Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Goeiemiddag, minister. Opnieuw een stevig thema.
Een fundamentele zaak als het levenseinde verdient de nodige voorzorg en sereniteit. Wie om euthanasie vraagt in een woonzorgcentrum, botst nog geregeld op weerstand, ook na twintig jaar euthanasiewet. Dat kopte de krant De Standaard op 30 januari. De Orde van Artsen stelt dat directies geen rol mogen spelen bij een euthanasievraag en zich er niet tegen kunnen verzetten. Artsen mogen de directie van een zorginstelling ook niet inlichten over een euthanasieverzoek van een bewoner of patiënt.
Een arts is en blijft bij elke medische tussenkomst gebonden aan het medisch geheim. Dus ook wanneer hij of zij euthanasie moet uitvoeren in een woonzorgcentrum. De arts mag met andere woorden de directie van de voorziening waar de patiënt verblijft, niet bevragen of inlichten over het verzoek tot euthanasie. De arts moet echter wel steeds vooraf het verzoek van de patiënt bespreken, bijvoorbeeld met het verplegend team. Dat is noodzakelijk om een beter zicht te krijgen op de globale medische situatie van de patiënt.
Het is om praktische redenen te begrijpen dat het wel noodzakelijk is om de directie van een woonzorgcentrum op de hoogte te brengen van het moment waarop de euthanasie zou worden uitgevoerd. De directie kan zich niet verzetten tegen de euthanasie en kan evenmin een rol spelen in het beslissingsproces. Er is dus een spanningsveld.
Minister, welke maatregelen zijn voorzien om erover te waken dat de zorg voor het levenseinde als een noodzakelijk deel van de totaalzorg in de woonzorgcentra gegarandeerd kan worden?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega Geerinckx. Dit is inderdaad een heel belangrijke vraag, waar we eigenlijk al een decretale bepaling voor gemaakt hebben. Ons woonzorgdecreet van 2019 stelt heel expliciet dat elk woonzorgcentrum in Vlaanderen een beleid moet hebben rond vroegtijdige zorgplanning, palliatieve zorg en levenseindezorg. Het is een erkenningsvoorwaarde. Dit betekent dat de inspectie kan optreden, en ook controleert of dat plan er is. Dat is superbelangrijk.
Ik heb uiteraard ook de kranten gelezen deze week, met een situatie van enkele jaren geleden. Voor mij is het heel belangrijk dat dat au sérieux genomen wordt. Het is de vrije keuze van elk persoon om te kiezen zonder druk. Velen hebben de keuze niet, natuurlijk, maar als je de keuze hebt … Ons agentschap Zorg en Gezondheid heeft een referentiekader gemaakt. Elk woonzorgcentrum moet aan de slag om mensen zelf te laten beslissen over hoe ze dat levenseinde willen invullen. Ook de aspecten omtrent euthanasie moeten daarbij aan bod komen. Zij staan ook in dat referentiekader.
Ondertussen heeft Palliatieve Zorg Vlaanderen een referentiescan gemaakt. Er zijn op heel veel plaatsen multidisciplinaire zorgteams waar die autonomie van de mensen ook echt bewaakt wordt. Ik heb zelf nog maar kortelings geleden, omdat ik weet dat sommigen daar nog mee worstelen, een extra subsidie voorzien voor het LevensEinde InformatieForum (LEIF). Die hebben nu een ad hoc subsidie van 248.000 euro gekregen, net om zorgverleners en burgers te versterken, en om ook een tool te ontwikkelen en aan te leren hoe men het best met mensen kan omgaan op dat vlak.
Ik erken dus dat er op een aantal plaatsen nog werk aan de winkel is, maar dat is ook de reden van de extra investering. En weet dat de inspectie ook echt moet controleren of daar een goed kader rond is, en of daadwerkelijk de autonomie van die mensen gerespecteerd wordt.
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord.
Wanneer we spreken over regelgeving die gaat over leven en dood, is het inderdaad cruciaal dat dit debat op een serene en grondige manier gevoerd kan worden. Voor de N-VA staat menswaardig leven en sterven daarbij centraal.
Het is inderdaad zo dat elk woonzorgcentrum nu reeds het verlenen van palliatieve zorg als erkenningsvoorwaarde heeft, zoals u ook aanhaalt. Maar de woonzorgcentra hebben dan verder geen registratievoorwaarden of geen manier waarop ze zouden aangeven dat ze wel goed bezig zijn, want er zullen er zeker zijn die wel goed bezig zijn.
Daarom mijn bijkomende vraag of u ervoor openstaat om zo’n registratievoorwaarde te verankeren of te onderzoeken, en die tot uiting te laten komen als onderdeel van zo’n breed palliatief zorgproject en de zorgcultuur binnen de sector. Dat zou misschien een oplossing kunnen zijn om die brede palliatieve zorg verder uit te dragen.
De heer Anaf heeft het woord.
Dit is een bijzonder gevoelig thema. De Euthanasiewet is ondertussen toch meer dan 20 jaar oud. We zouden toch verwachten dat het ondertussen overal op een goede manier wordt geïmplementeerd, maar blijkbaar is dat nog niet altijd het geval.
Dan is de vraag wat je daaraan kunt doen als Vlaamse overheid. U verwijst naar Zorginspectie. Ik denk inderdaad dat die daar een belangrijke rol in kunnen spelen, maar – ik was van plan om de vraag in de commissie te stellen, omdat we er dan wat meer uitgebreid op konden ingaan – ik zou u willen vragen op welke manier Zorginspectie daar dan beter op kan toezien.
Want je hebt natuurlijk twee gevallen: je hebt wat je hier ziet, waarbij een directie zich moeit in een dergelijke vraag, wat absoluut niet oké is natuurlijk. Dat zijn unieke gevallen. Maar het kan ook gaan over het beleid van een woonzorgcentrum, en dat is natuurlijk nog kwalijker. Hoe kun je die twee bekijken? En op welke manier kan Zorginspectie die signalen oppikken en ervoor zorgen dat daar toch bijgestuurd wordt, zodat een waardig levenseinde in elk woonzorgcentrum in Vlaanderen mogelijk wordt?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mensen moeten natuurlijk de vrije keuze hebben in het kader van het levenseinde, dat is ook voor euthanasie vanzelfsprekend zo.
Ik las ook in de pers die discussie over de rol van de directies. Dat is natuurlijk niet zo. Het gaat over de beslissing van de bewoner, maar natuurlijk heeft die directie wel een taakstelling voor wat het bespreekbaar maken en de omkadering naar de familie betreft bijvoorbeeld. Ook dat is belangrijk.
Minister, u verwees er al naar: elk woonzorgcentrum moet een beleid voeren rond levenseinde. En voor een individuele bewoner moet er natuurlijk ook een zorgplan worden opgemaakt. We willen dat mensen op tijd nadenken over dat levenseinde, maar dat moet ook goed omkaderd kunnen gebeuren.
Minister, er zijn mensen die ook nood hebben aan spirituele ondersteuning, zeker in die fase. Dat kan al of niet religieus zijn. Er zijn woonzorgcentra die daar sterk op inzetten, maar eigenlijk zou elke bewoner die daar nood aan heeft, zeker in die eindelevensfase, die ondersteuning moeten kunnen krijgen. Mijn vraag is op welke manier daar werk van wordt gemaakt.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, toen ik de artikels in de krant las, was ik eigenlijk zelf ook een beetje in de war, omdat er nergens verwezen werd naar het zorgplan, wat decretaal toch nodig was. Dat gaf dus blijkbaar toch een hiaat: ten eerste dat de betrokkenen bij deze situaties geen weet hadden van die zorgplanning, die eigenlijk nodig was. En ten tweede: ook het opstellen rond zorg rond het levenseinde is een van de indicatoren van het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg. Dat wordt dus ook gemeten.
Dat brengt mij wel bij het feit dat er misschien toch veel te weinig controle is van Zorginspectie of de woonzorgcentra inderdaad wel zorgen voor de zorgplanning en dat de betrokkenheid van de familie bovendien misschien toch wel ondermaats is bij het zorgplan.
Mijn concrete vraag, minister, is op welke manier u dat toch beter gaat maken. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, als er zich zulke incidenten voordoen, is dat onaanvaardbaar. Een woonzorgcentrum is een thuisvervangende situatie, en het is altijd een arts die samen met zijn patiënt zal beslissen of er al dan niet euthanasie zal plaatsvinden. Het is dus de vrije keuze van de patiënt. Een directie heeft daar niks, maar dan ook niks in te zeggen. Wel kunnen om organisatorische redenen met de arts de datum van uitvoering en omkadering worden bekeken, maar voor de rest moet ze zich daar niet mee moeien, punt. Minister, heeft het agentschap Zorg en Gezondheid al klachten ontvangen over directies van woonzorgcentra waar er een weigering zou zijn geweest? Welke extra initiatieven gaat u nemen ten overstaan van directies om duidelijk te maken dat euthanasie een vrije keuze van patiënten is en dat zij daar niets, maar dan ook niets over te zeggen hebben? (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Het is bijzonder belangrijk, het recht op waardig sterven: mensen een waardig levenseinde geven en mensen die euthanasie wensen, daar ook vrij in laten. Het is dan bijzonder pijnlijk om te horen dat in een woonzorgcentrum het toepassen van euthanasie voor een bewoner werd geweigerd. Dat is inderdaad een beslissing die aan de patiënt toekomt, in overleg met zijn of haar arts, en daar kan de directie van een woonzorgcentrum niet in tussenbeide komen. Directies zijn wel verantwoordelijk voor een goed beleid rond levenseinde en euthanasie, zijn belangrijk om euthanasie structureel te kunnen omkaderen en te kunnen uitvoeren, maar niet wat de beslissing van de patiënt betreft. Minister, ik vind het schokkend dat dat wel gebeurt en vraag me af of u daar cijfers over hebt, of u weet hebt van meerdere plaatsen waar de vraag om euthanasie door het woonzorgcentrum niet wordt gerespecteerd zoals dat moet.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de aanvullende vragen. Ik zal nog eens zeer duidelijk zijn. Bijna iedereen heeft het opgemerkt. Het is absoluut de vrije keuze van elke persoon om in de mate van het mogelijke het levenseinde te organiseren. Dat kunnen verschillende zaken zijn, waarvan euthanasie deel uitmaakt.
Collega Geerinckx, het is belangrijk om te vermelden dat onze Zorginspectie vandaag nakijkt of er daadwerkelijk een beleid is rond levenseindezorg. Zij gaan ook in de bewonersdossiers bekijken of er gesprekken over zorgplanning en afspraken over het levenseinde zijn. Dat is er vandaag dus. Of we daar nu nog eens een registratiesysteem op moeten loslaten, ik heb daar mijn twijfels over, maar bij een controle wordt dat bekeken. Dat is belangrijk voor mij.
Collega Anaf, u hebt terecht gezegd dat er twee situaties zijn. Als men zich in een heel concrete situatie op een ongepaste wijze gaat mengen, dan kan de inspectie dat niet weten. Dat zijn casussen die naar boven komen via een melding. Bij het geval in de krant was dat via een procedure die werd opgestart. Het is echter wel van belang dat we vanuit het beleid Zorginspectie ook voldoende tools in handen geven om dat na te kijken, om dus, zoals ik al zei, ook in de dossiers te gaan bekijken of het referentiekader er is, of het beleid er is, of al die zaken aanwezig zijn. Ik wil Zorginspectie daarover zelfs gerust nog eens een brief schrijven dat ze daar toch goed op moet letten in de inspecties die ze doet. U weet dat Zorginspectie ook globaal wordt versterkt. Dat kan dus ook worden bekeken.
Collega Schryvers, ik ben het ook eens met heel veel aandacht voor de spirituele begeleiding. Niet iedereen kiest de weg van de euthanasie. Gelukkig. Er zijn ook mensen die het levenseinde op een andere wijze willen meemaken. Dat is net de reden waarom we de diplomavoorwaarden hebben uitgebreid in de woonzorgcentra. Daar kunnen nu ook masters in de moraalwetenschappen, filosofen, psychologen aan de slag, en die hebben natuurlijk in zo’n multidisciplinair team een zeer goede plaats, omdat zij een mooie aanvulling kunnen zijn. Daarmee komen we tegemoet aan de suggestie die u doet bij uw aanvullende vraag.
Collega De Martelaer, de woonzorgcentra en de koepels hebben, zoals ik in mijn eerste antwoord zei, een palliatieve scan uitgewerkt, die de woonzorgcentra ondersteunt en ook handvatten biedt om het beleid uit te voeren.
Collega Vandecasteele, ik zal nog eens navragen of er nog bijkomende klachten zijn. Dat is immers vreemd. Als er een klacht komt, moet onze inspectie ingrijpen omdat het een erkenningsvoorwaarde is. Ik wil dus gerust nog eens navragen of er nog zulke situaties bekend zijn, en dan bekijken of ik het parlement daar schriftelijk van op de hoogte kan brengen. Mij zijn echter geen expliciete situaties bekend. Natuurlijk, als je het weet, moet je ingrijpen of een verbeterplan laten opstellen, zoals ik al zei.
Dus wat dat betreft denk ik dat de tools die beschikbaar zijn, er zijn. Ik denk dat de manier waarop er gecontroleerd moet worden, oké is, vermits we het in een decreet als een erkenningsvoorwaarde hebben opgelegd. Ik denk dat er dus ook goed opgetreden kan worden als dat nodig is.
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Dank u wel, minister, collega's.
Het is inderdaad interessant dat het meegenomen kan worden bij het komende actieplan voor de palliatieve zorg, zoals we hier allemaal aanhalen. Maar ‘meten’ was inderdaad ergens ‘weten’, of u het nu via registratie doet of via een verbeterde inspectie. Beide lijken me relevant om ervoor te zorgen dat we een menswaardige zorgcultuur en ook een menswaardig levenseinde kunnen integreren in onze brede zorgplannen.
De actuele vraag is afgehandeld.