Verslag plenaire vergadering
Verslag
Voorstel tot spoedbehandeling
Dames en heren, vanmiddag heeft de heer Wilfried Vandaele bij motie van orde een voorstel tot spoedbehandeling gedaan van het voorstel van decreet van Arnout Coel, Loes Vandromme, Jean-Jacques De Gucht, Annabel Tavernier, Hilâl Yalçin en Koen Daniëls tot wijziging van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wat de voorrangsgroepen voor leerlingen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs bij de inschrijvingen in het gewoon secundair onderwijs betreft.
De heer Coel heeft het woord.
Sinds 1 september zijn er nieuwe inschrijvingsregels van kracht. In deze periode van het jaar zijn de inrichtende machten en de lokale besturen daarmee bezig. Ze moeten voor 15 november hun aanmeldingsdossier indienen. Een van de instrumenten in dat voorstel van decreet is de regel in Brussel dat als je het basisonderwijs in het Nederlands hebt genoten, je dan voorrang hebt in het secundair onderwijs. Dat is vernietigd door het Grondwettelijk Hof. Met dit voorstel van decreet komen we tegemoet aan de opmerkingen van het Grondwettelijk Hof.
U bent al niet meer over de spoedbehandeling bezig.
Dat moet voor 15 november worden beslist.
Dat is duidelijk.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik had daar een korte vraag over, want als ik mij niet vergis is de tekst die hier vandaag wordt voorgelegd, eigenlijk exact dezelfde als die die op 2 september ook al is gepasseerd als ontwerp op de regering. Die wordt hier nu voorgelegd als een voorstel van decreet. Waarom wordt er ineens gekozen voor die procedure? En waarom moet dat ineens met spoed? Ik heb daar niet echt een antwoord op gekregen. Dat zat in de pijplijn van de regering, en plots, ineens moet dat met spoed via het parlement. Hoe komt dat?
Mevrouw Goeman stelt een vraag om opheldering. Kan iemand daar een antwoord op geven?
De heer Coel heeft het woord.
Als we het traject van het ontwerp van decreet hadden gevolgd, met drie keer een goedkeuring van de regering, dan hadden we die termijn niet kunnen halen. Om sneller te gaan, werken we via een voorstel van decreet.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Is het parlement het eens met dat voorstel tot spoedbehandeling? (Instemming)
Dan stel ik voor dat het voorstel van decreet onmiddellijk wordt behandeld.
Is het parlement het daarmee eens? (Instemming)
Het incident is gesloten.
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van decreet van Arnout Coel, Loes Vandromme, Jean-Jacques De Gucht, Annabel Tavernier, Hilâl Yalçin en Koen Daniëls tot wijziging van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wat de voorrangsgroepen voor leerlingen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs bij de inschrijvingen in het gewoon secundair onderwijs betreft.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Coel heeft het woord.
In de originele teksten was er een regeling voorzien dat kinderen die vanaf hun drie jaar negen jaar onderwijs hadden gevolgd in het Nederlands, in Brussel voorrang konden krijgen voor de inschrijving in het secundair onderwijs. De Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie zijn daarvoor naar het Grondwettelijk Hof gegaan. En op 14 juli heeft het Hof een arrest uitgesproken dat enerzijds goed nieuws was: zij bevestigen dat een voorrangsregeling in Brussel legitiem is. Maar zij vonden dat wij te ver waren gegaan in dat criterium van die negen jaar, omdat dat onvoldoende rekening houdt met de start van de leerplichtleeftijd.
Met dit voorstel van decreet komen wij daaraan tegemoet, en wijzigen wij die negen jaar naar vanaf de start van de leerplichtleeftijd. En om coherent te zijn doen we ook meteen hetzelfde in de Vlaamse Rand, waar diezelfde voorrangsregel van toepassing was. Die is weliswaar niet vernietigd, maar om coherent te zijn met de Brusselse regelgeving passen we daar ook de termijn aan: niet negen jaar, maar vanaf de leerplichtleeftijd.
De heer Bex heeft het woord.
Bedankt. Blij dat u mij toch zien zitten hebt.
Ik zie iedereen altijd zitten. Mispak je daar niet aan.
Daarnet bij de discussie over de spoed zijn wij als oppositie bijzonder vriendelijk geweest. En ik denk dat wij twee keer vriendelijk zullen moeten zijn. Wij zullen geen advies van de Raad van State vragen, terwijl dat in dezen toch niet onlogisch zou zijn geweest, voorzitter. Want er is een probleem met de grondwettelijkheid van de decreten zoals we die hier goedgekeurd hebben.
De Vlaamse Regering heeft aan een oplossing gewerkt, want we weten dat het zo gegaan is. Uiteindelijk moet het snel-snel naar het parlement gebracht worden, dus daarom hebben een aantal collega’s daar hun handtekening onder gezet. En ze zijn ook zo vriendelijk geweest om ons inzage te geven in het advies dat de Raad van State gevraagd had. Ik ga daar nog op terugkomen, want dat is toch een belangrijk document.
Onze bezwaren bij het initiële decreet gingen niet over de vraag of er een voorrangsregel nodig is. Wij vinden ook dat er in Brussel een voorrangsregel nodig is. De vraag is of die voorrangsregel zo breed moet zijn als de meerderheid in dit parlement die heeft omschreven. En daar is ons antwoord ondubbelzinnig neen op. Want wat doet deze meerderheid eigenlijk systematisch? Dat is proberen om zo dicht mogelijk bij de grondwettelijke grens aan te schuren, en zoveel mogelijk plaatsen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel voor te behouden aan bepaalde groepen.
Daar is een probleem mee, collega’s. Wat is dat probleem? Het gaat in totaal over 65 plus 15 procent of 80 procent van de leerlingen in totaal. Als je die cijfers gaat bekijken, dan zijn er amper scholen waar 80 procent van de leerlingen een beroep doet op die voorrangsregels. Het gaat dus over een aantal elitescholen waar 80 procent van de leerlingen gebruikmaakt van deze regels.
Dat zorgt dus voor een concentratie van zeer sterke leerlingen in een beperkt aantal scholen en voor het feit dat in andere scholen amper tot geen kinderen aanwezig zijn die van thuis uit zeer goed Nederlands praten. Wij denken dat dat problematisch is voor iedereen.
Het tweede puntje waarin het voorstel van decreet voor ons veel te streng was, is in het feit dat de Vlaamse Regering het voor 15 procent van de leerlingen mogelijk maakt om als zij negen jaar lang naar het Nederlandstalig onderwijs gegaan zijn in het basisonderwijs – dat wil dus zeggen vanaf de eerste kleuterklas – een beroep kunnen doen op een voorrang. In de praktijk betekent dat dat wanneer twee kinderen zes jaar lang samen naar de lagere school geweest zijn, maar het ene kind heeft in het Nederlands kleuterschool gedaan en het andere in het Frans, dat die twee kinderen, ondanks het feit dat ze zes jaar naast elkaar op de schoolbanken gezeten hebben, niet gelijk behandeld worden. Dat is ook een van de redenen waarom wij vinden dat dit voorstel van decreet zoals het nu was te ver ging.
Nu heeft het Grondwettelijk Hof inderdaad gezegd: ‘Kijk, je start te vroeg. Je zegt dat je te veel wilt, Karl Vanlouwe en de andere mensen van de N-VA willen te veel, negen jaar is te veel.’ De Vlaamse Regering doet nu een voorstel vertolkt door collega’s van de meerderheid van ‘laat ons de grens wat opschuiven en we beginnen bij het leerplichtonderwijs’. Ik zei al dat er een advies van de Raad van State gevraagd was en ik wil daar toch op ingaan. De Raad van State zegt dat door in de ontworpen regeling het vereiste minimum aantal jaren te laten ingaan vanaf de start van de leerplicht het voorontwerp weliswaar tegemoet komt aan het bezwaar van het Grondwettelijk Hof dat in de vernietigde regeling onvoldoende rekening gehouden werd met het feit dat het begin van de leerplicht vastgesteld werd op de leeftijd van 5 jaar. Maar het Grondwettelijk Hof wijst er in overweging met B.36.3 – het advies zal niet openbaar worden dus ik zal er iets uitgebreider uit citeren – meer algemeen op dat ‘het aantal vereiste jaren moet worden bepaald in het licht van het nagestreefde doel, te weten voorrang te geven aan leerlingen van wie geen van beide ouders het Nederlands in voldoende mate machtig is, maar die reeds een substantieel deel van hun schoolloopbaan in het Nederlandstalig basisonderwijs hebben vervuld.’
De Raad van State zegt dat er niet zomaar van uitgegaan kan worden dat de redelijk te vereisen duur van die schoolloopbaan enkel bepaald kan worden aan de hand van de aanvang van de leerplicht. Want het hof heeft gezegd: ‘Het redelijke doel van de maatregel bestaat erin voorrang te geven aan leerlingen die reeds een substantieel deel van hun schoolloopbaan in het Nederlandstalig basisonderwijs vervuld hebben en dus moet volgens de Raad van State de decreetgever meer omstandig verantwoorden waarom de nagestreefde voorrang vereist dat de leerlingen zowel het leerplichtige kleuteronderwijs als het volledige lager onderwijs in het Nederlandstalig onderwijs moeten hebben gevolgd. Ze zullen ook moeten aantonen dat het gekozen onderscheidingscriterium pertinent is in het licht van de doelstelling van de maatregel en dat de maatregel geen onevenredige gevolgen heeft voor bepaalde leerlingen die hoewel ze niet van bij het begin van de leerplicht ingeschreven zijn in het Nederlandstalig basisonderwijs, toch een substantieel deel van hun loopbaan in het Nederlandstalig basisonderwijs hebben doorgebracht.’ Eigenlijk vraagt de Raad van State dat wij uitleggen waarom je tegen een kind dat op zijn 6 jaar in het basisonderwijs begonnen is, zegt dat het geen voorrang heeft en een kind van 5 jaar wel.
De Raad van State verwijst ook naar het geval van leerlingen die vanaf een later tijdstip dan het begin van hun leerplicht in het tweetalig gebied Brussel hoofdstad gedomicilieerd zijn en vanaf dat tijdstip toch een hele schoolloopbaan in het Nederlandstalig basisonderwijs hebben doorgebracht. Je ouders werken in het buitenland. Je bent 6 jaar en ze verhuizen naar Brussel of ze verhuizen naar de Vlaamse Rand – want collega’s, in de Vlaamse Rand geldt vandaag een uitzondering die betekent dat niet alleen kinderen die vanaf het begin van de schoolplicht naar school gaan in het Nederlands, maar ook kinderen die later verhuizen en bijvoorbeeld op hun 6 of 7 jaar naar een Nederlandstalige school gaan, ook voorrang krijgen in het middelbaar. ‘Specifiek voor deze categorie van leerlingen’ – ik zit weer in het advies van de Raad van State – ‘is in het licht van het gelijkheidsbeginsel in ieder geval niet onmiddellijk in te zien hoe voor hen in het kader van de voorrangsregeling inzake inschrijvingsrecht in bepaalde gemeenten van het Nederlandse taalgebied een afwijkingsregeling geldt en niet in het kader van de voorrangregeling inzake inschrijvingsrecht in het tweetalige gebied.’
Er is dus een verschil in behandeling, zegt de Raad van State, tussen kinderen in Brussel en kinderen in de Vlaamse Rand. Tenzij hiervoor een bijzondere verantwoording kan worden gegeven, dient bijgevolg op zijn minst in deze afwijkingsmogelijkheid te worden voorzien. De Raad van State zegt dus: doe dat ook voor Brusselse kinderen als je niet behoorlijk kunt verantwoorden waarom je het alleen maar zou doen voor kinderen in de Vlaamse Rand.
De collega’s, of misschien het kabinet van de minister, hebben dan de toelichting van dit voorstel van decreet gewijzigd. Ze hebben daarin geprobeerd te motiveren waarom de uitzondering die in de Vlaamse Rand geldt, niet zou moeten gelden in Brussel. Dat zal ik u ook moeten voorlezen, maar ik ga eventjes kijken of dat wel integraal nodig is. Ik denk dat iedereen het wel oké zal vinden als ik dat eventjes doe. (Opmerkingen)
De reden waarom de decreetgever vindt dat dat verschil er zou moeten zijn is dat “de gelijkaardige voorrang van 70 procent in de gemeenten aangeduid door de Vlaamse Regering” – dat is dus in de Vlaamse Rand – “veel groter is dan de voorrang van 15 procent in Brussel”. Om die reden is in Brussel een uitzondering voor leerlingen die later instromen wegens verhuis vanuit het buitenland niet voorzien. Dat is een uitleg, maar dat is geen verantwoording. “Ook de context van Brussel is uniek.” Dat weten we, maar dat is geen verantwoording voor een discriminatie in de wetgeving. Alhoewel er wordt gezegd: ‘In Brussel is er met name een ander onderwijssysteem, dat ook zijn aanbod heeft.” Ha ja, je wordt gediscrimineerd, maar dat is niet erg, want er is nog een ander onderwijssysteem waar de kinderen naartoe kunnen. Een zwakke uitleg voor het Grondwettelijk Hof, denk ik.
Tot slot: “De bijkomende administratieve last die dergelijke uitzondering met zich meebrengt” – voor de Brusselse kindjes dus – “moet ook in acht worden genomen, zeker gelet de reeds bestaande opdrachten in het kader van de voorrang voor kinderen waarvan één van de ouders het Nederlands in voldoende mate machtig is.”
Collega’s, sorry, ik heb heel veel van jullie tijd genomen, maar ik doe het om uit te leggen dat dit hersteldecreet – herstel van broddelwerk – opnieuw broddelwerk is, en dat, tenzij de collega’s van de meerderheid mij kunnen overtuigen dat ze dit kunnen uitleggen als een niet-discriminatie, we hier eigenlijk opnieuw over een voorstel van decreet aan het stemmen zijn waar we na het oordeel van het Grondwettelijk Hof opnieuw een herstel op zullen moeten toepassen. Wij hebben met Groen – en ik denk dat er nog wel partijen zijn in dit halfrond die daarvoor te vinden zijn – een veel simpelere oplossing. Ze gaat wat verder dan wat wij eigenlijk willen doen. Wij zijn zeker absoluut geen fan van die regeling voor de Vlaamse Rand. Dat is echt administratieve overlast ten top, om een paar mensen de indruk te kunnen geven dat we problemen oplossen, terwijl de enige oplossing bestaat in voldoende scholen bouwen. Maar in de regeling van de Rand wordt eigenlijk simpelweg gezegd: voor 70 procent van de plaatsen in de school, kunnen wij die plaatsen voorbehouden voor kinderen die lang genoeg naar het lager onderwijs zijn gegaan. Laat ons dan niet zeggen dat dat moet vanaf het begin van de leerplicht, wat ons betreft, maar laat ons zeggen: vanaf het eerste leerjaar.
Als je die simpele regeling, die ook gevalideerd is door het Grondwettelijk Hof, zou toepassen in Brussel, dan kunnen we hier vandaag iets goedkeuren dat de toets van het Grondwettelijk Hof doorstaat. Ik denk zelfs dat je het percentage nog wat kunt opkrikken, en dat je dan nog altijd voor een wet kunt stemmen die de blamage van de afkeuring door het Grondwettelijk Hof niet opnieuw met zich meebrengt. Maar ik denk, voorzitter, collega’s, dat er wel wat werk aan de winkel is om mij ervan te overtuigen dat jullie nu iets willen goedkeuren dat opnieuw door het Grondwettelijk Hof vernietigd zal worden. (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
Mevrouw Segers heeft het woord.
Voorzitter, beste collega’s, ik ga niet alles herhalen wat collega Bex heeft gezegd. (Opmerkingen. Gelach. Applaus)
Want mijn opmerkingen zijn natuurlijk dezelfde, maar ik bekijk het vooral vanuit het perspectief van de Vlaamse Rand. Maar eerst wil ik zeggen dat het toch echt wel een schouwspel was. Het was een voorstel van decreet, het is als voorontwerp van decreet al principieel goedgekeurd op 2 september en het is vreemd dat er vandaag dan opnieuw wordt gekozen om te werken via een voorstel van decreet. Collega Coel heeft het al aangegeven: het is brolwerk, we doen het omdat het niet anders kan. Wij hebben ingestemd met die hoogdringendheid omdat de scholen, zeker ook in de Vlaamse Rand, vandaag natuurlijk met heel wat vragen zitten, en niet alleen de scholen maar ook de gemeenten, die vooral wachten op het aanmeldingssysteem. Daarover hebben we het nog niet gehad, maar dat is toch ook wel een heel belangrijke zaak. Het moet vlug gaan, maar dit voorstel van decreet is voor ons alweer een toonbeeld van onbehoorlijk bestuur. Het feit dat het vlug moet gaan, komt doordat minister Weyts vandaag al aan de lokale besturen in de Vlaamse Rand gevraagd heeft om in te tekenen op een aanmeldingssysteem dat er gewoon nog niet is en waarvan we ook niet weten of het gaat werken. Maar er moeten al wel dossiers voor ingediend worden tegen 15 november.
Dankzij een goede geest hebben wij vandaag kennis kunnen nemen van het advies van de Raad van State, waarnaar ik ook gevraagd heb. Op 13 oktober vroeg ik er nog naar aan minister Weyts, die antwoordde dat het op komst was. Dat geeft opnieuw aan dat ook dit voorstel van decreet alweer broddelwerk is. Minister Weyts gaf trouwens ook aan dat hij de grenzen van het wettelijke heeft opgezocht met dit voorstel van decreet. En het laatste wat de Vooruitfractie wil, is dat we de scholen, de ouders, Brussel en de Rand opnieuw in onzekerheid zouden storten.
Maar behalve een blijk van onbehoorlijk bestuur – of noem het broddelwerk – is het grote probleem van het voorstel van decreet dat het eigenlijk opnieuw een toonbeeld is van de symboolpolitiek die deze Vlaamse Regering kenmerkt. Het is een manier om de echte problemen niet te moeten benoemen. En het echte probleem is natuurlijk het gigantische capaciteitstekort. Nog steeds gaan er vandaag zelfs meer leerlingen vanuit de Rand van Brussel naar een secundaire school in Brussel dan omgekeerd. Een onderzoek van het Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum (BRIO) heeft dit met overtuigende cijfers aangetoond. Brussel en de Rand zijn gewoon onlosmakelijk met elkaar verbonden en mobiliteit van mensen tussen Brussel en de Rand is gewoon een feit. De Rand ondervindt die uitdagingen van de grootstedelijkheid, en wij van Vooruit zien niet in hoe die nieuwe voorrangsregels voor de inschrijvingen een echte oplossing kunnen betekenen voor het reële probleem van dat capaciteitstekort.
Ja, minister Weyts voorziet extra middelen ten bedrage van 10 miljoen euro. Mocht hij hier zijn, dan zou hij dat zeggen. Die middelen gaan 1344 plaatsen opleveren. Maar hij weet evengoed als wij dat die scholen er daarmee nog niet staan. Die plaatsen zijn er nog niet. We gaan de komende jaren dus nog heel erg kampen met een nijpend capaciteitstekort, en dat gaan we echt niet oplossen met een symboolmaatregel als dat voorrangspercentage. Er is gewoon veel te weinig aanbod in de secundaire scholen in de regio. Wij zien die voorrangsregel eigenlijk vooral als een gemakkelijkheidsoplossing, die de instroom van anderstalige leerlingen tussen scholen verschuift van de ene, populaire school naar een andere. Want die anderstalige leerlingen verdwijnen daar niet mee. Die kan je alleen maar goed onthalen door in de school ook voldoende in te zetten op taallessen, op integratie, op alle mogelijke andere ondersteuningsmiddelen om die leerlingen maximale kansen te geven in ons Vlaamse onderwijs in de Rand en in Brussel.
Door die maatregelen ga je gewoon scholen hebben – collega Bex gaf het ook aan – die Nederlandstaligen gaan aantrekken en andere, waardoor elke mix gaat verdwijnen. Dat is volgens ons dan weer nefast voor de oefenkansen Nederlands voor anderstalige leerlingen.
Het is grappig, maar het is eigenlijk ook cynisch. In een detail in die memorie van toelichting wordt er bijvoorbeeld ook gesproken over een uitzondering voor leerlingen die later instromen in het Nederlandstalig basisonderwijs vanwege een verhuizing uit het buitenland. Maar in het voorstel van decreet zelf is er sprake van leerlingen die vanaf het moment van hun domiciliëring in het Vlaamse Gewest, of in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, onafgebroken voor het Nederlandstalig basisonderwijs hebben gekozen. Dus het Waalse Gewest geldt eigenlijk als buitenland, als ik het zo moet lezen.
Wat trouwens met leerlingen die thuisonderwijs hebben gevolgd in het Nederlands, of die in een Europese school een Nederlandstalig programma hebben gevolgd? Ik had eigenlijk ook graag gehad dat de minister er was om een aantal dringende vragen te beantwoorden.
Het is een voorstel van decreet. De minister moet hier niet zijn.
Ja, ik weet het, maar de scholen moeten voor 15 november laten weten of ze al dan niet willen gebruikmaken van het aanmeldingssysteem dat de Vlaamse overheid ter beschikking zal stellen, zal ontwikkelen, terwijl er wel al andere bestaan. En als je geen gebruik wilt maken en toch wilt aanmelden, dan kun je in aanmerking komen voor een financiële ondersteuning. Maar de onduidelijkheid is troef. Hoe kunnen schoolbesturen – vaak gemeentebesturen wanneer er verschillende scholen in de gemeente samen aanmelden – nog een grondige afweging maken of ze kiezen voor het systeem van de Vlaamse overheid of niet? Een systeem dat er nog niet is, dat niet uitgetest is, waarvan we niet weten of het er zal zijn, waarvan we niet weten of het zal werken: onduidelijkheid troef. We weten ook niet of ze zullen kunnen rekenen op die financiële ondersteuning. Dat is gewoon onbehoorlijk bestuur.
En om een uitsmijter te maken: het heeft geen betrekking op dit voorstel van decreet, maar wanneer komt er überhaupt een inschrijvingsrecht voor het buitengewoon onderwijs? Al sinds 2019 wordt dat beloofd, en het is er nog steeds niet. Het inschrijvingsrecht uit 2012 was gewoon copy-paste van dat in het gewoon onderwijs, terwijl we allemaal weten dat het buitengewoon onderwijs een heel andere dynamiek heeft van in- en uitschrijvingen.
Dus voilà: heel veel problemen die niet opgelost zijn. De reden dat we tegen dit voorstel van decreet zullen stemmen, is dat dit opnieuw een staaltje is van symboolpolitiek, en broddelwerk. (Applaus bij Vooruit en Groen)
De heer Laeremans heeft het woord.
Heel kort, ik wil het allemaal niet zo lang trekken. We hebben ons bij het oorspronkelijke decreet onthouden, omdat het op een aantal vlakken niet ver genoeg ging. Maar goed, dit is dan een reparatiedecreet, en dan hoor ik de linkerkant vooral zeggen dat het grote probleem het plaatstekort is in het onderwijs in Brussel en de Vlaamse Rand. Sorry, maar het grote probleem zit veel dieper. Het grote probleem is de enorme immigratie naar ons land, zonder beperkingen, en zeker ook de laatste jaren vanuit Brussel naar de Vlaamse Rand, zonder dat er verplichtingen zijn voor de ouders om Nederlands te leren. Ik heb dat nog deze week aan de minister gevraagd, en hij heeft gezegd dat hij achter zo’n verplichting staat, maar helaas kan dat zomaar niet en zijn er daartegen juridische bezwaren.
Goed, er is nog werk op de plank, omdat wij als Vlaanderen helaas nog op een aantal vlakken niet bevoegd zijn. Het wordt tijd dat we onafhankelijk worden. Het voorstel hier is een kleine aanpassing. In plaats van de eerste kleuterklas gaan we naar de derde kleuterklas. Dat is de grenzen aftasten, omdat we als Vlaanderen niet volledig bevoegd zijn om dat allemaal zelf te bepalen. En dus is er inderdaad een risico dat we weer worden teruggefloten. Wij gaan dit op dit ogenblik wel goedkeuren.
De heer Coel heeft het woord.
Ik wil misschien toch even reageren.
U zult hen proberen te overtuigen.
Uit respect voor het vurige betoog dat collega Bex en collega Segers gehouden hebben. Ik zal misschien beginnen met het gemakkelijkste. Er wordt hier gezegd dat dit een symboolaanpak is, dat we daarmee de capaciteitsproblemen niet zullen oplossen. Ja, dat wil ik volmondig erkennen. Je lost een capaciteitsprobleem niet op met een Inschrijvingsdecreet. Dat los je op door scholen bij te bouwen, en dat doet deze Vlaamse Regering ook volop. Ik nodig alle onderwijsaanbieders in Brussel uit om hetzelfde te doen.
Waarvoor dient dat Inschrijvingsdecreet dan? Dat dient om de schaarse plaatsen toe te wijzen op een zo rechtvaardig mogelijke manier. En uiteraard – en dat is de keuze van deze meerderheid – willen wij dan in het Nederlandstalig onderwijs, gefinancierd vanuit de Vlaamse Gemeenschap, maximaal de kans geven aan Vlamingen, Nederlandstaligen, die zich in dat onderwijs wensen in te schrijven, en in tweede orde aan anderstaligen die wel van jongs af aan de moeite hebben gedaan, of de keuze hebben gemaakt, om in het Nederlands school te lopen.
Dus op zich lijk me dat allemaal redelijk evident, en proberen we dat in deze regelgeving vorm te geven. Dan wordt er gezegd dat het broddelwerk is. Dat woord is hier vijf, zes keer gevallen. Ik wil er toch op wijzen dat het Grondwettelijk Hof eigenlijk ten gronde gezegd heeft dat het perfect legitiem is dat de Vlaamse Gemeenschap die voorrangsregels in Brussel en in de Rand anders definieert, dat ze daar een aparte aanpak voor uitwerkt en dat ze dat mogelijk maakt. Ik denk dus dat dat de grote overwinning is van het arrest. De Franstaligen hadden gedacht dat ze dat inhoudelijk zouden kunnen onderuithalen en aanvechten dat er een andere aanpak mag zijn omdat het een geval van discriminatie is, maar dat is manifest niet het geval.
Het Grondwettelijk Hof heeft wel opgemerkt dat door te spreken van negen jaar en de facto vanaf de eerste kleuterklas, je daarmee eigenlijk de grenzen van de leerplicht aan het optrekken bent op een oneigenlijke manier, en daar komen we nu aan tegemoet. Nu stemmen we de voorrangsregel af op de start van dat leerplichtonderwijs. Ik denk dat dat goed gemotiveerd is. De Raad van State heeft daar ook nog een aantal opmerkingen over gemaakt. Dat gaat met name over kinderen die uit buitenland komen en of die als uitzondering kunnen worden beschouwd.
Er wordt hier gezegd dat dat discriminatie is omdat je het anders doet in Brussel dan in de Vlaamse Rand. Nu, de definitie van discriminatie is ‘in gelijke gevallen anders handelen’, maar het gaat niet over gelijke gevallen. In de Vlaamse Rand heb je een voorrangsgroep van 70 procent, in Brussel een van 15 procent. Het is evident dat die voorrangsgroep vele malen kleiner is. Dus als je op die voorrangsgroep ook nog eens uitzonderingen begint toe te staan, hol je die voorrangsgroep veel harder uit dan dat je dat doet als het over een voorrangsgroep van 70 procent gaat.
Ik denk dus dat ik daarmee de voornaamste inhoudelijke bemerkingen beantwoord heb. Wat de praktijk van het aanmeldsysteem betreft, moet je nu voor 15 november aangeven dat je wilt gebruikmaken van het aanmeldsysteem. Dat moet je dan pas in januari doen. Dat praktische probleem moet nog worden beschouwd, maar we hebben er alle vertrouwen in dat dat op korte termijn zal gebeuren.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Vanuit onze fractie nog een paar korte tussenkomsten. Het Inschrijvingsdecreet moet er alleen zijn om op zoek te gaan naar een billijke manier om leerlingen te weigeren, en dat is natuurlijk nooit fijn. We proberen eraan tegemoet te komen met het bouwen van nieuwe scholen. Maar goed, die zijn niet op één dag gebouwd. Vandaar de nood aan een Inschrijvingsdecreet.
Ik wil toch eventjes ingaan op iets waar collega Coel nog niet op ingegaan is, en dat is de start van de leerplicht. Ik verwijs dan heel specifiek naar de wet rond de leerplicht, artikel 1, §7. Want het is heel specifiek geregeld voor kinderen die instromen, op gelijk welke leeftijd, en die vanwege het feit dat ze ingeschreven worden in het vreemdelingenregister van een bevolkingsregister van een gemeente waar ze verblijven, pas vanaf de zestigste dag na die inschrijving moeten voldoen aan de leerplicht. Op die manier kom je natuurlijk tegemoet aan de vraag die hier ook gesteld is: wat met mensen die instromen? Dat is ook vanaf de eerste dag van de leerplicht. Op die manier komen we ook tegemoet aan die vraag.
De heer Bex heeft het woord.
Wel, voorzitter, collega Annouri zei dat hij mijn uitleg niet begrepen had. Ik vroeg me af of dat voor meer collega’s het geval was. Dan zou ik hem eventueel kunnen herhalen. Neen, ik ben niet overtuigd van de verantwoording die de collega’s geven. Collega Vandromme, u zegt dat de leerplicht pas begint te lopen vanaf dat men in het bevolkingsregister is ingeschreven. Maar waarom zou er dan in het Vlaamse Gewest wel een uitzondering moeten gelden en niet in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest? Dat snap ik toch echt niet. En het idee dat de groep die een beroep kan doen op het systeem groter is in de Vlaamse Rand dan in Brussel, is ook een uitleg die geen steek houdt. Dat zou dan een verschillende behandeling zijn die de overheid zelf organiseert, en daardoor zou er geen discriminatie zijn. (Gelach. Opmerkingen van de voorzitter)
Ik wil maar zeggen, voorzitter, kort en bondig: ik ben niet overtuigd dat deze meerderheid voldoende kan staven dat dit voorstel van decreet de grondwettelijke toets zal doorstaan. We weten dat dit niet belangrijk is voor de fractie helemaal aan de overkant, maar ik dacht toch dat het voor de fracties in het midden van dit halfrond wel belangrijk was. (Applaus bij Groen en Vooruit)
De heer Coel heeft het woord.
In een ultieme argumentatie wil ik er toch nog op wijzen dat we met dit voorstel van decreet juist tegemoetkomen aan het arrest van het Grondwettelijk Hof. Ik vind het een heel vreemd argument dat we geen belang zouden hechten aan de mening of de appreciatie van het Grondwettelijk Hof. We komen er expliciet aan tegemoet.
De enige inhoudelijke opmerking die ze hebben gemaakt, remediëren we met dit voorstel van decreet. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Het zou er inderdaad aan moeten mankeren, collega Vaneeckhout. Maar uw argument dat we geen belang hechten aan het Grondwettelijk Hof, lijkt me helemaal geen steek te houden. (Applaus bij de N-VA)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1443/1)
– Artikel 1 tot en met 5 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.