Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, een van de maatregelen die het meest in het oog springen uit het regeerakkoord, is de jobbonus. De finaliteit daarvan is om vanaf 2021 meer koopkracht te geven aan de laagste lonen. Het gaat over lonen tussen 1700 en 2500 euro bruto. Daarvoor wordt op jaarbasis 350 miljoen euro uitgetrokken. U bent een systeem aan het uitwerken met het oog op die finaliteit, namelijk meer koopkracht voor de laagste lonen.
Deze week verscheen er een opmerkelijk stuk van Ive Marx, die een aantal knelpunten opsomde. Een heel fundamenteel en eerder ideologisch knelpunt is dat wanneer men de koopkracht voor de laagste lonen wil versterken, men niet op individueel niveau maar eerder op het vlak van het gezin, geaggregeerd, moet kijken.
Daarnaast zijn er ook nog operationele knelpunten. Ik begin met het eerste knelpunt. Stel dat je 2500 euro bruto verdient met daarbovenop nog de jobbonus en de federale werkbonus, zowel fiscaal als sociaal. Als je werkgever je dan opslag geeft, waardoor je bruto meer verdient, dan loop je het risico om al die zaken te verliezen en in een soort van promotieval terecht te komen waarbij je minder extra verdient dan je bruto bij krijgt en waardoor je tezelfdertijd ook duurder wordt voor de werkgever.
Een tweede operationeel knelpunt dat Ive Marx aangeeft, is dat wanneer we niet-werkende mensen met de jobbonus willen verleiden om toch te gaan werken, ze daar niet zozeer zullen op ingaan. Daarvoor kijkt hij naar de Verenigde Staten, waar de Earned Income Tax Credit (EITC) niet zo wervend was.
Minister, hoe zult u bij de uitwerking van die zeer voluntaristische wens van onze Vlaamse Regering en van ons allen rekening houden met die knelpunten?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Ronse, ik dank u voor de vraag die u stelt naar aanleiding van de vrije tribune van gisteren van professor Marx. We kunnen het best hebben over misverstanden die daaruit blijken en we zullen professor Marx dan ook uitnodigen op het kabinet en een beetje duiding geven. Een dialoog lijkt me net iets gemakkelijker dan in vrije tribunes naar elkaar te schrijven.
Ik wil het hebben over de drie punten waar u in uw vraag ook al naar verwezen hebt. Wat de doelstelling van de jobbonus betreft, zegt de heer Marx dat het gaat over meer mensen aan het werk krijgen. Dat is inderdaad een van de doelstellingen, maar de tweede – en daar hebt u ook al op gewezen – is dat we willen dat mensen meer loon overhouden van dat werken. Het verschil tussen werken en niet werken willen we vergroten. In die zin is het vooral een lastenverlaging voor werkende mensen en daar heeft professor Marx in zijn vrije tribune nagenoeg geen aandacht voor. Dat is een tweede doelstelling die zeker niet onbelangrijk is.
Een ander punt is het gevaar voor de promotieval. Ik denk dat de bezorgdheden van de heer Marx daar terecht zijn. Wij hebben er echter al meermaals op gewezen dat wij, om die promotieval tegen te gaan, zullen werken met een afbouwend systeem.
We hebben dat al verschillende keren uitgelegd, maar blijkbaar is het nog niet duidelijk genoeg, dus probeer ik het nogmaals. We zullen die jobbonus toekennen voor bruto lonen tot 2500 euro, maar je krijgt maar de maximum bonus voor een bruto loon dat lager dan 1700 euro ligt. Tussen de 1700 en 2500 euro zullen we dat bedrag afbouwen. Dat is exact om ervoor te zorgen dat die promotieval zich niet zou voordoen. Dat is om ervoor te zorgen dat als je promotie maakt en je werkgever je meer loon geeft, je dat extra loon niet direct verliest door het verlies van die jobbonus. Daarom bouwen we die degressiviteit in.
Een derde punt – en dat is een beetje de kern van het betoog van de heer Marx – is dat de mensen het niet zouden begrijpen. Ik moet eerlijk zeggen dat mij dat wat bevreemdend overkwam, en mijn medewerker op het kabinet was hierover ronduit verontwaardigd. De heer Marx verwijst naar een Princetonstudie – ik heb die in alle eerlijkheid niet gelezen – waarin staat dat mensen niet zouden begrijpen dat ze 6000 dollar boven op hun inkomen van 20.000 dollar krijgen. Dat zou niet duidelijk zijn. Ik ben die mensen op straat in elk geval nog niet tegengekomen. Ook als het over 600 euro op jaarbasis gaat, denk ik dat de mensen heel goed begrijpen wat dat bedrag precies betekent. Het is wel degelijk een groot bedrag voor mensen met dat inkomen.
Het zal alleszins een grote uitdaging zijn om voor de uitfasering van die promotieval te zorgen. Het is goed dat u daarvoor experten zoals Ive Marx zult uitnodigen op het kabinet om na te gaan hoe die zo goed als mogelijk uitgefaseerd kan worden. Ik begrijp dat u nog volop in de fase van de uitwerking van de jobbonus bent. Als we ervoor willen zorgen dat dat iets heel herkenbaars is en niet iets is wat verdrinkt in een amalgaan en complexiteit van belastingaftrekken, zonder dat ik natuurlijk voorafname wil doen op uw onderzoek, dan vraag ik me af of u eventueel ook het systeem van een premie in overweging zou nemen. We moeten dan wel op z’n minst weten dat die premie vanuit het federale niveau niet wordt belast. Ziet u dat ook als een van de mogelijke pistes?
De heer Annouri heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Deze Vlaamse Regering wil 120.000 mensen extra aan een job helpen. Een van de maatregelen die naar voren is geschoven, is de jobbonus. Die zou de Vlaamse Regering 350.000 miljoen euro per jaar kosten. Misschien is de belangrijkste opdracht van de heer Marx wel dat men moet onderzoeken of die jobbonus effectief efficiënt zal zijn. Als we meer mensen willen activeren, dan zien we dat de groepen die op dit moment de hoogste drempels naar de arbeidsmarkt ervaren, niet worden tegengehouden door een puur financiële drempel. Onderzoek wijst ook uit dat als je met een jobbonus werkt – en dat is geen ideologisch aspect, mijnheer Ronse, daar wil ik u toch wel in verbeteren –, die vooral naar middenklassengezinnen gaat. Daar heb je één iemand die volwaardig aan het werk is en veel geld verdient en iemand anders die minder werkt en minder geld verdient. Die zou daar het meeste profijt van hebben in plaats van de mensen die volwaardig gaan werken en een lager loon krijgen. Die zouden daar veel minder profijt van hebben. Dat zijn al twee vragen, die ik toch wel heel relevant vind om mee te nemen als deze Vlaamse Regering een jobbonus wil uitrollen om de kloof tussen niet-werkenden en werkenden voor een stuk dicht te rijden.
Het zit inderdaad nog in de fase van het onderzoek, minister, maar er zijn nog heel veel onduidelijkheden. Op welke manier zult in de volgende stap van het onderzoek academici meenemen? Op welke parameters zult u afklokken om ervoor te zorgen dat deze maatregel werkelijk de kloof tussen de mensen die onderaan de arbeidsmarkt bengelen en gaan werken te dichten?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voor ons is koopkracht essentieel. We hebben dit weekend bij onze leden nog een enquête gedaan, en een van de belangrijkste resultaten was dat voor CD&V koopkracht de eerste prioriteit is. Daarom zijn de jobbonus en de 350 miljoen euro die we daaraan besteden ook voor ons bijzonder belangrijk. Het is een verlengstuk van wat de vorige Vlaamse Regering al heeft gedaan. Herinner u, collega’s, dat de federale taxshift voor een flink stuk vanuit de Vlaamse begroting is gefinancierd. In 2020 gaat het over ongeveer 272 miljoen euro die we rechtstreeks aan koopkracht besteden. Daarom is de jobbonus voor ons bijzonder belangrijk, uiteraard gecombineerd met een versterkte activering en goede begeleiding van werkzoekenden naar een job en de ondersteuning van werkgevers bij de creatie van jobs en het invullen van vacatures.
Minister, wilt u bij de uitwerking van het systeem effectief rekening houden met de opmerkingen die worden gemaakt, zowel door de sociale partners als door experten zoals de heer Marx? Ik wil u ook vragen om in goed overleg te gaan met de federale overheid om ervoor te zorgen dat de jobbonus, in tegenstelling tot de jobkorting van tien jaar geleden, wel degelijk een succes is voor de werkende Vlaming, die die bijkomende centen heel hard kan gebruiken.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, extra inkomen voor de laagste lonen? Ja. Financiële prikkels om aan de slag te gaan? Ja. De federale werkbonus doet echter eigenlijk in veelvoud wat de Vlaamse jobbonus zou kunnen opleveren. Waarvoor Vlaanderen wél de volle bevoegdheid heeft, is met betrekking tot investeren in flankerend beleid, in betaalbare kinderopvang, ook voor mensen met een laag inkomen, maar ook en vooral om te voorzien in meer opleiding, meer vorming, net voor die mensen die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Investeer in netto inkomen enerzijds, maar ook in voldoende flankerend beleid anderzijds. Dan zult u de doelstelling van 120.000 extra jobs plus extra inkomen, extra koopkracht misschien garanderen. (Applaus bij sp.a)
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, het is natuurlijk niet zo dat de jobbonus het enige instrument is om die 120.000 mensen aan de slag te krijgen. Er is bij het aantreden van de regering duidelijk gecommuniceerd dat we willen strijden tegen de ‘working poor’. We willen de basisonrechtvaardigheid aanpakken dat mensen die gaan werken, te weinig zouden overhouden om in hun dagelijkse behoeften te voorzien.
Als we deze maatregel uitrollen, kunnen we dat op verschillende manieren doen. Dat kan worden verwerkt in de persoonsbelastingen, maar dan zie je het pas een, twee jaar later, en dat is dan heel onduidelijk. Je kunt werken met een premie, wat in het opiniestuk naar voren werd geschoven, maar dat is dan weer een omslachtige manier om dat geld bij de mensen te krijgen. Er is ook nog de bedrijfsvoorheffing. Enfin, u zult het onderzoeken. Het antwoord op de vraag van de heer Bothuyne hebt u al gegeven, denk ik. Mijn vraag is: hoe zult u ervoor zorgen, wanneer wij die jobbonus invoeren, dat de mensen die koopkrachtverhoging ook daadwerkelijk zullen voelen en zullen kunnen zien dat dat hetgene is dat we met de Vlaamse Regering en het parlement hebben gedaan?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
De jobbonus is alvast een stap in de goede richting voor wie al aan het werk is en als dusdanig kan genieten van die 50 euro extra. De vraag is natuurlijk of het daadwerkelijk zal leiden tot het beoogde resultaat waarvoor de regering die maatregel eigenlijk in het leven roept, namelijk meer Vlamingen aan het werk krijgen. Iemand die er door die bonus toch voor zou kiezen om te gaan werken, krijgt dan te kampen met andere problemen, zoals het gebrek aan kinderopvang, hogere verplaatsingskosten, hogere belastingen, andere tegemoetkomingen die verdwijnen wegens dat hoger inkomen, die dan uiteindelijk meer zullen kosten dan die 50 euro die u belooft via de jobbonus. De kloof tussen werken en niet werken is vandaag nog steeds te groot omdat we nog te veel worden belast. Minister, daarom vraag ik me af of u niet beter werk zou maken van een algemene lastenverlaging op arbeid, zodat iedereen meer overhoudt en zodat werken daadwerkelijk wordt beloond, niet alleen voor de lage inkomens, maar ook voor de hogere inkomens, als u vooropstelt dat u meer inactieven – ik denk dan aan langdurig zieken en anderen – aan het werk wilt krijgen.
De heer De Witte heeft het woord.
Ik heb een beetje een flashback. In 2009 werd de jobbonus ingevoerd en meteen weer afgevoerd. Minister-president Kris Peeters zei toen dat het systeem zijn doel miste. Tien jaar later, in 2019 kwam het idee opnieuw op tafel. Minister Muyters, hier aanwezig, antwoordde toen dat hij dat niet zou doen, dat dat niet werkt. De Vlaamse Regering legt de bonus nu weer op tafel. Afvoeren, zegt Ive Marx in De Standaard: “Dat geld kan veel beter worden besteed.” Minister, professor Marx spreekt in zijn opiniestuk wel degelijk over de koopkracht. Hij zegt dat dat vooral een vriendendienst is aan Voka, want met die bonus vermindert natuurlijk de druk op de werkgevers om die laagste lonen te verhogen. Dat zegt de professor expliciet.
Minister, als u echt bekommerd bent om de lage lonen van de werknemers in ons land, gaat u dan mee pleiten voor een verhoging van het minimumloon naar 14 euro in de federale fractie?
Dank u wel voor de bijkomende vragen.
Mijnheer De Witte, eerst en vooral gaat de vergelijking met de jobkorting niet op. Ik had eigenlijk gehoopt dat jullie dat wisten. Wij waren op dat moment zelfs niet eens bevoegd om die maatregel te nemen. De jobkorting die toen bestond, was voornamelijk een lastenverlaging voor bedrijven. Wij konden er door een constructie voor zorgen dat dat bij de mensen terechtkwam. Nu zijn we echter bevoegd voor het arbeidsmarktbeleid, sinds de zesde staatshervorming, en kunnen we rechtstreeks ingrijpen of iets geven aan de mensen zelf. Ik zal er straks nog op terugkomen in welke vorm we proberen dat te doen. Dat zijn dus twee gescheiden dingen.
Wat het minimumloon betreft, is dat zeer aantrekkelijk om op te antwoorden, maar dat is mijn bevoegdheid niet, ik kan u daar vanuit mijn hoedanigheid nu geen antwoord op geven.
Mevrouw Malfroot, ik zou het graag willen, hoor, maar nogmaals, de inkomensbelasting is niet mijn bevoegdheid; dat is nog altijd een federale bevoegdheid. De situatie die u beschrijft, daar zou ik dus heel graag iets doen; ik zou zeer graag veel meer bevoegdheden hebben voor Vlaanderen, maar tot op vandaag hebben we die niet.
Maar laat mij het over de essentie hebben: ik denk dat die 600 euro per jaar voor die laagste lonen wel degelijk een verschil kan maken. Voor mensen met 1700 euro bruto, waarvan waarschijnlijk nog 1200 of 1300 euro van overschiet, maakt 600 euro extra op jaarbasis een verschil, daar ben ik van overtuigd. Voor de mensen die vragen of dat mensen aan het werk gaat zetten, ik denk het wel, maar, voor alle duidelijkheid, dat is niet de enige bedoeling van die maatregel. Het is ook de bedoeling – collega Schiltz heeft dat zeer duidelijk aangebracht – om te zorgen dat mensen die werken, daar ook meer loon aan overhouden. We willen werken meer lonend maken. Dat is de tweede doelstelling en die is zeker ook belangrijk.
Het gaat hier over één maatregel die ik als minister van Financiën en Begroting moet uitvoeren, maar dit is onderdeel van een veel ambitieuzer en uitgebreider plan met veel meer maatregelen – flankerend beleid – die natuurlijk onder arbeidsmarktbeleid, onder Welzijn en dergelijke meer vallen. Die maatregelen zijn er ook, maar ik ben enkel bevoegd voor het uitwerken van die jobbonus. Er is meer dan dat; het gaat ook over heel wat andere zaken. Er is verwezen naar opvang en dergelijke meer, maar dat is voor de collega’s om uit te werken.
Ik ben het eens met die mensen die zeggen dat we gaan moeten zorgen dat die maatregel zichtbaar is. We moeten zorgen dat mensen weten dat dit is, omdat ze gaan werken. Dat moet duidelijk zijn. Bij voorkeur is dat een eenvoudig systeem, absoluut, maar dan zouden we ook bevoegd moeten zijn voor de personenbelasting en dat zijn we niet.
Is een premie een mogelijkheid? Ja, dat is een van de opties die op dit moment op tafel liggen. Kan ik dat al toezeggen? Neen, want we zijn dat nog aan het bespreken. Er zijn veel mensen die dat gevraagd hebben. Het overleg loopt wel. Ik ben begonnen met te zeggen dat we de heer Marx zullen uitnodigen om een gesprek met hem aan te gaan, maar we zullen ook met de sociale partners spreken. We hebben trouwens ook de federale overheid nodig om de administratieve kant hiervan uit te werken.
Ik denk dat ik ongeveer alle antwoorden gegeven heb. Ik wil nog eens zeer duidelijk herhalen dat de jobbonus twee doelstellingen heeft: mensen aan het werk zetten, maar er evengoed voor zorgen dat mensen die nu reeds werken, meer loon overhouden van hun inspanningen. Dat is een tweede doelstelling die evengoed meegenomen moet worden. Je mag dit niet alleen verengen naar die eerste doelstelling, want die eerste doelstelling staat ook niet op zich. Om die mensen aan het werk te krijgen zijn er ook veel meer andere maatregelen die genomen worden door de collega-ministers.
Ik schrik wat van de PVDA. Er zijn weinig dossiers waarvan ik dacht dat jullie erin mee zouden gaan. Maar wat het dossier betreft om mensen die het minimumloon verdienen, de allerlaagste lonen, meer koopkracht te geven, zeggen jullie ‘neen’. Jullie zeggen daar ‘neen’ tegen, dat we de nettolonen van die mensen met 50 euro per maand gaan verhogen, wat neerkomt op 600 euro netto per jaar. Daar hebben jullie ‘neen’ tegen gezegd. Meer nog, jullie hebben er zelf op gewezen om op federaal niveau mee in het debat te gaan rond de verhoging van de minimumlonen, wat zelfs totaal geen Vlaamse bevoegdheid is, maar een zaak tussen sociale partners. Dat lijkt mij dus echt onbegrijpelijk. Wij gaan wel voor die sociale maatregel. Wij geloven dat wie werkt, zeker wie aan de laagste lonen werkt, meer koopkracht verdient.
Minister, de opiniestukken en het debat hier in het parlement tonen aan dat we niet lichtzinnig mogen omgaan met de methodiek waarmee we dat gaan implementeren. U hebt hier ook de bereidheid getoond om mensen te ontvangen, zoals Ive Marx, zoals ook de sociale partners, zoals ook onderzoekers aan de KU Leuven die hier al eerder over gepubliceerd hebben. Ik heb er dus alle vertrouwen in dat u met een zeer sterk instrument naar buiten zult komen dat de koopkracht van de laagste lonen verhoogt. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.