaal in de realiteit.
Ik verwijs naar een internationale studie, onlangs nog bewerkt door een Engelstalige professor. Ik weet niet of u die kent. In andere continenten dan Europa, in derdewereldlanden en voornamelijk Afrikaanse landen, wordt Engels vaak gekozen als onderwijstaal omdat men anders met een ongelofelijke groep verschillende talen zit. Men merkt dat dit het omgekeerde effect heeft. Wanneer men de leerstof wil overbrengen in het begin, vormt dit een grotere barrière.
Het is een grotere barrière, omdat het moeilijker is voor de leraar die de taal niet eigen is om het over te brengen. Het is moeilijker voor de leerling die de taal niet eigen is om het te adapteren. Het is alsof twee mensen die elkaar perfect verstaan, via een soort codetaal met elkaar gaan spreken. Het heeft dus het omgekeerde effect. Het is een heel interessante studie. Als u nog verder wilt gaan met de promotie van het Engels in ons hoger onderwijs, kunt u die misschien eens ter hand nemen.
De reden waarom universiteiten en hogescholen vaak pleiten voor meer Engels kent u ook. Universiteiten en hogescholen hebben niet direct de taak om het maatschappelijke geheel te bekijken - en dan bedoel ik het culturele geheel, de ontvoogding en dergelijke -, het gaat om centen, zoals zo vaak in het leven. Ze denken, ik denk gedeeltelijk terecht, dat er daardoor meer fondsen vanuit het buitenland zullen komen voor onderzoek.
Mevrouw de minister, ik denk dat u de juiste persoon bent om aan te spreken. Zoek daar een oplossing voor, en het is op geen enkel ogenblik nodig om ervoor te zorgen dat uw eigen Nederlandstalige Vlaamse studenten een vak niet meer in hun moedertaal kunnen volgen, omdat u een aantal buitenlandse studenten wilt binnenhalen. Dat is wat hier gebeurt. U gaat een aantal vakken ontdubbelen - want ik neem aan dat als er geld genoeg zou zijn, alles parallel zou lopen - en een aantal vakken niet meer aanbieden aan uw eigen studenten in hun moedertaal, om een aantal buitenlandse studenten binnen te halen.
Mevrouw de minister, ik vind het onwaarschijnlijk en ongehoord om dit te horen van een minister van de Vlaamse Regering. U zegt dat we ervoor kunnen zorgen dat er ergens nog wel een unief is die het vak zal aanbieden. Ik vind dat dat absoluut haaks staat op het beleid van minister Vandenbroucke, die pleit voor gelijke kansen voor iedereen
Mevrouw de minister, ik hoop dat u beseft, als pragmatische VLD'er, wat dit wil zeggen. Het is natuurlijk gemakkelijk te zeggen dat het ergens zal worden aangeboden. Ik wil met u de oefening maken en een lessenpakket samenstellen. Ik garandeer u dat studenten die het moeilijker hebben, en waar minister Vandenbroucke terecht voor opkomt, niet meer in staat zullen zijn om in uw voorstel de lessen te volgen die ze wilden volgen.
Mevrouw de minister, u verwijst naar Agoria en de richtingen van de exacte wetenschappen. Die studenten krijgen natuurlijk al voor een deel cursus in het Engels, omdat hun denkwereld veel meer Engelstalig is. Dat is correct, maar er zijn ook nog andere richtingen. We hebben filosofie en psychologie, en dat zijn richtingen die nog steeds gedoceerd worden. Wat mij betreft, blijven die best in het Nederlands, in alle provincies. Ik noem het verstandig en normaal dat iemand niet het halve Vlaamse land moet rondtrekken om een aantal studiepunten bij elkaar te krijgen.
Mevrouw de minister, globaliseren wil in Europa ook zeggen: verscheidenheid in eenheid. Ik merk hier een groot verschil tussen u en minister Vandenbroucke. Ik ben echt benieuwd hoe dit vanuit de Vlaamse Regering naar buiten zal komen. Minister Bourgeois is hier niet, maar ik ben benieuwd hoe u met een eensluidend verhaal naar het parlement zult komen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw de voorzitter, het is natuurlijk een nadeel om als laatste spreker aan het woord te komen, want er is al veel gezegd.
Mijnheer de minister, mevrouw de minister, ik wil toch benadrukken dat we in het universitair en hoger onderwijs eigenlijk de deur openzetten voor het Engels en daardoor onze taal degraderen.
Ik wil ervoor pleiten om het Nederlandstalige onderwijs meer te promoten in het buitenland en daardoor buitenlandse studenten aan te trekken en niet de studenten aan te trekken door opleidingen te geven in het Engels of een andere taal.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, het staat de minister natuurlijk vrij om het onderwijsveld te bevragen over zijn opinie aangaande de huidige taalregeling wat betreft het hoger onderwijs. Ik wens hier vandaag namens de fractie heel duidelijk te stellen dat er, wat ons betreft, geen sprake kan zijn van een aanpassing van die regeling.
Het is niet nodig en niet nuttig omdat de huidige regelgeving ruimschoots toestaat om bepaalde onderwijsonderdelen en onderwijsopleidingen in een andere taal dan het Nederlands aan te bieden. Die mogelijkheden zijn voldoende en zijn zelfs nog niet uitgeput.
Bovendien wordt er nergens aangetoond, laat staan bewezen, dat het ook maar enige positieve invloed zou hebben op de instroom van buitenlandse studenten, hetzij aan Erasmusprojecten, hetzij aan hele opleidingsonderdelen of opleidingen. Het rapport Soete waar minister Ceysens toch wel erg selectief uit citeert, maakt dat ook nergens hard. Om dat te realiseren - en minister Vandenbroucke verwees ernaar - zijn er andere mogelijkheden en kanalen. Ik stel voor dat we daar in eerste instantie op focussen voor we de taalregelgeving in het onderwijs wensen te wijzigen.
Maar meer nog dan niet nuttig of niet nodig, is een aanpassing voor ons absoluut niet wenselijk, omdat die niet sociaal is. Het staat immers haaks op de inspanningen die de Vlaamse Regering zich getroost om de doorstroming naar het hoger onderwijs te verbeteren door onder meer het Nederlands als onderwijstaal te versterken in eerste instantie bij die groepen die het nodig hebben. Ik denk dan aan de vele Vlaamse jongeren van allochtone afkomst, maar ook aan de kansarme jongeren die onze maatschappij helaas nog altijd kent. Het verbaast me dan ook dat het pleidooi voor meer Engels onder andere ook luid klinkt op bepaalde socialistische banken.
Een tweede punt waarom het voor ons niet wenselijk is om de huidige regelgeving aan te passen is dat wellicht het eerste en het enige gevolg zou zijn dat Nederlandstalige studenten een opleiding zouden moeten volgen in een andere taal dan in hun eigen taal. Dit heeft niets te maken met een mentaliteit van 'ik kom niet onder mijn kerktoren uit' - integendeel. Ook wij onderschrijven de noodzakelijkheid van meertalig onderwijs. Ook wij onderschrijven het nut van de actieve en grondige kennis van meerdere talen. En daarvoor denk ik dat het onderwijs, zeker het secundair onderwijs, nog wel een tandje kan bijsteken als daar ook de nodige middelen voor beschikbaar zijn.
Net om die sociale bekommernis kunnen wij geen vrede nemen met een functioneel maar verarmd Engels als onderwijstaal, zeker niet als we weten dat - en daar zijn voldoende studies over - het extra drempels opwerpt voor die groepen in onze maatschappij die nu al zwakker staan in het onderwijslandschap. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Berx heeft het woord.
Mijnheer de minister, mevrouw de minister, geachte collega's, ik denk dat Engels alsnog geen synoniem is voor kwaliteit. Ik denk dat we dat als uitgangspunt moeten bewaken.
Maar ik ben het wel eens dat er een heel grondig onderzoek nodig is naar enerzijds de beweegredenen van buitenlanders om al dan niet in Vlaanderen te komen studeren en onderzoek te doen, en anderzijds naar de beweegredenen van Vlaamse studenten om al dan niet in het buitenland te studeren en onderzoek te doen.
Ik kan me voorstellen dat het ook heel veel te maken heeft met de renommée van professoren, labs en onderzoeksgroepen, veeleer dan dat er een causaal verband zou bestaan tussen de taal en de bereidheid van mensen om hier te komen studeren of omgekeerd van jongeren om in het buitenland te gaan studeren. In elk geval is er verder onderzoek nodig naar het oorzakelijk verband van de beperkte uitwisseling.
Het belang van internationalisering bij jongeren - en daar volg ik de heer Gatz volledig - moet bijzonder groot zijn, zeker in een globale, open economie. Ik denk dat de instellingen zichzelf duidelijke targets moeten stellen op het vlak van de uitwisseling van studenten, maar ook van docenten, want daarover heeft men het nog niet gehad. Docenten zouden ook veel meer naar het buitenland moeten trekken en op die manier ook de eigen instellingen promoten. Omgekeerd zouden studenten ook erg ambitieus en gretig moeten zijn om in het buitenland te gaan studeren.
We moeten zonder taboes onderzoeken of een aanpassing van die regelgeving noodzakelijk is.
Maar ik vind wel dat we dat moeten doen vanuit alle beleidsperspectieven en niet alleen vanuit een rapport over innovatie. Minister Ceysens zegt dat "alle decanen van de faculteiten Toegepaste Wetenschappen voorstander zijn". Dan gaat het over vier of vijf mensen, want zoveel faculteiten Toegepaste Wetenschappen zijn er maar.
Er zijn tal van andere faculteiten die ook eens bevraagd moeten worden over hun standpunt met betrekking tot het Engels in het hoger onderwijs.
We moeten kijken naar alle beleidsdoelstellingen. Wat dat betreft, sluit ik me aan bij wat de vorige spreker heeft gezegd over de financiering van het hoger onderwijs. Een van de speerpunten van de financiering van het hoger onderwijs is de democratisering: de instroom, de doorstroom en de uitstroom van studenten.
We stellen vast dat zelfs jongeren met een migratieachtergrond die heel het leerplichtonderwijs hebben doorlopen, een probleem hebben op het vlak van de taal en onvoldoende klaar zijn om het hoger onderwijs met succes te volgen. We moeten daar oog voor hebben. We moeten ze niet nog eens confronteren met een andere onderwijstaal.
Een ander punt is de Talennota. Minister Vandenbroucke zegt heel terecht dat een goede kennis van het Nederlands cruciaal is. Dat is niet alleen zo op het vlak van het onderwijs, maar ook in de samenleving, op de arbeidsmarkt enzovoort. Laten we daar rekening mee houden.
We moeten de regelgeving goed evalueren. We moeten ook nagaan of die regelgeving de jongeren uit het buitenland die hier komen studeren, aanmoedigt om het Nederlands te leren. Dat is immers ook de ambitie die staat ingeschreven in de Europese projecten. Ik wil het amalgaam niet maken tussen Erasmus en andere vormen. Het lijkt me toch de ambitie van Europa om jongeren aan te zetten ook andere talen te leren. In Vlaanderen en Nederland moeten ze aangemoedigd worden het Nederlands te leren.
Er zou wel eens een pervers effect kunnen ontstaan. Stel dat overal vooral het Engels wordt aangeboden. Dat zou er wel eens kunnen toe leiden dat het niet meer interessant en zelfs niet meer nodig is om naar het buitenland te gaan om te studeren. Het aantrekkelijke van naar het buitenland te gaan, bestaat er juist in dat er andere talen geleerd kunnen worden. Als het Engels overal als eenheidsworst wordt opgediend, dan vervalt de prikkel om naar het buitenland te gaan studeren. (Applaus bij CD&V)
De heer De Cock heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw de minister, collega's, ik zou een hele boom kunnen opzetten over dit onderwerp. Ik zal dat echter niet doen. Ik zal heel kort zijn.
Ik hoor twee belangrijke bezorgdheden: de bezorgdheid over de studentenmobiliteit, en de bezorgdheid met betrekking tot innovatie en de vraag om internationaal mee te zijn. Daartegenover staat dat we pas 40 jaar een ruimte hebben voor hogescholen en universiteiten waar het Nederlands als onderwijstaal volledig is doorgevoerd. Dat heeft ons geen windeieren gelegd. Dat heeft gezorgd voor een serieuze 'boost' - en ik gebruik met opzet de Engelse term - van onze economie. Daardoor werden heel wat jonge mensen naar de universiteiten en hogescholen gelokt. Dit heeft geleid tot een eerste democratiseringsgolf.
Nu komt er een tweede democratiseringsgolf aan. Dat heeft alles te maken met de inspanningen die de huidige en de vorige minister hebben geleverd met betrekking tot het Nederlands als onderwijstaal in het leerplichtonderwijs, waar het accent werd gelegd op de groepen die niet mee waren.
Ik ben bevreesd voor een duale maatschappij. Daarnet werden terechte vragen gesteld. Als we zouden beslissen om veel meer Engels aan te bieden, zou er bij de bachelors wel eens een groot probleem kunnen ontstaan om kansarme of allochtone groepen te laten instromen.
Wat dat betreft, is Nederland niet bepaald een goed voorbeeld. De slinger slaat daar de andere kant uit. Ik hoor klaagzangen van beleidsmakers in Nederland. Ze zeggen dat Nederlandse studenten die nu afstuderen, geen gewone wetenschappelijke tekst kunnen produceren in het Nederlands.
We moeten het Nederlands en het Engels aanbieden. We moeten echter ook goed weten dat Engels een 'killer' is. Alle docenten van vreemde talen weten dat. Ze zeggen dat als het Engels sterk wordt gepromoot, alle andere vreemde talen uit de markt verdwijnen. En waarom gebeurt dat? Om economische en mondiale redenen. Houdt dat een verrijking in? Nee, dat is een verarming.
Minister Vandenbroucke heeft in zijn Talennota duidelijk gezegd dat de meertaligheid heel belangrijk is. We moeten zeer omzichtig omgaan met deze problematiek. Ik voel me ook gesterkt door het antwoord van de minister, die zegt dat hij dat ook wil doen.
Het veld moet bevraagd worden.
We kunnen dat niet van vandaag op morgen doen. Het Nederlands in het hoger onderwijs is een realisatie waar generaties Vlamingen voor gevochten hebben en die ze maar moeizaam hebben bereikt. Het gevolg zal zijn dat men zal zeggen dat de eerste tweede taal dan maar het Engels moet worden. Dan blazen we de 'Belgische solidariteit' op, wat men mijns inziens in Wallonië al heeft gedaan door dat mogelijk te maken. We moeten de zaken goed bewaken. Het is voor mij vooral een zaak van gelijke kansen. Het is zeker geen conservatief verhaal, integendeel, het is een progressief verhaal waarbij iedereen kansen moet krijgen. Degenen die geraken in wat we vroeger het tertiaire niveau binnen het universitair onderwijs noemden, doen dat allemaal in het Engels. Die mensen zijn heus wel verstandig genoeg om dat in een dubbel traject te doen en er hoogstaand Engels bij te nemen.
Een gevolg van volledige verengelsing zou kunnen zijn dat de hogere echelons niet meer naar de midden- en de lagere echelons geraken. Dat ervaart men nu in Nederland in de medische sector. De huisartsen kunnen bijna niet meer met hun patiënten praten omdat ze in het Engels zijn opgeleid. Er is een hiaat. Zo gaan we naar een duale maatschappij, en daar bedank ik voor.
De heer Tavernier heeft het woord.
Op basis van de antwoorden van de ministers, heb ik wat meer vertrouwen in minister Vandenbroucke dan in minister Ceysens voor wat betreft dit onderwerp. Er worden een aantal gevaarlijke dingen aan elkaar gelinkt. De heer Gatz had het in zijn vraag over het snijpunt van economie en cultuur, alsof economie het Engels betekent en cultuur het Nederlands. Minister Ceysens zei dat we het rationeel moeten benaderen, dat is dan het Engels, en niet te emotioneel, dat is dan het Nederlands. Daar moeten we mee opletten, ook in het kader van de internationalisering. Internationalisering staat niet automatisch voor Engels.
Bovendien is er creativiteit en innovatie. Mevrouw de minister, u had het over eigenheid en diversiteit. Dat moeten we absoluut in het onderwijs benadrukken. Het Nederlands als academische taal moet overeind blijven, niet alleen uit respect voor het verleden, maar vooral uit democratiseringsoverwegingen in het onderwijs. Daaraan moet openheid en meertaligheid worden gekoppeld. In een aantal richtingen laat de meertaligheid van studenten duidelijk veel te wensen over. We moeten daar absoluut meer inspanningen voor doen.
Naast het element van de kwantitatieve grendels die er nu zijn, moeten we misschien een aantal kwalitatieve eisen stellen. Er moet absoluut voor worden gepleit om een aantal cursussen in het Engels te laten geven door gastdocenten en -professoren die native speakers zijn. Ik huiver als ik sommige Vlaamse professoren en docenten in het Engels hoor lesgeven. Soms is dat een verkrachting van die taal. Sommigen zullen het functioneel Engels noemen. Mijns inziens is het geen bijdrage tot grotere openheid en een betere talenkennis. Laat het ons op een goede manier bekijken en daarin zeer voorzichtig zijn, in een zeer grote openheid.
Mevrouw Moens vroeg wat het verschil is tussen minister Ceysens en minister Vandenbroucke en ze stelde enigszins verontrust vast dat er een verschil is tussen Ceysens en Vandenbroucke. In algemene termen vind ik het altijd goed als dat nog wordt vastgesteld. Er is inderdaad een verschil: ik ben hiervoor bevoegd, minister Ceysens niet. (Applaus)
Dat maakt dat ik daar voorzichtig in ben, mijnheer Gatz. Minister Ceysens zal me dat niet kwalijk nemen. Als je bevoegd bent voor de kwestie, gaat het niet zomaar om een mening, dan moet je een debat organiseren in goede orde. Minister Ceysens is het daarmee eens.
Vanuit mijn bevoegdheid hiervoor moet ik een debat organiseren in goede orde.
Mijnheer De Bruyn, ik ben het niet met u eens. U zegt al op voorhand dat er niets zal veranderen en dat voor uw fractie alles blijft zoals het is. Vergeef me, maar dat is een uiting van een totale verkramptheid. De Nederlanders overdrijven altijd. Ik vind dat ook in deze de Nederlanders weinig nadenken over de gevolgen van de promotie van het Engels zoals zij die fors doorvoeren, voor het op peil houden van het Nederlands als een academisch volwaardige taal. Er zijn ongetwijfeld ook problemen met de kwaliteit van het onderwijsproces daardoor. Dat is juist.
Het is ook juist, mijnheer Tavernier, dat het verschrikkelijke pidgin-Engels van de economisten erg is om te horen en eigenlijk beter niet zou worden gebruikt. We moeten ons echter wel de vraag stellen wat de voorwaarden zijn om mee te gaan met de evoluties op wetenschappelijk en technologisch vlak elders in de wereld.
Mevrouw Morel, er bestaat een veel beroemder geschrift van het begin van deze eeuw van de heer Vermeylen: "Vlaming zijn om Europeeër te worden." Dus niet Vlaming zijn om ons terug te plooien op onszelf. We moeten nadenken over die kwestie. Ik deel heel wat van de bekommernissen van taalpolitieke aard die de heer De Cock heeft geuit. We moeten het Nederlands als taal hoog blijven houden. We moeten opkomen voor het Nederlands in Europa en in de wereld, ook als academische taal. Dat standpunt moet echter worden verzoend met het feit dat we ook een kruispunt zijn voor jongeren uit heel de wereld die het de moeite vinden om hier te studeren. Daar slagen we onvoldoende in. De bekommernissen die hier zijn geuit, vormen geen argument om te zeggen dat er hier niets zal veranderen, mijnheer De Bruyn.
Ik wil een beleid van gelijke kansen voeren. Dat impliceert dat de kennis van het Nederlands, ook van het academisch Nederlands, essentieel is. Ik zet heel hoog in op taal. Anderzijds hebben we het over gelijke kansen op uitstekend onderwijs, geen gelijke kansen op provincialisme. Dat moet op Europees en internationaal vlak kunnen worden afgemeten. Wie daar de trein mist, is niet meer bezig met gelijke kansen. En dus uit voorzichtigheid, mijnheer Gatz, doe ik hier vandaag geen voorstellen.
Gelijke kansen betekent niet dat je op fietsafstand elk aanbod moet vinden, mevrouw Morel. Gelijke kansen betekent dat dat ergens in Vlaanderen op een hoog niveau mogelijk moet zijn.
We moeten met een open geest en niet op een verkrampte manier, vanuit taalpolitieke en onderwijsbekommernissen en gelijke kansen op uitstekend onderwijs, nadenken over de mogelijkheden. We kunnen misschien leren uit de fouten die de Nederlanders nu maken en bewegen zonder zotte dingen te doen. Dat zouden we moeten proberen in Vlaanderen, mijnheer De Bruyn, zonder oekazes en dogma's. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw de voorzitter, ik ben blij dat minister Vandenbroucke de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid heeft, want dat betekent ook dat we van hem mogen verwachten dat hij die verantwoordelijkheid opneemt.
Ik vond dat ik het rapport-Soete opnieuw moest inbrengen. Toen ik voor de eerste keer in De Standaard las dat de taalregeling zou moeten worden besproken als we het echt willen hebben over innovatie in Vlaanderen, verwachtte ik dat er reactie zou komen, wat niet is gebeurd. Op dat moment heb ik niemand gehoord. Ik vond wel dat ik vanuit de bevoegdheid innovatie en ook voor een stuk vanuit de bevoegdheid buitenlandse handel, moest reageren. Ik kom vaak in het buitenland. Mijnheer Vandenbroucke, u zegt iets over Nederlanders. Ik zie ze natuurlijk als handelsnatie en koopnatie.
We zeggen vaak dat Vlaanderen een topregio moet worden. Vlaanderen in Actie heeft torenhoge ambities. Meestal zijn aan ambities consequenties te verbinden. Ik heb willen duiden op een consequentie die misschien niet op alle banken even prettig is gevallen, maar het is wel een consequentie van onze ambitie. Ik heb uit het debat begrepen dat die niet overal even gesmaakt wordt. Als we het echt willen hebben over onze economische welvaart, buitenlandse handel en innovatie, is het mijn plicht te wijzen op wat we zien in de rest van de wereld en op wat we in Vlaanderen nodig hebben aan ingrediënten om die welvaart veilig te stellen. Voor mij persoonlijk is dit een debat over hoe we naar Vlaanderen kijken: open of gesloten, naar het verleden of offensief de toekomst aangaan, het efficiënt inzetten van middelen, provincialistisch of internationaal, met angst of met zelfvertrouwen. (Applaus bij de Open Vld)
Mevrouw de voorzitter, ik dank beide ministers voor hun antwoord.
Ik wil kort nog repliceren op wat ik noem de cultuurpessimisten die her en der verspreid zijn in dit parlement. Ik verklaar me nader. Morgen komt de sociale wetenschapper professor Van Parijs naar de commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand om de gelaagdheid van de talen in het hoofdstedelijke gewest aan ons duidelijk te maken. Dat wordt zeer interessant.
Hij heeft recent ook een onderzoek gedaan naar de kennis van de andere landstaal in België en de kennis van het Engels. Daaruit bleek dat enkel in Vlaams- en Waals-Brabant - merkwaardig genoeg niet in Brussel - en in West-Vlaanderen de kennis van de andere landstaal groter is dan de kennis van het Engels. In alle andere regio's, provincies en zelfs in Wallonië is de kennis van het Engels groter dan de kennis van de andere landstaal. Men kan dit betreuren. Met een wijlen Franstalige Brusselse moeder zou ik dat emotioneel ook kunnen betreuren.
Na het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn we in de Europese Unie het land met de beste kennis van het Engels. Toegegeven, het gaat dan niet over het academisch Engels, maar het is de realiteit. Voor diegenen die pessimistisch zijn en zich aangesproken voelen: uw pessimisme is ingehaald door de realiteit. U mag dit betreuren, maar ik heb een zandkasteel nog nooit de opkomende zee weten tegenhouden. (Applaus bij de Open Vld)
Mevrouw de minister, het is heel lief dat u waarschuwt voor de consequenties en dat u onze economische welvaart veilig wilt stellen. Dat is schitterend, maar u wilt dit doen door een pleidooi te houden voor meer Engels in het hoger onderwijs. U zegt dat we niet verkrampt of bang mogen zijn. Ik vind dit wel een staaltje van verkramptheid en angst. Ik ben niet bang als men in het Nederlands studeert dat men ten onder zal gaan in deze globaliserende wereld. Ik ben vandaag samen met u blij dat deze bevoegdheid bij minister Vandenbroucke zit.
Mijnheer de minister, het boekje dat u aanhaalt, heb ik destijds ook gelezen, 'Vlaming zijn om Europeër te worden'. Ik denk dat de zin "Verscheidenheid in eenheid" daar uit komt.
Ik meen dat de zin uit dat boekje komt, maar ik zou het moeten nakijken. Ik ga volledig akkoord dat we Vlaming moeten zijn om Europeeër te worden, maar binnen dat Europeeër zijn, wil ik in de eerste plaats toch Vlaming blijven. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Ik wil er alleen nog bij de minister op aandringen om vooral het Nederlands te promoten in het buitenland om zo buitenlandse studenten aan te trekken, en om niet meer Engelse lessen te geven in de universiteiten en scholen. Wel moet u erop toezien dat deze lessen degelijk gegeven worden, niet zoals nu vaak het geval is.
Mijnheer de minister, ik herhaal dat u zeker het Nederlands moet promoten in het buitenland om zo buitenlandse studenten aan te trekken.
Het incident is gesloten.