Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Warnez heeft het woord.
Dank u wel, minister, collega's.
De vrijwilligers zijn een draaischijf van Vlaanderen. We vinden het allemaal eigenlijk een beetje normaal, we vinden het evident, wat zij allemaal doen hier in onze gemeenschap. En eigenlijk is dat niet zo evident, want zij offeren hun vrije tijd op om ons en anderen te helpen, om Vlaanderen vooruit te helpen. En daarom verdienen zij ook onze ondersteuning en alle respect.
Er zijn vandaag heel wat mensen die vrijwillig iets willen doen voor onze gemeenschap. En ze doen dat niet meer zoals vroeger met een groot structureel engagement, maar veel sneller, projectmatig, via kleine of grotere engagementen.
Een van de mogelijkheden om zo projectmatig te werken, zijn vrijwilligerskorpsen. Afgelopen weekend kondigde de minister aan dat hij die vrijwilligerskorpsen wil promoten in Vlaanderen. Wat is zo’n vrijwilligerskorps? Dat is een structuur, een groep mensen waarop de gemeente een beroep kan doen, op afroep, wanneer ze hun hulp vrijwillig nodig hebben. Als voorbeeld gaf de minister aan dat hij mensen daarin zou kunnen oproepen om fietspaden ijsvrij te maken.
Er bestaan natuurlijk al gelijkaardige initiatieven in tal van gemeenten in Vlaanderen, dat zijn dan de psychosociale hulpdiensten. Wanneer er een crisis is komen die tussen. Zij helpen de veiligheidsdiensten bij een brand, een auto-ongeluk, bij grote watersnood.
Ik ben ervan overtuigd dat we in Vlaanderen nog een tandje kunnen bij steken om vrijwilligers te ondersteunen en waarderen.
Ik geef daarvoor graag drie concrete acties.
Ten eerste kunnen we een vrijwilligersplatform oprichten waar vrijwilligers zich registreren en waar gemeenten – of, niet onbelangrijk, lokale verenigingen – vrijwilligers kunnen werven.
Ten tweede kunnen we de Vlaamse vrijwilligersverzekering uitbreiden naar alle vrijwilligers op dat platform.
Ten derde moeten we ook onze Vlaamse regelgeving screenen zodat die vrijwilligersvriendelijk wordt. Verenigingen moeten bezig zijn met hun kernactiviteit, en dat is mensen samenbrengen en verenigen.
Daarom mijn vraag, minister: hoe zult u praktisch en financieel de gemeenten ondersteunen om hun vrijwilligersbeleid uit te werken en hoe worden de vrijwilligers daar ook beter van?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Warnez.
Ik ben inderdaad ik denk een week geleden gaan kijken naar een interessant en inspirerend project in de gemeente Lubbeek. Toen ik daar was en erover las, dacht ik bij mezelf: “Dat had ik misschien beter zelf uitgevonden.” Want ten eerste is het een heel creatieve en sympathieke manier om een platform te creëren waarop mensen die zich willen engageren voor de samenleving terechtkunnen. En ten tweede kun je daarmee ook een aantal maatschappelijke noden beantwoorden. Burgemeester Francken dacht dan vooral in het licht van noodhulp, ijzel op fietspaden, overstromingen en dergelijke meer. Je kunt mensen een stukje informatie geven, kennis bijbrengen, verenigen. In geval van calamiteiten kan een gemeente op die mensen een beroep doen.
Ik heb gezegd dat ik dat een goed idee vind, maar niet een-op-een zal kopiëren en uitrollen in heel Vlaanderen. Ik vind het een inspirerend voorstel – ‘good mayors steal’. Mijn ambitie is om dat nu bekend te maken in Vlaanderen, om mensen te laten zien hoe dat kan werken. We werken aan een inspiratiedag waarbij we ook het Steunpunt Vrijwilligerswerk aan het betrekken zijn. Maar dat moet maatwerk zijn. Ik denk dat we niet centraal moeten zwaar organiseren en uitrollen. We moeten kijken wat er in een gemeente op dat punt kan gebeuren.
Er zijn heel veel dingen te bedenken om jonge mensen, en ook minder jonge mensen, een positieve bijdrage te laten leveren aan de samenleving. Dat is eigenlijk de ambitie die ik heb. Ik weet dat er ook een aantal steden en gemeenten zijn die geïnspireerd zijn door Lubbeek, om zo verder te werken. Wat gaan we doen? We gaan een trefdag organiseren en inspiratie delen, zoals we dat bijvoorbeeld vaak in de coronatijd deden, en goede ideeën van bepaalde gemeenten verspreiden naar de rest van Vlaanderen.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik moet zeggen dat u mij een beetje ontgoochelt. U zegt dat u ambitieus wilt zijn, maar ambitieus zijn is niet gewoon een boekje opmaken en daar wat inspirerende voorbeelden in zetten. Ik denk dat de gemeenten al heel veel studiedagen en trefdagen hebben en al veel boekjes naar hun hoofd geworpen krijgen. Daar kunnen goede ideeën in staan, maar ze moeten het natuurlijk ook wel allemaal doen.
Als wij vanuit Vlaanderen een initiatief nemen dat hen kan ondersteunen, dan denk ik dat we dat moeten doen. Een vrijwilligersplatform is bijvoorbeeld iets wat in elke gemeente zinvol en nuttig kan zijn. Ik denk ook aan de coronacrisis, waarin we gemeenten geholpen hebben om buddy’s te vinden. Die ondersteuning hoeft niet gewoon uit centen geven te bestaan. Dat kan ook bestaan uit de oprichting van een platform, in de achtergrond, dat door gemeenten kan worden gebruikt. Als we er dan met de vrijwilligersverzekering ook voor zorgen dat die vrijwilligers aan de slag kunnen zonder iets te moeten vrezen, dan denk ik dat dat een goed idee is. Ik verwacht dus nog wat meer ambitie van u, minister.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, het is natuurlijk altijd positief als mensen een engagement opnemen, en dat moet dan natuurlijk ook maximaal ondersteund worden. Maar het is ook wel belangrijk dat taken die passen in een dienstverlening en die mensen verwachten van de overheid, zoals bijvoorbeeld in het kader van veiligheid, ordehandhaving en hulp bij rampen, verzekerd blijven. De vrijwilligers moeten dan een aanvulling vormen op wat professionals doen. Bepaalde taken mogen dus niet zomaar uit handen gegeven worden, zodat de burger kan blijven rekenen op een bepaalde dienstverlening. Ook daar moet over gewaakt worden, collega’s.
De heer Van Miert heeft het woord.
Zoals al gesteld werd door collega Warnez: als we al iets moois geleerd hebben, en iets moois kunnen meenemen uit de hele coronaperiode, dan is het wel het enthousiasme van de burgers als je als lokaal bestuur vraagt om helpende handen. In die zin is een permanent vrijwilligerskorps, dat iets meer georganiseerd is, zeker een initiatief dat lokaal kan worden bekeken. Maar ik wel een beetje dezelfde bezorgdheden als collega De Loor. Eerst en vooral zijn er de hulpverleningsorganisaties zoals brandweer en politie. Dat is wel voor de collega’s aan de overkant, maar ik denk dat we er wel over moeten waken dat dit vlot verloopt en dat iedereen binnen zijn eigen lijntjes blijft kleuren.
Ik heb een vraag voor u, minister. Als ik me niet vergis zitten we qua regelgeving nog altijd met de wetgeving over vrijwilligerswerk van 2005. Die begint intussen wel een laagje stof te krijgen want ze is bijna twintig jaar oud. In de lijn van wat collega De Loor zei vraag ik me af, als we gaan praten over een vrijwilligerskorps, of we dan binnen dit gremium niet eens moeten kijken of we onze eigen wetgevend kader niet eens moeten herbekijken en aanpassen.
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank de intervenianten voor hun opmerkingen. Eerst en vooral ben ik het eens met de heer De Loor: er zijn wettelijke taken die je niet kunt uitbesteden aan vrijwilligers. De wetgever is daarover ook heel duidelijk. Het was in Lubbeek ook duidelijk niet de ambitie om dat te doen en om buiten het wettelijk kader te treden.
Maar op momenten van calamiteiten kun je natuurlijk wel wat helpende handen gebruiken. Een heel concreet voorbeeld is er bij wateroverlast: er is geen wettelijk voorschrift dat bepaalt wie de zandzakjes moet vullen. Dat hoeft geen ambtenaar van de stad te zijn, dus vrijwilligers kunnen daarbij helpen. Voor het ijsvrij maken van fietspaden en voetpaden, bijvoorbeeld in wijken waar veel oude mensen wonen, kun je perfect vrijwilligers inschakelen.
Ik vind dat de kracht van het idee is dat men twee dingen combineert. Men geeft eerst en vooral aan jonge mensen heel wat informatie en tools. Ze leren op vormingsvoormiddagen hoe de gemeente functioneert, hoe de waterhuishouding in elkaar zit, of wat men kan doen in geval van een hittegolf om de senioren in de zorgcentra te helpen, met waterbedeling en dergelijke. Je kunt er EHBO en verschillende interessante dingen aanleren die jonge mensen meer betrokken maken bij de gemeentelijke organisatie, hoe de uitvoeringsdiensten georganiseerd zijn en hoe zij functioneren.
Dus de eerste stap is betrokkenheid, inzicht en engagement bij een lokaal bestuur. En de tweede stap is het aanbieden van een platform. Dat zal maatwerk zijn van gemeente tot gemeente: de gemeente zal wat mensen bij elkaar moeten brengen, dat moeten vragen aan mensen en mensen de mogelijkheden moeten geven om zich te engageren.
Mijnheer Van Miert, de suggestie van het statuut van vrijwilligerswerk is zeker interessant, ik zal die zeker overmaken aan minister-president Jambon, want hij is de verantwoordelijke bevoegd voor het vrijwilligersbeleid in Vlaanderen. Ik zal dat zeker met hem bespreken. Hij is trouwens ook betrokken bij de trefdag, net zoals het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk ook betrokken is.
Het idee van Lubbeek was om de mensen bij die vormingsvoormiddagen geen vrijwilligersvergoeding te geven. Ze komen er vrijwillig naartoe, leren daar en wanneer ze worden ingezet, wel, dan kunnen we een vrijwilligersvergoeding geven.
U hebt tijdens corona ooit het goede idee geopperd om de vrijwilligers een vrijwilligersverzekering te geven. De gemeenten kunnen dat initiatief nemen. We kunnen de gemeenten daarover informeren, dat is de bedoeling van zo’n tref- en informatiedag. Ik denk echter niet dat we nu een zeer gestructureerde, bureaucratische aanpak moeten volgen. Ik zou zeggen: laat duizend bloemen bloeien, laat dat van onderuit groeien en zodra er voldoende gemeenten zijn die dat omarmen, is dat een moment om na te denken of we daar een stapje verder mee kunnen gaan.
Ik weet heel zeker dat de manier waarop de gemeente Lubbeek dat organiseert goed is voor Lubbeek. Wij zullen dat in mijn stad ook organiseren, maar dat zal op een heel andere manier gebeuren. En het is net die verscheidenheid die interessant en leerzaam is. Dit is dus geen pleidooi om in elke gemeente een heel korps vrijwilligers uit te bouwen met een sterke reglementering. Dat was mijn oproep niet, nee. Mijn oproep was om de creativiteit van de lokale gemeenten stimuleren, elkaar aan te steken om een sterker, beter en meer inclusief Vlaanderen te maken waar vrijwilligers voluit kunnen gaan voor het beter maken van onze gemeenschap.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, u hebt uiteraard gelijk dat we geen restrictief en strikt kader moeten maken, maar dat we vrijwilligers moeten ondersteunen. Ik had het graag met wat meer gezien dan woorden in boekjes, maar goed.
Ik volg de collega's dat we de kerntaken van onze overheid uiteraard bij onze overheid moeten houden. In die zin vond ik het voorbeeld van het fietspad niet zo'n heel goed voorbeeld. Maar in het kader van bijvoorbeeld psychosociale hulp kun je wel die psychosociale hulpdienst ondersteunen, coachen, begeleiden en opleidingen geven zodat zij bij zo’n grote ramp de eerste zorgen kunnen opnemen en daar ook aan de slag kunnen.
Het is goed dat u de opmerking over het statuut van vrijwilligerswerk overmaakt aan minister-president Jambon. Dat zal een heel belangrijk iets worden. Maar ik denk dat u dit eigenlijk aan iedereen moet overmaken. Want het is eigenlijk de taak van elke minister om zijn of haar regeling te gaan screenen op verenigingsvriendelijkheid en daarmee aan de slag te gaan.
De actuele vraag is afgehandeld.