Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Verheyden heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, een mobipunt is een plek waar verschillende vervoersmogelijkheden samenkomen. Meestal liggen ze in de buurt van een station. Er zijn halteplaatsen voor bussen of trams. Er zijn laadpalen, als men die al geplaatst krijgt. Eventueel zijn er mogelijkheden om een deelfiets of een deelauto te huren.
Mobipunten worden ontwikkeld om de mobiliteit te verbeteren en om duurzame verplaatsingen te promoten. Uw collega, minister Crevits, spendeert nu 4,25 miljoen euro Europese middelen om negen bijkomende mobipunten te creëren in Vlaanderen: drie in de Westhoek en zes in Vlaams-Brabant. De bedoeling van die zes in Vlaams-Brabant is om het verkeer op de Brusselse ring te ontlasten. De bedoeling van de drie in de Westhoek is om de automobilisten daar de kans te geven andere vervoersmodi te gebruiken dan hun eigen wagen.
Minister, dat neemt niet weg dat er nog werk aan de winkel is. Die 9 mobipunten zorgen ervoor dat er alles samen amper 50 mobipunten gerealiseerd zijn. Terwijl de Vlaamse Regering toch wel de ambitie heeft om er tegen 2022 niet minder dan 1000 te plaatsen. Dat is niet min. We hebben er dus nog 950 te gaan.
Vlaanderen stimuleert nu de steden en gemeenten om zoveel mogelijk mobipunten te realiseren. Maar ik hoor uit die hoek toch wel de vrees dat men dat financieel niet zal aankunnen. Minister, dienen de gemeenten die mobipunten zelf te bekostigen, of is er, bijvoorbeeld vanuit de vervoersregio’s, in budgetten voorzien om die budgetten aan te zuiveren en om die mobipunten te realiseren? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u, mijnheer Verheyden, voor uw vragen.
Ik ben natuurlijk blij dat mijn collega’s in de Vlaamse Regering ook middelen uittrekken om mobipunten te realiseren, want wij hebben ze wel degelijk nodig om mensen aan te moedigen om van het ene vervoersmiddel naar het andere over te stappen, en dan het liefst naar een duurzaam vervoersmiddel dat dan op die mobipunten ter beschikking staat.
Een tweede bedenking die ik wil maken bij uw vraag, is de volgende. U zegt dat de Vlaamse Regering de intentie heeft om er duizend te realiseren. Daar maak ik een kanttekening bij. Die duizend mobipunten, dat is geen aankondiging van de Vlaamse Regering maar wel van Autodelen.net. Zij willen heel graag duizend mobipunten, waar zij dan ook zelf hun diensten kunnen aanleveren. Dat is een nobele doelstelling, en dat mag perfect voor mij. Maar de Vlaamse Regering is natuurlijk Autodelen.net niet.
U vraagt wat wij concreet zullen doen. Het is de bedoeling dat er zo snel mogelijk een besluit van de Vlaamse Regering komt over hoe die mobipunten er straks moeten uitzien. Daarbij maken we een opdeling in vier gradaties. We hebben de interregionale en de regionale, waarbij de beslissing bij de vervoersregio’s ligt, en we hebben de lokale mobipunten en de buurten waar er mobipunten kunnen komen, waarvoor de lokale besturen bevoegd zijn.
De facto hebben we er vandaag al een aantal, want met name alle NMBS-stations zijn vandaag eigenlijk al mobipunten waar men kan kiezen om van het ene vervoersmiddel over te stappen op het andere. Dat zijn 223 stations. We hebben ook onze park-and-ridezones en we hebben twee 72 carpoolparkings. We hebben er dus al een aantal, maar er mogen er zeker nog een heel pak bij komen.
Wie zal daarvoor zorgen? Als het gaat om gewestwegen, dan is het uiteraard het Agentschap Wegen en Verkeer. Als het gaat om eigendommen van lokale besturen of particulieren, dan is het natuurlijk aan hen om daar mee op in te zetten. We zullen de lokale besturen zeker mee ondersteunen en subsidiëren. Wat dat betreft, hebt u gezien dat er in het regeerakkoord staat dat wij ons Fonds Stationsomgevingen omvormen tot een Combimobiliteitsfonds, waarvoor we ongeveer 30 miljoen euro ter beschikking hebben. Jaarlijks komt daar 15 miljoen euro bij, waardoor we deze legislatuur om en bij de 100 miljoen euro aan subsidiemiddelen ter beschikking zullen hebben om lokale besturen te ondersteunen om die mobipunten verder uit te rollen.
Er is dus een mooi aanbod en ik hoop dat we zo snel mogelijk vooruitgang boeken op dat vlak.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Dat zijn mooie vooruitzichten. De vraag is echter wat we ervan kunnen realiseren. Zoals ik reeds zei, bestaat die zorg bij de lokale besturen. Ik heb vorige week de kans gehad om deel te nemen aan een vergadering waarop zowel lokale besturen als afgevaardigden uit de vervoersregio’s aanwezig waren. De vragen van lokale besturen gaan toch vooral over de financiële middelen, enerzijds voor dat vervoer op maat en anderzijds voor de realisatie van de mobipunten. Indien zij veel moeten bijdragen aan het realiseren van de mobipunten, dan vrees ik dat dit ten koste zal gaan van het vervoer op maat. Het is duidelijk dat zij ook daar nog centen zullen moeten bijdragen om de noden te kunnen lenigen.
Het is goed dat u voorziet in bijkomende middelen, maar ik vraag u om zo snel mogelijk de gemeentebesturen op de hoogte te brengen van waarover ze kunnen beschikken. Zolang ze dat niet weten, kunnen ze hun plannen ook niet realiseren. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Het idee van die mobipunten is theoretisch fantastisch. We staan er helemaal achter. Of ze goed werken, is iets anders. Daarover zijn we bezorgd. Ik ben blij met de verheldering dat die 1000 punten die er moeten komen – nog 950 te gaan dus –, niet echt klopt. Minister, naar hoeveel mobipunten wil de Vlaamse Regering gaan?
U zegt dat de treinstations nu al mobipunten zijn. Dat is theoretisch waar, maar dat zal pas praktisch waar zijn als de bussen aansluiten op de treinen en omgekeerd en als je ook na 22 uur ngo ergens raakt, als je daarvoor een aansluiting nodig hebt van het ene vervoersmiddel op het andere.
Dit is theoretisch zeer oké, maar ik hoop dat er in de praktijk enige flexibiliteit zal zijn om alle vervoersmiddelen goed op elkaar te doen aansluiten, uiteraard tegen betaalbare prijzen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Op 20 juni 2019 werd er binnen het EFRO-programma (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling), een bevoegdheid van het departement Economie, in prioriteit 3 bepaald: “Bevorderen van de overgang naar een koolstofarme economie”. Er werd een oproep gelanceerd waaruit dan die twee regio’s naar voren zijn gekomen. Op basis daarvan zijn de EFRO-middelen toegekend, binnen het domein dus van minister Crevits. In welke mate was u als minister van Mobiliteit bij deze call betrokken? Hoe verloopt het verder? Als de subsidies binnenkomen bij de ene, worden die dan doorgeschoven naar de andere? Kan er nog meer samenwerking gebeuren tussen de verschillende ministeries?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, het belang van mobipunten ga ik hier niet meer herhalen. Dat werd al door verschillende collega’s en door uzelf aangehaald.
Een mobipunt dekt verschillende ladingen. Dat werd hier ook al gezegd. Verschillende vervoersmodi komen daar aan bod: openbaar vervoer, met De Lijn en de NMBS, deelauto’s, deelfietsen, laadpunten, … Ook ophaalpunten voor pakjes kunnen daar aan bod komen. Het zou wel goed zijn, minister, dat er een hiërarchische opdeling gemaakt wordt naargelang de noden, maar ook dat er een minimale basisinrichting opgelegd wordt. Ook qua herkenbaarheid van die mobipunten is het belangrijk dat ze op een uniforme manier ingedeeld worden.
Inspraak van vervoersregio’s – u hebt er ook naar verwezen – is ook belangrijk, omdat die mobipunten ook een regionaal karakter hebben. Het kan niet de bedoeling zijn – en ik ben blij dat u dit ook aangehaald hebt – dat het inrichten hiervan op het conto komt van de vervoersregio’s, dat zij die mobipunten met hun budget voor het vervoer op maat zouden moeten inrichten.
U verwijst naar het regeerakkoord en naar de hervorming van het Fonds Stationsomgeving, dat hervormd zal worden tot het Combimobiliteitsfonds. Als ik het goed begrepen heb, gaat het nu om 30 miljoen euro en tegen het einde van deze legislatuur om 100 miljoen euro. Ik denk dat we daar alleen maar tevreden mee kunnen zijn en dat deze middelen ook goed verdeeld zullen worden tussen de verschillende vervoersregio’s.
Het is inderdaad de bedoeling, mevrouw Fournier, dat die lokale besturen subsidies kunnen trekken uit die pot van 100 miljoen die we deze legislatuur ter beschikking hebben, om zo te zorgen voor die mobipunten waarin zijzelf in eigen beheer voorzien, al dan niet in overleg met de vervoerregio’s.
U haalt terecht aan – en dat is ook opgenomen in ons regeerakkoord – dat we een uniform en herkenbaar netwerk van mobipunten willen die zichtbaar zijn in het straatbeeld en waarvan iedereen onmiddellijk automatisch weet: dit is deze gradatie en daarbij hoort dit aanbod aan vervoersmiddelen.
Er werd ook gevraagd hoe iedereen daar beter bij betrokken kan worden. De heer Gryffroy vraagt specifiek hoe het dan zit met de subsidies voor die projecten die al lopen. Natuurlijk is het zo dat, daar waar die EFRO-middelen nu in het kader van innovatie ter beschikking worden gesteld, het specifiek om een aantal mobipunten gaat die er zijn gekomen op vraag van onder andere de Werkvennootschap en waarbij de Werkvennootschap mee projecten heeft ingediend. Dus we zijn daar in die zin bij betrokken.
Opnieuw, ik ben uiteraard heel blij dat we er nog eens extra middelen bovenop krijgen, boven op onze eigen middelen die we hebben van de stationsfondsen. Daarmee kunnen we alleen maar meer dingen realiseren. Dus wat dat betreft, denk ik dat dit een goede zaak is. Ik kan onder andere verwijzen naar het verhaal van Antwerpen en Lantis, waar op dit ogenblik toch al heel wat mobipunten in ontwikkeling zijn. Ik denk aan Luchtbal, dat we onlangs nog bezocht hebben, waar men aankomt aan het eindpunt van een tramlijn. Men kan daar de auto achterlaten en dan met de tram of met andere vervoersmiddelen – deelauto’s of deelfietsen of wat dan ook – richting het centrum gaan. Zodoende kan men de auto’s uit het centrum houden. Luchtbal in Antwerpen is één voorbeeld, maar zo zijn er nog wel enkele andere. Ik wil dus aangeven dat die bestaande park-and-rides maar ook onze carpoolparkings ook al goede voorbeelden zijn die we kunnen omvormen en een uniform beeld kunnen geven.
Mijnheer Verheyden, u zegt dat u de bekommernissen bij de lokale besturen en bij de vervoerregioraden hoort. Ook daar hebben we het al een paar keer over gehad. Ik heb ook de suggestie gekregen binnen de commissie om toch eens al die lokale besturen te bevragen over hoe zij eigenlijk de werking binnen de vervoerregioraden en de opmaak van de vervoerplannen ervaren. Wel, we hebben die bevraging ook gedaan, zoals aangekondigd, en we hopen daar zo snel mogelijk de resultaten van binnen te hebben. Maar we willen alleszins al die bekommernissen ter harte nemen en we willen er zeker voor zorgen dat die lokale besturen enerzijds inspraak hebben bij de uitrol van die mobipunten en anderzijds ook voldoende financiële middelen hebben.
Daarnaast ga ik ervan uit dat er ook nog altijd een aantal mobipunten door particulieren gerealiseerd zullen worden. Ik denk onder andere aan het verhaal van autodelen.net. Heel wat deeleconomiesectoren hebben er zelf belang bij en zijn ook vragende partij om mobipunten te realiseren. Wel, ik zou zeggen: het staat hen volledig vrij. Dus op de specifieke vraag hoeveel wij er willen realiseren, kan ik u vandaag geen antwoord geven, mevrouw Lambrecht. Ik denk, hoe meer, hoe beter. Want hoe meer mobipunten we hebben en hoe sneller mensen kunnen overstappen van het ene vervoersmiddel op het andere, des te beter. Maar ik ga daar geen getal op plakken. Maar als u weet dat we al 223 treinstations hebben, dat we heel wat carpoolparkings hebben – ik denk om en bij de 70 –, dat we heel wat park-and-rides hebben en dat Lantis en de Werkvennootschap reeds bezig zijn met de ontwikkeling van heel wat extra mobipunten of parkings die we straks allemaal conform een uniform beeld gaan ‘pimpen’, dan denk ik dat we er heel wat zullen hebben. Maar hoe meer hoe beter, zodat zoveel mogelijk mensen de overstap kunnen maken naar die duurzame vervoersmodi.
Minister, het is goed dat u die 100 miljoen euro voorziet, want u zult die ook nodig hebben. Als we een kleine rekensom maken en we zien dat we voor negen mobipunten 4,25 miljoen euro kunnen spenderen, dan betekent dat dat een mobipunt gemiddeld ongeveer 470.000 euro zal kosten. Ik ga daarin misschien een beetje kort door de bocht, maar ik wil gewoon even stellen dat het creëren van honderd mobipunten ook aan de gemeenten nog enkele tientallen miljoenen euro's zal kosten.
Ten slotte, minister, wij vinden alvast dat het verhaal van de vervoerregio's en de mobipunten en alles wat daarrond hangt, zal moeten slagen. Want laat ons eerlijk zijn: wie is het slachtoffer wanneer het niet slaagt? Wel, dat zijn die mensen die nu bijvoorbeeld met hun oude wagen geen LEZ meer binnen kunnen. Zij zullen een beroep moeten doen op dat vervoer op maat. Wanneer dat niet slaagt, dan zijn zij twee keer het slachtoffer. U weet dat wij namens onze partij steeds de spreekbuis zullen zijn van die mensen en er alles aan zullen doen om ervoor te zorgen dat zij niet in vervoersarmoede terechtkomen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De actuele vraag is afgehandeld.