Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2020
Ontwerp van programmadecreet bij de begroting 2020
Verslag
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2020, het ontwerp van decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2020 en het ontwerp van programmadecreet bij de begroting 2020.
Financiën en Begroting
We vatten de thematische besprekingen aan met het beleidsdomein Financiën en Begroting.
De heer Muyters heeft het woord.
Voorzitter, ik heb de indruk dat ik elke keer opnieuw mag beginnen. Ik zal dat ook met veel plezier doen. Deze morgen was er iets meer volk dan nu aanwezig, maar ik zal me niet laten remmen.
Voorzitter, lid van de regering, collega’s, laat me beginnen een aantal zaken en vragen die ik vanmorgen en de voorbije dagen heb gehoord, te herhalen. Vlaanderen moet meer geld uitgeven aan Onderwijs. Vlaanderen moet meer geld uitgeven aan Welzijn, aan Cultuur, aan openbaar vervoer, aan klimaat, aan Energie, aan Inburgering, aan Justitie, aan Wonen, aan erfgoed, aan Sport, en volgens mij ook zeker aan Innovatie. Ik kan het samenvatten: Vlaanderen moet overal meer geld aan uitgeven als ik sommige fracties goed beluister.
Als ik de begroting bekijkt, dan kan ik u geruststellen dat er wel heel veel is waar de regering effectief meer aan uitgeeft. De regering geeft het geld meer uit aan de juiste dingen, met een duidelijke focus op lange termijn. De regering durft de juiste keuzes te maken. Een regering maakt nu keuzes, zodat wij er op lange termijn beter van worden. De regering neemt rationele beslissingen, waartegen het natuurlijk gemakkelijk is als instagrammer om inhoudsloze slogans te posten. Ik hoop dat de inhoud het haalt op de slogans.
Ik geef een paar voorbeelden. De woonbonus is vanmorgen al uitvoerig aan bod gekomen. Ik heb vanmorgen herhaaldelijk specialisten geciteerd die aangeven dat het prijsdempend effect van de woonbonus op vijf jaar 5 procent is. Diezelfde specialisten zeggen dat de registratierechten de juiste optie zijn omdat jonge mensen op het moment van hun aankoop het geld nodig hebben.
Ik geef een tweede voorbeeld dat vanmorgen ook al even aan bod is gekomen, namelijk de carbon leakage. Als ik de collega's hoor zeggen dat we dat budget beter kunnen gebruiken, dan is dat op korte termijn misschien wel waar. Maar als onze bedrijven, omdat zij in Vlaanderen geen carbon leakage hebben terwijl bedrijven in het buitenland die wel hebben, minder concurrentieel worden, dan is de kans reëel dat dit jobverlies met zich meebrengt, minder belastingen, minder RSZ-bijdragen (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) en meer werkloosheidsuitkeringen. Dan zijn we geen taart aan het bakken die we kunnen verdelen.
Hetzelfde kan eigenlijk gezegd worden over de suggestie om op Flanders Investment & Trade (FIT) te besparen. FIT is aan bod gekomen in de commissie als een van de besparingsmaatregelen, maar toen FIT in de commissie Buitenland kwam uitleggen wat ze deden, was van diezelfde partij geen enkele vertegenwoordiger aanwezig. Anders zouden ze wellicht beter snappen welke positieve inbreng FIT doet ten aanzien van onze bedrijven.
Het is een regering die ook durft te besparen. Ze durft oud beleid in vraag te stellen. De woonbonus is al aan bod gekomen en de heer Schiltz heeft het heel kort gehad over de doelgroepkorting. Ik ben het met hem eens dat 55- tot 58-jarigen vandaag even goed scoren op de arbeidsmarkt als anderen. De regering durft dan te zeggen dat bedrijven geen doelgroepkorting meer nodig hebben. Ik kan u garanderen dat het bedrijfsleven zelf het liefst had gehad dat die RSZ-korting bleef bestaan. Ook hier heeft de regering durven te kiezen en heeft ze de noodzakelijke besparingen gedaan om te kunnen investeren en toch onze kinderen en kleinkinderen niet op te zadelen met de facturen van de toekomst.
Dankzij die budgettaire discipline kunnen we ook geld vrijmaken voor de uitbouw van een eigen Justitie, met een eengemaakte en geïntegreerde visie over handhaving, jeugddelinquentie, justitiehuizen en elektronisch toezicht.
Ik wens de nieuwe en eerste minister van Justitie veel succes.
Ik sluit af. Mijn fractie staat achter de besparingen en achter het volledige begrotingstraject dat is voorgesteld. Een ding zal Vlaanderen niet doen en dat is Brussel en Wallonië volgen naar de budgettaire afgrond waarin zij zich storten. Vlaanderen heeft durven te besparen en durft te investeren in de toekomst. Vlaanderen zal zijn rekeningen op orde hebben. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Mijnheer Muyters, ik wil duidelijk maken dat we na de middagpauze toch wakker zijn en dat we wel degelijk naar u hebben geluisterd. Mijn krachtige fractieleider heeft deze voormiddag al duidelijk gezegd dat dit hetzelfde riedeltje als vijf jaar geleden is. Ik ben redelijk nieuw in het Vlaams Parlement en u draait al een stuk langer mee. Ik zeg dat met veel ontzag. Ik voel ook geen enkele behoefte om een vergelijking te maken of om kritiek op de vorige Vlaamse Regering te geven, maar wat wel zien is datzelfde riedeltje van ‘snoeien om te bloeien’ of ‘snoeien om te groeien’. In het regeringsbeleid is de voorbije tien of vijftien jaar consequent dezelfde gelijkaardige keuze gemaakt, maar tegelijkertijd halen we onze financiële, sociale, economische of ecologische doelstellingen niet.
U hebt het over het bakken van een taart gehad. Ik ben een jonge vader en af en toe bak ik taarten met mijn dochters. Als de taart na een keer mislukt, probeer ik nog een tweede keer. Als de taart een tweede keer mislukt, probeer ik het een derde keer. Maar als de taart na drie keer nog altijd mislukt, ligt het misschien aan het recept. Heeft de Vlaamse Regering er al over nagedacht dat we onze doelstellingen misschien niet halen, omdat ingrijpen in onze fundamentele sociale infrastructuur ingrijpen het verkeerd recept is.
Ik geef een voorbeeld dat ik straks nog met de minister Dalle zal bespreken. Er wordt al vijftien jaar op het jeugdbeleid bespaard. Misschien moeten we eens nadenken over de vraag of er nog andere recepten zijn.
Mijnheer Vaneeckhout, ik wil hier graag op reageren. Ik zou het anders willen formuleren. Ik bak ook graag eens een taart. Soms zijn de ingrediënten op en moet ik nieuwe kopen om weer een lekkere taart te bakken. Soms zijn de omstandigheden anders en moet ik andere ingrediënten kopen. Dat is wat hier is gebeurd. Wat verkeerd is aan de voorstellen die uw fractieleider vanochtend heeft gedaan, is dat deze besparingen niet te vergelijken vallen met wat vijf jaar geleden moest worden bespaard. Toen hadden we te maken met een bevoegdheidsoverdracht zonder de bijbehorende middelen. (Opmerkingen)
Toch is het zo.
Dit bracht 2 miljard euro aan besparingen met zich mee. Nu zitten we in een heel andere situatie. De taxshift betekent 800 miljoen euro in 2020, maar er is op hetzelfde ogenblik ook een groeidaling die een effect heeft. U maakt de vergelijking met een mislukte taart. Dat zal bij u misschien zo zijn, maar mijn taarten lukken meestal. Ik moet echter regelmatig opnieuw ingrediënten kopen. Ik denk dat de Vlaamse Regering met de ingrediënten waarover ze beschikt, de juiste taart aan het bakken is.
Ik heb veel geleerd, onder andere dat de mannen in dit parlement taart kunnen bakken.
Kanselarij en Bestuur
Dames en heren, we gaan over naar het beleidsdomein Kanselarij en Bestuur.
De heer Warnez heeft het woord.
Voorzitter, mochten ze niet bestaan, zou iemand ze moeten uitvinden. Dat iets wat wel eens over bepaalde zaken of mensen wordt gezegd en dat is echt van toepassing op onze lokale besturen. Zij zijn het onmisbare niveau in de bestuurlijke opbouw van ons land en van deze regio. Ze zijn het fundament vanwaaruit alles vertrekt. We hebben dan ook in de eerste plaats nood aan sterke lokale besturen die over de nodige autonomie beschikken, die niet op de vingers worden gekeken, die niet door de hogere overheden worden betutteld en die ons vertrouwen genieten.
Dat is een punt waar wij de volgende jaren steeds aandacht voor zullen hebben.
Minister, als we spreken over sterke, bestuurskrachtige besturen, dan hebben we het uiteraard ook over de fusies. De vrijwillige aanpak kan op de instemming van mijn fractie rekenen maar fusies zijn en blijven een gevoelig gegeven. Wanneer die niet van onderuit groeien en niet door de bestuurders en de burgers worden gedragen, zullen zij nooit het gewenste resultaat opleveren. De voorbije legislatuur werd ook het bewijs geleverd dat vrijwillige fusies wel degelijk een positief resultaat opleveren, op voorwaarde dat de Vlaamse overheid daarin een ondersteunende functie vervult en dat de fusies worden getrokken door burgemeesters die er ook volop voor gaan. Onze fractie heeft daar zeker het bewijs van geleverd.
Wat de krachtlijnen van de fusies betreft, zijn er twee grote toetsstenen: de vrijwilligheid en de lokale verantwoordelijkheid enerzijds en de niet-betuttelende en ondersteunende overheid anderzijds.
De voorbije jaren werd hier ook gediscussieerd over de lokale financiën, en vele lokale besturen hebben de afgelopen jaren dan ook alle zeilen moeten bijzetten. Hierop inzetten was voor CD&V dan ook een absolute must. De Vlaamse overheid blijft vasthouden aan een vaste groeivoet van 3,5 procent voor het Gemeente- en Stedenfonds. Dat is een welkome steun maar er is natuurlijk meer, veel meer. De volgende legislatuur zal in totaal een bedrag van 1,4 miljard euro extra gaan naar de Vlaamse steden en gemeenten. Die extra middelen hadden ze tot op vandaag niet.
Daartoe worden in hoofdzaak twee nieuwe financieringslijnen in het leven geroepen. Een eerste is de financieringslijn voor de open ruimte, een tegemoetkoming die tegen 2024 zal oplopen tot een jaarlijks bedrag van 124 miljoen euro, en die nadien wordt verhoogd met 3,5 procent. CD&V pleit al lang voor een aangepaste financiële ondersteuning van die gemeenten met veel open ruimte. Een dergelijke ondersteuning moet de kosten eigen aan het onderhoud en het behoud van de open ruimte stimuleren.
Een tweede stroom betreft de overname van de helft van de door de lokale besturen te betalen responsabiliseringsbijdrage. Het extra bedrag van 1,4 miljard euro is een ongeziene inspanning en een duidelijk bewijs dat het deze regering menens is met de versterking van het lokale bestuursniveau. Het genereert lokale investeringen, dicht bij de burger.
Minister, er komt ook een commissie decentralisatie om na te gaan op welke terreinen de autonomie van de lokale besturen kan worden verhoogd. Deze oefening heeft de afgelopen jaren vruchten afgeworpen. Daarnaast zal ook worden gewerkt aan regiovorming. Binnen die regio’s zullen alle vormen van intergemeentelijke samenwerking moeten plaatsvinden en dat is geen evidente oefening. Belangrijk is dat deze regiovorming van onderuit wordt aangepakt. Zo niet, zal dit nooit tot optimale resultaten leiden.
Regiovorming en decentralisatie zijn twee zaken waar veel van wordt verwacht. En wanneer hoge verwachtingen gekoesterd worden, dan moet men er alles aan doen om die in te lossen en moet men gebruikmaken van de juiste expertise bij alle partners op dat niveau. Daarbij mogen we niet vergeten dat er nog altijd een uitstekend functionerend intermediair niveau werkzaam is, een door de bevolking verkozen niveau dat bij een grondige oefening over decentralisatie van bevoegdheden en regiovorming onmiskenbaar een zeer waardevolle inbreng kan doen. Dus, minister, vergeet de provincies niet.
Als ik u daarbij hoor pleiten voor bestuurlijke rust, dan begrijp ik dat, na de ingrijpende organieke wijzigingen die zijn doorgevoerd. Dat is een goede optie, maar die bestuurlijke rust mag geen excuus vormen om binnen dat wettelijk en bestuurlijk kader de provincies te erkennen en te gebruiken als volwaardige partner.
Minister, ik heb een aantal van mijn belangrijkste bezorgdheden willen beklemtonen maar dat betekent niet dat mijn fractie geen belang hecht aan andere aspecten, waaronder politieke vernieuwing en de verdere aanscherping van de werking van de Vlaamse overheidsdiensten. Dat moet vooral gebeuren via dialoog. En daarbij zult u in ons een ‘compagnon de route’ vinden. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Warnez, gefeliciteerd met uw bijna ontroerende pleidooi voor de provincies. U blijft dat toch als een dappere krijger volhouden. Ik weet dat dat niet de meest evidente positie is. Wij zijn voorstander van een ander tussenniveau, u weet dat. Maar soit, de Vlaamse Regering heeft ervoor gekozen om daar verder op dit moment niets mee aan te vatten.
Ik wil u eventjes meenemen naar eind september. Ik heb in de commissie duidelijk gemaakt dat ook mijn liefde voor het lokale bestuur heel erg hevig is, dat komt door mijn voorgeschiedenis. Ik ben een grote believer in de kracht van dat bestuur, maar op 30 september heeft de Vlaamse Regering haar regeerakkoord voorgesteld en het was meteen duidelijk dat daar toch wel wat kritische bemerkingen vanuit de basis op kwamen. Sommigen herinneren zich nog de discussies die erover gingen of we het akkoord wel of niet voor de congressen zouden krijgen. ‘Oei, is dat wel het akkoord waar we allemaal achterstaan?’ Op dat moment was er maar één troef die de Vlaamse Regering in handen had. Dat was een goede troef, want elke euro voor de lokale besturen is een goede euro. Wij zijn daar absoluut mee voorstander van, maar dat was wel een heel noodzakelijke zak geld om dit regeerakkoord, waarover bij de basis toch niet veel laaiend enthousiasme was, door de congressen te krijgen. Al die lokale burgemeesters en schepenen, die op dat moment in de fase van de meerjarenplanning zaten, en eigenlijk aan het worstelen waren met de vraag hoe ze die rond moesten krijgen zonder de factuur opnieuw naar hun inwoners door te sturen, vonden op dat moment een troef en konden daardoor akkoord gaan met het regeerakkoord.
Dus ja, wij zijn een voorstander van de investeringen die gebeuren. Toch betreuren wij het dat daar geen echte beleidskeuze in gemaakt is. Het is gewoon een zak geld die op basis van een paar criteria is verdeeld. Er worden geen impulsen gegeven aan de vraag hoe we die open ruimte moeten bewaren, hoe we ervoor moeten zorgen dat die dienstverlening verholpen wordt. Minister Demir weet hoe hevig ik kan zijn over het plattelandsbeleid en de noden van dat platteland. Er wordt niet bijgestuurd in de historische onderbedeling van dat platteland. De noden van de centrumsteden zijn terecht, maar er zijn 287 andere steden en gemeenten die ook ieder jaar aan de noodrem trekken. Er zijn wat ons betreft dus toch een aantal bezorgdheden. Daarom vraag ik u en de minister: denkt u dat u op basis van de meerjarenplanning die nu voorligt echt de investeringsdoelstellingen bij de lokale besturen zult halen? Wij betwijfelen dat alvast, want ook op dit moment blijkt uit de cijfers van 2018 dat het investeringsritme van de gemeenten omlaag gaat en dat dat op het lokale niveau echt problematisch wordt voor de dienstverlening aan onze burgers.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Ik heb een aanvullende vraag bij de opmerking van de heer Vaneeckhout. U zegt daarnet dat de middelen voor het openruimtefonds dienen om het openruimtebeleid van de lokale besturen te ondersteunen. Ik zou graag willen weten hoe u dat ziet, want we hebben daar al meerdere vragen over gesteld en daar altijd een negatief antwoord op gekregen. Het lijkt mij straf dat dat uw stelling is.
Dat is een duidelijke vraag.
De heer De Loor heeft het woord.
Als sp.a-fractie zijn wij natuurlijk tevreden met die extra middelen die naar de gemeenten gaan. Dat is vanzelfsprekend, want wij hebben er hier in het verleden al een paar keer op gehamerd, zowel in de plenaire vergadering als in de commissie, dat die steden en gemeenten ondersteund moeten worden. Jammer genoeg bleef de vorige Vlaamse Regering, die nota bene uit dezelfde partijen bestond, Oost-Indisch doof voor die schreeuw van de burgemeesters en lokale besturen. Het probleem is echter niet opgelost door voor de helft van de responsabiliseringsbijdrage tussen te komen. Het probleem blijft natuurlijk structureel, dat wordt niet aangepast. Ik weet dat wij dat hier niet kunnen oplossen, dat moet federaal gebeuren. Maar toch, minister, dring ik erop aan dat u hierover met uw federale collega’s in de toekomst contact opneemt. Het is een tikkende tijdbom. Dat stond onlangs nog in een open brief van meer dan 250 burgemeesters.
Het is goed, collega’s, dat die extra financiering erbij komt, want we lezen in het regeerakkoord dat er ook extra taken en bevoegdheden naar de gemeenten en steden gaan. Dat is op zich goed. Wij zijn voor heel sterke en bestuurskrachtige steden en gemeenten. Ik citeer hierover de burgemeester van Dendermonde: “Toen ik het nieuws van die extra middelen vernam, vond ik dat heel positief, maar toen ik daarna het regeerakkoord las, zag ik dat in veel domeinen op de steden en gemeenten wordt gerekend. Dat kost extra personeelsinzet en dat kost centen.” Daarom is het meer dan logisch dat die middelen er komen.
Collega Warnez, ik heb nog een concrete vraag voor u. U verwijst naar de decretale groeivoet, de groeivoet van 3,5 procent van het Gemeentefonds. Collega's, ik wil erop wijzen dat dat decretaal verankerd is en hier in het verleden werd goedgekeurd. Mijnheer Warnez, in het verleden heb ik uw partij vaak horen pleiten voor de herziening van de parameters van het Gemeentefonds. Betekenen die extra financieringslijnen voor u dat de discussie over die herziening voor vijf jaar in de koelkast wordt gezet?
Minister Somers heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik ben heel blij met de tussenkomst van collega Warnez. Hij hecht heel veel belang aan de lokale besturen. Maar dat is de filosofie van deze regering, van het regeerakkoord, van ons beleid: de lokale besturen zijn niet de ondergeschikte besturen, maar de eerste besturen van Vlaanderen, die wij als een volwaardige partner willen bejegenen. U weet dat ik enige ervaring heb op het lokale niveau. Ik ben nog altijd titelvoerend burgemeester van de vijfde stad van Vlaanderen. Ik ken ook de uitdagingen waar steden en gemeenten voor staan.
Maar ik denk niet dat er ooit een regering is geweest die een dusdanig omvangrijke injectie heeft gedaan naar de lokale besturen als deze regering. Collega Warnez heeft verwezen naar 1,4 miljard euro extra in de looptijd. In het laatste jaar gaat dat over 420 miljoen euro extra voor onze lokale besturen. En evident zullen lokale besturen, wanneer je daarmee praat, zeggen: ‘Als je nog meer kunt doen, alstublieft, het is altijd welkom.’ Dat is logisch, dat is normaal. Maar toen ik de voorbije dagen in de kranten zag, vooral op de lokale en regionale pagina's, dat de ene gemeente na de andere stad een opbod doet in hoeveel ze de volgende jaren zullen en kúnnen investeren, dan ben ik een heel blije en verheugde minister van Binnenlands Bestuur. Waarom? De helft van de investeringen die we als overheid – federaal, Vlaams en lokaal samen – doen, komt van die lokale besturen. Dat is erg belangrijk voor onze lokale economie. Want vaak zijn dat investeringen op lokaal vlak, op regionaal vlak, die onze kmo's kunnen helpen, die werkgelegenheid creëren en die ook de kwaliteit van de dienstverlening van onze lokale besturen kunnen verbeteren. Ik ben er dus heel verheugd over.
Waar ik iets minder verheugd over ben, is de tegenspraak in de argumentatie van de collega's van Groen. Groen zegt langs de ene kant te vinden dat we de autonomie van onze lokale besturen moeten respecteren. Ik ben daar een absolute voorstander van. We moeten af van een keizer-kostermentaliteit. We moeten meer ruimte, meer autonomie laten aan de lokale besturen. Met andere woorden: we moeten erop vertrouwen dat lokale besturen, onze gemeenteraadsleden, onze schepenen en burgemeesters beter dan wie ook weten wat de echte lokale noden zijn. Hoe verzoen je dat met de vraag om sturing naar de budgetten die we geven? Hoe verzoen je dat met de filosofie dat we enerzijds hebben moeten vrijlaten, maar langs de andere kant wel zullen moeten opleggen wat ze met die extra middelen moeten doen? Ik ben daar absoluut geen voorstander van. Het is het ene of het andere. En als Groen pleit voor een Vlaamse Regering die zegt: ‘We zullen u meer middelen geven, maar je mag die middelen alleen maar gebruiken voor die dingen die wíj belangrijk vinden’, dan is dat niet ónze filosofie. Onze filosofie is dat we vertrouwen hebben in de lokale besturen, in de kwaliteit van de lokale besturen, in de keuzes die zij maken. Dat is wat de Vlaamse Regering voorstaat. En dat is ook waarin ik zelf heel sterk geloof.
En ten slotte, wat betreft de provincies, collega Warnez, hebben wij inderdaad in onze regering een standstill afgesproken. U weet – daarover moeten we niet flauw doen – dat sommige partijen van de meerderheid ervan overtuigd waren dat de beste tijd van de provincies voorbij was, en dat andere partijen heel veel belang hechten aan de provincies. We hebben afgesproken dat we de situatie voor de provincies zullen laten zoals ze is. De provinciebesturen hebben trouwens op een zeker moment zelf aangedrongen op een soort van bestuurlijke standstill. En ik zal, als minister van Binnenlands Bestuur, die provincies respecteren in hun rol. Ik zal hun geen extra taken geven. Dat zal ik absoluut niet doen. Ik zal die niet extra in de verf zetten. Maar in de bevoegdheden die ze hebben, zal ik hen op een volwassen, correcte en positieve manier bejegenen. Dat lijkt mij de enige juiste houding, vertrekkende vanuit het Vlaamse regeerakkoord.
Ik wil nog even tussenkomen op dit laatste punt. Collega Vaneeckhout, het is eigenlijk niet zo moeilijk om hier over de provincies te spreken, als je al eens hebt samengewerkt met die provincies. We komen alle twee uit West-Vlaanderen. In West-Vlaanderen kun je duidelijk zien wat de provincie kan betekenen.
Als u even bij uw collega uit Oost-Vlaanderen te rade gaat, waar u mee in het bestuur zit, denk ik dat u overtuigd kunt worden van de rol van de provincies. Het alternatief dat u voorstelt zijn eigenlijk miniprovincies en stadsgewesten, waarbij er ook een rechtstreeks verkozen orgaan aanwezig zal zijn. Ik denk dus niet dat dat een grote oplossing is.
Ik heb het wel een beetje moeilijk met hoe u het regeerakkoord voorstelt. Ja, wij gaan voor lokale besturen. U geeft het een beetje aan alsof het een omkoopmiddel en smeergeld was om een regeerakkoord erdoor te krijgen. Wel, ik ben eigenlijk blij met de tussenkomst van de heer De Loor, die zegt dat het goed is dat er geld gaat naar de lokale besturen. Ik zou bijna durven te geloven dat u het tegendeel beweert. Die lokale besturen hebben die gelden nodig en die zullen die ook goed gebruiken. Ik sluit me aan bij de heer Somers: zij zullen dat gebruiken in volle autonomie. De meerjarenplannen liegen er niet om. De open ruimte zal in elke gemeente anders moeten worden onderhouden en beschermd. In de ene gemeente gaat het over effectief groen; in de andere over rioleringswerken. De gemeentebesturen, schepenen, burgemeesters gaan er de juiste rol in vinden.
Collega De Loor, ik kom uit de academische wereld. Ik ben toevallig geschoold in bestuursrecht. U hebt het waarschijnlijk over het arrest van het Grondwettelijk Hof van 2018 over het Gemeentefonds en de parameters. Academici zijn het er vandaag ook nog niet helemaal over eens hoe we die interpretatie moeten doen. Ik denk dat het goed is dat de regering er in het regeerakkoord voor heeft gekozen om onmiddellijk te handelen, waarbij onmiddellijk financieringsstromen naar de gemeenten en steden zullen vloeien. Dat gebeurt nu ook. Daarnaast kunnen de parameters van het Gemeentefonds zeker worden besproken, maar in deze legislatuur hebben we afgesproken om onmiddellijk te handelen, om onmiddellijk de lokale besturen te ondersteunen in volle autonomie.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega's, ik merk plots een zeer grote eensgezindheid in dit parlement voor een bijkomende financiering voor de lokale besturen. Over de modaliteiten en hoe dat moet gebeuren, is blijkbaar wat debat, maar dat het lokale niveau mee moet worden ondersteund, krijgt grote eensgezindheid.
Ik wil erop wijzen dat er nog een passage in datzelfde hoofdstuk van het regeerakkoord staat, namelijk dat de Vlaamse Regering de helft van die responsabiliseringslast die op de lokale besturen rust, voor haar rekening neemt. Maar we dagen de Federale Regering uit – als die er ooit komt – om die andere helft voor haar rekening te nemen. Als hier ongelooflijke eensgezindheid is dat dit moet gebeuren, dan daag ik alle partijen in dit halfrond uit – en een aantal van ons gaan verantwoordelijkheid moeten nemen op het federale vlak – om dat dan ook te vertellen. ‘Put your money where your mouth is.’ (Applaus bij de meerderheid)
Collega Vaneeckhout, ik zie dat u het woord vraagt. Voor alle duidelijkheid – en dat is het volste recht van uw fractie –: er is geen enkele spreker van uw fractie ingeschreven op dit domein. Ik heb daarnet twee leden van de Groenfractie het woord gegeven. U gaat wellicht straks opnieuw het woord vragen. Ik ga u niet verschillende keren laten tussenkomen bij dezelfde spreker. Dat was de afspraak in het Uitgebreid Bureau. Ik leid hier de vergadering.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega's, voor zij die beginnen te twijfelen na de verschillende tussenkomsten vanmorgen, vooral van de oppositie: het gaat echt wel goed met Vlaanderen. We zijn een van de rijkste regio's ter wereld. (Applaus bij de meerderheid)
Ik zie al grote consensus, dat doet me plezier. Velen van ons, niet allemaal uiteraard, genieten een welvaartsniveau waarvan onze ouders en zeker onze grootouders alleen maar konden dromen. En toch – dat moeten we erkennen – is er veel onbehagen in onze samenleving. Er zijn veel mensen kwaad. Het lijkt een beetje paradoxaal: nooit hadden we het zo goed en toch was er zelden meer boosheid in onze samenleving dan vandaag.
De vraag is: hoe komt dat? Ik denk persoonlijk omdat heel veel mensen vooral schrik hebben, schrik om de hoge welvaart die ze genieten, weer te verliezen. Een angst die zich soms vertaalt in negativiteit, in afgunst, in jaloezie, maar jammer genoeg ook in racisme en xenofobie. De angst dat de anderen, de vreemden de welvaart weer komen afnemen. We mogen daar niet blind voor zijn. We mogen dat niet minimaliseren of onder de mat vegen. Ik ben blij dat deze Vlaamse Regering dat ook niet doet. Ik denk dat ze kiest voor de enige juiste weg tegen die angst en dat is de weg van de hoop. Geen ijdele hoop, geen sprookjes – men gebruikt dit woord hier graag –, maar een hoop die steunt op een duidelijke visie en omgezet wordt in een sterk actieplan op tal van domeinen.
Dat is ook zo in het domein van samenleven. Vlaanderen kent anno 2019 een zeer diverse samenleving. De voorbije vijftig jaar is onze samenleving kleurrijker geworden. Een op de vijf Vlamingen heeft vandaag een buitenlandse herkomst. Hoewel de meeste mensen onder ons dat – gelukkig maar – zien als een verrijking, als iets positiefs, beschouwt toch ook een op de drie Vlamingen dat als een bedreiging. We staan dus voor een heel belangrijke uitdaging. We moeten proberen die een op de drie Vlamingen die angst heeft voor het vreemde, te overtuigen dat die diversiteit ook kansen biedt en duidelijk maken dat het onze welvaart niet bedreigt, maar juist kan versterken, want we zullen echt wel iedereen nodig hebben.
Maar dat zal natuurlijk niet vanzelf gebeuren. Die illusie mogen we niet koesteren. Het zal een werk van lange adem zijn. Er bestaat geen ‘silver bullet’, geen wonderoplossing, geen knopje dat je aan en uit kunt zetten. We zullen ook allemaal inspanningen moeten doen, nieuwkomers zeker, maar ook wij allemaal.
Die ambitie vertaalt zich in het beleid van deze Vlaamse Regering, met een minister van Inburgering die ook minister is van Samenleven. Dat zijn eigenlijk de twee steunpilaren waarop we het beleid dat de angst moet wegnemen, moeten bouwen.
Inburgering is destijds opgestart onder minister Marino Keulen. We waren voorloper. Ondertussen sluiten elk jaar meer dan 15.000 nieuwkomers een inburgeringscontract af. We verwachten van hen dat ze onze taal en onze fundamentele spelregels leren. Door de jaren heen werd dat minder en minder vrijblijvend. Op die weg gaan we verder, niet om die mensen te pesten, maar juist om hun meer kansen te geven en beter te wapenen om hun eigen toekomst uit te bouwen.
Er komt ook een sterkere focus op werk. We vragen dat ze zich binnen de twee maanden aanmelden bij VDAB, die hen dan gaat begeleiden naar een job of naar een opleiding, om ervoor te zorgen dat we hen zelfredzaam maken en laten bijdragen aan onze welvaart.
Er komt ook een nieuwe vierde pijler, waar al veel over is gezegd, waarbij we de mensen de kans geven om ook een sociaal netwerk uit te bouwen om de participatie aan onze samenleving te verhogen. Zo kom ik bij de tweede steunpilaar, samenleven.
We zullen echt maar slagen in ons doel als we minder naast elkaar en meer met elkaar leven, als we minder terugplooien op onze eigen groep en meer openstaan voor de andere. Deze inspanning zullen we allemaal moeten doen, oud en nieuw, namelijk samen bouwen aan een gedeelde en inclusieve samenleving. Het is een wederzijds engagement waarbij iedereen volop de kans krijgt om vooruit te gaan, maar waarbij we ons ook allemaal houden aan enkele essentiële spelregels.
Dat kader is duidelijk. Het zijn onze democratische rechten en vrijheden. Zij hebben ervoor gezorgd dat we onze welvaart zo hoog hebben kunnen bouwen als ze vandaag is. Het gaat dan over het recht op vrije meningsuiting, de gelijkheid van man en vrouw, de vrijheid van seksuele geaardheid, maar evengoed het recht om te geloven of niet te geloven, de vrijheid van vereniging of het recht om niet gediscrimineerd te worden. Allemaal staan deze rechten en vrijheden op gelijke voet, allemaal moeten we ze respecteren, door en voor iedereen.
Om dit te realiseren rekenen we op de inzet van heel veel mensen, verenigingen en overheden. De lokale voetbalclub, de jeugdbeweging, het wijkschooltje, het gemeentebestuur en ook het Agentschap Integratie en Inburgering (AgII), waar we nieuwe taken van verwachten en waarbij we ervan uitgaan dat het de komende jaren die nieuwe taak volop gaat opnemen.
Het is een hoge ambitie. Maar mislukken is geen optie. Voor ons liberalen telt niet de afkomst van mensen, enkel hun toekomst. Een toekomst die we samen moeten opbouwen en die we met gebundelde krachten beter kunnen maken, voor ons allemaal, oude en nieuwe Vlamingen.
Dat is de blauwe draad in het beleid van deze regering. En dat zullen we volmondig steunen. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Voorzitter, ik neem namens de N-VA-fractie het woord over de thema’s Brussel en de Vlaamse Rand. Beste collega’s, we kunnen er niet omheen: in het huidige budgettaire kader moet er worden bespaard om de rekening te doen kloppen, om ervoor te zorgen dat we geen facturen doorschuiven naar onze kleinkinderen. Zoveel domeinen zijn belangrijk. Denk maar aan Welzijn en Onderwijs. De Vlaamse Regering heeft keuzes moeten maken, en ook binnen het beleidsveld Brussel verwachten wij enige solidariteit. Ik verwijs graag even naar de begroting van de Brusselse Gewestregering. Die ziet er toch veel minder fraai uit. In tegenstelling tot de Vlaamse Regering maakt de Brusselse Regering geen keuzes. De begroting van 2020 is niet in evenwicht, ook al probeert de regering met begrotingstrucs het tegendeel te beweren. Zij houden immers heel wat dossiers buiten de begroting. Zo foppen ze eigenlijk enkel zichzelf. Wij kijken liever de mensen recht in de ogen door open en bloot te communiceren, ook als het over minder aangenaam nieuws gaat, zoals besparingen.
Er wordt dus inderdaad bespaard op het Brusselfonds. Dat klopt. Tegelijkertijd blijft de dotatie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) wel volledig gevrijwaard, zelfs van de generieke besparing van 6 procent op de subsidiemiddelen die wel in alle andere sectoren geldt. Collega’s, het is belangrijk om naar het grote plaatje te kijken. Laten we niet vergeten dat wat Vlaanderen investeert in Brussel, veel meer is dan alleen het budget voor het beleidsveld Brussel. De grootste investeringsstroom in Brussel, de Brusselnorm van 5 procent, blijft behouden. De Vlaamse Regering investeert via gemeenschapsbeleid jaarlijks ongeveer 1 miljard euro in Brussel. Dat is een stevige som. Denk aan het Nederlandstalig onderwijs, de duizenden inburgeringstrajecten, de Vlaamse rusthuizen, sportinfrastructuur, de diverse culturele spelers, zoals de Ancienne Belgique (AB) of de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS). De Vlaamse Regering heeft in de vorige legislatuur voor sommige domeinen inspanningen geleverd die ver boven die 5 procent uitstijgen. Ik haal de cijfers er even bij voor de periode 2015-2017. Voor Integratie, Inburgering en Gelijke Kansen was dat gemiddeld 12,56 procent, voor Cultuur, Jeugd en Sport gemiddeld 9,29 procent, en voor Communicatie en Media gemiddeld 10,67 procent. Kortom, wij hameren op die 5 procent, maar dat is voor ons geen eindpunt.
Daarnaast zal de Vlaamse Regering nog miljarden euro’s investeren in een betere ontsluiting van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, met bijvoorbeeld de werken aan de Brusselse ring, de fietssnelwegen en het Brabantnet. Die investeringen kunnen Brussel enkel maar ten goede komen. Al die beweringen dat Vlaanderen Brussel loslaat, zijn dus manifest onjuist. Brussel moet louter mee de besparingslast dragen die op het hele Vlaamse beleid rust.
Een ander geliefd riedeltje van de oppositie is dat Vlaanderen Brussel niet graag ziet en viseert, want, zo lees en hoor ik, Brussel moet besparen, terwijl er bijkomende middelen naar een aantal gemeenten uit de Denderstreek en de Vlaamse Rand gaan. Beste collega’s, het is niet zo dat de ene streek of stad wordt voorgetrokken en de andere geviseerd. Ik betreur de simpele verhaaltjes die worden rondgestrooid van ‘zij krijgen minder, want de anderen krijgen meer’. De realiteit is net iets complexer. De Vlaamse Rand lijdt al jarenlang onder structurele onderfinanciering. Het is net goed dat het beleidsveld Vlaamse Rand nu op eigen middelen kan rekenen. In de vorige legislatuur was dat nog niet het geval. Toen was het beleidsveld Vlaamse Rand een financiële lege doos en moest er worden gebedeld bij de andere beleidsdomeinen. Nu zijn er eigen budgettaire middelen om rechtstreeks tegemoet te komen aan de grootstedelijke uitdagingen waarmee de Vlaamse Rand wordt geconfronteerd. Dat is een grote stap in de juiste richting, en dat mag gerust meer worden benadrukt.
Voorzitter, mijn fractie steunt de begroting inzake Brussel en de Vlaamse Rand. Wij vinden dat beide documenten getuigen van verantwoordelijke en realistische beleidskeuzes. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Bex heeft het woord.
Collega Tavernier, dank voor uw tussenkomst. U zegt dat de Brusselse Regering geen keuzes maakt. Ik zie het anders. Ik denk dat de Brusselse Regering op een aantal vlakken fundamenteel andere keuzes maakt dan deze Vlaamse Regering. Zo zal de Vlaamse Regering in overleg moeten gaan met de Brusselse Regering om tot oplossingen te komen voor de ring rond Brussel. Ik herinner mij de uitspraak van collega Schiltz vanochtend, dat we geen extra baanvakken op autostrades zullen aanleggen. Ik heb dat goed genoteerd, en ik hoop dat dat ook zo zal zijn wanneer Vlaanderen met Brussel gaat overleggen over de Brusselse ring.
Mevrouw Tavernier, u zegt dat Vlaanderen blijft investeren in Brussel. We zullen vooral moeten toezien op de vakministers, die vooral op het vlak van het onderwijs daar zware inspanningen zullen moeten blijven leveren. Maar ik wou toch even vragen wat u vindt van de beslissing van deze Vlaamse Regering om in alle Vlaamse steden en gemeenten extra geld te pompen. We hebben dat daarnet nog besproken, en dat is een goede zaak. Maar tegelijk wil de Vlaamse Regering specifiek voor de VGC de middelen voor het Stedenfonds gevoelig laten dalen, niet zomaar met 6 procent maar met veel meer, waardoor de VGC het nu met 1,4 miljoen euro op jaarbasis minder zal moeten doen. Op vijf jaar tijd loopt dat serieus op. Vindt u dat een goede zaak? Wij in elk geval niet.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik betreur ook het feit dat hier nu inderdaad de indruk wordt gewekt dat wij in Brussel Vlaanderen niet als een meerwaarde zouden zien. Ik spreek hier als een trotse Brusselaar. Ik heb altijd onderstreept dat Vlaanderen een absolute meerwaarde is voor Brussel. Vlaanderen kan ons helpen om het absolute potentieel in Brussel te helpen verwezenlijken. Maar ik ben het wel met u oneens als u hier komt zeggen dat wij simplistische verhaaltjes ophangen over het feit dat Brussel wordt benadeeld in vergelijking met de randgemeenten. Dat is gewoon zo. Er wordt – en dat is een heel simpele conclusie op basis van de begroting – extra geld gevonden voor de Rand en de Denderstreek, terwijl in Brussel op verschillende posten wordt bespaard. Wat dat betreft, heeft de waarheid ook haar rechten.
Minister Dalle heeft het woord.
Dank aan collega Tavernier voor de goede insteek. De band tussen Vlaanderen en Brussel wordt ook door deze regering heel sterk gehouden. Vlaanderen blijft enorm investeren in zijn hoofdstad. Dan gaat het effectief niet alleen over de specifieke middelen die we inzetten voor de hoofdstad. Er werd verwezen naar de dotaties voor de VGC: 28 miljoen euro, waarop 0 euro wordt bespaard. De vorige twee legislaturen is daar bij aanvang wél op bespaard. Deze regering heeft beslist om daar niet op te besparen. En zo kan ik nog doorgaan. Wij zorgen in alle beleidsdomeinen voor sterke investeringen. In onderwijs en scholenbouw wordt er verder sterk geïnvesteerd. De afgelopen legislatuur hebben we de investeringen in scholen verdrievoudigd in vergelijking met de legislatuur ervoor. Collega Weyts zal ook deze legislatuur blijven investeren in Brusselse scholen. Ook in kinderopvang en welzijn zijn er bijkomende investeringen. We hebben de voorbije legislatuur duizend plaatsen extra in de gesubsidieerde sector gecreëerd. Ook deze legislatuur zal collega Beke daarin blijven investeren.
Er zijn inderdaad ook een aantal besparingen. Het is heel belangrijk te zeggen dat de middelen van het Stedenfonds ook in Brussel blijven evolueren met 3,5 procent extra per jaar. Dat is, als je het tot in 2024 bekijkt, een enorm bedrag. Het klopt dat er 2,5 miljoen euro besparing is in het Brusselfonds. Maar we hebben er door begrotingsruiters ook voor gezorgd dat dat wordt verminderd met 1,6 miljoen euro. Deze regering, de regering van morgen, zal daar extra middelen voor uittrekken.
Heel erg belangrijk is de wisselwerking tussen Brussel en Vlaanderen in gewestaangelegenheden. Er is verwezen naar het dossier van de fietssnelwegen. We moeten ervoor zorgen dat de fietspaden uit Vlaams-Brabant doorlopen tot in het centrum van Brussel. Er is de twee weken geleden aangekondigde maatregel in het kader van het Klimaatplan. Die 100 kilometer per uur is een uitzonderlijk belangrijke maatregel, niet alleen voor het klimaat maar zeker ook voor de levenskwaliteit van de Brusselaars en voor de mensen in de Rand die dicht bij de ring wonen. Ook op het vlak van tewerkstelling willen we ervoor zorgen dat de 90.000 werkzoekenden een job kunnen vinden, in Brussel, maar zeker ook in Vlaanderen, door bijvoorbeeld te investeren in tweetaligheid. We blijven investeren in het Huis van het Nederlands, onder meer met extra middelen voor de renovatie van hun gebouwen. En ook in het onderwijs, met sterk taalonderwijs, waarbij collega Weyts mee aan de kar trekt om dat ook in Brussel te realiseren, bijvoorbeeld met de uitwisseling van leerkrachten.
Stop dus alstublieft met te zeggen dat deze Vlaamse Regering Brussel loslaat. Het tegendeel is waar. Wij blijven investeren, we versterken onze inspanningen en we zorgen voor een goede samenwerking met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Ik wil nog terugkomen op de opmerkingen van collega Bex. De oppositie vergelijkt de VGC steevast met een lokaal bestuur om op die manier geld te krijgen, maar die vergelijking gaat niet helemaal op. De VGC is een sui-generisrechtsvorm, ze heeft een eigen parlement en ook andere financieringskanalen dan de Vlaamse gemeenten. De VGC krijgt al een reeks belangrijke dotaties, en niet alleen van Vlaanderen, maar ook van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Wanneer er bijvoorbeeld 4 euro naar de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF), die altijd geld tekort heeft, gaat, dan gaat er automatisch 1 euro naar de VGC, of ze dat nu nodig heeft of niet.
Ook wat de bevoegdheden en verantwoordelijkheden betreft zijn er duidelijke verschillen met de Vlaamse steden en gemeenten. Die hebben belangrijke verantwoordelijkheden op het vlak van gewestzaken, wat niet het geval is voor de VGC. Ik vind dus dat die vergelijking niet opgaat.
De heer Bex heeft het woord.
Ik hoop dan alleen maar dat, wanneer de Vlaamse Regering moet bekijken hoe ze met de VGC wil samenwerken, ze ook uitgaat van die autonomie van dat sui-generisbestuur en de VGC alle kansen laat om beleid te voeren op maat van de Brusselaars, zoals alle Vlaamse steden en gemeenten beleid moeten kunnen voeren op maat van hun inwoners.
De heer Slootmans heeft het woord.
Collega’s, net zoals een aantal onder jullie ben ook ik een kind van de Vlaamse Rand. Van kleins af aan heb ik mijn dorp en mijn streek zien verfransen, zien vervreemden, zien verstedelijken, zien ontnederlandsen en nu zelfs zien islamiseren. Die tragische evolutie is trouwens ook de reden waarom ik destijds in de politiek gestapt ben en als ik me niet vergis, was dat ook de reden waarom de minister voor de Vlaamse Rand dat gedaan heeft – of dat was toch alleszins ooit zo.
Wat hier vandaag voorligt voor de Vlaamse Rand doet mij oprecht twijfelen of de ambities en de idealen waarmee de Volksunie (VU) en nu de N-VA ooit campagne voerde, vandaag nog overeind staan. Na tien jaar N-VA op de ministerpost Vlaamse Rand is die Vlaamse Rand er immers schrikbarend op achteruitgegaan. Niet alleen ik zeg dat, de cijfers zeggen dat en de experten zeggen dat. Twee op de drie jonge gezinnen in de Vlaamse Rand zijn anderstalig, 40 procent van de bewoners is van niet-Belgische herkomst en het aantal niet-Europese immigranten is op amper negentien jaar tijd vervijfvoudigd. De gevolgen zijn bekend: een pijlsnelle daling van de onderwijskwaliteit, minder open ruimte, het afsterven van onze Vlaamse identiteit, een toename van het fileleed, meer islamisering, een nijpend tekort aan plaatsen in onze scholen enzovoort. Als de demografische tendensen zich doorzetten – en alle indicatoren staan wat dat betreft op rood – wordt onze regio binnenkort in de feiten een verlengstuk van Schaarbeek en Anderlecht, waar verpaupering, verstedelijking, sociale verdringing en criminaliteit hoogtij vieren en waar het Vlaamse en groene karakter en het rijke Vlaamse gemeenschaps- en verenigingsleven, dat toch zo eigen is aan Vlaanderen, in snel tempo uitsterven. In theorie heet het dan nog Vlaamse Rand, maar in de praktijk wordt het dan ‘Randistan’. In bepaalde gemeenten is die evolutie trouwens al een feit. Denk maar aan bepaalde delen van Machelen, …
Mijnheer Slootmans, mag u onderbroken worden?
Mag ik even mijn punt maken?
Denk maar aan bepaalde delen van Machelen, denk maar aan bepaalde delen van Drogenbos, Zellik, Ruisbroek, Zuun, Negenmanneke, Vilvoorde enzovoort. Maghrebijnen zwaaien er de plak, moskeeën schieten er als paddenstoelen uit de grond, sluikstorten is er een hobby en Vlamingen zijn er hoe langer hoe meer een curiositeit.
En ik weet dat de minister telkens herhaalt dat de middelen beperkt zijn en dat wij – als brave katholieken – blij moeten zijn met wat ons wordt toegeworpen. En ik weet ook dat niet zozeer de minister van Vlaamse Rand, maar wel natuurlijk het totaal doorgeslagen en totaal uit de hand gelopen immigratiebeleid aan de basis ligt van de problemen die ik zonet te berde bracht.
Maar ook daar zat zijn partij de afgelopen jaren aan de knoppen en ook daar hebben wij niet de minste koerswijziging gezien, tenminste toch niet in de cijfers, integendeel. Sinds zijn partij aan het roer staat, zijn in vijf van de negentien randgemeenten de autochtonen tot een minderheid gedegradeerd. De veertien andere gemeente dreigen op hetzelfde lot af te stevenen.
Kortom: iedereen ziet dat het huis in brand staat en weet dat er meer nodig zal zijn dan een paar emmertjes taalpromotie, een aantal begeleidingstrajectjes en toneelcheques om het vuur te blussen.
Vandaag, in deze begroting, stellen we vast dat de minister zich bijna dagelijks op de borst klopt omdat er een fonds komt van 4 miljoen euro – een stijging van 60 procent van de middelen –, dat al die problemen als bij wonder gaat oplossen. Maar als je dat bekijkt op de totale Vlaamse Rand, op al die negentien gemeenten, dan komt dat neer op amper 210.000 euro per gemeente, wat zelfs niet genoeg is om een gezinswoning per jaar per gemeente te bouwen. En daarmee wil hij dus al die problemen oplossen. Veel succes daarmee.
Hij wil daarmee in kinderopvanghuizen voorzien, hij wil zorgvoorzieningen creëren, hij wil onderwijsondersteuning bieden. En passant wil hij daarmee ook nog eens de noordelijke en de zuidelijke kanaalzone aanpakken. Ik vrees, minister, en ik heb u dat in de commissie ook al gezegd, dat er dan twee of drie nullen te weinig achter die vier staan.
Trouwens, dat zegt niet alleen het Vlaams Belang, want ik voel al aan dat het straks weer gaat over het populismediscours. Ook uw eigen N-VA-burgemeester van Sint-Pieters-Leeuw, Luc Deconinck, en de rest van zijn collega’s in Halle-Vilvoorde, hebben u een serieuze brandbrief gestuurd. Ik weet niet of u soms uw postbus opent. In niet mis te verstane bewoordingen stelden zij dat zij bijzonder ontgoocheld en bijzonder teleurgesteld zijn in het Vlaamserandbeleid dat hier vandaag voorligt.
Ik rond af. Versta me niet verkeerd. Wij weten dat u voor een onmogelijk moeilijke opdracht staat. Wij willen een partner zijn voor de Vlaamse Rand, ook als we hier daarvoor de stoute leerling van de klas moeten spelen. Onze rol in dit parlement is dan ook om de komende vijf jaar de hete adem in uw nek te zijn. Niet om u te kwellen, niet om u te pesten, minister, maar omdat het vijf over twaalf is en omdat we er alles aan moeten doen om onze rand, om het met uw eigen woorden te zeggen, groen en Vlaams te houden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Heel kort, omdat de heer Slootmans het over Schaarbeek had, voor het verslag: ik woon in Schaarbeek en ik woon daar graag. Zo kan het ook.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Collega’s, het doel van ons Vlaams inburgeringsbeleid is dat nieuwkomers zo snel mogelijk onze Vlaamse samenleving leren kennen, maar ook en vooral dat ze zo snel mogelijk deel uitmaken van die Vlaamse samenleving. Dat is goed voor de nieuwkomer zelf, uiteraard, maar dat is ook goed voor heel onze samenleving. Dat is het uitgangspunt en daar is het beleid rond gebouwd. De kennis van het Nederlands, maar ook het vinden van werk, is volgens mij de snelste weg om aan die Vlaamse samenleving deel te nemen.
Deze regering heeft een heel duidelijk, helder maar ook positief verhaal rond inburgering. Wie deel wil uitmaken van onze samenleving, verdient alle kansen. Maar in ruil verwachten wij natuurlijk ook van iedereen een bijdrage. Met deze regering is de tijd definitief voorbij dat mensen van alle voordelen van onze samenleving kunnen genieten zonder dat ze er zelf ook inspanningen voor moeten leveren.
De toegang tot ons sociaal systeem wordt vanaf nu, beste mensen, voorwaardelijk. Elke nieuwkomer die een inburgeringstraject volgt, zal verplicht worden zich binnen de twee maanden aan te melden bij VDAB. Werk is dé sleutel tot integratie en participatie.
We hebben ook bijzondere aandacht – dat is hier vandaag nog niet gezegd – voor vrouwen met een buitenlandse herkomst. We weten allemaal dat de participatiegraad, de tewerkstellingsgraad, van deze vrouwen bijzonder laag is. Het wordt hoog tijd dat we daar iets aan doen.
Dan is er de nieuwkomersverklaring. In het inburgeringstraject wordt een bepaling toegevoegd met betrekking tot de essentiële rechten en plichten die in onze samenleving moeten worden gerespecteerd. Het lijkt misschien evident, maar het is zeer belangrijk.
We zullen ook nagaan of de inburgering geslaagd is. Het inburgeringstraject zal nieuwkomers voorbereiden op een Vlaamse burgerschapstest. We verwachten dat de inburgeraar op het einde van de rit echt Nederlands kent en met zijn buren, met naasten, kan converseren in het Nederlands. Er wordt niet enkel een begrip verwacht van wat er wordt gezegd, maar echte conversatie. Dat zal getest worden met een examen.
Last but not least, dat taalniveau zal voor iedereen worden opgetrokken: iedereen, uiteraard, die meekan, die tot dat niveau kan geraken.
Het zijn allemaal belangrijke maatregelen. Inburgering is volgens mij een lang proces, een keten, een traject met verschillende fases en wij willen met deze meerderheid die ketting vroeger laten starten. Nieuwkomers kunnen zich reeds in het land van herkomst voorbereiden op hun komst naar Vlaanderen. Op die manier maken ze kennis met de Vlaamse samenleving en onze Nederlandse taal. Zo kunnen ze zich een idee vormen van de rechten, maar ook van de plichten die hen hier te wachten staan.
Allemaal heel evident, maar voor mij is het ook belangrijk dat de bedienaars van de erediensten ook in het land van herkomst zich kunnen voorbereiden op de waarden en normen die wij in Vlaanderen belangrijk vinden. Het zijn zij die een voorbeeldfunctie hebben voor heel wat nieuwkomers hier, dus voor mij is het de evidentie zelve dat zij voor hun komst naar Vlaanderen op zijn minst de Nederlandse taal machtig zijn.
Nog een rode draad is dat het lokale bestuur de spilfiguur vormt inzake inburgeringsbeleid. Logisch: zij staan het dichtst bij de Vlamingen en bij de nieuwkomers. Dat de steden en gemeenten de komende legislatuur heel wat financiële ademruimte krijgen, is dus een zeer goede zaak. We versterken de financiële armslag en investeringsruimte van onze lokale besturen via de overname van de helft van de responsabiliseringsbijdrage – het is hier al vaak over gegaan het laatste uur – maar ook via een stimulans voor lokale besturen om maximaal open ruimte te vrijwaren.
Ik doe een oproep aan degenen die aan de tafel gaan zitten voor de federale onderhandelingen. Het is inderdaad nog niet helemaal duidelijk wie dat gaat zijn. Ik had het over de responsabiliseringsbijdrage. Laat ons alstublieft ook aan de overkant van de straat vragen om verantwoordelijkheid in dezen te nemen.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Mevrouw Sminate, u legt fel de nadruk op het Nederlands. U zegt: om zo snel mogelijk deel uit te maken van de samenleving is het Nederlands essentieel. Daar treed ik u volmondig, voor 100 procent in bij. Nederlands leren, goed Nederlands leren, is ongelooflijk belangrijk voor een vlotte integratie. Maar om dat te bewerkstelligen willen u en uw regering onder meer de inburgeringstrajecten, de taaltrajecten, betalend maken. U vindt daarmee het warm water niet uit. Het betalend maken van integratietrajecten is al gebeurd in Nederland. Vijf jaar geleden hebben ze dat daar ingevoerd, hebben ze heel het discours dat u net bracht, aangehaald om de testen betalend te maken.
Wat gebeurt er vandaag in Nederland, vijf jaar na de invoering? Ze gaan het betalende karakter van die testen weer afschaffen. Ze hebben daar namelijk drie dingen gemerkt. Ten eerste hebben ze gemerkt dat heel wat nieuwkomers de middelen niet hebben om dat te betalen en zich dus in de schulden werken, waardoor je met nieuwkomers zit die ingeburgerd zijn, maar een valse start kennen in de samenleving. Ten tweede, als die nieuwkomers niet kunnen betalen, schuif je die rekening door naar de lokale besturen, die dat bedrag gaan voorschieten. Daarnet hield u zelf terecht een heel mooi pleidooi voor de rol van de lokale besturen. Het zijn de spilfiguren in Integratie en Inburgering, maar zij gaan wel de rekening gepresenteerd krijgen. En ten derde, ongelooflijk belangrijk: het Nederlands is van waarde, het Nederlands moet gekend zijn, maar wat zagen ze in Nederland? Door die testen betalend te maken en het hele mechanisme daarachter, halveerden de slaagpercentages van die testen. Door de druk en allerhande dingen die erbij kwamen kijken, halveerden die slaagpercentages. Daarom heeft Nederland, het land waar u en uw regering zo graag naar kijken, gezegd: om een goed integratiebeleid op poten te zetten, moet je die testen niet betalend maken.
Collega, het is zo voorspelbaar. Het is altijd hetzelfde. Die kant van de zaal zal, als het over inburgering gaat, altijd focussen op de plichten die worden opgelegd. Nu gaat het over het betalend maken van inburgering. ‘Och god, och here, het is verschrikkelijk dat we aan de mensen vragen om een kleine bijdrage te leveren.’ Even voorspelbaar is dat we daarstraks aan de andere kant diezelfde discussie gehad hebben: ‘Verschrikkelijk dat we aan de inburgeraar máár dat bedrag durven te vragen.’ Het is altijd hetzelfde liedje als het over inburgering gaat. En dan is er de N-VA, die zegt dat het een verhaal van rechten en plichten is, dat we een evenwicht moeten zoeken. En het klopt, het is soms heel moeilijk om in deze materie naar dat evenwicht zoeken.
Dat is net de reden, collega, waarom ik vijftien jaar geleden in de politiek ben gegaan en voor de N-VA heb gekozen. Want vijftien jaar geleden was het net hetzelfde liedje. Toen had je aan die kant van het spectrum – het was toen nog iets breder – de Snel-Belgwet en de massale regularisatie, en aan de andere kant van het spectrum had je diegenen die zeiden: ‘Smijt ze allemaal buiten!’ Eigenlijk komt het vandaag de dag op hetzelfde neer. En vandaag de dag is het weer één partij of – ik zal mild zijn – vandaag de dag is het de meerderheid die voor dat verhaal van rechten en plichten gaat. Het regeerakkoord is daar een duidelijke weerslag van. En ik ben daar fier op. (Applaus bij de N-VA)
Ik wil ook graag even reageren, omdat ik denk dat dit de kern is van een van de grootste uitdagingen waar we voor staan. De Vlaamse Regering heeft in haar regeerakkoord de ambitie om een inburgeringsbeleid 2.0 te installeren. Dat is ook nodig, omdat we in het verleden gezien hebben dat het inburgeringsbeleid niet altijd het resultaat heeft opgeleverd dat we wensten. Er zijn vandaag te veel mensen in onze samenleving die onze taal onvoldoende machtig zijn, die onvoldoende aansluiting vinden bij onze samenleving en die ook onvoldoende kansen krijgen.
Het inburgeringsbeleid van deze Vlaamse Regering is erop gericht om op twee vlakken harder te werken. We gaan meer inspanningen vragen van de nieuwkomer. We gaan aan de nieuwkomer vragen dat hij, wanneer hij toetreedt tot onze samenleving, echte inspanningen doet om onze taal te verwerven, inzicht te krijgen in onze maatschappelijke werking en zo snel mogelijk bij te dragen aan onze economie. Dat is een vraag waar veel nieuwkomers graag positief op reageren. Het is onze taak als samenleving om dat op een goede en efficiënte manier te organiseren.
Ik ben het eens met de analyse van mevrouw Sminate dat een snelle taalverwerving en snelle activiteit op de arbeidsmarkt essentieel zijn om een volwaardig lid te kunnen zijn van onze samenleving. Mensen die onze taal niet goed beheersen, krijgen minder kansen en leven geïsoleerd. Daar wint niemand bij. Daar heeft niemand baat bij.
Als wij aan nieuwkomers vragen om 90 euro te betalen, dan is de kritiek die de oppositie daarop geeft, niet geloofwaardig. Men vergelijkt met Nederland en Duitsland, waar er totaal andere systemen zijn, waar het inburgeringsbeleid georganiseerd wordt door de private sector, waar mensen zelf op zoek moeten gaan naar cursussen, terwijl wij dat in Vlaanderen vanuit de overheid organiseren, vanuit een eigen agentschap.
En dat kan beter en dat kan efficiënter en ik heb ook de ambitie om daarin winst te boeken, efficiëntiewinst te boeken, op de eerste plaats voor de nieuwkomer. Maar 90 euro vragen aan iemand die tot onze samenleving toetreedt, om op die manier ook het idee te integreren dat dit niet helemaal vrijblijvend is en een stuk engagement vraagt, is voor mij niet overdreven en zal geen onoverkomelijke hindernis zijn.
Meer nog, sommige mensen die in precaire omstandigheden naar hier komen en dat niet kunnen betalen – de minister-president heeft dat ook gezegd tijdens de regeerverklaring –, kunnen in laatste orde nog altijd terecht bij de sociale huizen van de lokale besturen, maar ik vind dat geen goeie oplossing. Ik wil beter.
Ik heb al met verschillende burgemeesters van centrumsteden gepraat en ik probeer van alle partijen hier – of ze nu tot de oppositie of de meerderheid behoren – de burgemeesters aan te spreken. Want zij zijn onze eerste partners om te kijken wat ze kunnen doen indien er in hun gemeente of stad een nieuwkomer is. We vragen van die mensen dat ze Nederlands leren en dat ze een cursus Maatschappelijke Oriëntatie volgen, maar als die mensen – als ik het op zijn Mechels mag zeggen – geen nagel hebben om wat dan ook te doen, dan moeten we daar een antwoord op vinden. We zijn op zoek naar een goed antwoord en ik zal u in de komende maanden een uitstekend antwoord kunnen aanreiken. Ik ben ervan overtuigd dat wij in Vlaanderen in staat zijn om ook dat op een goede manier op te lossen en aan te pakken.
Wat moet het resultaat zijn van ons beleid? Dat we binnen vier of vijf jaar, als nieuwkomers in onze samenleving komen, een goed geoliede machine hebben die die mensen snel Nederlands leert, en die hen de essentie van onze maatschappij en de essentie van onze maatschappelijke waarden bijbrengt – niet alleen in theorie; we vragen ook dat ze die waarden omarmen.
Mensen die na twee jaar niet actief zijn op de arbeidsmarkt zijn vaak de meest kansarme, geïsoleerde mensen. Dat we van die mensen vragen om hun kennisniveau van het Nederlands op te tillen, is een moment om mensen te emanciperen. Dat creëert vrijheid voor mensen. Dat geeft kansen aan mensen. Voor mij is een inburgeringsbeleid een emancipatorisch beleid en dat mag inderdaad hardnekkig en aanklampend zijn. We vertrekken van het idee dat alle mensen die naar hier komen volwassen mensen zijn, mensen met capaciteiten, mensen die we niet de hele tijd moeten pamperen, maar mensen waar we ook iets aan kunnen vragen. Veel van die mensen zijn ook bereid om iets te geven aan deze maatschappij, alleen moeten we ons daar zo op organiseren.
Misschien is het allerbelangrijkste wel – dat is de bevoegdheid van minister Crevits, maar ik zal evident goed met haar samenwerken – dat we ervoor zorgen dat die mensen binnen de twee maanden bij VDAB terechtkunnen, dat we ze binnen twee maanden ondersteunen in hun zoektocht naar werk. Want er zijn heel veel vacatures en plaatsen waar mensen aan de slag kunnen. Wat ik vaak niet begrijp, is dat er zoveel mensen onze samenleving binnenkomen en dat er in onze bedrijven zoveel vacatures zijn, maar dat die elkaar niet vinden. Als we dat snel kunnen organiseren, dan zal de taalverwerving, de economische situatie van de mensen en de inburgering van die mensen een enorme sprong vooruit maken en zal ook de verzuring in onze samenleving een stuk wegvallen. Dat is de kern van ons beleid. Ik ben ervan overtuigd dat als we daar samen onze schouders onder zetten, dit Vlaanderen ten goede komt. Niet alleen de nieuwkomers maar ook alle autochtone Vlamingen worden daar beter van.
De heer D'Haese heeft het woord.
Ik wil nog twee punten aanhalen, namelijk het inburgeringsbeleid en het Nederlands.
Ik snap niet zo goed waarom mevrouw Sminate en minister Somers zich zo opwinden. Mevrouw Moerenhout heeft een hele rationele, beargumenteerde, feitelijke vraag gesteld. In Nederland heeft men die cursus betalend gemaakt en het effect was nefast en men voert het daar terug af. De Vlaamse Regering is hier van plan om het omgekeerde te doen. Het gaat niet over het feit of we het belangrijk vinden dat mensen Nederlands leren of niet. Iedereen is het erover eens dat Nederlands leren belangrijk en essentieel is. De vraag is op welke manier je dat doet. Mevrouw Moerenhout heeft een heel goeie vraag gesteld en u hebt daar niet op willen antwoorden. In Nederland heeft men de prijs ingevoerd, maar men komt daarop terug en hier doet men het omgekeerde.
Wat betreft de inburgeringscursus heb ik dezelfde vraag al verschillende keren gesteld, maar nog nooit een antwoord gekregen. Bijna de helft van de mensen die een inburgeringscursus volgt vandaag, hoeft dat niet te doen. De niet-EU-burgers zijn verplicht om een inburgeringscursus te volgen en de EU-burgers niet. In steden als Antwerpen en Gent gaat dat over bijna de helft van het totaal. Van de top tien van aanvragers komen er maar drie uit niet-EU-landen. Denkt u nu echt dat er meer mensen uit die groep zullen inburgeren wanneer u ze 180 euro vraagt voor een inburgeringscursus en een inburgeringsexamen?
Denkt de Vlaamse Regering nu echt dat dit de drempels zal verlagen en meer mensen zal laten inburgeren? Ik denk dat de conclusie uit die twee vragen waarop we keer op keer geen antwoord krijgen, luidt dat de Vlaamse Regering geen drempels verlaagt. De Vlaamse Regering is niet op zoek naar inclusie, maar verhoogt de drempels om Nederlands te leren en om in te burgeren. Dat is echt het omgekeerde van wat we nu zouden moeten doen. (Applaus bij de PVDA)
Mevrouw Sminate, minister Somers, ik denk dat jullie discours de tweespalt met betrekking tot het domein voor deze legislatuur blootlegt. De vraag is wat we willen. Ik heb een heel rationele vraag gesteld. Die vraag is wat jullie willen. Willen jullie een sterk signaal uitsturen of willen jullie een werkend integratiebeleid op poten zetten? Dat is de tweespalt in de Vlaamse Regering.
Minister Somers, ik heb al gezegd dat in Nederland is aangetoond dat het betalend maken van de testen net een contraproductief effect heeft. Bovendien heeft de integratiesector in Vlaanderen u gewaarschuwd dit niet te doen toen u aan de onderhandelingstafel zat. Het is contraproductief. Indien we een werkend beleid willen, doen we dat niet. Wilt u een hard signaal uitsturen en bepaalde kiezers tevreden stellen? Dat is de tweespalt. Dat is de vraag waar we de komende jaren tegenover staan. (Applaus bij Groen en de PVDA)
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Voorzitter, het is voor de Vlaamse Regering en voor deze meerderheid heel duidelijk wat de bedoeling van de inburgeringstrajecten is. Het is de bedoeling al die nieuwkomers te versterken. We doen dat door het inburgeringstraject te versterken.
Dat traject omvat drie onderdelen. Het eerste onderdeel betreft de maatschappelijke oriëntatie. Het tweede onderdeel betreft de talenkennis. Daar wordt het niveau tot A2 opgetrokken. Het derde onderdeel is nieuw en betreft de participatie. Ik ben er trots op dat het in het Vlaams regeerakkoord staat. We laten mensen participeren bij lokale verenigingen. Er komt een stage of we werken met brugprojecten. De beste wijze om te integreren en de taal te leren, is in contact komen met de mensen in onze samenleving zelf.
We zullen dit versterken, en daar mag iets tegenover staan. We vragen daar een kleine vergoeding voor. Zoals daarnet al is gezegd, hebben we een evenwicht gezocht. Daar hebben ook de twee andere meerderheidspartijen hard aan gewerkt. Het tarief dat nu wordt gebruikt, is 90 euro voor het eerste deel, 90 euro voor het tweede deel en helemaal op het einde, vlak voor het examen, wordt nog eens dat bedrag betaald.
Dat bedrag is niet op basis van nattevingerwerk gekozen. Er is gekeken naar het laagste sociaal tarief in de centra voor basiseducatie. Dat lijkt ons een heel correct tarief om hier te hanteren. Het is niet onoverkomelijk, en als het toch onoverkomelijk zou zijn, zijn er nog de vangnetten waarnaar net is verwezen.
Het klopt dat veel mensen vrijwillig inburgeren. De vraag is of ze dat in de toekomst, als het betalend wordt, nog zullen doen. Een groot gedeelte van die mensen werkt hier en ze zien de meerwaarde van inburgering in. Ze hebben een job en kunnen zich dat permitteren. Als we zouden merken dat een groot gedeelte van die vrijwillige inburgeraars afvalt, zullen we dat op termijn bijsturen.
Het moet duidelijk zijn. Het is de bedoeling de nieuwkomers te versterken, en dat doen we door heel het inburgeringstraject te versterken. (Applaus bij CD&V)
Mijnheer D’Haese, u hebt gezegd dat de vraag over Nederland nog niet is beantwoord, maar ik denk dat u het woordelijk verslag eens moet opvragen. Daar is wel degelijk een antwoord op gegeven. De vergelijking met Nederland gaat echt niet op. Daar gaat het om een lening tot 10.000 euro. In het privaat systeem is dat die mensen gevraagd. Het valt niet te vergelijken met wat de Vlaamse Regering nu van plan is. Ik hoor extreemrechts verklaren dat we het volledig bedrag van 4300 euro tot de laatste eurocent bij die mensen moeten gaan halen. Ik hoor extreemlinks en minderextreemlinks verklaren dat het 0 euro moet zijn en dat we geen enkele eurocent mogen vragen. Met viermaal 90 euro vragen we echt wel een zeer billijk bedrag, dat perfect te verantwoorden valt. (Applaus bij Open Vld en CD&V)
Ik ben blij dat over die bedragen ten minste is nagedacht. Dat is het begin van alles. Het neemt echter niet weg dat voor de verplichte inburgeraars drempels worden gecreëerd. Volgens mij betekent dit dat veel nieuwkomers recht in de armen van het OCMW zullen worden geduwd, wat niet de juiste start van een inburgeringstraject is. Het betekent ook dat de EU-burgers massaal zullen afhaken. We zijn het eens over het doel, maar de manier is compleet contraproductief. (Applaus bij sp.a)
Ik denk dat het niet de bedoeling van een inburgeringsbeleid is deze of gene in de samenleving met betrekking tot zijn angsten of bekommernissen gerust te stellen. Het is de bedoeling om mensen die deel van onze samenleving worden, daar alle kansen en instrumenten toe te geven, maar vooral ook om opnieuw een draagvlak in onze samenleving te creëren.
Het is de verantwoordelijkheid van elke verantwoordelijke partij om daaraan mee te werken. Ik vind het moeilijk om in een samenleving te leven waarin wij aan mensen met een klein inkomen die een cursus willen volgen 90 euro vragen, terwijl we aan een nieuwkomer die toetreedt, ongeacht zijn sociaal-economische positie, niets zouden mogen vragen. Ik vind dat niet gezond.
Verder vind ik de vergelijking met Nederland echt karikaturaal. De gemiddelde cursus in Nederland kost 4500 euro aan een nieuwkomer. Als je dan uit een derde land komt en je hebt heel weinig bestaansmiddelen, dan is dat een enorme drempel. Maar we moeten toch redelijk blijven: tweemaal 90 euro vragen in het begin en tweemaal 90 euro vragen op het moment van de examens, terwijl daar meer dan een jaar tussen zit en men al na twee maanden wordt geholpen op de arbeidsmarkt, zal voor vele mensen een haalbare kaart zijn. En voor wie dat geen haalbare kaart is, zullen we een mooie en menselijke oplossing vinden. Daar stel ik mezelf garant voor. Het zal een oplossing zijn die bovendien nog een extra element in het integratie- en inburgeringstraject van deze mensen is. Wanneer wij echter elkaar blijven bestrijden via een dergelijke symboolpolitiek, dan zullen we er niet geraken. Daarvoor is de verantwoordelijkheid te groot en is de maatschappelijke spanning te immens. Wij moeten zoeken waar we samen vooruit kunnen geraken in dat debat. Ik zeg in alle eerlijkheid dat ik daar met de collega’s lang over van gedachten heb gewisseld maar ik vind dat wij een sterk integratiebeleid op tafel leggen.
Ik heb de kans gekregen om voor de Noordse landen te gaan spreken in Oostenrijk en heb daar onze nieuwe aanpak uitgelegd met onder andere de buddywerking. In veel landen valt de mond open. Wanneer we daarin slagen, zijn we een voorbeeld, een excellentiepool voor de rest van Europa. En dat is wat we moeten doen, we moeten nieuwe wegen zoeken om de problemen die we al zoveel jaren meeslepen, op te lossen. Dat lukt niet wanneer ieder bij zijn eigen gelijk blijft; dat lukt enkel wanneer we de moed vinden om nieuwe wegen in te slaan. Ik vind dat er in ons Vlaams regeerakkoord een heleboel nieuwe trajecten, nieuwe wegen en een nieuwe aanpak zit. De kunst bestaat erin die zo uit de dragen dat zij die daar positief tegenover staan, mee zijn en dat men voor wie angstig en bezorgd is begrip kan creëren en hen opnieuw aan boord krijgt. Op die manier kan men Vlaanderen opnieuw versterken. (Applaus bij Open Vld en CD&V. Opmerkingen van Jos D’Haese)
Mevrouw Moerenhout, ik wil inderdaad het signaal geven dat inburgering niet vrijblijvend is, dat het ticket tot onze samenleving niet gratis is en dat signaal zal er inderdaad voor zorgen dat inburgering effectief zal zijn.
Mijnheer D’Haese, ik stel voor dat u zich in 2024 kandidaat stelt voor de Europese lijst want wij willen inderdaad dat EU-burgers ook verplicht zullen worden. Maar dat is een Europese bevoegdheid. Ik denk dat velen hier uw kandidatuur zullen steunen. (Applaus bij de N-VA en van Roosmarijn Beckers. Opmerkingen van Jos D’Haese)
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb het betoog van de heer Slootmans over de Vlaamse Rand gehoord en ik moest denken aan de mensen die nu thuis aan het kijken zijn. Wat een apocalyptisch beeld moeten zij niet hebben van de Vlaamse Rand. Hoe slecht moet het daar niet zijn om te wonen. Hij heeft het over verpaupering, criminaliteit en over Maghrebijnen die daar de plak zwaaien. Ik weet niet over welke gemeente hij het heeft.
Het budget voor het beleidsdomein Vlaamse Rand stijgt met 60 procent. Ik denk dat er nog wel beleidsdomeinen kandidaat zijn voor een dergelijke budgetstijging. Maar dat is dus allemaal slecht voor het Vlaams Belang, keislecht, apocalyptisch. Daar willen zij niet van weten.
Mijnheer Slootmans, ik heb u gehoord en ik ging ervan uit dat die uw betoog zou gaan over een Vlaams-nationalistisch discours, over verfransing, verengelsing. Maar dat heb ik allemaal niet gehoord.
Ik heb enkel gehoord: islam, moslim, islam, moslim, islam, moslim. U reduceert de volledige verandering en de evolutie die de Vlaamse Rand heeft doorgemaakt tot islamisering. Dus alle verandering die de Vlaamse Rand heeft doorgemaakt, is het resultaat van islamisering. Ik weet niet waar u dat vandaan haalt. Dat is de reductie van uw discours en van uw partij. Dat is een onetrickpony. Dat gaat allemaal over de islam en de moslims. Dat is een one trick party. Dat heeft uiteindelijk niets te maken met Vlaams nationalisme. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Slootmans heeft het woord.
Minister, uw eigen N-VA-collega zei daarnet dat in de vorige legislatuur de Vlaamse Rand een lege doos was. Als je nu van een lege doos naar plus 60 procent gaat, dan heb je zelfs nog niet één doos. (Gelach)
Nee, ik bedoel dat als je van nul dozen naar plus 60 procent gaat, dan heb je nog altijd niet één doos.
Als u zegt dat ik het alleen over de islam heb, minister, dan is dat niet zo. Mijn achtste woord was verfransing, dus dat element is wel degelijk aan bod gekomen. En islam, islam, islam, wel ja, ik nodig u inderdaad toch eens uit om mee naar Windmoleken, Negenmanneke, Zuun, Ruisbroek en de Far-West in Vilvoorde te gaan, waar inderdaad de Maghrebijnen de plak zwaaien, sluikstorten een hobby is en Vlamingen een curiositeit zijn. U kunt uw hoofd in het zand blijven steken, maar ik doe dat niet. Ik wil niet dat de Vlaamse Rand 'Randistan' wordt. Ik zal daarvoor blijven pleiten, al is het tot de laatste zucht. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik wil het in alle redelijkheid over de Vlaamse Rand hebben. Vlaams-Brabant is een heel welvarende provincie, maar kent natuurlijk ook gigantische contrasten, meer bepaald de streek Halle-Vilvoorde. Daar is een gigantische achterstand inzake welzijn. Er is een stijgende kinderarmoede-index, en er zijn gigantische noden qua capaciteit in het onderwijs, ook omdat 43 procent van de kinderen er thuis geen Nederlands spreekt. Dat we daar hard moeten op inzetten, is absoluut zo.
Minister Weyts, ik heb u ook gefeliciteerd omdat u uw potje geld hebt gevonden. Het Vlaamse Randfonds biedt vijf keer 4 miljoen euro. Chapeau. Ik feliciteer ook minister Somers omdat hij het Denderfonds heeft opgericht om Denderleeuw, Ninove, Zottegem en Geraardsbergen te helpen om ook de grootstedelijke problematiek aan te pakken. Ik vrees alleen dat u met dat geld sinterklaas zult spelen, want uw Randfonds, minister Weyts, is alleen bestemd voor de negentien gemeenten die officieel tot de rand behoren. Terwijl er aan de linkeroever van de Dender nog een pak gemeenten zijn die met dezelfde grootstedelijke problematiek kampen, maar totaal geen aanspraak kunnen maken op al die extra middelen om dezelfde uitdagingen inzake integratie, onderwijs, armoede en welzijn aan te pakken. Dat noem ik geen goed bestuur. U gaat vooral sinterklaas spelen.
U hoeft daarmee niet te lachen, hé.
Mevrouw Segers, uw punt is gemaakt, denk ik.
Ik wil dat u grondig nadenkt om te kijken hoe u die middelen die u hebt verzameld en bij elkaar hebt gekregen, beter kunt besteden aan een echt beleid, en niet aan een sinterklaasbeleid. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Ik zal het kort houden. Het lijkt alsof het debat over de Vlaamse Rand opnieuw begonnen is. Ik kom ook uit de Rand, ik vind het een beetje een bizar debat. Dat was ook zo in de commissie tijdens de voorbije weken. Wij hebben in alle andere commissies een debat over 6 procent besparing gevoerd, en hier gaat het over 60 procent extra middelen. Ik heb van de collega’s aan de linker- of rechterzijde nog geen enkel concreet voorstel gehoord over hoe ze die extra middelen dan wel zouden inzetten om die problemen op te lossen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Rooy heeft het woord.
Collega Van Rooy wil liever niet worden onderbroken, dus interventies kunnen nadien.
Beste voorzitter Homans, lieve fractiegenoten, ambtsgenoten, de bijna voltallige Vlaamse Regering – wat een eer. Minister Somers, ik dank u omdat u daarnet al uitvoerig over inburgering hebt gesproken. Zoals ik gisteren zei, radicaliseer ik steeds meer door uw interventies.
Wat, ambtsgenoten en toeschouwers, wat kunnen wij verwachten wanneer de Mechelse diversiteitsgoeroe Bart Somers tot minister van Inburgering wordt gekroond? Bart Somers, die vindt dat wij Vlamingen het zijn die moeten integreren in deze diverse samenleving, die zegt dat alle hier geboren mensen van Maghrebijnse en Turkse afkomst Vlamingen zijn – dus ook die vele moslimfundamentalisten. Bart Somers, die de subsidiëring van salafistische moskeeën waar het slaan van vrouwen en kinderen wordt gepropageerd, niet wil intrekken. Bart Somers, die zelfs zegt ‘voordelen te zien in salafistische groeperingen’. Bart Somers, die heeft durven te stellen dat – ik citeer –:“wie zich niet aanpast aan de multiculturele realiteit even conservatief is als Islamitische Staat”. Minister Somers stelt dus vele Vlamingen – vele, steeds meer Vlamingen – gelijk aan de verkrachters en massamoordenaars van Islamitische Staat. Proficiat. Met Somers op Inburgering heeft de N-VA een pyromaan verantwoordelijk gemaakt voor brandbestrijding in Vlaanderen.
En dus wordt onze samenleving – mijn goede collega Klaas Slootmans had natuurlijk 100 procent gelijk – steeds meer islamitisch en zal de islamisering de komende jaren alleen maar blijven toenemen. Want inderdaad, de massa-immigratie moet natuurlijk worden gestopt. Dat standpunt van ons kent u. Maar het zijn niet de Chinezen, de Brazilianen, de Italianen, de Polen, de joden, de boeddhisten of de hindoes die in Vlaanderen voor grote problemen zorgen. Er zijn natuurlijk uitzonderingen – laat dat duidelijk zijn –, maar de meeste moslims kunnen of willen niet integreren, zij kunnen of willen geen Vlaming onder de Vlamingen zijn. Zo is dat, minister Weyts. Hij is nu even weg, zie ik, maar hij moet eens dringend de straat op gaan. Wie gelooft dat grote groepen islamitische Afghanen, Somaliërs, Marokkanen, Palestijnen, Syriërs, Turken, Irakezen enzovoort door het volgen van enkele cursusjes Vlaming kunnen worden, is dodelijk naïef. Het is heel simpel: wie de islamitische wereld binnenhaalt, wordt uiteindelijk zélf de islamitische wereld. En wie wil dat? ‘Het gaat goed in Vlaanderen’, hoor ik hier. Kom eens op straat, zou ik zeggen. ‘Mislukken is geen optie’, hoor ik hier. Wel, we zijn al mislukt.
Na meer dan vijftig jaar massa-immigratie en lakse inburgering worden onze Vlaamse steden steeds meer beheerst door jihadterreur, radicalisering, salafisme, Koranscholen, moskeeën, shariagetto’s, kindhuwelijken, eerwraak, genitale verminking, polygamie, haatimams, islamitische sluiers, nikabs, boerkini’s, vrouwenonderdrukking, levensgevaarlijke trouwstoeten, ottomanisme en erdoganisme, bendegeweld, groepsverkrachtingen, tienerprostitutie, zelfcensuur inzake islamkritiek, nieuwjaarsrellen – die komen eraan binnen enkele weken, bereid u al maar voor op de nieuwjaarsrellen van de jongeren die u zo pampert – en, last but not least, hele geïslamiseerde wijken op óns grondgebied waar vrouwen, meisjes, herkenbare joden, homoseksuelen, ouderen uit angst niet meer komen, waar ze hun kledij en hun gedrag aanpassen.
Wat denkt minister Somers hiervan? Wie denkt, zoals minister Somers, dat dit kan worden opgelost met steeds meer belastinggeld, met sociale voorzieningen, met inburgeringscursussen, met die fameuze zogenaamde buddy’s of straatcoaches, met politie, met straathoekwerkers, met een nieuwkomersverklaring enzovoort, wie gelooft dat dát het zal oplossen, is een gevaar voor Vlaanderen en voor onze toekomst.
De komende vijf jaar zal er aan Inburgering – Inburgering 2.0, dat klinkt heel goed – niet minder dan 400 miljoen euro worden uitgegeven, terwijl er eindelijk eens zou moeten worden ingezet op ‘uitburgering’ van al dat straattuig in onze steden. Om, naast die 400 miljoen euro, nog niet te spreken over de miljoenen euro’s die nu naar gemeenten moeten gaan zoals Ninove, die worden geteisterd door die zogenaamde diversiteit.
En de cijfers zijn hallucinant. In 1990 had een op de vier Vlamingen een niet-Europese achtergrond. Vandaag, dertig jaar later, heeft een op de acht Vlamingen een niet-Europese achtergrond. Waarom moeten vreemdelingen – het is er daarnet uitvoerig over gegaan en ik rond af – niet de volle pot betalen voor hun inburgeringstraject, en misschien wat meer? 5000 euro lijkt me een zeer mooi bedrag, maar van een resultaatsverbintenis is ook hier nog altijd geen sprake. Aanpassen of opkrassen is het nog altijd niet en dat zou het moeten zijn. Zeker in het licht van de honderden miljoenen euro besparingen op Welzijn en Onderwijs, is elke eurocent die naar de islam en naar de inburgering van steeds meer vreemdelingen gaat, een regelrechte schande en compleet onrechtvaardig.
Mijn partij, het Vlaams Belang, zet de hardwerkende Vlaming op de eerste plaats: onze gehandicapten, onze ouderen, onze zwakkeren staan op de eerste plaats. Eigen volk eerst en vooral eigen cultuur eerst. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Niemand? Doet het zoveel pijn?
Collega Van Rooy, u mag terug naar uw plaats gaan.
Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
We beginnen nu aan het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord. Waar is mevrouw De Martelaer? (Opmerkingen)
Er zit wel een systeem in.
De heer D’ Haese heeft het woord.
Is het mogelijk om de sprekerslijst te krijgen om de volgorde te kennen, zodat het makkelijker is om ons voor te bereiden?
Neen. Het is zo afgesproken. (Opmerkingen van Elisabeth Meuleman)
Mevrouw Meuleman, dat moet u tegen uw fractieleider zeggen. Het is zo afgesproken in het Uitgebreid Bureau.
Collega's, als u interessantere dingen te doen hebt dan te luisteren naar mevrouw De Martelaer, dan is het Koffiehuis daar.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Collega's, we zijn nog steeds in de herfstperiode en wat typisch is aan de herfst, is dat we dan af en toe te maken hebben met mist. Als er mist is, moet je voorzichtig zijn en je mistlampen aansteken, want er is mogelijk gevaar. Wat ik nog nooit heb meegemaakt, is dat er hier in het parlement ook ontzettend veel mist is. Er is mist over cijfers: miljoenen hier miljoenen daar, nieuw beleid, besparingen, toch geen besparingen, want er geld wordt gevonden. Bij mist moet je aandachtig zijn. Wat is er aan de hand? Vond u vrijdag geld of niet?
Minister, u was enkele dagen geleden ontzettend boos over het zogezegde fakenieuws, maar – eerlijk gezegd – uw stuntelige en niet-transparante manier van communiceren draagt daartoe bij. Tussen al die mist en fakenieuws heb ik een poging gedaan om de cijfers op een rij zetten. Ik baseer mij hiervoor op de documenten van minister Diependaele.
De totale begroting van deze legislatuur stijgt van 47 naar 52 miljard euro. Specifiek de begroting voor het domein Welzijn, Gezondheid en Gezin stijgt met 2 miljard euro: 2 miljard euro voor deze legislatuur. En ja, Welzijn neemt hier een grote hap uit.
Als we nu even rekenen. Van die 2 miljard euro moeten we zo'n 800 tot 900 miljoen euro kostendrijvers zoals loonindexeringen aftrekken. Dan blijft er ongeveer 1,2 miljard euro over aan nieuw beleid. We hebben deze ochtend deze discussie ook al gevoerd: van dit nieuw beleid is er eigenlijk al 600 miljoen euro vastgelegd door vorig minister Vandeurzen. Er blijft dan op kruissnelheid nog ongeveer 570 miljoen euro over, tussen nu en 2024, voor nieuwe beleidsimpulsen, maar van die 570 miljoen euro moet u de 320 miljoen euro afgetrekken die u ophaalt in de sector en dan blijft er maar ongeveer 250 miljoen euro over voor nieuw beleid.
Om u twee voorbeelden te geven: in de sector van personen met een handicap hebben we eigenlijk al 660 miljoen euro nodig en in de jeugdhulp 300 miljoen.
Ik ga nu even naar 2020. In 2020 is er ruimte voor 76 miljoen euro nieuwe beleidsimpulsen en u bespaart in 2020 wel 132 miljoen euro om dat in beweging te zetten. Margot Cloet van Zorgnet-Icuro, de kabinetschef van de vorige minister van Welzijn Vandeurzen – u kent haar wellicht, het is niet iemand van Groen – zei vorige week dinsdag in het Belang van Limburg: “In het verleden is er nooit zo drastisch bespaard op Welzijn.”
U besliste vorig vrijdag om te besparen op de preventieve gezondheidszorg. In dat mistige landschap gaf u diverse verklaringen over of u dat nu wel of niet ging doen. U veroorzaakte een grote storm. Het bliksemt, er is communicatiepaniek, zeker in uw eigen partij. Gisteren zei u in Terzake dat u toch 1,3 miljoen euro vindt op de begroting van dit jaar, middelen die u nu opgebruikt. Dat is heel goed, minister. Dank u. Maar er is nog wel heel veel onzekerheid, heel veel mist bij de diensten, over welke diensten voor preventie daar onder worden begrepen en welke niet.
Maar u hebt vrijdag ook nog een pak andere dingen beslist. U gaat besparen op de huisartsenkringen, op het Vlaams Instituut Voor de Eerste Lijn (VIVEL), op pleegzorg, op kinderopvang, op vertrouwenscentra kindermishandeling, op adoptie en op palliatieve netwerken. U bespaart ook in het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). U gaat dit jaar 17,5 miljoen euro besparen en over de totale termijn 46,4 miljoen euro. U zegt wel dat er 40 miljoen euro is voor nieuwe beleidsimpulsen maar eigenlijk haalt u 17,5 miljoen euro terug bij de mensen met een handicap. Dat is zoals tegen uw kind zeggen: ‘Je krijgt elke week 40 euro zakgeld, maar ik ga de 10 euro die je voor je kleding kreeg, weer afpakken en je krijgt in de toekomst 45 euro.’ Dat is net hetzelfde als wat u doet. U bespaart binnen de welzijnssector op personen met een handicap, op de zorg, op de organisatiegebonden kosten. Dat betekent dat de zorgaanbieders heel veel zullen moeten besparen.
– Nadia Sminate, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Zij zullen personeel moeten laten afvloeien, er zal worden bespaard op de budgetten, mensen zullen minder budgetten hebben. Sommige mensen met een cashbudget zullen ook moeten besparen. Op een voucher wordt ook bespaard, 10, 20, 30 tot 40 procent. U bespaart ook bij de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) en bij het steunpunt Mens en Samenleving (SAM).
U geeft heel veel organisaties een mooi kerstgeschenk. Zij krijgen een pakket van u dat ze onder de kerstboom kunnen leggen. Het is een ongelooflijk geschenk dat u aan al die organisaties geeft. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik ga het slechts over enkele zaken hebben want mijn tijd is zeer beperkt. Geestelijke gezondheidszorg is een zeer belangrijk aandachtspunt dat jammer genoeg jaren verwaarloosd is. Maar ik ben zeer blij dat het topic van mentale problemen sinds vorige legislatuur, zowel federaal als op Vlaams niveau, opnieuw hoog op de agenda staat.
Bij geestelijke gezondheidsproblemen moet er in het bijzonder tussen de verschillende sectoren onderling worden samengewerkt. Als we de cijfers van de cgg's bekijken, zien we dat men vaak al van jongs af aan geconfronteerd wordt met geestelijke gezondheidsproblemen. Ook jongeren in de jeugdhulp, volwassenen en ouderen hebben nood aan ondersteuning op vlak van mentaal welbevinden.
Het komt er dus op aan om de middelen die we inzetten in jeugdhulp, ouderenzorg en geestelijke gezondheidszorg, elkaar te laten versterken. Diverse initiatieven geven ons ook de kans om het aanbod in Vlaanderen te heroriënteren en te versterken. Om te beginnen is er de terugbetaling van de eerstelijnspsycholoog voor volwassenen, die hopelijk de komende jaren ook wordt uitgebreid naar kinderen en ouderen. Daarnaast is ook de uitbreiding van de netwerken naar ouderen momenteel toch in volle voorbereiding.
Dit alles betekent dat mensen die last hebben van een matig ernstige psychische aandoening qua angst, depressie of alcoholgebruik, terechtkunnen bij de eerstelijnspsycholoog. Na de zesde staatshervorming zijn we bevoegd geworden voor de ambulante revalidatiecentra, voor psychiatrische verzorgingstehuizen en de initiatieven voor beschut wonen. Dat maakt het mogelijk dat we in Vlaanderen komen tot een betere afstemming van het aanbod op het vlak van geestelijke gezondheidszorg. De ambitie voor de integratie van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s) en de revalidatiecentra is daarvan een voorbeeld. De ambitie inzake een betere spreiding van het aanbod is daarvan een ander voorbeeld. Deze initiatieven, in combinatie met de terugbetaling van de eerstelijnspsycholoog, moeten die druk op de wachtlijsten verminderen.
We mogen ons echter niet beperken tot het vergroten van het aanbod in de geestelijke gezondheidszorg, we moeten ook vooral investeren in preventie. Voorkomen is beter dan genezen, ik zeg dat hier bijna elke week. Ik heb ook al een aantal keren gewezen op het initiatief ‘Rust in de Klas’. Ik besef zeer goed dat dat geen mirakeloplossing is, maar ik geloof echt wel zeer sterk dat we kinderen van jongs af aan technieken moeten aanleren om tot rust te kunnen komen. Op die manier kunnen ze toch even afstand nemen van de drukte en zullen ze op latere leeftijd toch wel gemakkelijker alles in perspectief kunnen zien. Ik blijf een lans breken om daarin te investeren, zowel vanuit Welzijn als vanuit Onderwijs. Ik ben dan ook zeer blij dat ook is ingeschreven in het regeerakkoord dat daar werk van wordt gemaakt. De ervaringen uit het buitenland leren ons immers dat die initiatieven niet alleen het welzijn van kinderen verbeteren, maar ook het algemene klasklimaat en de schoolresultaten. Dat is dus een win-winsituatie voor alle betrokkenen.
Ik ben ook heel erg tevreden dat er meer wetenschappelijke evidentie komt in de geestelijkegezondheidszorgsector. Wat beter kan, moet zeker ook beter. Ik blijf pleiten voor de verdere ontwikkeling van online therapie en groepstherapie, zoals dat vorige legislatuur is ingezet. We moeten de mogelijkheden die technologie ons biedt, echt maximaal omarmen, in het belang van de patiënt.
Nog een ander cruciaal punt binnen preventie is vaccinatie. Onze cijfers zijn goed, maar we stellen vast dat er ook in Vlaanderen een antivaccinatiebeweging bestaat, die zelfs wordt gesteund door sommige artsen. Voor mij is dat echt een hallucinante vaststelling. Het agentschap Zorg en Gezondheid werkt daarom ook aan het crisisplan vaccinatietwijfel. We moeten dus niet alleen inzetten op een uitbreiding van het vaccinatieschema, maar ook echt wel zorgen voor een betere bewustmaking van onze jonge ouders, toekomstige ouders van het belang ervan. Door vaccinatie zijn we de afgelopen decennia immers echt wel gespaard gebleven van rampzalige aandoeningen. Laten we niet naïef zijn: vaccins redden gewoon levens. Ze hebben ook niet alleen een positief effect op jezelf en je kind, maar op de hele omgeving. Preventie is dus zeer belangrijk. Er is daarover de jongste dagen heel wat te doen geweest. Ik ben alleszins zeer blij met de beslissingen van de jongste dagen. Minister, u weet dat ook.
Ten slotte is er de kinderopvang, ook een stokpaardje. In deze legislatuur worden er ook meer plaatsen bij gecreëerd in de kinderopvang, maar de kinderopvang moet ook financieel haalbaar zijn en blijven. We moeten er ook over waken, als we investeren, dat we ook geen plaatsen kwijtraken, want dat hebben we wel gezien in de vorige legislatuur. We hebben er veel bij gecreëerd, maar er zijn ook heel veel stoppers geweest. Dat maakt natuurlijk dat je netto niet altijd zo veel meer overhoudt. We zagen dat vooral bij de onthaalouders en bij kinderdagverblijven die geen of slechts enkele subsidies krijgen in trap 1. Vandaar mijn onverminderd pleidooi om die initiatieven zonder of met slechts enkele subsidies in trap 1 extra te ondersteunen. Enkel op deze manier kunnen we echt komen tot een duurzame en betaalbare kinderopvang en een daadwerkelijke toename van de capaciteit.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Mevrouw Saeys, hebt u er zicht op welke organisaties binnen de preventieve gezondheidszorg totaal niet gevat zullen worden door de besparingen die hier voorliggen?
In de commissie heeft de minister duidelijk gezegd dat hij de komende dagen met de sectoren zal samenzitten, om te bekijken hoe de verdeling zal gebeuren.
Beseft u dan dat als wij straks stemmen over de begroting, dat wij stemmen om te besparen op de organisaties?
Was dat een retorische vraag?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, de afgelopen dagen zijn heel wat mensen geschrokken van de besparingen die u aankondigde in Welzijn. U bent bereid om een aantal van die besparingen terug te draaien, wat goed nieuws is, maar er zijn er die nog niet zijn teruggedraaid. Ik denk dat het mijn taak is om u ervan te overtuigen om ook dat nog te doen. Ik besef heel goed dat die besparingen er met de begroting die nu voorligt, nog altijd zijn. We gaan amendementen indienen, maar ik weet ook dat de kans redelijk is dat de meerderheid die niet zal goedkeuren en dat het van u zal afhangen of die organisaties al dan niet werkelijk die besparingen zullen moeten ondergaan.
Daarom wil ik u vragen om alstublieft niet te besparen op de vertrouwenscentra Kindermishandeling (VK’s). U zegt dat u preventie belangrijk vindt, zeker in mentaal welzijn, maar u bespaart op de vertrouwenscentra waar kinderen die mishandeld worden, terechtkunnen, wanneer zij een oplossing zoeken voor een probleem, waar ouders terechtkunnen, wanneer zij beseffen dat zij over de schreef zijn gegaan en hulp zoeken, en waar hulpverleners of medewerkers van scholen terechtkunnen, wanneer zij zich zorgen maken over een kind. Ik begrijp niet waarom u daar 92.000 euro denkt te moeten halen. Dat is in een begroting waarin het soms gaat over tientallen miljoenen bijna verwaarloosbaar. We hadden het net nog over de Vlaamse Rand. Allemaal goed en wel, en het is iedereen gegund, maar waarom zou u besparen op de vertrouwenscentra Kindermishandeling? Het gaat over kinderen die daar aankomen met letsels – breuken, brandwonden en neurologische letsels –, kinderen die angststoornissen ontwikkelen, depressies, posttraumatische stress en automutilatie, kinderen die niet zelden kiezen voor suïcide. Zo’n kind moet terechtkunnen in dat vertrouwenscentrum en daar moet niet op bespaard worden. Het is al moeilijk genoeg, want dat kind heeft vandaag in Vlaanderen al heel weinig mogelijkheden om de juiste zorg te krijgen, al is het niet alleen uw verantwoordelijkheid dat het is zoals het is. Ik acht u wel verantwoordelijk om te helpen het op te lossen. Als dat kind naar een centrum voor geestelijke gezondheidszorg (cgg) wil gaan, waar een psycholoog betaalbaar is, dan raakt het daar niet meer binnen. Er zijn heel wat aanmeldingsstops. Laatst had ik iemand aan de lijn van een cgg waar het nu één jaar en zeven maanden wachten is. Er zijn jongerenadviescentra voor een aantal sessies, maar er is de besparing op de CAW’s, die mogelijk ook wordt afgewenteld op die jongerenadviescentra. Beide plekken zullen mensen moeten ontslaan, mensen die vandaag gesprekken voeren met kinderen in nood.
Als een kind in gevaar is en het moet uit huis worden geplaatst, is er voor veel van die kinderen geen plaats. Er zijn 5600 kinderen in een verontrustende situatie, kinderen met moeilijkheden die geen plek hebben vandaag. We zijn december. Je zult maar een kind zijn dat in december een slechte thuis heeft, misschien zelfs door hun ouders uit huis worden gezet. Zulke kinderen bestaan, kinderen die op blote voeten op straat worden gevonden, met een beetje geld op zak, omdat ze nergens nog terechtkunnen. Als je dan als hulpverlener belt met het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg (OCJ) om een prior te vragen, wat betekent dat dat kind dringend een plek nodig heeft, omdat het geen thuis meer heeft of enkel een thuis waar het zwaar wordt mishandeld, zeggen ze, hou u vast: ‘Mijn quotum voor priors is op voor dit jaar.’
Minister, quota zijn voor vissen, niet voor kinderen in gevaar. Wij zouden er toch in moeten kunnen slagen om kinderen in gevaar een plek te geven waar ze veilig zijn. Als die plek er niet is, kunnen ze tijdelijk terecht in crisisopvang. Dat wil zeggen: week na week wisselen van bed, altijd een andere plek en niet weten of je een plek hebt, want vier op de tien kinderen die aangemeld worden voor crisisopvang – ik spreek nog altijd over minderjarigen – hebben geen bed. Die kinderen zijn ergens, maar nergens veilig.
Minister, hulpverleners zijn ten einde raad. Zij hebben voor die job gekozen om mensen hulp te bieden en het enige wat ze vandaag kunnen zeggen, is: ‘Sorry, geen tijd, geen geld, geen plaats.’ Het is geen kwestie van ideologie, voor mij is het een kwestie van medemenselijkheid, van fatsoen en zelfs, om mijn collega te parafraseren, van gezond verstand. Minister, sp.a wil u oproepen om bij de woorden die u af en toe uitspreekt en de bekommernissen die u uit, ook echt de daad te voegen. Wij dienen straks amendementen in om besparingen terug te draaien en te investeren voor de kinderen die vandaag gevaar lopen in Vlaanderen. Wij hopen dat u de meerderheid ertoe kunt aanzetten om die amendementen goed te keuren. Dit gaat niet over ideologie, dit gaat enkel over medemenselijkheid. Dank u wel. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, als christendemocraat bent u wellicht bekend met dit boek: de Bijbel. Ik wil een paar citaten uit dit boek gebruiken.
Ik ga beginnen met 1 Johannes 3:18 – ik weet niet of u het kent: “Kinderen, wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen maar met concrete daden.” Een mooi principe, geen woorden maar daden. Minister Beke, u zei daarnet dat u een man van uw woord bent, maar uw beleid tot nu toe is heel veel woorden en bitter weinig daden. Beleidsnota’s volschrijven is gemakkelijk, heel veel ambities en investeringen, maar de tabellen van vandaag maken duidelijk dat er geen investeringen zijn. Het verschil tussen woorden en daden werd zo pijnlijk, dat er heel veel protest en tegenwind kwam en dat u de besparingen op preventiebeleid moest terugdraaien. Ik reken erop dat u goed blijft luisteren naar het werkveld, naar de mensen op het terrein, die nu ook buiten staan, en dat u ook de andere besparingen terugdraait. Maar ik had het over woorden en daden en ik ga dat hier uitleggen.
Ik wil citeren uit uw regeerakkoord: “De Vlaamse Regering zal stevige budgetten vrijmaken voor een warm en sociaal Vlaanderen (…).” Op pagina 47 van uw beleidsnota staat: “We maken werk van (…) preventie van hiv en SOA (…).” In de begroting blijkt dat u 180.000 euro gaat besparen op Sensoa, net op een moment – en dat weet u hopelijk ook – dat het aantal soa’s in Vlaanderen stijgt: Het aantal chlamydia-, gonorroe- en syfilisbesmettingen stijgt. In uw regeerakkoord staat op pagina 74: “Voor mensen met psychische problemen verhogen we het aanbod in de geestelijke gezondheidszorg.” Dat staat zo in uw regeerakkoord. Nu blijkt dat u ruim 1,4 miljoen euro bespaart op de centra voor geestelijke gezondheidszorg (ccg’s). Op die manier gaan er tweeduizend mensen minder geholpen kunnen worden, mevrouw Saeys. Minister, in uw CD&V-programma staat: “We gaan voor een beleid dat ieders levenskwaliteit verbetert. Alle levensdomeinen moeten zo georganiseerd worden dat iedereen, in het bijzonder kwetsbare en/of ondervertegenwoordigde groepen, volwaardig en zonder obstakels kan deelnemen aan alle aspecten van het leven.” Wat zien we in uw begrotingstabellen? 5 miljoen euro besparingen op de CAW’s, zij moeten 75 voltijdse hulpverleners ontslaan, maar ook het Steunpunt Mens en Samenleving moet het met maar liefst een kwart minder middelen doen.
In het parlement zei u dan dat jullie gingen besparen, maar niet op de hulp voor de mensen op het terrein. Wat blijkt? In Oost-Vlaanderen verdwijnt er een inloopcentrum voor daklozen van het CAW. Dat is volgens mij een besparing op het terrein.
– Liesbeth Homans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
In het regeerakkoord staat: “Voor mensen met een handicap dringen we de wachtlijsten zo snel mogelijk terug.” Minister, we hebben het er vanmorgen al over gehad: u voorziet net genoeg middelen om op noodsituaties te kunnen antwoorden, maar onvoldoende om de wachtlijsten weg te werken. Onder uw regering zal de wachtlijst voor mensen met een handicap verder aangroeien.
In het programma van CD&V staat: “CD&V wil gezinnen ondersteunen, ook in de fiscaliteit. Zo geven we onze gezinnen de financiële ruimte voor een thuis en geborgenheid voor het hele gezin.” Dat klinkt heel mooi, maar wat doet u? U stopt de indexering voor de kinderbijslag vanaf het derde kind. Dat gaat een gezin met drie kinderen na vijf jaar zo’n 27 euro per maand kosten, of minstens 1100 euro per legislatuur. U bespaart op die grote gezinnen, u treft net die grote gezinnen, die al een groter armoederisico lopen.
In plaats van een strijd tegen armoede, voert u een strijd tegen mensen in armoede, minister. Nochtans staat in uw regeerakkoord: “We nemen maatregelen in onderwijs, werk, wonen, … om armoede te voorkomen en tegen te gaan.” Wat blijkt? Er is geen enkele structurele maatregel om armoede terug te dringen. Er zijn zelfs geen doelstellingen. In de plaats gaat u de armoedecijfers anders berekenen.
‘Er is geen geld’, blijven jullie roepen in koor, het grijsgedraaide riedeltje. Maar, collega’s, als er vandaag zogezegd geen geld is, dan is dat ook jullie verantwoordelijkheid. Jullie hebben de sociale zekerheid gesplitst en de uitgaven van de inkomsten losgekoppeld. Jullie hebben jarenlang de financiering van de sociale zekerheid uitgehold. Jullie hebben een ongedekte taxshift doorgevoerd die ons 3 miljard euro kost. En dan vragen jullie aan ons: ‘Hoe gaan jullie dat betalen?’
Ik wil nog afsluiten met één citaat uit de bijbel, uit Mattheus: “Aan wie heeft, zal gegeven worden, en wel in overvloed; maar wie niet heeft, hem zal nog ontnomen worden, zelfs wat hij heeft.”
Mevrouw Vandecasteele, nu moet u echt stoppen.
Sinds 1995 zijn de dividenden verdubbeld. Op tien jaar tijd is ook de kinderarmoede verdubbeld. U moest zich schamen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Collega Vandecasteele, uit het boek Spreuken 10:32: “Wie rechtvaardig is, kiest het juiste woord.” (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ministers, minder geld naar de structuren, meer geld naar de mensen, het is al meerdere malen gezegd vandaag, met die basisgedachte wil de N-VA het welzijnslandschap in Vlaanderen in positieve zin veranderen. Door budgetten te voorzien voor mensen die zorg nodig hebben en die zorggebruikers autonomie te geven over de zorg die ze inkopen, maken we het zorglandschap verder vraaggestuurd. Hierin zijn de vorige legislatuur al de eerste stappen gezet voor personen met een beperking, met de omschakeling naar de persoonsvolgende financiering.
De N-VA-fractie is dan ook tevreden om die verdere evoluties te zien terugkomen in het Vlaams regeerakkoord. We gaan dan ook voor minder structuren. Zo evolueren we naar één uitbetalingsactor voor het groeipakket. We houden een aantal structuren van de administratie kritisch tegen het licht en kiezen dan ook voor een rationalisatie van het aantal overlegorganen. Zo wordt bijvoorbeeld de Dienst Ondersteuningsplan (DOP) de enige neutrale actor die gefinancierd wordt voor het opmaken van een ondersteuningsplan.
Alvorens te evolueren naar één uitbetalingsactor voeren we een efficiëntieoefening door bij de private uitbetalingsactoren binnen het groeipakket. Daarnaast hebben we aandacht voor innovatie en sociaal ondernemerschap, bijvoorbeeld binnen de Integrale Jeugdhulp, door te gaan werken met gezinshuizen, of binnen de sector van personen met een beperking, door de ouderinitiatieven verder te steunen door in een meer regelluw kader te voorzien. Naast de rationalisatie van de structuren, willen we ook beter gaan meten. Het moet anders: meten is weten.
Overheidsmiddelen zijn per definitie schaars, en de burger heeft wat de N-VA betreft het recht om voor elke euro belastinggeld een kwaliteitsvolle dienstverlening terug te krijgen. De overheid is het aan zichzelf verplicht dat het weet wat de effecten zijn van investeringen met publieke middelen.
De noden zijn groot binnen de welzijnssector en dat beseffen we. Enkel rationalisatie van structuren en een efficiëntere overheid zullen niet alles in orde brengen. Daarom doen we een aantal belangrijke investeringen – de minister heeft het deze voormiddag al heel duidelijk benoemd. We investeren in de uitbreiding van de kinderopvang, de integrale jeugdhulp, het terugdringen van de wachtlijsten voor personen met een handicap, de geestelijke gezondheidszorg enzovoort.
Onze lokale besturen komen waar mogelijk in de cockpit te zitten en krijgen waar mogelijk de regierol toegewezen en dit zien we als een absolute meerwaarde. Zij kunnen de onthaalfunctie van het CAW overnemen, krijgen de absolute regierol binnen de buitenschoolse kinderopvang en in het armoedebeleid krijgen de lokale besturen met de lokale gezinscoach de regiefunctie. De gezinscoach maakt een intensieve begeleiding op maat mogelijk, waarbij een ketenaanpak met alle betrokken partners vooropstaat die gezinnen op alle levensdomeinen vooruithelpt. Armoede kan hierdoor preventiever, sneller en op maat worden bestreden.
We beschermen ook onze Vlaamse sociale bescherming voor misbruiken. We kijken ernaar uit om de beleidsnota verder uit te rollen. Samen met u hebben we de neuzen in dezelfde richting. Wij willen gaan – en u allemaal, denk ik – voor een warm Vlaanderen en ik ben ervan overtuigd dat dat met deze beleidsnota gaat lukken. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw van der Vloet, u bent heel tevreden met de overname van de onthaalfunctie van de CAW’s door de gemeenten. Bij mijn weten worden de gemeenten niet speciaal vergoed voor deze functie. Moet ik veronderstellen dat de CAW’s een deel van hun middelen moeten doorgeven aan de gemeenten?
Het is hier al benoemd. De Vlaamse Regering gaat heel wat extra middelen geven aan de gemeentebesturen. Daarvan kan een stukje naar de onthaalfunctie gaan. Wij zeggen niet dat we niets geven en dat ze hun plan moeten trekken; dat is helemaal niet waar.
Deze voormiddag is uitgelegd hoeveel miljard ernaartoe gaat op kruissnelheid. We moeten daar eerlijk in zijn: ook dat, het sociale luik, kan daarvoor gebruikt worden.
De heer De Reuse heeft het woord.
Goedemiddag, na de Jehova’s komen, dat maakt de mensen gelukkig.
Minister, ik wil eerst een technische opmerking maken over het budget dat u vandaag neerlegt. Aan de inkomstenzijde ontbreekt een budgetpost. Het is een post die jaarlijks zorgt voor de structurele fundamentele werkingsmiddelen voor allerhande organisaties: het gaat namelijk over de inkomsten voor de sector via de veertiende editie van de jaarlijkse fondsenwervingsactie voor het goede doel van Studio Brussel, De Warmste Week, vorig jaar goed voor zo’n 17 miljoen euro. Vlaanderen, na baby Pia weten we dat, is solidair met mensen die zorg behoeven in onze maatschappij.
Minister, u ligt als minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin de laatste tijd nogal onder vuur – niet enkel als minister, maar daar gaat het nu niet over. Dat is toch het minste wat we kunnen zeggen. Het begon met de ongerustheid en een aansluitende betoging hier te Brussel van onder andere de sector die opkomt voor personen met een handicap, de CAW's en het steunpunt Mens en Samenleving, die het eerste verzet organiseerden. Maar na de betoging sluimert de onrust verder en organiseert de sector zich.
Begin deze week kwamen de besparingen in de preventiezorg, met als voornaamste slachtoffers: de zelfmoordpreventielijn, Sensoa, het Vlaams Instituut Gezond Leven, het Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs (VAD) en het Instituut voor Tropische Geneeskunde. Het protest verraste u. U schroefde een deel van de vermindering van budget aan het Centrum ter Preventie van Zelfdoding terug en ondertussen ook alle besparingen in de preventieve mentale gezondheidszorg voor 2020. Het was een misverstand. Het was fake news, zoals u zelf zei. Meer zelfs, in de loop van deze beleidsperiode zou er heel wat meer ingezet worden op preventie.
Maar ondertussen zal er in het komende jaar toch structureel geknipt worden in de budgetten. De preventiesector zal het voelen, expertise zal verdwijnen en de sector is beknot in zijn actieradius het komende jaar. Investeren in preventie leidt normaal op langere termijn tot winst. Preventie als investering in de toekomst, dus. Ongetwijfeld bent u daar ook van overtuigd.
Welzijn, toch een van de topthema’s bij de voorbije verkiezingen, ontsnapt niet aan de besparingen die deze Vlaamse Regering zal doorvoeren. Ik neem drie sprekende voorbeelden van het beleid. Er is het blijvende en zelfs groeiende tekort in de jeugdhulp. De 60 miljoen euro die u voor hen uittrekt, is veel te weinig. De administratie van het Agentschap Jongerenwelzijn berekende dat er zo’n 300 miljoen euro nodig is om alle jongeren met een ondersteuningsvraag de gepaste hulp te kunnen geven en de wachtlijsten weg te werken. Er is het blijvende en zelfs groeiende tekort in het aantal plaatsen in de kinderopvang. Daarom moeten we ook groepsopvang en gezinsopvang in het private initiatief alle kansen geven en dat faciliteren. Het is na de start thuis het begin van de ketting die verder loopt naar het kleuteronderwijs, de lagere school en zo verder. Ik vraag u dus om al die initiatieven alle kansen te geven. Verlicht hun administratieve overlast en zorg voor een leefbaar sociaal ondernemerschap.
Er is natuurlijk ook de besparing in het groeipakket, een besparing van 110 miljoen euro doorheen de ganse beleidsperiode. Dat doet u door de leeftijdstoeslagen en het bedrag vanaf het derde kind niet meer te indexeren de volgende vijf jaar. Zo brengt u vooral de grotere, jongere en financieel zwakkere gezinnen in de problemen. Het is een maatregel die de bevolking duidelijk niet kon smaken.
Maar het is niet allemaal kommer en kwel. U voert ook nieuw en positief beleid. ‘Radicaal Digitaal’ loopt als een rode draad doorheen uw ganse beleidsplan: digitalisering als beleidsinstrument om de mensen sneller en beter te kunnen helpen. Dat is goed, maar denk dan zeker ook aan de bijkomende werkdruk die dat teweeg zal brengen. Werkbaar werk is ook in de zorg zeer belangrijk.
We voeren ook de automatische rechtentoekenning door, een cruciaal onderdeel in de strijd tegen onderbescherming. Dat is positief voor de mensen, als er uiteraard voldoende budget tegenover staat. We gaan een nieuwe zorgbrede inschalingsschaal invoeren, de BelRAI. We zullen dat nieuwe instrument doordacht moeten inzetten. Momenteel hanteren we de gangbare Katz-schaal. Met het nieuwe instrument zal er veel meer tijd nodig zijn voor de screening. Dus ook hier zeg ik: werkbaar werk in de zorg is zeer belangrijk.
Een laatste voorbeeld dat ik wil aanraken, is de link die we leggen met het onderwijs. Kinderen in complexe situaties scoren in het onderwijs en op school meestal minder goed. En goede schoolresultaten zijn net de eerste brug naar een goede toekomst. U organiseert daar proeftuinen rond. Volg die alstublieft heel goed op.
U sprak – ik verwees er in het begin van mijn tussenkomst al naar – over heel wat fake news als het gaat over de berichtgeving over het budget van uw departement. Maar met ‘mindergroei’, zoals u het noemt, bent u alvast de kampioen van de newspeak. Want alles goed en wel bekeken, is ‘mindergroei’ hier een synoniem voor een groot tekort aan middelen en opvangplaatsen. (Applaus bij het Vlaams Belang)