Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de verdere achteruitgang van het Vlaams onderwijs in internationaal vergelijkend onderzoek.
De spreektijd per fractie bedraagt 10 minuten. De volgorde van de fracties is medegedeeld. We beginnen met de sp.a, vervolgens Groen, dan het Vlaams Belang, Open Vld, de N-VA, CD&V en ten slotte de PVDA. Minister Weyts zou voorafgaandelijk graag een verklaring afleggen.
Het debat is geopend.
Minister Weyts heeft het woord.
Collega's, het is misschien zinvol om een actualiteitsdebat te starten met een verklaring, zodat ik zelf niet moet reageren als jullie jullie betoog houden.
Ik zal het niet hebben in concreto over de cijfers en resultaten. Die zijn vandaag afdoende aan bod gekomen in alle kranten. Dat is positief. Er is heel wat aandacht voor onderwijs, voor onderwijskwaliteit en de rol van taal in een en ander.
De resultaten en de conclusies zijn ernstig te noemen. Ernstig, omdat het PISA-onderzoek (Programme for International Student Assessment) en ook het PIRLS-onderzoek (Progress in International Reading Literacy Study) al sinds 2000 worden gevoerd. Er zijn sindsdien zestien peilingen geweest en zestien keer gaan we achteruit op de drie domeinen – Nederlands, wiskunde en wetenschap –, los van de onderwijsvormen. Er is dus geen wezenlijk onderscheid tussen algemeen secundair onderwijs (aso), technisch secundair onderwijs (tso) en beroepssecundair onderwijs (bso).
Een tweede vaststelling waarom we er zoveel waarde aan moeten hechten en waarom het goed is dat we een debat voeren in onze tempel van de democratie, is omdat net voor Vlaanderen onderwijs zo essentieel is. Het is onze basisgrondstof. Ik heb het als volgt vergeleken: ons onderwijs is voor Vlaanderen wat olie is voor Saoedi-Arabië. Het is waar we ons verder excelleren. In het regeerakkoord en in alle doelstellingen die we vooropstellen, is het onderwijs de gemeenschappelijke basis.
Ik wil voorzichtig zijn in verklaringen afleggen – velen voelen zich natuurlijk geroepen om zich ter zake uit te spreken – maar één van de elementen die geleid hebben tot de mindere resultaten, is ongetwijfeld het feit dat we in een andere samenleving leven, met taalachterstand, met heel wat verschillende culturele en taalachtergronden. Dat is gewoon een vaststelling. Onmiskenbaar heeft dit invloed op de resultaten.
Ten tweede denk ik persoonlijk dat er te weinig focus is komen te liggen op kennisverwerving. De tegenstelling die soms wordt gemaakt dat het ofwel welbevinden is ofwel kennisverwerving, is niet juist. Welbevinden leidt net tot meer kennisverwerving. Maar dat moeten we wel doen. De prestatiemotivatie is nergens zo klein als bij de Vlaamse leerlingen. Men noemt dat de zesjescultuur: men is content met een zes. Dat is genoeg, we zijn er. Op dat vlak hebben we zeker een taak om meer te gaan uitdagen, om de lat hoger te leggen, om als samenleving met z’n allen naar boven te kijken, zeker ook in het onderwijs. We moeten naar boven kijken en proberen te excelleren voor ons onderwijs, voor iedereen. Dat is het debat dat waarschijnlijk straks gevoerd zal worden, namelijk over gelijkheid.
We moeten ook focussen op de groep, want niets is zo sociaal als een sterk onderwijs voor iedereen. Niets is zo asociaal als een algemeen zwak onderwijs. Van een zwak onderwijs zullen de kapitaalkrachtigen niet zozeer het slachtoffer worden, want die hebben mama en papa om op terug te vallen. De eerste slachtoffers van een algemeen zwak onderwijs zijn de sociaal zwakkeren. Die zijn als eerste de dupe. De focus ligt dus op het algemene niveau.
Om onmiddellijk een paar argumenten die ongetwijfeld geopperd zullen worden – maar u kunt ze bij dezen schrappen – nu reeds te beantwoorden: budget is geen verklaring. Het spijt mij zeer. Kijk naar de PISA-resultaten, kijk naar de sterke presteerders en de zwakke presteerders en maak vervolgens een ranking voor de 28 EU-lidstaten (EU28). Als je dan de investering in onderwijs en het aandeel daarvan in het bruto binnenlands product (bbp) vergelijkt met de PISA-prestaties, is het minste wat je kunt zeggen dat er geen causale verbanden te detecteren zijn. Als je naar de investeringen in onderwijs kijkt a rato van het bbp, staat België op de derde plaats van de EU28. Als je enkel Vlaanderen zou nemen, zouden we nog veel hoger zitten. Ons resultaat wordt een beetje vertekend door het gegeven dat de Franse Gemeenschap verhoudingsgewijs minder investeert. België staat dus op de derde plaats op de lijst van de EU28. In de PISA-ranking staan we nochtans lager. De eerste is Denemarken. En Denemarken staat in de PISA-ranking achter Vlaanderen. Er zijn landen die goed presteren in de PISA-proeven, zoals Estland. Wel, Estland staat helemaal onderaan in EU-ranking. Ik zeg ook niet dat er een omgekeerd causaal verband is, begrijp me niet verkeerd. Ik zeg alleen dat je niet kunt zeggen dat het de schuld is van de begroting. Mocht het maar zo gemakkelijk zijn! Dan staken we er gewoon een beetje meer geld erin. Volgend jaar stijgt de onderwijsbegroting met 362 miljoen euro, om precies te zijn. Mocht het zo simpel zijn, dan zaten we goed. Maar zo simpel is het dus niet.
Wie is de schuldige? Ik zag op de sociale media al onmiddellijk heftige beschuldigingen, met zwartepieten – excuseer: roetpieten – heen en weer. ‘Het is de N-VA die het gedaan heeft, want die zit al lang in de regering.’ ‘Het is CD&V, het is sp.a, die hebben al twee onderwijsministers geleverd. Het is waarschijnlijk hun schuld, want die vijftienjarigen van vandaag zaten toen in het al onderwijs. Dus daar ligt de schuld.’ Kunnen we dit debat al bij voorbaat afsluiten? Als het kan helpen: het is mijn schuld. Nu dat debat al beslecht is, kunnen we misschien kijken hoe we een en ander zullen gaan aanpakken. Want als je het er niet mee eens bent dat het een collectieve verantwoordelijkheid is, hoop ik dat iedereen het ermee eens is dat we het collectief moeten aanpakken. (Applaus bij de N-VA)
Dat applaus was niet zo collectief, maar het was goedbedoeld. (Gelach)
De collectieve verantwoordelijkheid en actie zijn alleszins in het geding. Hoe pakken we dat aan? We zijn in eerste instantie gestart met de hervorming in het secundair onderwijs en daar moeten we en kunnen we versnellingen hoger schakelen. Dan moeten we ons op drie elementen focussen. Ten eerste: Nederlands, Nederlands, Nederlands. Ik weet het, het zal u na vijf jaar de oren uitkomen, maar ik zal het altijd blijven benadrukken. Ten tweede: de eindtermen die we moeten aanscherpen. Ten derde: de Vlaanderenbrede proeven. Ik zal op alle drie wat dieper ingaan. Waarom? In ons regeerakkoord zijn dat drie essentiële elementen en ik weet niet of dat toeval is, maar net dat zijn de drie elementen die je ook terugvindt in het beleid van de vijf sterkpresteerders. De vijf sterkpresteerders in de PISA-proeven hebben alle vijf ingezet op die drie elementen: taal, aangescherpte eindtermen en die proeven. Die sterkpresteerders zijn Portugal, Polen, Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Estland.
Ten eerste zetten we in op Nederlands. We hebben het debat hier al gevoerd en ik wijk op dat vlak geen millimeter om te blijven benadrukken dat dat de basis is van alles. De sleutel tot alle andere kennis is het Nederlands. Dus ja, we moeten heel resoluut zijn. We hebben budgettaire middelen voorzien voor die taalintegratietrajecten die we zullen toepassen als we vaststellen dat kinderen aan het einde van de derde kleuterklas een taalachterstand hebben. We zullen daar ook iets aan doen en we laten niet toe dat die kinderen zomaar in het lager onderwijs starten. Dan starten ze zonder gelijke kansen. Als je niet voldoende Nederlands kent, kun je nooit gelijke kansen hebben, kun je nooit de achterstand waarmee je begint, inlopen. Integendeel, die dreigt alsmaar groter te worden. Dus moeten we daarin heel resoluut zijn en niet halfbakken, met halve maatregelen, optreden. Soms moeten we kordaat zijn en moeten we, wanneer de situatie echt ernstig is en wanneer je een grote taalachterstand vaststelt, zeggen dat een taalbad misschien een goede oplossing is en dat dat taalbad zal duren zolang het nodig is om te garanderen dat elk kind gelijke kansen krijgt.
Ik wil nog even doorgaan over taal. De PISA-resultaten geven één echt lichtpunt mee inzake de discussie over gelijkheid, allochtonen en autochtonen. Het is inderdaad zo dat autochtone kinderen in de individuele PISA-resultaten beter scoren dan kinderen van allochtone afkomst. Dat is overal zo. Maar als je vervolgens naar het criterium thuistaal kijkt, dan zie je dat die kloof veel kleiner wordt. Autochtone kinderen scoren iets van een 520 punten, allochtone kinderen 420 punten. Er is een kloof van ongeveer 100 punten. Maar bij de allochtone kinderen met thuistaal Nederlands is de kloof maar 50 punten. Thuistaal Nederlands zorgt dus voor een halvering van de kloof tussen autochtonen en allochtonen, dat is een punt van hoop en het is een duidelijke boodschap. Als je kiest voor de toekomst van je kinderen, kies dan voor het Nederlands, ook na 15u30. Zorg ervoor dat je je kinderen niet alleen van 8u30 tot 15u30 in een Nederlandstalige omgeving onderdompelt, maar ook daarna, ook daarbuiten. Maak die keuze voor integratie in de gemeenschap. Maak die keuze ook voor de toekomst van je kinderen.
De eindtermen zijn het tweede element. Je ziet dat de sterkpresteerders allemaal hebben ingezet op het aanscherpen van de eindtermen. Dat willen wij ook doen. Wij willen dat doen in het lager onderwijs. Maar wij willen ook scherpe eindtermen voor de tweede en derde graad in het secundair onderwijs. Die zijn nu in ontwikkeling. Vanzelfsprekend ligt de focus daar op Nederlands en wiskunde. Dat is de basis van alles.
Ten derde zijn er de proeven. Wij zijn het enige land dat geen identieke, uniforme proeven heeft, Vlaanderenbreed, over de grenzen van netten en koepels heen. Daarom pleiten we er in het regeerakkoord voor – en wij gaan dat ook doen – om die vergelijkende proeven te organiseren. Niet om een interne ranking op te maken, maar vooral om te zien in welke mate we erin slagen om de eindtermen te behalen en in welke mate we erin slagen om leerwinst te boeken. Dat is uiteindelijk onze belangrijkste taak in het onderwijsveld. We moeten ervoor zorgen dat we de talenten van de kinderen detecteren en dat we daar het maximaal mogelijke uithalen en dat zij echt vooruitgaan. Wij moeten zorgen voor leerwinst in hoofde van die kinderen.
Alle vijf de sterke presteerders in PISA hebben sterk ingezet op taal, proeven en eindtermen. Die drie elementen schuif ik naar voren, maar daarbovenop stel ik toch ook dat wij ons altijd kunnen laten bijstaan en adviseren. Daarom heb ik aan Dirk Van Damme gevraagd om rondom hem een groep van binnen- en buitenlandse experten te verzamelen, om extra, nog boven op wat we al hebben gepland in ons regeerakkoord en onze beleidsnota, suggesties te doen ten bate van de verbetering van de kwaliteit van ons onderwijs. Ik wil daarmee een duidelijk signaal geven. Dirk Van Damme is niet de meest centrumrechtse Vlaams-nationalist die ik ken. Er zijn er nog andere. Wij willen dit signaal geven met de bedoeling aan te geven dat we het collectief zullen moeten doen, dat we het samen zullen moeten doen.
Ik hoop dat dat het resultaat kan zijn van PISA. Ik hoop dat PISA maïzena wordt. In die zin dat het het onderwijsveld dichter bij elkaar kan brengen, in functie van de doelstelling te werken aan een betere kwaliteit van ons onderwijs. Als ik zeg ‘samen’, dan bedoel ik ook: met de koepels. Deze namiddag nog heb ik een meeting met de koepels belegd om ervoor te zorgen dat we minstens overeenstemming hebben over de drie doelstellingen: inzetten op taal en taalintegratietrajecten, op de versterkte eindtermen en op de proeven. We moeten de neuzen in dezelfde richting zetten en een engagement aangaan met de koepels en vervolgens, vanzelfsprekend, ook met de leerkrachten. Zij zijn niet het probleem maar een deel van de oplossing. Ik zal het nog bespreken met de heer Van Damme: ik ga ervan uit dat ook de leerkrachten als onze grootste en allereerste experten betrokken worden in zijn werkgroep. Zij moeten daarin ook een vertegenwoordiging krijgen, om er, dames en heren, voor te zorgen dat PISA maïzena wordt, dat we met z’n allen dit momentum gebruiken.
Uiteraard zal ook in het debat blijken dat de neuzen in dezelfde richting staan. Ik geloof daar wel in. Vanzelfsprekend zullen de verschillende politieke partijen en fracties in dit parlement hun eigen accenten leggen. En men zal zoeken naar de tegenstellingen. Maar we delen wel allemaal dezelfde ambitie: een betere kwaliteit. Laat PISA het momentum zijn dat effectief leidt tot een beter onderwijs voor iedereen. (Applaus van de meerderheid)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Uiteraard neem ik wel de ruimte voor vragen achteraf.
Mijnheer De Witte heeft het woord.
Mogen we niet kort reageren op het betoog van de minister? Anders wordt het natuurlijk wel een tamelijk steriel debat.
Dat kan u doen tijdens het debat, mijnheer De Witte. Uw fractie krijgt ook tien minuten spreektijd, en dan kunt u reageren op de uitlatingen van de minister. Het debat start na de verklaring van de regering. De regering hoeft geen verklaring af te leggen, maar minister Weyts was zo vriendelijk om dat wel te doen. Mijnheer De Witte, laat u straks vooral gaan op het spreekgestoelte of vanop de banken, maar nu is het aan mevrouw Goeman.
Ik neem aan dat de minister zich ook niet zal inhouden om straks te reageren op wat we hier allemaal te zeggen hebben.
Maar eerst het debat, collega's. Ik denk dat we het erover eens zijn dat de cijfers van de nieuwe PISA-studie bijzonder alarmerend zijn. Ik geef meteen ook toe dat ik niet de tijd heb gehad om die studie helemaal te lezen. Ik doe dus meteen een oproep om een hoorzitting te hebben over de nieuwe PISA-resultaten. In de commissie Onderwijs kunnen we daar alleen maar heel veel van leren.
De tendens is heel duidelijk: de resultaten voor leesvaardigheid, voor wiskunde en voor wetenschappen gaan voor de zoveelste keer achteruit. We donderen uit de top tien inzake leesvaardigheid. Wat ik bijzonder jammer vind, is dat bovendien ook nog blijkt dat een op de vijf leerlingen aangeeft geen plezier meer te vinden in lezen. Dat is dramatisch.
Minister, ook ik heb geen zin in een lange discussies over methodologie en over wie nu het meest verantwoordelijk is. De meeste partijen die de voorbije vijftien jaar in dit halfrond hebben gezeten, hebben op de een of andere manier verantwoordelijkheid gedragen. Ik durf te beweren dat ook de anderen niet meteen mirakeloplossingen hebben, gisteren niet en vandaag ook niet.
Wat die methodologie betreft, de PISA-studies meten inderdaad niet de kwaliteit van de eindtermen en niet de kwaliteit van de leerplannen. Wat ze wel meten, is het probleemoplossend vermogen van onze jongeren, in hoeverre ze zelf in staat zijn om een tekst te begrijpen, om wiskundige vraagstukken op te lossen of om wetenschappelijke analyses te maken. En daar, collega's, is duidelijk een groot probleem. Dat moet vandaag de essentie zijn van ons debat. De skills van onze vijftienjarigen gaan er jaar na jaar op achteruit. We spelen met talent. De vraag is: wat gaan wij en vooral, wat gaat deze regering daaraan doen?
Minister Weyts, ik heb met heel veel aandacht uw eerste reacties gelezen, uw betoog op Terzake bekeken en nu ook goed geluisterd naar uw interventie. Eigenlijk kunnen we ons vinden in een aantal zaken die u zegt. Ja, de lat moet omhoog. Ja, de kwaliteit van ons onderwijs moet beter. Ja, we moeten inzetten op een toponderwijs voor iedereen.
Het ging natuurlijk ook over het internationaal panel dat u wilt samenroepen. Dat lijkt ons geen slecht idee. We vragen wel dat er ook mensen van het werkveld in worden vertegenwoordigd. U zei ook: ‘Ik zie leerkrachten als de belangrijkste bondgenoten om dit probleem aan te pakken.’ Dat vond ik heel belangrijk. Dat klopt absoluut.
Ik heb gisteren zelf wat achtergrondresearch gedaan. Als het bijvoorbeeld gaat over het verbeteren van leesvaardigheid van onze jongeren, dan zie je in alle onderzoeken die gebeuren en in alle aanbevelingen die worden gedaan, dat er een cruciale rol is weggelegd voor leerkrachten. De studie ‘Effectief onderwijs in begrijpend lezen’ van de Taalunie zegt heel duidelijk dat leerkrachten moeten zorgen voor een motiverende leesomgeving, hoe ze verschillende soorten teksten moeten voorleggen, hoe ze de tijd moeten nemen om uitgebreid met leerlingen in discussie te gaan over teksten, en hoe ze zichzelf constant moeten bijscholen.
Dus ja, minister, goed geschoolde en gemotiveerde leerkrachten zijn absoluut een deel van de oplossing om de kwaliteit van ons onderwijs op te krikken. Gisteren zei u daarover dat leerkrachten opnieuw de tijd en de ruimte moeten krijgen om bezig te zijn met hun kerntaak, namelijk lesgeven. Maar, minister, dan moeten we in de eerste plaats natuurlijk wel genoeg leerkrachten vinden. Want ik heb, na onze debatten in de commissie, nog altijd niet het gevoel dat uw sense of urgency daarover groot genoeg is. Sorry, collega's, maar we staan echt aan de vooravond van Nederlandse toestanden. En ik heb toch nog altijd het gevoel dat u daar eigenlijk niet echt van wakker ligt.
Maar het gaat natuurlijk ook over hoe die leerkrachten vandaag kunnen werken. De planlast moet worden verminderd. De kwaliteit van de lerarenopleiding moet absoluut omhoog. Want uit alle onderzoeken blijkt dat sterke leerkrachten het grootste verschil maken in leerwinst voor leerlingen. De job van leerkracht móét aantrekkelijker worden. En dus is er inderdaad absoluut nood aan dat lerarenloopbaanpact, met ruimte voor zij-instromers, die hun anciënniteit kunnen behouden. Ik denk dat ons onderwijs echt alleen maar wel kan varen bij hun expertise. Op dat vlak, minister, zijn er nog grote uitdagingen. Die uitdagingen zijn er trouwens al langer en werden de voorbije legislatuur niet aangepakt. Er wacht u daar dus een bijzonder grote opdracht.
Minister, ik heb ook een vraag voor u. Want u zei – en ik ga daar helemaal mee akkoord: “Leerkrachten moeten bezig zijn met lesgeven.” Maar dan voegde u daaraan toe “niet met zorgtaken’. Ik nodig u uit om nog eens op bezoek te komen in een secundaire school in Brussel – misschien niet het Sint-Jan Berchmanscollege – waar leerkrachten elke dag voor klassen staan met leerlingen die wél extra zorg nodig hebben. Minister, van vrienden die in het onderwijs staan, hoor ik het ene na het andere verhaal over kinderen met familiale problemen, met gedragsproblemen, die inderdaad niet goed genoeg Nederlands spreken – daarover zullen we het straks nog hebben – of die zich niet eens deftig schoolmateriaal kunnen permitteren. In veel Vlaamse en Brusselse scholen is dat een dagelijkse realiteit. Ik vraag mij dan af wat die leerkrachten volgens u moeten doen. Moeten ze die problemen gewoon negeren? Doen alsof ze niet bestaan? Dat is toch niet serieus.
In mijn ervaring – en ik denk trouwens ook in die van u – bewegen veel leerkrachten vandaag al hemel en aarde om kinderen mee te krijgen, maar weten ze vaak zelf niet waar ze eerst moeten beginnen. Dus als we willen dat leerkrachten morgen het verschil maken en leerlingen helpen om te excelleren, om de lat hoger te leggen en ervoor te zorgen dat alle leerlingen daarover geraken, dan moeten ze daarvoor ook de middelen krijgen, bijvoorbeeld om te kunnen werken in duoteaching, om zich permanent te kunnen bijscholen. Dan moeten ze goede ondersteuning krijgen, door centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s), door pedagogische begeleidingsdiensten, door zorgleerkrachten.
En ja, dan is het ook een goed idee om onze kwaliteit te monitoren. Ik heb het al gezegd: an sich hebben wij geen probleem met die gestandaardiseerde tests. Die kunnen inderdaad de problemen school per school in kaart helpen brengen, op voorwaarde dat ze niet naar een ranking leiden. Dat geeft ons bovendien een objectief beeld van waar de problemen liggen. En dat lijkt mij in ieder geval een beter idee dan nu op intuïtie te komen beweren dat leerkrachten steeds nonchalanter zijn geworden.
Indien er in een aantal scholen inderdaad een probleem is met kwaliteit, dan moet dat worden aangepakt, met een begeleidingstraject op maat. Dat staat ook zo in het regeerakkoord, en ik heb u altijd gezegd dat wij dat op zich een goed idee vinden. Maar, minister, op maat, tja, dat zal geld kosten. En laat mij duidelijk zijn: niemand beweert dat we met geld alleen de problemen van ons onderwijs zullen oplossen. Maar met minder geld zullen we er in ieder geval ook niet geraken. Nochtans is dat exact wat u deze legislatuur zult doen. U zult besparen. U zult besparen op het secundair onderwijs. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
U mag dat ontkennen. Maar de realiteit is dat er tegen 2024 40.000 leerlingen zullen bij komen in het secundair onderwijs en dat ze het met hetzelfde bedrag moeten blijven doen. U zult besparen op de CLB’s en op de pedagogische begeleidingsdiensten. U zegt dat we de schuld niet moeten steken op de begroting. Maar legt u mij dan straks eens uit hoe u denkt dat leerkrachten zich moeten bezighouden met lesgeven, als ze straks worden geconfronteerd met extra leerlingen, elk met hun extra uitdagingen, zonder bijkomende hulp. Je zou voor minder moedeloos worden. Minister, deze PISA-resultaten maken het voor ons onbegrijpelijker dan ooit dat u zult besparen op onderwijs.
Dat brengt mij bij een tweede punt. Want er is mij nog iets opgevallen in uw interview gisteren in Terzake, minister. Naast de cijfers over hoe de resultaten er voor alle leerlingen op zijn achteruitgegaan, zowel wat betreft leesvaardigheid, wiskunde als wetenschappen, zijn er nog een aantal andere conclusies van PISA waarover ik u eigenlijk amper heb gehoord of die u in ieder geval heel selectief hebt gelezen.
Want uit de PISA-resultaten blijkt namelijk ook dat de kloof tussen de minst presterende en de best presterende leerlingen in Vlaanderen groter is dan gemiddeld. En de sociaal-economische achtergrond – het gaat dan over beroep, rijkdom, het onderwijsniveau van de ouders – speelt daarbij meer mee dan elders. Daar komt nog bij dat kinderen met een andere thuistaal ook opvallend zwakker scoren. En daar hebt u het wel over gehad.
En dan gebeurt binnen deze regering natuurlijk het onvermijdelijke. De minister begint met het afsteken van een lange uitleg over het belang van talenkennis, en hoe we met taalscreenings en extra taaltrajecten moeten inzetten op een betere kennis van het Nederlands. Daar zijn wij het trouwens volmondig mee eens; laat daar geen misverstand over bestaan. Maar over dat andere aspect, het feit dat in het PISA-rapport te lezen staat dat er een ongelooflijke sociale kloof gaapt in ons onderwijs, daarover rept u met geen woord.
Ik weet dat het PISA-rapport geen verklaringen geeft, maar de correlatie is hier toch overduidelijk? Het gaat niet alleen over onze leerkrachten, het gaat niet alleen over taal. Het gaat ook over de socio-economische thuissituatie van onze kinderen. Ik vind het ongelooflijk dat u aan die realiteit voorbijgaat. Maar het verbaast mij ook niet echt, want in uw beleidsnota lees ik daar amper iets over. Ik rond af.
Ja, want u bent over uw spreektijd aan het gaan. Als u zich laat onderbreken, valt dat niet zo hard op. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
U hebt eigenlijk geen tijd meer, maar maakt u nog uw laatste punt, alstublieft.
Mijn laatste punt is: ja, minister, ons onderwijs moet excelleren. Ja, we moeten het beste halen uit onze leerlingen, maar dan uit al onze leerlingen. Kies voor extra ondersteuning voor uitblinkers zonder andere kinderen achter te laten. We willen de lat hoger leggen, maar we moeten er wel voor zorgen dat alle kinderen over die lat geraken. Het moet gedaan zijn met dat of-ofverhaal. Voor ons is onderwijs een en-enverhaal. Het gaat over excelleren en het gaat over gelijke kansen. De lat moet hoger, de drempels moeten lager. En we moeten zorgen dat iedereen over de lat raakt. (Applaus bij sp.a, Groen en de PVDA)
De heer De Witte heeft het woord.
Ik zou graag repliceren, natuurlijk. Laat collega Daniëls maar beginnen, dan repliceer ik op de dingen die hij zegt. Ik wil sp.a niet aanvallen. (Rumoer)
Collega De Witte, van die boer geen eieren, zoals ze in Antwerpen zeggen, en wellicht ook elders in Vlaanderen. Ik heb u het woord gegeven, en u wordt verondersteld te repliceren op wat mevrouw Goeman heeft gezegd, niet op wat de heer Daniëls gaat zeggen. U hebt dus het woord. Maar toch goed geprobeerd.
Ik wacht op de volgende spreker.
U wacht? Maar dan krijgt u straks niet het woord als de heer Daniëls zijn betoog heeft gevoerd. Het is nu of nooit.
Voorzitter, we mogen toch een debat houden? En een debat wil toch zeggen dat er tegenspraak is?
Mijnheer De Witte, mevrouw Goeman staat vooraan. Zij wenste niet te worden onderbroken, en dat is, voor alle duidelijkheid, haar volste recht. Ik vraag wie het woord wil nemen, en er steken drie collega’s hun hand op: de heer Daniëls, mevrouw Ampe en uzelf. Ik ben zo galant en zo vriendelijk om u als eerste het woord te geven, en u zegt: ‘Neen, ik ga wachten tot collega Daniëls iets heeft gezegd.’ (Opmerkingen van Kim De Witte)
Ofwel repliceert u op wat mevrouw Goeman heeft gezegd, ofwel geef ik nu het woord aan de twee andere collega’s. Maar dan gaat u straks niet repliceren op hetgeen de heer Daniëls of mevrouw Ampe heeft gezegd.
Oké, ik zal repliceren op wat mevrouw Goeman heeft gezegd.
Mevrouw Goeman, ik dank u voor uw tussenkomst. Onze fractie deelt een aantal van uw analyses, maar we verschillen op bepaalde punten ook van mening. Onzes inziens is er ook een probleem met professionalsering van het onderwijs, en professionalisering begint met didactiek en pedagogie in de scholen.
Wat er een tiental jaren geleden eigenlijk is gebeurd, is dat de wetenschappelijke steunpunten voor taalvaardigheid, diversiteit en ervaringsgericht leren werden afgeschaft. Men is dan overgegaan naar wat men het flankerende onderwijs noemt.
Er zat heel veel expertise in die steunpunten. De middelen daarvoor zijn verschoven naar de lokale besturen, en we zijn eigenlijk heel veel expertise kwijt rond hoe we er nu net voor zorgen dat die taalvaardigheid vergroot.
Wat de minister immers zegt, en wat u dus niet weerlegt en waar u eigenlijk over zwijgt, is dat het louter gaat over de kennis van het Nederlands. Het gaat echter natuurlijk niet over de kennis van het Nederlands. Het gaat over taalvaardigheid, namelijk de bekwaamheid om kennis in en uit te pakken en om te zetten in resultaten op het vlak van wiskunde, wetenschap en begrijpend lezen. Dat is dus wel een toevoeging die wij willen doen over de kwestie van professionalisering in het onderwijs. Dat is een kritiek die wij hebben op de evolutie van de jongste tien jaar. We zijn achteruitgegaan, terwijl we moeten vooruitgaan op het vlak van professionaliteit.
Ik wil daar wel kort op repliceren. De insteek van mijn betoog was immers natuurlijk in eerste instantie dat ik niet wil dat heel het gelijkekansenbeleid wordt gereduceerd tot een taalbeleid. We zullen straks zien, maar tien minuten om de hele kwaliteit van ons onderwijs te bespreken, dat is niet veel. Ik ben het echter wel met u eens: het gaat niet alleen over kennis van het Nederlands, het gaat inderdaad ook over taalvaardigheid. In die zin zijn pedagogiek en didactiek inderdaad superbelangrijk. Ik heb dus hoge verwachtingen wat dat betreft van het nieuwe internationale panel dat de minister bij elkaar zal roepen om op dat vlak opnieuw de omslag te maken, want ik denk inderdaad dat academische expertise echt mee te sleutel is van de antwoorden die we moeten geven voor de toekomst.
Mevrouw Ampe heeft het woord.
Voorzitter, het aantal leerlingen die topprestaties neerzetten in wiskunde, is de voorbije vijftien jaar met 15 procent gedaald. Mevrouw Goeman, noch bij u, noch bij de minister, noch bij de heer De Witte heb ik daar veel over gehoord. Dat is toch wel sterk. Bij u ging het vooral over kinderen met een andere thuistaal. Bij de minister ging het vooral over taal, taal, taal. Dat taalobsessiespook raast altijd door dit parlement, maar kunnen we het eens over wiskunde hebben? We leven in een technologische wereld. Of gaan we dat allemaal overlaten aan China? Minister, het is tijd voor een wiskundeactieplan, waarbij dit jaar nog de eindtermen voor wiskunde in het lager onderwijs worden gemoderniseerd. We moeten daarover praten. Dat moet worden voorbereid. Minister, gaat u daar werk van maken?
De heer Daniëls heeft het woord.
Het is wel boeiend om te zien dat de heer De Witte wil afwachten wat ik ga zeggen, om te reageren op collega Goeman.
Collega Daniëls, daag hem niet uit. Kijk naar mevrouw Goeman.
Ik dacht dat voor een partij met een planeconomie regels belangrijk waren. Maar goed, ik zal me dus richten tot mevrouw Goeman.
Mevrouw Goeman, ik heb er even de begroting bij genomen. U zegt: besparen, besparen, besparen, besparen, besparen. Ik zal het voor u nog eens opsommen. Herhaling is belangrijk.
Dan zal ik straks mijn antwoord nog eens herhalen.
In 2020 is er 362 miljoen euro méér. Volgens mijn begrijpend lezen is besparen minder. Dan zult u zeggen ‘jaja, dat is alleen 2020’. Geen probleem. Er komt ook nog 250 miljoen euro jaarlijks, op kruissnelheid, bij in de diverse beleidsimpulsen. Daar mag u dan ook nog 500 miljoen euro qua investeringen in infrastructuur bijtellen. In combinatie met het behoud van de open end en de kliks en al die zaken komt er in de volgende, volledige beleidsperiode 3 miljard euro bij. Als ik hier hoor spreken over wiskunde, wiskunde is taal: meer, minder, bij, op, af. In de kleuterschool begint men met die cruciale begrippen. Kinderen die niet weten wat meer en minder is, slaan immers ook in de knoop bij plus en min. Collega’s, taal is inderdaad ook wiskunde. Collega Goeman, ik ben blij dat u het aanhaalt. Ik zou zeggen, kijk ook eens naar de verschillende PISA-zaken, kijk naar die wiskunde- en wetenschapsvragen: dat zijn eigenlijk vraagstukken. Voor het oplossen van wetenschappelijke en wiskundige problemen heb je taal nodig. Collega Goeman, ik ben dus blij dat u daarin meegaat, dat u die taal zo belangrijk vindt. Ik ben ook een beetje verward omdat u nu plots wel die lofzang doet en vorige keer, toen we het over taalbaden en taalscreening hadden, dat niet hetgeen was dat u vooruit deed stappen.
U zegt: ‘de lat omhoog, top voor iedereen’. Absoluut, maar dan komen we een beetje op een lastig punt met sp.a, denk ik. Ooit hebben we samen het masterplan voor het secundair onderwijs afgesloten, waarin we stelden dat er geen brede eerste graad en geen uitstel van de studiekeuze zou zijn, dat er in die eerste graad al een echte keuze zou worden gemaakt voor een basisoptie, en dan verder.
Mevrouw Goeman, op andere fora stelt u, maar nu plots niet meer, dat er toch een brede eerste graad moet komen. Kunt u eens duidelijk zijn? Wat is het nu voor sp.a? Indien u voor een brede eerste graad en een uitstel van de studiekeuze pleit, wordt het natuurlijk moeilijk in verband met wiskunde in te grijpen. Die topgroep is niet met 15 procent verminderd. Het is zelfs dramatischer, want die groep is gehalveerd. Het gaat om 50 procent. Tot voor kort zat 34,4 procent in de topgroep en dat is tot 18,8 procent gezakt. Die populatie is gehalveerd. Hoe denkt u dat op te lossen met een brede eerste graad waarin iedereen samenzit?
U hebt gesproken over de kloof met de hoogste presteerders. Ik zie twee zaken. Ten eerste verkleint de groep van de toppresteerders. Voor wiskunde gaat het om een daling van 34,3 tot 18,8 procent. Voor wetenschappen gaat het om een daling van 18 tot 10 procent. Omgekeerd stijgt de groep van de laagpresteerders op niveau 1 en 2 voor wiskunde van 11,4 tot 17,3 procent en voor wetenschappen van 11,6 tot 12,3 procent. U hoopt dat die kloof waarover u spreekt zal verminderen. We kunnen dit doen door het gemiddelde te laten zakken, maar dan zullen we minder toppresteerders hebben. Dat is heel tof, maar dan gaan we nog meer achteruit en dat willen we net keren met alle maatregelen die in het Vlaams regeerakkoord staan en waar ik straks nog verder op zal terugkomen.
Mijnheer Daniëls, u zit ondertussen lang genoeg in het Vlaams Parlement om te weten hoe de financiering van ons onderwijs werkt. U steekt hier een verhaal af over de ongelooflijke stijging van de onderwijsbudgetten. Dat klopt, maar het gaat gewoon om de decretaal verankerde financiering per leerling of student. Het lijkt me niet meer dan logisch dat die budgetten stijgen. We hebben de cijfers in de commissie bekeken. De stijging met 2,8 procent voor het secundair onderwijs volstaat eigenlijk nog niet om de levensduurte te coveren. U moet daar niet zo euforisch over doen, want u wilt in het secundair onderwijs 100 miljoen euro besparen. Er komen leerlingen bij en ik zie gewoon niet in hoe de leerkrachten daarmee op het terrein zullen omgaan. U hebt het over 500 miljoen euro meer voor infrastructuur. Dat is tof. Er komt geld bij voor bakstenen, maar zonder sterke leerkrachten in de klassen zal dat niet veel doen aan de kwaliteit. (Applaus bij sp.a)
Ik heb lang op dit moment gewacht, maar als het om taal gaat, zal ik nu Het Eiland citeren. Het is “Zever, gezever!” hier te beweren dat wij de vorige keren niet hebben gezegd dat taal belangrijk is. Dat is totaal niet waar. Taal is belangrijk. Het enige wat ik u verwijt, is dat u alles tot taal reduceert. Taal is niet het enige. Als het om de gelijke onderwijskansen gaat, worden kinderen met veel bijkomende drempels geconfronteerd. U moet niet proberen dat tot taal terug te brengen.
Er is helemaal geen onduidelijkheid. We zijn altijd voorstander van een brede eerste graad geweest. Eigenlijk zijn we dat in essentie nog altijd, maar u weet even goed als ik dat het kalf gewoon verdronken is. De N-VA wilde de brede eerste graad niet en dus zal hij er niet komen. U maakt daar een karikatuur van, alsof een brede eerste graad ertoe zou leiden dat we naar een grote eenheidsworst gaan.
De essentie van een brede eerste graad is voor ons altijd geweest dat we de kinderen zelf en niet de ouders een geïnformeerde keuze laten maken na eerst gedurende twee jaar van alles te hebben geproefd. Dat gebeurt nu niet. U weet even goed als ik dat het gewoon de ouders zijn die voor hun kinderen de keuze maken. Die keuze is helemaal niet gebaseerd op geïnformeerde kennis over wat die kinderen eigenlijk goed kunnen of graag doen. Volgens ons zal een brede eerste graad die kinderen toelaat vanaf de tweede graad zelf een geïnformeerde keuze te maken, de toppresteerders enkel versterken. Kinderen zitten dan immers op hun plaats.
Ik wil hierover nog een laatste woordje zeggen, want dit is de essentie van mijn betoog. Er wordt hier altijd net gedaan alsof wij de lat omlaag willen krijgen om iedereen erover te krijgen, maar dat klopt totaal niet. De lat – en ik heb het minstens vier keer gezegd omdat ik wist dat u erover zou beginnen – moet voor alle leerlingen omhoog. Er is een probleem met de kwaliteit van het onderwijs, maar als u de lat hoger legt, moet u ervoor zorgen dat iedereen erover geraakt. Er moet dus aandacht zijn voor toppresteerders, maar ook voor kinderen die vandaag niet mee kunnen omdat ze van veel verder moeten springen. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Mevrouw Goeman, u geeft aan moedeloos te zijn, en dat is net wat we niet moeten zijn. Het is niet zo dat het onderwijsveld, de mensen hier aanwezig, de leerkrachten, de ouders en de leerlingen wakker geschrokken zijn door die PISA-wekker en straks weer indommelen in een winterslaap. Dat is helemaal niet het geval. In de Westhoek zegt men soms ‘we deden een plas en alles bleef zoals het was’, maar dat is net niet wat hier gebeurt.
Er is de voorbije jaren al heel wat in gang gezet, en daar moeten we op focussen. Er is de cao, de aanpak inzake planlast, de hervorming van de lerarenopleiding, de hervorming van het secundair onderwijs en de eindtermen. Die hervorming is net gestart en moet dus nog verder worden uitgerold. Ik vraag u ook niet moedeloos te zijn en te blijven hopen dat ons onderwijs alle kinderen alle kansen kan bieden. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Goeman, heb ik nu goed gehoord dat u zegt dat iedereen over de lat moet? Als er één lat wordt gelegd waar iedereen over moet, dan moet die lat op de grond worden gelegd. Dat zeggen alle onderwijsdeskundigen. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Dat zeg ik niet, dat zegt iedereen, dat zegt Lieven Boeve. Iedereen adviseert om dat niet te doen. Als je zegt dat iedereen erover moet kunnen, dan moet je de toppresteerders niet meer uitdagen. Dat is ook de reden, mevrouw Goeman, waarom wij met deze regering van de N-VA, Open Vld en CD&V pleiten voor die gestandaardiseerde, genormeerde proeven, maar niet enkel op het niveau van de eindtermen. Dan zeg je wat het niveau is, wie er al over is en wie er wel zal komen en richt je je op de anderen. Neen, wij willen dat op verschillende niveaus. Zeg dus toch niet dat iedereen over die ene lat moet.
Mevrouw Goeman, ik wil de parlementsvoorzitter in een vroegere hoedanigheid citeren: “Gelijke kansen is iets anders dan gelijke uitkomsten.” Als u zegt dat iedereen over die ene lat moet, dan is de uitkomst dezelfde voor iedereen. Ik voorspel u dat die toppresteerders nog meer naar beneden zullen gaan. Het is onwaarschijnlijk dat u dat zegt. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Misschien moeten we de heer Daniëls toch even uitleggen wat eindtermen zijn in ons onderwijs. U hebt de mond vol over begrijpend lezen, maar eindtermen zijn minimumdoelen. En uiteraard willen wij als socialisten, net zoals minister Weyts net heeft gezegd, dat iedereen, elk kind in ons Vlaams onderwijs, of het dan gaat over een toppresteerder of een kind dat het moeilijk heeft, de minimale hefbomen in handen heeft om te kunnen presteren in een samenleving. En dat betekent dat de allersterksten extra worden uitgedaagd boven op die minimumdoelen, maar die eindtermen zijn het minimum minimorum.
En weet u wat, mijnheer Daniëls? Sp.a heeft in de vorige legislatuur vanop deze banken voorgesteld om de eindtermen Nederlands voor elk kind bindend te maken zodat elk kind, ongeacht zijn thuistaal, in het Nederlands zijn plan kan trekken, thuis, in de samenleving en op school, om effectief nog beter wiskunde en wetenschappen te kunnen leren. Maar wie, o wie zag dat niet zitten? Inderdaad, Lieven Boeve. En wie zag dat nog niet zitten? Minister Crevits. En wie zag dat nog niet zitten? Onderwijsspecialist Daniëls. Dus kom ons, socialisten, niet verwijten dat excellentie en ambitie en gelijke kansen niet hand in hand kunnen gaan. Een sociaal onderwijs is een excellent onderwijs voor iedereen. (Applaus bij sp.a, Groen en de PVDA)
Dank u, mevrouw Gennez, om uw collega op het spreekgestoelte even bij te treden dat het niet één lat is voor iedereen, maar dat we uiteraard andere doelen gaan stellen voor die sterke leerlingen. Dank u dat u dat even corrigeert, ik begon echt heel veel schrik te krijgen.
Dat Nederlands, nu breekt toch wel mijn klomp. De basisgeletterdheid Nederlands, wat is dat? (Opmerkingen van Caroline Gennez)
Neen, mevrouw Gennez, we hebben de eindtermen. Dat zijn de minimumdoelen, en die willen we voor zoveel mogelijk leerlingen bereiken. Dan hebben we uitbreidingsdoelen, die willen we voor die sterke groep, want die moet nog veel sterker zijn. Dan hebben we de basisgeletterdheid. Dat zijn de niveaus 1 en 2 van PISA. Dat zijn de niveaus waarvan we willen dat ze door alle leerlingen bereikt worden. Mevrouw Gennez, als we van alle eindtermen basisgeletterdheid maken, zoals uw collega zegt, dan leggen we voor iedereen de lat gelijk en gaan we naar een gelijke uitkomst. Dat willen wij niet! Dat wil deze meerderheid niet, dat willen experten niet, want dat is een daling van de ambitie.
Dus, gaan we die nieuwe eindtermen lager onderwijs, tweede graad, derde graad, scherp formuleren? Ja, ook in die lagere school – dat staat in het regeerakkoord – gaan we kijken of en hoe we daar basisgeletterdheid in kunnen krijgen voor alle leerlingen. We hebben de eindtermen, minimumdoelstellingen voor de meerderheid van de leerlingen, en we hebben uitbreidingsdoelen. Alstublieft, laat ons dat doen, dan doen we recht aan alles in PISA: het gemiddelde omhoog, de laagpresteerders omhoog en de toppresteerders verder uitdagen. Dat is het doel van wat vandaag voorligt.
Begrijpend lezen eerste leerjaar, collega Daniëls. Eindtermen zijn minimumdoelen. Inderdaad voor de eindtermen moet de lat omhoog. Basisgeletterdheid, u zegt het zelf, dat ligt daar een beetje onder. We leggen die lat een beetje lager voor de niveaus 1 en 2 voor de zwakkere presteerders. Wel, dat zijn dan ‘minimumminimorumdoelen’. U hebt die inderdaad gelegd. U was tevreden met ‘een beetje zonder fouten schrijven, als het allemaal een beetje goedkomt’, misschien is ‘die dt-regel niet meer zo belangrijk voor de kinderen die het iets minder makkelijk hebben’.
Wel, eindtermen die moeten ambitieus zijn. Dat betekent dat ook kinderen uit een kansarm milieu of kinderen die thuis geen Nederlands spreken, wat ons betreft, zonder fouten moeten kunnen schrijven, zonder fouten moeten kunnen rekenen. De lat lager leggen is een compleet gemakzuchtige elitaire foute keuze. Niet met ons!
De heer Van Dijck heeft het woord.
Ik wil even tussenkomen op het punt van gelijke kansen en de lat leggen. We mogen een ander onderscheid niet vergeten. Laat ons niet alleen spreken over de sociale afkomst of achtergrond van jongeren. Daar moeten we inderdaad zoveel mogelijk drempels wegwerken. Maar elk kind heeft zijn eigen cognitieve capaciteiten. Je hebt sterke en minder sterke leerlingen, los van de afkomst. Dat is nu eenmaal aangeboren. Dat zijn talenten die je hebt of niet hebt. We moeten ervoor zorgen dat eenieder uitgedaagd wordt om zijn talenten te versterken. Dat is het onderscheid dat we in dezen willen maken.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Het is na één uur de tijd ervoor: ik wil het debat uitbreiden met wat leeft op het werkveld, want daar gaat het toch nog altijd over. De hogere overheid tekent de contouren van hoe onderwijs moet gebeuren, maar het zijn de mensen in het veld die zich daar dagelijks voor inzetten. De vraag die ik hier nog niet gehoord heb, maar dat komt misschien nog, is: hoe voelen die mensen zich, hoe voelen de directies zich die verantwoordelijk zijn om het beleidsvoerend vermogen in hun school steeds te verbeteren en te zorgen dat die eindtermen worden bereikt en dat het pedagogisch project wordt uitgewerkt? Hoe voelen die leerkrachten zich?
Dat is iets wat ik aan het debat wil toevoegen, want ik ben ervan overtuigd dat de meeste leerkrachten elke dag hun beste beentje voorzetten om kwalitatief en hoogstaand onderwijs te bieden, in een populatie die diverser is dan ooit. Nooit voorheen bekommerde een leerkracht zich zo hard om het welbevinden van leerlingen als vandaag. Als voormalig schooldirecteur weet ik dat een goed welbevinden niet kan worden losgekoppeld van goed leren. Als het emotionele welbevinden van de leerlingen niet oké is, dan mag je nog leerlingen hebben die in potentie over die lat kunnen springen, dan zullen die leerlingen dat niet kunnen. Leerkrachten steken daar bijzonder veel energie in.
We moeten ook toegeven, collega Daniëls en de rest, dat de beleidsmakers de laatste jaren opnieuw heel veel zaken hebben veranderd. De leerkrachten weten niet altijd meer van welk hout pijlen maken. Ik heb verhalen gehoord uit secundaire scholen, waar pedagogische adviseurs zeggen: ‘Wacht met de eindtermen verder te implementeren, want over één of twee jaar zal het waarschijnlijk toch weer veranderen.’ Men weet niet meer waar men staat. Dat zijn verhalen die we horen. Ik heb verhalen van leerkrachten die vakken moeten geven waar ze amper nog iets van gehoord hebben, omdat er in een bepaald vakgebied geen collega's meer te vinden zijn. Maar die mensen doen het, nog elke dag, rekening houdend met serieuze sociale gezinsproblemen, die vroeger beperkter waren. Daar spelen ze nu op in. De anderstaligheid is toegenomen. Daar spelen ze op in. Leerkrachten moeten hun rugzak veel meer vullen om te kunnen presteren voor hun klas.
Die leerkrachten vertoeven ook niet langer in het heersende beeld dat men om vier uur gedaan heeft en dan kan genieten van leuke avonden en de vele weekends. Neen, die mensen werken dag en nacht voor hun job. En wat vragen zij? Dat hun job wordt gewaardeerd. En dat is onze oproep, minister. Dat was onze oproep in diverse commissievergaderingen in de vorige legislatuur: investeer in dat lerarendebat, investeer in dat leerkrachtentekort. Dat is heel erg cruciaal voor ons, want de leerkrachten verwachten dat van ons: duidelijkheid, transparantie, maar vooral respect voor datgene waar ze dagelijks mee bezig zijn. Als u dat niet hebt, dames en heren, dan mogen wij hier nog uren debatteren over hoe en waar wij de lat moeten leggen, maar dan zal het niet lukken. Het is een en-enverhaal. (Applaus bij Groen, sp.a en de PVDA)
Collega's, wat daarnet gezegd is, is een heel belangrijk punt: rijke leerlingen zijn niet slimmer dan arme leerlingen. Maar ons onderwijs, zo blijkt heel duidelijk uit de resultaten van het PISA-onderzoek, is zeer segregerend en is niet de sociale lift die het zou moeten zijn voor de arme leerlingen. Ik heb de cijfers al eens vermeld in de commissie; ik zal ze nu nog een keer herhalen. Ze zijn zeer overtuigend. In het Vlaamse onderwijs zit een op de twee van de armste kinderen in het bso, tegenover een op de dertig van de rijkste. En een kind uit een arm gezin heeft zeven keer meer kans op een C-attest, met alle gevolgen van dien – waterval en dergelijke meer – waardoor ze niet meer worden meegetrokken.
De PISA-resultaten zetten dat ook mee in de verf. En wat is de oplossing, mijnheer Van Dijck en mijnheer Daniëls? Een gediversifieerde aanpak in de klassen, wat alleen lukt als je geen klassen hebt van dertig leerlingen. Probeer maar eens te diversifiëren in je klas, als daar dertig leerlingen zitten. Meer aandacht voor diversificatie in de klassen. Meer leraren, met andere woorden.
Mijnheer Daniëls, u mag misschien wel kunnen lezen, maar wiskunde is helaas wel nog iets meer dan lezen. U vergeet altijd de inflatie te vermelden. De afgelopen tien jaar, in percentage van de welvaart, gaan wij achteruit. We investeren de afgelopen tien jaar minder in onderwijs. Tien jaar geleden investeerden we 4,6 procent, nu zitten we aan 4,1 procent. Dat gaat over 700 miljoen in euro's van vandaag die we minder geven aan onderwijs. Dat zijn cijfers van het departement. Estland, de topscorer in PISA, investeert 6,1 procent. Dat is bijna de helft meer in percentage van de welvaart. Dat gaat dus ook over middelen die we moeten investeren: diversificatie in de klassen, lerarentekort en professionaliteit.
De heer Sintobin heeft het woord.
En kunnen we daarna het woord geven aan mevrouw Goeman, collega's? Want er zijn nog zes sprekers.
Dat is net mijn opmerking, voorzitter. Collega Beckers zal straks inhoudelijk tussenkomen, maar ik dacht dat de afspraak was dat elke fractie daar vooraan zijn betoog hield. Ik dacht ook dat elke spreker tien minuten had. Ik zie dat we ondertussen al een uur verder zijn en dat bij sp.a al drie mensen een aparte tussenkomst gehouden hebben. Voorzitter, ik weet ook wel dat u baas bent over de regeling der werkzaamheden en van mij mag iedereen om het even wat zeggen en om het even hoe lang. Ik wil niemands spreekrecht inkorten, maar het is toch een kwestie van afspraken maken. We hebben ondertussen al een debat gehad tussen de heer De Witte en de heer Daniëls, en tussen de heer Vandenberghe en de heer Daniëls. Uiteraard kent collega Daniëls de truken van de foor en trekt hij natuurlijk het debat aan. Maar ik wil toch graag weten waar we met dit debat naartoe gaan.
Collega Goeman, u mag antwoorden op alle tussenkomsten, en dan is het aan mevrouw Meuleman, want zij is nog maar de tweede spreker en dan volgen er nog vijf.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Mevrouw Vandromme, ik ben niet moedeloos, dat ligt absoluut niet in mijn natuur, maar ik heb wel het gevoel dat leerkrachten op het terrein soms moedeloos aan het worden zijn. Voor ons is alles wel te veel gebleven zoals het was: er is nog altijd geen lerarenloopbaanpact, er is nog altijd een lerarentekort, er is te weinig gebeurd met de planlast en aan de eindtermen is er ook nog veel werk.
Ik ben van nature ook een ambitieus figuur, en in dezen stelt u mij wel bijzonder teleur, mijnheer Daniëls. Het debat gaat hier vandaag over hoe we de kwaliteit van ons onderwijs gaan versterken. Hoe gaan we dat doen? Door de lat omhoog te trekken. En de lat, dat betekent voor ons de eindtermen. Ik kan dus alleen maar mijn collega Gennez bijtreden in het feit dat die eindtermen voor ons het minimum zijn waar alle leerlingen over moeten. Dat is de lat! Als je een sterke leerling bent en je kunt hoger springen dan die lat, ‘good for you’, we zullen je daar dan bij ondersteunen. Maar de essentie is uiteindelijk voor ons dat iedereen erover moet raken, dat wij als overheid de plicht hebben om iedereen erover te helpen. Dat is sociaal, dat is emancipatie, en zo gaat iedereen erop vooruit. (Applaus bij sp.a, Groen en de PVDA)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Collega’s, het nieuwe PISA-onderzoek is opnieuw een wake-upcall. De leesvaardigheid van onze vijftienjarigen gaat heel sterk naar beneden. Inderdaad, 20 procent haalt het minimumniveau om te kunnen functioneren in onze maatschappij niet. Maar ook op het vlak van wiskunde en wetenschappen krijgen we die dalende trend niet gekenterd. We hebben inderdaad minder toppresteerders, en dat moet ons zorgen baren. Maar onze gemiddelde scores zakken vooral ook omdat de groep laagpresteerders groter wordt, en we er met ons onderwijs niet in slagen om die groep op te tillen. Bovendien is het verschil tussen de hoogpresteerders en de laagpresteerders in ons land zeer groot, maar dat is in nog veel landen het geval, zeker in landen die het goed doen. In Vlaanderen is dit echter ook nog eens heel sterk sociaal bepaald. Met andere woorden, niet je eigen competenties, maar je afkomst bepalen in Vlaanderen nog heel sterk, veel sterker dan in andere landen, hoe je het gaat doen op school.
Collega’s, al deze elementen moeten ons evenveel zorgen baren: de algemene daling van het niveau, de daling van onze toppresteerders, maar evengoed de grote ongelijkheid, en het feit dat niet je competenties maar het gezin waarin je geboren bent, je schoolse prestaties bepalen.
Dit PISA-onderzoek bevat nog andere belangrijke elementen. Een heel frappant element voor mij is bijvoorbeeld dat Vlaanderen het allerlaagst – maar het allerlaagst! – scoort van alle landen op het vlak van leesplezier. Leerlingen geven aan enkel te lezen als het echt moet, enkel om informatie te verkrijgen, en de helft van de 15-jarigen vindt lezen gewoon tijdverlies. Mijn hart bloedt als ik zoiets in een rapport moet lezen. Wij gingen wekelijks naar de bibliotheek en er was op mijn school een miniboekenbeurs. Dan mocht je een boek uitkiezen en dat was een ware geneugte. En ja, de wereld is veranderd en de digitalisering is toegenomen, maar het feit dat de Vlaamse vijftienjarigen het allerslechtst scoren op vlak van leesplezier moet ons toch tot actie nopen, waarbij we over beleidsdomeinen heen, samen met Cultuur, met uitgeverijen, met Welzijn – om de allerjongsten te kunnen bereiken – en natuurlijk met Onderwijs de handen in elkaar slaan om dat leesplezier echt aan te wakkeren en te bevorderen.
Collega's, PISA meet veel maar meet geen causale relaties en verbanden. Minister, we moeten dus inderdaad heel erg opletten met ronkende verklaringen af te leggen. Na vele jaren PISA-onderzoek – zestien edities sinds 2000 – is het wel heel erg duidelijk dat wat werkt in het ene land, niet noodzakelijk werkt in het andere land. Landen die het heel lang goed hebben gedaan, kunnen plots en zonder enige duidelijke verklaring opnieuw zakken. Bovendien zijn er ook landen met recepten die we echt niet willen kopiëren in Vlaanderen.
We moeten ons hoeden voor simpele verklaringen. We moeten bijvoorbeeld ook niet zeggen dat het de schuld zou zijn van te veel aandacht voor gelijke onderwijskansen, of te veel aandacht voor welbevinden, of door de brede eerste graad. U zegt altijd dat die er niet is, maar toch zou het de schuld zijn van die brede eerste graad. Ik denk dat we heel terughoudend moeten zijn en dat we goed moeten onderzoeken wat mogelijke oorzaken kunnen zijn.
Wat we zeker niet moeten doen, is kunstmatige tegenstellingen opkloppen of ideologische tegenstellingen uitvergroten voor politiek gewin. We moeten stoppen met in een kring rond te draaien. Er is geen ‘one fixed’ oplossing of een ‘silver bullet’. Als die bestond, dan hadden we die al lang gevonden en geïmplementeerd. We moeten dus de handen in elkaar slaan.
We mogen ook geen blinde vlekken hebben en geen dodehoek. Het is niet alleen de ongelijkheid die ons zorgen moet baren, maar ook de achteruitgang van de toppresteerders. Taal is heel erg belangrijk, maar het is niet het enige probleem. We moeten het hele spectrum zien en voor al die zaken aandacht hebben. Minister, daarom is het goed dat u een groep van internationale experten aan het werk zult zetten, maar het is even belangrijk om te luisteren naar het veld.
Als u dan toch uw experten en het veld aan het werk wil zetten, zou ik willen vragen om hoorzittingen te houden en de onderzoekers aan het woord te laten, maar zeker ook de mensen van het veld uit te nodigen om hun bevindingen te komen vertellen in de commissie.
Minister, wat voor ons cruciaal is, zijn ook voldoende investeringen – en dat zegt de OESO ook – en zeker in de eerste jaren van het jonge kind. Oké, we geven in Vlaanderen vrij veel uit aan onderwijs. Daar zijn redenen voor, zegt de OESO. Het komt voor een deel omdat er vrijheid van onderwijs is en we heel veel ‘dubbel’ moeten organiseren. Er zijn dus verklaringen voor. Maar we geven relatief weinig uit aan het basisonderwijs voor het jonge kind. Minister, er moet meer budget komen om dit te versterken.
We moeten ook onze leerkrachten versterken. Leerkrachten moeten kunnen doen waarvoor ze zijn aangeworven, namelijk lesgeven. Er moet zorg zijn onderwijs. Er zal altijd planlast zijn, maar die willen we heel fel verminderen. We moeten scholen ondersteunen op het vlak van het administratieve, op het vlak van zorg, om ervoor te zorgen dat leerkrachten kunnen lesgeven. We moeten die sociale ongelijkheid in deze legislatuur echt proberen aan te pakken. En dan is het Nederlands heel belangrijk, maar niet alleen belangrijk. De thuissituatie is heel bepalend, en ook daar moeten we iets aan doen. We moeten iets aan de armoede doen, aan de lege brooddozen. We moeten ouders die het moeilijker hebben, betrekken bij het schoolgebeuren. Ook daar moeten we op inzetten.
Ten slotte, minister, leesvaardigheid en leesplezier zijn cruciaal. Volgens mij ligt daarvoor al een en ander op uw bureau want uw voorganger, minister Crevits, heeft samen met de Taalunie en de Taalraad heel wat in gang gezet om een analyse te maken en oplossingen te formuleren om leesbevordering aan te wakkeren. De Taalraad heeft gezegd dat er in onze scholen een absoluut urgentiebesef moet komen dat lezen, leesvaardigheid en taalvaardigheid cruciaal zijn. Er moet een sensibiliseringscampagne komen vanuit de overheid.
Minister, in uw beleidsnota zie ik veel aandacht voor STEM, zie ik veel aandacht voor Nederlands voor kinderen met een andere afkomst, maar zie ik veel minder aandacht om het brede lees- en taalgebeuren, over alle vakken heen, opnieuw op te krikken om de liefde voor en het plezier in het lezen en de taal aan onze kinderen bij te brengen.
Als u dan toch een onderwijsambassadeur wilt aanstellen, laat het misschien ook een leesambassadeur zijn, om de leesvaardigheid en het leesplezier opnieuw bij onze kinderen te krijgen. (Applaus bij Groen en sp.a)
Mevrouw Meuleman, ik heb bewust gewacht tot het einde van uw betoog. Het is inderdaad een belangrijke problematiek. Ik ben blij dat u en uw partij stilaan beginnen in te zien dat het Nederlands cruciaal is. Ik heb twee vragen voor u. Hoeveel procent van de variatie wordt nu eigenlijk bepaald bij PISA door de thuissituatie? Welk onderdeel daarvan is: hoe kunnen we op school daaraan iets doen? Want dat is de vraag. Het gaat hier over onderwijs op school.
Mijnheer Daniëls, u hebt de cijfers ongetwijfeld voor u. Ik heb de cijfers niet voor mij liggen. Ik zal u straks het precieze antwoord geven. Maar er is inderdaad een belangrijk effect van de thuistaal, naast de thuissituatie, naast de afkomst en de socio-economische status (SES). Dat wordt opgesplitst in verschillende onderdelen. Mijn partij heeft dat altijd gezegd.
Ik heb geprobeerd om een heel rustige uiteenzetting te houden, zeer verzoenend de hand te reiken, en ik heb gezegd: ‘Laat het ons niet ideologisch spelen want er is een breed spectrum aan problemen die we moeten oplossen.’ Wij hebben altijd gezegd dat taal heel belangrijk is. U probeert nu te polariseren en te zeggen: ‘U ontkent dat taal een probleem is.’ Neen, absoluut niet. Taal is een probleem, afkomst is een probleem en thuissituatie is ook een probleem. Dat zijn verschillende factoren. In die OESO-studie wordt heel mooi aangetoond in welke mate die verschillende factoren invloed hebben. Ik zou willen dat we het daarbij kunnen houden, mijnheer Daniëls, dat we het eens kunnen zijn en zeggen dat we op al die verschillende factoren zullen inspelen.
Voor mij is het testen van kleutertjes doorheen de kleuterloopbaan belangrijk, en niet alleen op het einde en dan zeggen of ze mogen overgaan of niet. We moeten monitoren hoe het met de taal is gesteld vanaf de kleuterklas. Dan moeten we ze inderdaad gaan begeleiden en heel goed zorgen dat ze die taal mee hebben. Een taalbadjaar, waar je ze een jaar uit de klas haalt, is volgens ons minder efficiënt. Dan gaat het puur over efficiëntie en wat het beste is om ze zo snel mogelijk te laten leren. Ook dat moeten we bekijken om ervoor te zorgen dat we, los van ideologie – het onderwijs is dat zo beu – de meest pragmatische en de best werkende oplossing krijgen voor onze kinderen op alle vlakken. (Applaus bij Groen en sp.a)
De heer Van Rooy heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, u hebt op een gegeven moment gezegd dat taal belangrijk is maar niet het enige. U hebt een pleidooi gehouden voor lezen, voorlezen en leescultuur. Ik vind dat heel sympathiek. Ik houd daar enorm van. Maar denkt u dat er ook nog zoiets is als een probleem met cultuur? Ik vraag u dat vanwege het volgende citaat van de imam Khalid Benhaddou in Knack, waarvoor hij zich gebaseerd heeft op onderzoek: “Een Europeaan leest gemiddeld 36 uur per jaar, een doorsneemoslim zes minuten. Een doorsnee-Amerikaan leest gemiddeld elf boeken per jaar, en met twintig moslims samen komen we gemiddeld aan één boek per jaar.” Zou het misschien kunnen dat er een verband is tussen steeds meer moslims in onze scholen en steeds minder leescultuur?
Dat wij het allerlaagst scoren in Vlaanderen op het vlak van leesplezier, komt van een meting bij alle 15-jarigen. Ik denk niet dat daarin een onderscheid kon worden gemaakt. Er was een heel mooie reportage van de VRT met autochtone en allochtone kinderen, die dezelfde problemen blootlegde. Men zei dat lezen iets is dat men alleen maar informatief doet. Men vond dat tijdverlies. Dat zei men over de culturen heen. Het allerbelangrijkste is dat we dat aanpakken. Uw onderscheid laat ik voor uw rekening.
Ik wilde nog terugkomen op de vraag die ik stelde, mevrouw Meuleman. Het thuismilieu verklaart 17 procent van de variantie. Dat is niet zo gigantisch veel. Dan kom ik bij uw opmerking over het veld. Die delen we absoluut. Wat zegt het veld? Wij kunnen in het onderwijs echt niet alles oplossen. Dus die 17 procent variantie kunnen ze in het onderwijs niet helemaal oplossen. De leerkrachten zeggen: doe het ons toch niet aan om alles te moeten oplossen. Van die thuissituatie kunnen zij op school een aantal dingen niet oplossen. Dat mogen en kunnen we ook niet vragen van onze leerkrachten. Daar zijn we het absoluut over eens.
Wat we op school wel kunnen aanpakken, is het Nederlands. Dat kunnen we wel aan die kinderen leren. Wat u zegt over het taalexamen en of de kinderen dan wel of niet mogen overgaan, betreur ik. U maakt dan een karikatuur van de taalscreening die we voorstellen om op basis daarvan in de kleuterschool, met de verlaagde leerplichtleeftijd, te kijken waar het kind nu staat: in welke mate beheerst het voldoende het Nederlands en schooltaalwoorden om mee te kunnen in de lagere school, zodat het niet in het eerste leerjaar al heel de tijd achterophinkt en zodat we daarvoor het gepaste taaltraject aanbieden? Ja, dat kan een taalbad van een jaar zijn – kan zijn. Moet zijn? Nee. Kan zijn? Ja. Dat is echt iets wat het veld vraagt. Die leerkrachten zeggen dat je het maar eens in hun klas moeten komen doen. Als ze met rekenen starten, dan kennen ze zelfs de begrippen ‘meer’ en ‘minder’ niet. Dan wordt leren rekenen in het eerste leerjaar van de lagere school zeer lastig. Daar gaat het over.
Laat ons aan het veld vragen wat we in het onderwijs kunnen oplossen. Laat ons hier ook effectief toe om te doen wat ze vragen. Ik denk dat we daar bondgenoten in zijn, ook al zeggen allerlei experten en tussenstructuren dat we geen taalbaden moeten geven. Ik doe echt een oproep aan alle fracties. Laat ons, in plaats van die discussie over het taalbad in termen van ‘kelders’ en ‘kinderen apart zetten’ te voeren, gewoon zeggen dat als een apart taalbadjaar in die school voor die leerlingen de oplossing is, dat ze dat moeten doen. Laat ons zeggen dat ze kamerbreed de steun van dit parlement hebben. Laat ons toch niet zeggen dat we dat geen goed idee vinden. Dan beginnen die leerkrachten te twijfelen. Het vervelendste voor een leerkracht is twijfel. Wat is het nu? Mag het nu of mag het nu niet? Met die vraag moet de leerkracht niet bezig zijn, wel met de vraag of het een oplossing is. Ja? Dan doen ze dat gewoon, zonder enige twijfel of schuldgevoel.
De heer De Gucht heeft het woord.
Ik vind dat ook leraars kritisch mogen zijn, mijnheer Daniëls. Ze mogen zich af en toe wel eens afvragen of het nu wel of niet mag. Ik ben het met u eens dat die taalbadklassen een goede zaak zouden zijn. Daarnaast is die thuistaal inderdaad soms een remmende factor, en moeten we ervoor zorgen dat dat Nederlands van jongs af aan een prioriteit is in ons onderwijs. De leerplicht die we naar 5 jaar hebben verlaagd, is volgens mij een belangrijke mogelijkheid om die mensen te bereiken die we vandaag soms te weinig bereiken. Ik zou zelfs meer zeggen: ik ben grote voorstander om bij onze federale collega’s ervoor te pleiten om de leerplichtleeftijd naar 2,5 jaar te verlagen. Ik blijf daar voorstander van, omdat je dan vanaf het eerste moment jongere kinderen meetrekt in dat verhaal.
Daarnaast zijn er de grote verschillen tussen rijk en arm. De verschillen zijn in onze maatschappij zeker aanwezig, maar ze zijn wel niet in elke school op dezelfde manier aanwezig. We zouden met dit parlement eens moeten nadenken of we met de inrichtende machten kunnen samenzitten om te weten in welke mate zij de diversiteit op de scholen op dezelfde manier benaderen. Je zou bijvoorbeeld eens naar de verschillen tussen het gemiddelde atheneum en het gemiddelde jezuïetencollege kunnen kijken. Het lijkt me interessant om eens te kijken wat de gemiddelde inkomens zijn van de ouders en of daar een even grote diversiteit aanwezig is.
Die inrichtende machten hebben ook hun verantwoordelijkheid, ze moeten die ook nemen en zich niet verschuilen achter wat dan ook. Ze zijn gesubsidieerd. Ze hebben bijgevolg een even grote verantwoordelijkheid, of ze nu katholiek zijn of staatsonderwijs bieden.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, u zegt dat 17 procent van de variantie van de resultaten wordt verklaard door de socio-economische thuissituatie. Met alle respect, maar ik vind dat wél veel. Ik zal er mij nooit bij neerleggen dat de thuissituatie de kansen van kinderen in het leven bepaalt. En inderdaad, we kunnen niet alles aan leerkrachten vragen. Dat is een verantwoordelijkheid van de samenleving in haar geheel en van de overheid in haar geheel. In die zin helpt het natuurlijk niet dat jullie ondertussen ook nog een keer besparen op de sociale sector, op de armoedeorganisaties, op de culturele sector… Ik krijg, als ik u bezig hoor, steeds meer het gevoel dat armoede deze regering niet interesseert. Zolang dat het geval is, zullen we die vicieuze van de kansarmoede nooit kunnen doorbreken. (Applaus bij sp.a)
De heer De Witte heeft het woord.
In de PISA-resultaten valt het op dat Ierland zeer goed scoort op taalvaardigheid. Professor Kris Van den Branden licht in een reactie toe waarom zij zo goed scoren. Hij somt een aantal punten op. Ik noem drie punten die hij bovenaan zet.
Het eerste punt is tijd en prioriteit. In ons Vlaams onderwijs is tussen 2006 en 2016 het aantal uren voor begrijpend lezen gedaald van 146 naar 84. Dat is 40 procent minder. Wie heeft de Vlaamse Regering de afgelopen tien, vijftien jaar geleid? Bij mijn weten zijn dat de N-VA en CD&V. Dat is een eerste beslissing geweest, om kinderen minder begrijpend lezen te geven.
Een tweede punt is het bevorderen van de leesmotivatie. Ierland heeft keihard ingezet op projecten die sociaal kwetsbare ouders bereiken. Zij hebben die projecten verbreed en meer inspanningen geleverd voor de zwakste leerlingen. Wat heeft deze regering de afgelopen tien jaar gedaan? Zij heeft het steunpunt Ervaringsgericht Onderwijs afgeschaft.
Ten derde is er de deskundigheid van de leerkrachten. Professor Kris Van den Branden zegt dat het daarmee begint. In landen die het echt goed doen, wordt massaal geïnvesteerd in opleiding en in levenslange bevordering van de deskundigheid. Leerkrachten in het basisonderwijs in Vlaanderen die zich bijscholen tot master, die een master behalen, mogen niet worden betaald op het niveau van een master. Dat is de absurditeit zelve! Dat is talent en professionaliteit wegjagen.
Als wij dus echt willen inzetten op taal, denk ik dat de N-VA en CD&V in de eerste plaats de hand in eigen boezem moeten steken. Er werden maatregelen genomen die net de taalvaardigheid hebben afgebouwd.
De heer Daniëls heeft het woord.
Mijnheer De Witte, ik ben benieuwd: kunt u mij even het besluit van de Vlaamse Regering of het decreet doorsturen waarmee de overheid heeft beslist dat er minder uren moeten gaan naar lezen? Ik zal u het zoeken besparen: dat bestaat niet. Dat is geen overheidsbeslissing. Het klopt dat we in de feiten minder uren aan lezen besteden. Daarom doet de minister inderdaad de oproep dat iedereen samen moet ijveren om meer tijd aan lezen te besteden.
Ik viel inderdaad van mijn stoel toen ik recent nog hoorde dat een koepel voorstelde om het met één uur Nederlands minder te doen. Daardoor val ik van mijn stoel. Maar als u vraagt wie die Vlaamse regering heeft geleid, dan moet ik u teleurstellen want het is geen overheidsbeslissing.
U zegt dat we moeten inzetten op de variantie. En dan heb ik het ook tegen mevrouw Goeman en mevrouw Meuleman. Ja, dat is waar. We moeten die middelen inzetten. In 2017 heeft het Rekenhof een heel interessante studie gepubliceerd. Het Rekenhof stelde een vraag die elke belastingbetaler zich stelt: we geven veel gekleurde middelen aan onderwijs – excuseer, wij geven middelen die gegenereerd worden door de leerlingen met extra noden. Wat gebeurt daarmee? Ik vat de conclusie van het Rekenhof samen in één woord: ‘van alles’. Maar of dat nu effect had op die leerlingen en op hun leerprestaties, dat kon het Rekenhof niet met zekerheid zeggen.
U vraagt nu wat het beleid gaat doen. In het regeerakkoord staat dat we de SES-middelen meer gaan gebruiken waarvoor ze zijn bedoeld, “zodat kinderen met een moeilijke thuissituatie gericht ondersteund worden en hun kans op een ongekwalificeerde uitstroom kleiner wordt”. Maar armoede interesseert ons zogezegd niet. Als u zegt dat armoede ons niet interesseert, ja, excuseer, weet u wat de beste manier is om generatiearmoede te doorbreken? Dat zijn twee zaken: dat de ouders gaan werken en dat het kind maximaal sterk en excellent onderwijs krijgt. Dit regeerakkoord bulkt van de maatregelen voor excellent onderwijs voor alle leerlingen.
Ten slotte haalt u een interessante vraag aan, want u bent sterk gelieerd aan bepaalde vakorganisaties. Bent u dan voor een differentiële verloning in onderwijs? U zegt dat een master per definitie meer leerwinst genereert dan een bachelor. Ik raad u aan dat hierbuiten niet te zeggen. Als we spreken van respect voor leerkrachten en u komt hier zomaar zeggen dat we masters meer moeten betalen omdat die veel beter zijn dan al die bachelors, ja, hallo voor al die leerkrachten momenteel in de eerste graad en het lager onderwijs – want dat zijn nagenoeg allemaal bachelors. Bent u dan voor gedifferentieerde verloning? Dat zou ik graag willen weten.
Had u ook een vraag voor collega Meuleman?
Ik heb geantwoord op wat zij naar voren heeft gebracht in verband met de variantie en inzet.
Mijnheer De Witte, ik dacht dat zwarte pieten pas op 6 december zouden landen, maar blijkbaar worden ze toch al gezocht. De minister had nochtans gevraagd om ze niet te zoeken, maar u bent toch bezig.
Na het onderzoek van PIRLS in 2016 zijn er toch initiatieven genomen, dus zeggen dat er niets is gebeurd, is de waarheid onrecht aandoen.
Wat ik hekel, is dat de N-VA en CD&V hier zeggen: ‘Oei, oei, ons onderwijs gaat achteruit.’ Maar de leerlingen die zijn getest in PISA 2018, hebben heel hun schoolloopbaan volbracht onder een Vlaamse Regering geleid door de N-VA en CD&V. Dan komen klagen dat het allemaal bij de onderwijsverstrekkers zit, dat vind ik intellectueel oneerlijk.
Mijnheer Daniëls, natuurlijk willen wij dat mensen in het basisonderwijs – we hebben nood aan meer professionaliteit – die zich bijscholen, die jarenlang vorming volgen en master worden, worden betaald als master. Wil dat zeggen dat we iedereen aan dat niveau moeten betalen? Neen, maar van mensen die moeite doen en master worden, willen we dat ze worden betaald als master. Ja, dat is ons standpunt.
Het debat is enorm uitgewaaierd. Daarom wil ik nog even mijn conclusies meegeven, minister.
Wat ik echt heb willen benadrukken, is dat ik het eens ben met het Rekenhofrapport dat zegt dat SES-middelen voor heel wat zaken worden gebruikt en misschien niet altijd op de meest efficiënte manier worden ingezet. Wat dat Rekenhofrapport niet zei, is dat die middelen allemaal geheroriënteerd moeten worden naar taal en taalbaden. Dat lijkt een beetje het geval te zijn in uw beleidsnota.
Minister, maak werk van een echt gelijkeonderwijskansenbeleid in de breedte, dat inzet op taal, maar ook genoeg op armoede en andere aspecten. Zet ook in op het basisonderwijs. Zorg dat dat zeker nog kan worden versterkt. Daar zullen nog extra middelen voor moeten worden uitgetrokken. Ondersteun ook de leerkrachten. Mijnheer Daniëls, ik ben het met u eens als u zegt dat ze niet alles kunnen oplossen. Daarom heb ik gezegd dat ze moeten kunnen doen waarvoor ze zijn aangeworven, namelijk lesgeven. Dat wil echter niet zeggen dat zorg op school niet belangrijk is. De Vlaamse Regering moet er dus voor zorgen dat er genoeg aandacht naar de zorg kan gaan door zorgondersteuning en zorgbeleid ook op de school binnen te brengen. Ook dat is een expliciete vraag van mijn fractie.
En ten slotte, mevrouw Vandromme, was er inderdaad het PIRLS-onderzoek, dat al langer aangaf dat het slecht gaat met lezen en leesvaardigheid. PISA heeft het over de 15-jarigen, PIRLS zegt dat het al veel vroeger begint, dat die problemen zich al vanaf het vierde, vijfde leerjaar heel duidelijk aftekenen. De Taalraad en Taalunie zijn daarover aangesproken.
Die conclusies werden geformuleerd in augustus. Maar in de beleidsnota lees ik niet meteen dat er heel expliciet mee aan de slag zal worden gegaan, dat er een sensibiliseringscampagne zal worden opgezet of dat het nodig is om de lees- en taalvaardigheid, over de verschillende vakken heen, in het onderwijs binnen te brengen, en niet alleen op het vlak van Nederlands voor anderstaligen.
Minister, ga ook daarmee aan de slag. Mocht u dat kunnen onthouden uit mijn betoog, dan zou ik heel tevreden zijn. (Applaus bij Groen en sp.a)
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Mag u worden onderbroken? (Instemming)
Ons onderwijs verkeert in nood. Sinds 2000 werden er 16 PISA-testen afgenomen. Telkens opnieuw scoorden we slechter dan drie jaar eerder. Vlaanderen gaat er prat op een kenniseconomie te zijn, maar voor het eerst tuimelen we uit de top 10 wat betreft leesvaardigheid. Ook het Vlaams netwerk van ondernemingen (VOKA) trekt aan de alarmbel. De arbeidsmarkt zit niet te wachten op afgestudeerden die amper een tekst kunnen lezen.
Uit de recente PISA-resultaten blijkt dat we het heel slecht doen op vlak van gelijke kansen. De sociaal-economische achtergrond van de leerlingen speelt in Vlaanderen een te grote rol in vergelijking met andere OESO-landen, alle SES-middelen ten spijt. Bovendien is nergens in de andere OESO-landen de kloof zo groot tussen anderstaligen en de eigen bevolking.
De voorgaande sprekers pleiten ervoor om nog meer in te zetten op gelijke kansen. Het is echter dat doorgedreven gelijkekansenbeleid van de voorbije decennia dat volledig heeft gefaald. Jullie zijn er niet in geslaagd om de onderste groep leerlingen naar een hoger niveau te brengen. Jullie zogenaamde gelijkekansenbeleid is er wel in geslaagd de best presterende groep leerlingen slechter te doen presteren. Verstaan jullie dat onder gelijke kansen: iedereen even slecht?
Ik wil even een citaat met jullie delen van OESO-onderwijsexpert Dirk Van Damme, die door de minister zal worden aangesproken. Hij ziet zichzelf als een sociaaldemocraat en zegt over dit gefaalde gelijkenkansenbeleid: “Ik ken wel degelijk leerkrachten die aangeven dat ze het niveau hebben verlaagd om meer mensen kansen te geven. Dat was nooit de bedoeling. Zo raken de minder presterende leerlingen ook niet geholpen. Hun onderwijskansen worden nog altijd in sterke mate bepaald door hun socio-economische achtergrond. We gooien zo talent weg, terwijl onderwijs die kansen juist zou moeten verdelen. Ik blijf dat een enorm ernstig probleem vinden.”
Als de huidige niveaudaling, die zich al minstens twintig jaar manifesteert, zich zal doorzetten, dan zullen de gegoede ouders zich groeperen en privéscholen oprichten waar de kwaliteit van het onderwijs wel gegarandeerd is. Dan zal de segregatie compleet zijn en zal er van gelijke kansen geen sprake meer zijn. Is het dat wat jullie willen? Is het dat wat links Vlaanderen wil?
Het onderwijsniveau daalt jaar na jaar en blijkbaar weet niemand goed hoe dit komt. Sta mij toe u een verklaring aan te bieden.
Ons onderwijs en onze leerkrachten worden verondersteld om alle maatschappelijke problemen op te lossen. Het begint in de onthaalklas, in de kleuterklas. Ouders spenderen thuis geen tijd aan het zindelijk maken van hun kinderen. Laat de kleuterjuffen in de overvolle kleuterklas dat maar oplossen.
Het geweld op school neemt steeds grotere proporties aan. Uit de cijfers die mijn collega Kristof Slagmulder opvroeg bij minister Weyts blijkt dat het geweld op leerkrachten sterk toeneemt, van 59 gevallen in 2017 naar 86 gevallen in 2018. Gisteren konden we in de krant lezen dat een school in Vorst de deuren moest sluiten nadat leerlingen uit onvrede met het examenrooster de boel begonnen af te breken. Ik weet wel dat het om een Franstalige school gaat, maar het is wel exemplarisch voor wat er ook in de Vlaamse centrumsteden gebeurt. Dit had evengoed in Gent of Antwerpen kunnen gebeuren.
Mevrouw Goeman waarschuwt ons ervoor dat we in Nederlandse toestanden zullen terechtkomen. Maar als we niet oppassen, zullen we in Afrikaanse toestanden terechtkomen. (Opmerkingen. Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Beckers, mag collega Daniëls u onderbreken?
Mevrouw Beckers, u zegt dat ouders hun tijd niet meer willen spenderen aan zindelijkheid. Ik weet dat jullie buiten zijn gegaan tijdens de bespreking van het regeerakkoord. Dat had u beter niet gedaan. Want dan had u gelezen dat in het regeerakkoord staat: “Om de kwaliteit ook in het kleuteronderwijs te verhogen, vrijwaren we maximaal de lestijd door het aandeel zindelijke kleuters te laten stijgen. Daardoor worden de leerkrachten in de kleuterklassen minder zwaar belast. Voor de tijdige opstart van zindelijkheidstraining, verwachten we een extra inspanning van de ouders, hierin ondersteund door Kind en Gezin.”
Dit moet u als muziek in de oren klinken. Ik vind het dus wel jammer dat u gewoon zegt dat er niets aan wordt gedaan, en dat er geen oog voor is. Het is een interessante passage die hier staat. Ik wou u daar gewoon voor de volledigheid in uw betoog op wijzen.
Mijnheer Daniëls, ik kan lezen. Mijn leesvaardigheid is relatief oké. Ik ben al even afgestudeerd. Hetgeen u zegt, staat absoluut ook in de beleidsverklaring van de minister. Maar tussen beloven en doen is nog altijd een heel groot verschil. Dat hebben we hier ook gemerkt. Dit debat is niet nieuw, en uiteindelijk is er niets veranderd.
Hoe kan een leraar lesgeven als hij de hele tijd, om het met een eufemistische term te zeggen, bezig is met klasmanagement?
Al twintig jaar gaat de kwaliteit van ons onderwijs, een exclusief Vlaamse bevoegdheid, erop achteruit. Verandering in het onderwijs gaat traag, maar jullie zijn er wel in geslaagd om de kwaliteitsafname snel te doen gaan.
Ik zeg 'jullie', want ook de N-VA zit sinds 2004 bijna onafgebroken in de Vlaamse Regering. Zo goed als alle partijen in dit parlement hebben boter op het hoofd inzake de neergang van ons onderwijs. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de belangrijkste oorzaak van deze dramatische niveaudaling.
Al decennialang importeren we niet alleen anderstaligen maar ook armoede, ellende en zogenaamde cultuurverschillen, om het met een eufemisme te zeggen. En daar is ons Vlaams onderwijs de dupe van.
Ik wou mij ook wenden tot minister Somers. Hij is er nu niet, maar hij zal het misschien nog wel horen. Minister Somers, ‘how dare you’? Hoe durft u mijn fractie te vergelijken met een bepaalde fractie in de Reichstag, dat terwijl wij de enige partij zijn die consequent al meer dan dertig jaar waarschuwt voor dit soort van samenlevingsproblemen?
In plaats van ons uit te schelden voor nazi's – ik ben geboren in 1986, meer dan veertig jaar na de oorlog – had u beter naar ons geluisterd. Want dan zaten we nu niet met deze gigantische problemen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Want, minister van samenleven, de integratie is mislukt. We zijn de slechtste leerling in de klas betreffende de integratie van migranten in ons onderwijs. Dat blijkt uit deze nieuwe resultaten.
Jullie zijn veel te laks geweest. Een beetje Nederlands kennen was goed genoeg. Laten we alstublieft niet te veel van onze leerlingen vragen. O wee de leerkracht die in een ander vak dan een taalvak punten durft af te trekken voor slechte spelling. Leerlingen grammatica bijbrengen? Niet doen, dat is kindermishandeling. En laat kinderen gerust hun thuistaal spreken op de speelplaats.
Het is dit taalrelativisme en zelfs de focus op meertaligheid die ons hebben gebracht waar we nu staan. Om het tij te kunnen keren, moeten we onze leerkrachten laten doen wat ze het best kunnen: lesgeven. De slinger is te sterk doorgeslagen naar welbevinden. Kennis staat welbevinden niet in de weg. Kennis is niet slecht. Kennis is emancipatie. Het zijn de zwakste leerlingen die het meest profiteren van sterk onderwijs. Sterk onderwijs is sociaal en leidt automatisch tot een grotere sociale mobiliteit. Het pamperen van de voorbije jaren heeft duidelijk niet geholpen. Dat bewijzen deze resultaten.
Respecteer leerkrachten en zorg voor veilige scholen! Bestraf geweld tegen leerkrachten en durf ook hier het verschil in cultuur te benoemen. Verstop dit niet onder de mantel der liefde of onder zogenaamde verdraagzaamheid. Stop de massamigratie naar ons land, roep een halt toe aan de gezinshereniging, en maak ook werk van een echt terugkeerbeleid. Jullie spelen met de toekomst van de volgende generaties, jullie spelen met de toekomst van mijn kinderen en die van jullie eigen kinderen.
Door het wanbeleid van de voorbije twintig jaar is het nu vijf voor twaalf in ons Vlaams onderwijs, het kalf is zelfs al half verdronken. Ik roep de Vlaamse Regering dan ook op om niet de klimaatnoodtoestand uit te roepen maar de onderwijsnoodtoestand. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw El Kaouakibi heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het is opnieuw een boeiend debat. Het is toch weer de waan van de dag. De PISA-resultaten zijn het zoveelste alarmsignaal op een rij, maar wel met één oorverdovende boodschap: de kwaliteit van ons onderwijs daalt inderdaad, de ongelijkheid stijgt. Een plus een is twee. We verliezen, niet alleen voor onze leerlingen, maar voor de hele maatschappij. Dat die lat naar omlaag gaat, heeft alles te maken met het feit dat we er inderdaad overal op achteruitgaan: vaardigheden, lezen, wiskunde, wetenschappen. We hebben het al gehoord. De drempel daalt maar niet. Die gaat ook omhoog. De omstandigheden en de omgeving waarin je opgroeit, bepalen wel degelijk je schoolresultaten. Het diploma en de job van je ouders bepalen of je het goed doet of niet. De buurt waarin je opgroeit, bepaalt of je het goed doet of niet. De armoede waarin je opgroeit, bepaalt of je het goed doet of niet. Nergens meer dan in Vlaanderen zijn in de OESO de kansen in ons onderwijs en in onze maatschappij zo afhankelijk van die toevalligheden.
Dat is ooit anders geweest. Lange tijd was ons onderwijs de motor van sociale mobiliteit. Het behoorde tot de absolute wereldtop. Excellentie werd vereist, maar het was ook een kansenmachine: velen onder jullie hier behoren tot een generatie die plots naar de universiteit kon, die een diploma behaalde, een job vond waar ouders vaak alleen maar van konden dromen. Die kansenmachine hapert. Het was ook een generatie waaraan werd beloofd dat je vooruit kon geraken in het leven als je maar hard genoeg werkte. Die belofte werd nagekomen. Dat is misschien de reden waarom we in een van de meest welvarende regio’s van de wereld leven. Vandaag schiet van die belofte echter niet veel meer over, want onze grootsteden kampen wel degelijk met een ongekwalificeerde uitstroom tussen 20 en 25 procent. De omgeving bepaalt wel degelijk ongeveer 19 procent van je schoolresultaten. Nergens meer in de OESO hinken kinderen met een migratieachtergrond verder achterop.
Achter die statistieken schuilen ook gezichten. Die obstakels zijn levensecht. Die overschrijden etnische en culturele lijntjes. Het zijn muren waar die jongeren elke dag tegenaan lopen. Ik kom ze al meer dan tien jaar tegen, onder andere in Antwerpen. Of ze nu Valentina, Julie of Hamid heten, dat zijn jonge mensen die van peers, ouders, soms leerkrachten en CLB’s verkeerde adviezen krijgen, dat ze moeten stoppen met studeren, niet verder studeren, misschien veeleer iets met hun handen moeten gaan doen, los van aanleg of interesse. Er zijn uitzonderingen, uitzonderingen die succesvol vechten tegen het watervalsysteem en tegen die status quo, maar ik ken heel veel jongeren die vandaag compleet kansloos kopje-onder gaan.
De sociale lift die ons onderwijs ooit was voor zoveel kinderen uit arbeidersgezinnen, is stuk, werkt nog nauwelijks voor kinderen die opgroeien in gebroken gezinnen, in armoede, kinderen met migratieroots, voor vergeten jongeren uit vergeten wijken. Die kansenmachine die hapert, moeten we opnieuw aan de praat krijgen, zodat ons onderwijs inderdaad die emancipatorische belofte opnieuw nakomt. Dat kan maar op één manier: door inderdaad terug te gaan naar ambitieus, excellent onderwijs. Die lat hoog, voor élk kind.
Er bestaat een soort misverstand in ons onderwijs dat we een keuze moeten maken tussen kwaliteit en gelijke kansen, terwijl dat twee zijdes zijn van eenzelfde medaille. We moeten die lat wel degelijk hóóg houden, want ook al wordt die lat naar beneden gehaald en geraakt men daar net over, nadien begint het leven en komen de volgende hordes. Dat is hier eigenlijk al door iedereen gezegd. Die hordes zijn hoog en die worden hoger. Het potentieel, het talent van de jongeren die al mee kunnen, kan niet maximaal, niet voldoende worden benut. Zwakkere jongeren zullen de sleutels niet in handen krijgen om uiteindelijk die volgende hordes te nemen in onze maatschappij. We verliezen in het onderwijs, maar ook daarnaast, voor de arbeidsmarkt, het leven.
Daarom moet die lat dus hoog. Ik onderschrijf dus inderdaad die leerwinstproeven, gestandaardiseerd, om standaard te kunnen bijsturen. Ik onderschrijf inderdaad de aangescherpte eindtermen. Ik onderschrijf inderdaad ook de volle aandacht voor taal.
Er moet een taalfocus naast een kansenfocus liggen, want de complexiteit van ons onderwijs leidt ertoe dat we meerdere oplossingen nodig hebben. We gaan terug naar wat we weten uit het verleden. De sleutel tot die sociale mobiliteit ligt in ons onderwijs, bij de leerkrachten die heel nauwkeurig aansluiting vonden bij de klasgroep. We moeten dus gaan voor meer diversiteit voor de klas die de diversiteit in de klas weerspiegelt. We moeten onze GOK- en SES-middelen effectief invullen. Dat is nu het geval niet. Er is te weinig informatie. Dat moet scherper. We moeten de impact kennen.
We moeten ook investeren in onze wijken. De school, het gezin, de ouders en de wijk moeten 360 graden hand in hand gaan. De leerkrachten moeten met de ouders een partner krijgen, zoals het hoort. Er is een verantwoordelijkheid aan alle kanten.
We moeten de leerkrachten vooral ontlasten van die eindeloze berg papier, zodat ze hun job kunnen doen. We moeten hen ontlasten van de vergaderingen, de vervangingen en de evaluaties. We moeten vooral investeren in de professionalisering, de training en de bijscholing van de leerkrachten, wat nu veel te weinig gebeurt. Zo kunnen de leerkrachten omgaan met de gigantische uitdagingen, niet enkel in de klasgroep, maar ook in heel de maatschappij. Zo kunnen de leerkrachten groeien en met hun leerlingen meegroeien. Voor elke zorg en nood die er is, moeten we met experts aan de slag. We kunnen dat niet van elke leerkracht verwachten. De lat moet absoluut omhoog.
De resultaten van het PISA zijn duidelijk. We moeten aan de slag en ik zal niet herhalen wat hier al eerder is verteld. Als het over de kwaliteit van ons onderwijs en over gelijke kansen gaat, denk ik voornamelijk dat we elkaar misschien soms verkeerd begrijpen. Het een sluit het ander niet uit. Het is integendeel een en-enverhaal.
Ik citeer de regeringsverklaring van minister-president Jambon: “Plus est en vous. Plus est en nous.” Dat is exact waar we met ons onderwijs naartoe moeten gaan. We moeten naar een onderwijs waarin elke jongere kan bereiken wat hij wil. Het onderwijs moet de jongeren zelfvertrouwen en eigenwaarde geven om die deuren te openen. Dat is het belangrijkste wat we nu moeten doen. Aan die jongeren zeg ik: “Plus est en vous.” Aan ons zeg ik: “Plus est en nous.” Want de uitdagingen zijn zo groot dat we ze sowieso samen zullen moeten aanpakken. (Applaus bij Open Vld, de N-VA, CD&V en Groen)
De heer De Witte heeft het woord.
Mevrouw El Kaouakibi, ik dank u voor uw betoog. Ik denk dat u, net als in de commissie, vaak terechte zaken vermeldt, maar ik vraag me na een dergelijk betoog af of Open Vld nog in de Vlaamse Regering zit.
Mijnheer De Witte, we zeggen hetzelfde. Het gaat om excellentie en gelijke kansen, met de lat hoog en de drempels laag.
Mevrouw El Kaouakibi, het Vlaams regeerakkoord bevat helaas niets wat uw pleidooi ondersteunt. Ik zal een paar voorbeelden geven.
Voor u zijn gelijke kansen cruciaal. Het aantal kinderen uit arbeidersmilieus dat verder studeert in het hoger onderwijs, gaat achteruit. U hebt op het einde naar experts verwezen, maar de maatregelen die we volgens de experts moeten nemen om weer vooruit te gaan, neemt de Vlaamse Regering niet.
Het gaat dan om de dubbele contingentering, die voor een betere sociale mix moet zorgen. Het gaat om maatregelen tegen het watervalsysteem. Kinderen moeten dan niet op 11-jarige leeftijd beslissen wat ze voor de rest van hun leven zullen worden. Die studiekeuze moet worden uitgesteld, want indien de keuze op 11-jarige leeftijd wordt gemaakt, is de afkomst veel meer bepalend. Als die keuze op 15-jarige leeftijd wordt gemaakt, heeft de school de tijd om te zien wat de specifieke talenten van leerlingen zijn. De Vlaamse Regering schroeft deze maatregelen terug.
U pleit voor gestandaardiseerde proeven. Welnu, het is evident dat we de resultaten van die proeven zullen kennen per school. Die resultaten zullen circuleren en scholen zullen elkaar beconcurreren. En dan zullen we zien welke scholen de goede scholen zijn, namelijk de scholen waar meer leerlingen zitten uit de betere sociale klasse – uiteraard – en die scholen zullen nog meer goede leerlingen aantrekken, want die zullen beter scoren op die proeven. En dan krijgen we net het tegengestelde van wat bijvoorbeeld Ierland en Estland doen, die goed scoren in die PISA-proef. We krijgen dan meer eliteonderwijs: excellent onderwijs voor de elite en minder excellent onderwijs voor iedereen.
Wat ik u vraag, is om een zekere coherentie aan de dag te leggen in de discussie binnen de regering, wanneer we gaan naar een excellent onderwijs voor iedereen, wat ook onze doelstelling is. Er is helemaal geen tegenstelling tussen de beste leerling verder vooruit krijgen en de zwakste mee omhoog trekken. De experten zeggen ook dat die twee perfect combineerbaar zijn: je laat de beste aan de zwakste uitleggen hoe het werkt, waardoor ook de beste zelf vooruitgaat. De voorwaarde daarvoor is natuurlijk differentiatie in de klas en dus voldoende leerkrachten en voldoende investeringen in het onderwijs.
Mevrouw El Kaouakibi, mijn verzoek aan u is om het pleidooi dat u houdt ook op tafel te leggen binnen de regering en uw partij en daar consequent in te zijn.
De heer Laeremans heeft het woord.
Mevrouw El Kaouakibi, ik hoor u zeggen dat zoveel jongeren verkeerde adviezen krijgen, B- en C-attesten. Bedoelt u dan dat de klassenraad en de leerkrachten er niets van kennen en dat het altijd de schuld is van de school? Ik vind dat erg beledigend en veralgemenend. Ik begrijp dat dus niet.
U zegt ook dat het watervalsysteem niet goed is; ik betwist dat. Ik denk dat dankzij het watervalsysteem veel leerlingen op de juiste plaats terechtkomen, terwijl ze in het begin door hun ouders vaak op de verkeerde plaats zijn gezet. En dan moet uit de praktijk blijken dat die leerlingen een bepaalde richting misschien niet aankunnen of niet willen aankunnen. Het watervalsysteem is er om hen op de juiste plaats te krijgen.
In bepaalde migrantengroepen is het de gewoonte dat zij een nieuwe levenspartner zoeken in het land van herkomst, bijvoorbeeld het Rifgebergte. Het gevolg voor onze samenleving is dat daar dan vaak een echtgenote wordt gezocht die soms analfabeet is en alleszins onze taal niet beheerst, waardoor het hele integratieproces van nul moet herbeginnen. En dan moeten onze scholen dat maar weer oplossen, wat ons weer handenvol geld kost. Ik denk dan ook dat daar een heel andere oplossing voor kan worden gevonden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik wil even benadrukken wat mevrouw El Kaoukibi zegt. Zij zegt wel degelijk wat de regering zegt, namelijk dat de kwaliteit van ons onderwijs daalt en dat de ongelijkheid stijgt. Zij geeft aan de sociale lift die er ooit was, nog nauwelijks werkt, dat we de kansenfocus moeten verleggen.
Mijnheer De Witte, u hebt het over de contingentering. Die is de voorbije jaren een hele tijd van kracht geweest, maar heeft geen bijdrage geleverd aan gelijke kansen in ons onderwijs. De voorbije legislatuur zijn er heel veel middelen besteed aan de sociaaleconomische status (SES): extra werkingsmiddelen voor scholen bij kinderen die aan de SES-voorwaarden voldoen, extra middelen voor ondersteuning om zwakkere kinderen gelijke kansen te geven, om zoveel mogelijk kinderen over de lat te krijgen, waar we daarnet over hebben gediscussieerd. Heel veel middelen en inzet zijn daar naartoe gegaan en toch blijft de ongelijkheid stijgen.
Wij leggen nu de focus op het Nederlands, omdat al die vorige middelen blijkbaar niet genoeg waren om iets te doen aan die ongelijkheid. Wij willen met deze regering wel degelijk inzetten op die ongelijkheid, wij denken dat de Nederlandse taal daarvoor een cruciaal middel is en ja, wij willen ook inzetten op die hoogbegaafden, op die andere kinderen die extra uitdagingen nodig hebben, wij willen iedereen een excellent onderwijs geven. Ik denk dat het heel belangrijk is in de verdere discussie rekening te houden met het feit dat de zaken die we in het verleden hebben geïnvesteerd, niet altijd het beste resultaat hebben gegeven en dat we die moeten durven te herbekijken.
Ik haal kort twee zaken aan. Mijnheer De Witte, u probeert te zeggen dat de collega dingen zegt die niet in het regeerakkoord staan. Ik heb het regeerakkoord erbij genomen. Ik ben het beginnen overlopen. Ik heb het niet gezien, anders was ik wel tussengekomen. (Opmerkingen)
Dat is zeker waar.
Ik geef nog wat andere zaken mee die in het regeerakkoord staan en die cruciaal zijn. U zegt dat we de studiekeuze moeten uitstellen tot 15 jaar en zo, terwijl wij net zeggen dat er in het basisonderwijs al veel gebeurt. In ons regeerakkoord hebben we gezet dat we de eindtermen voor wiskunde en wetenschappen, voor techniek, in de basisschool al gaan versterken. Het is toch onzinnig om tegen leerlingen die sterk zijn in wetenschap en techniek te zeggen: ‘Wacht maar wat tot je 13, 14, 15 jaar, want dan, in die eerste brede graad ga je er eens kennis mee kunnen maken.’ Dat doen we niet.
Vlaanderen is heel divers. Wat komt daaruit naar boven? Professor Van den Broeck zegt dat hoe diverser een samenleving is, hoe beter het is om vroeger te kiezen. Die differentiatie is te groot. Als u werkelijk inzit met het veld, als we werkelijk inzitten met die leerkrachten die het op het veld moeten doen, moeten we realistisch zijn tegenover die differentiatie. Die differentiatie is niet oneindig en dus doet deze Vlaamse Regering wat de collega ook zegt: sterk inzetten. Die SES-middelen moeten we nu echt gaan gebruiken waarvoor ze dienen.
Twee: de onderwijsmiddelen, personeel en centen, moeten zijn waar de leerlingen zijn: in de klas en in de school, want daar kunnen we het verschil maken.
Drie: nee, we gaan die studiekeuze niet uitstellen met een nog onmogelijker differentiatie voor de leerkrachten, want dan vinden we er zeker geen. Dan vinden we er zeker geen, en die er al zijn, gaan naar huis, want ‘sorry, maar dit gaat niet, u vraagt mij het onmogelijke’. Onze ambitie in dit regeerakkoord is niet met een of ander inschrijvingsdecreet zorgen dat men goede scholen heeft waar iedereen naartoe wil en minder goede scholen waar niemand naartoe wil. De ambitie van dit regeerakkoord, mijnheer De Witte, beste collega’s, is: allemaal goede scholen! Dan kan men de school kiezen die men wil, die aansluit bij het profiel, en niet een school die de staat dicteert. Daar bedanken wij voor, op dat vlak zijn we allemaal liberaal, denk ik.
Weet u waarom die SES-middelen, mevrouw Krekels, mijnheer Daniëls, niet specifiek gebruikt worden? Doordat er al tien jaar lang wordt bespaard op de werkingsmiddelen gebruiken de armste scholen die inderdaad de meeste SES-middelen krijgen, dat geld voor verschillende doelen. Dat is gewoon omdat het water hun aan de lippen staat daar. Er zijn klassen zonder leerkracht, er zijn problemen met het dak of de verwarming werkt niet. Zij gebruiken die middelen voor andere dingen. Dat is de eerste oorzaak waarom die SES-middelen niet worden gebruikt waarvoor ze bedoeld zijn, in de armste scholen.
Mijnheer Daniëls, u wilt nog vroegere studiekeuzes. In uw logica gaan we selecteren vanaf de kleuterklas, en dat is net het punt. 11 jaar is te jong om te beslissen wat je gaat doen met de rest van je leven.
Het idee dat je kinderen dan kan testen en zien waar de talenten en vaardigheden liggen, en dat je dan zou bepalen wie naar de Latijnse naar de technische en naar het beroeps zou moeten: dat is een utopie. Het zijn geen onderzoeken van twintig jaar geleden, mijnheer Daniëls. Dat zijn recente onderzoeken die aantonen dat dat soort selectie neerkomt op sociale segregatie. Dat is inderdaad niet wat we willen.
Het debat gaat alle kanten op. De essentie is dat de feiten op tafel liggen. De vaststelling is dat we volop in actie moeten treden, en de zaken die nu – en daar sta ik ook achter – voor een groot deel rond onderwijs in ons regeerakkoord staan, zijn een combinatie van maatregelen die op de twee zaken inspelen.
U kunt niet zeggen dat ik niet consequent ben. Ik ken het regeerakkoord ook. Ik heb er mee over rond de tafel gezeten, als het over onderwijs gaat. Ik vertrouw dus wel degelijk op het feit dat we er heel veel aan doen om die drempels naar beneden te halen, om wel degelijk voor alle kansen te gaan, om het potentieel en de talenten van onze jongeren maximaal te benutten. In mij heb je daar uiteraard de grootste partner in.
Ik denk ook niet dat dit een verhaal moet zijn van links of rechts. Die kleurenblindheid is er heel hard wanneer ik wijs op het gebrek aan diversiteit, wanneer ik wijs op generationele filters of wanneer ik wijs op het verlies aan kinderkansen, maar alles is wel heel zwart-wit wanneer het gaat over taal, afkomst en achtergrond. De gausscurve is universeel. Daar staat geen kleur op. Dus ja, ik blijf het zeggen en ik zal het blijven zeggen: los van die statistieken is het wel degelijk zo dat er veel meer jongeren worden doorverwezen zonder rekening te houden met aanleg, talent of interesse. Ik heb niet alleen gesproken over schoolraden. Ik heb wel degelijk ook gezegd dat ook ‘peers’ en ouders dat doen. Daar verzet ik me tegen, omdat ik geloof dat niemand hier in de zaal wil dat zijn of haar kind niet zijn maximale talent zou kunnen ontplooien of zijn volle potentieel zou kunnen inzetten. Dat is trouwens ook de manier waarop wij hier zijn geraakt. (Applaus bij de meerderheid en van Elisabeth Meuleman)
Mevrouw El Kaouakibi, dit was uw tweede tussenkomst aan het spreekgestoelte. Ik ben u bij de eerste vergeten te feliciteren, dus bij deze: proficiat met uw tussenkomst, de tweede al, aan het spreekgestoelte. (Applaus)
Dan is het woord eindelijk aan de heer Daniëls. U hebt nog een halve minuut spreektijd, mijnheer Daniëls. (Gelach. Applaus)
Bon, mijnheer De Witte, zeg het eens.
Mag u onderbroken worden?
Uiteraard, ik zou niet willen dat de heer De Witte op zijn stoel moet zitten te schuiven tot het einde.
Uw tijd is aan het lopen, collega Daniëls.
Mijn klokje loopt hier nog niet.
Bij mij wel.
Ah, bij u wel.
Collega's, er is vandaag al veel gezegd. Ik was me daarstraks aan het afvragen: als al onze leerkrachten en leerlingen ‘Maizena’ correct konden schrijven, dan zouden we al blij zijn. Ik moet collega Smeyers vermelden, want zij fluisterde het mij in – ik was ondertussen zelf aan het opzoeken of er nu twee puntjes op de 'i' moeten of niet.
Collega's, het is ernstig. Ja, absoluut, het is ernstig. Wat we nu zien in onderwijs, komt over generaties en jaren heen. En wat mij vandaag opvalt: we hebben hier lange debatten gehad in het vorige parlement. Collega Van Dijck heeft hier zelfs nog een actualiteitsdebat gehad en toen was er maar één land dat hier de hele tijd door de boxen galmde: Finland. En welk land is hier vandaag nog niet genoemd? Finland. Plots zijn we allemaal tot de conclusie gekomen: dat is het precies toch niet, want die gaan achteruit.
Wat collega Meuleman zei, is inderdaad correct. Je moet opletten als je gaat kijken naar andere landen, als je dingen wilt kopiëren, want je kunt niet zomaar zaken overnemen. En dus hebben wij een regeerakkoord gemaakt, met Open Vld, met CD&V en met de N-VA, dat geënt is op de Vlaamse situatie. Ik neem u graag op een aantal zaken mee in dat regeerakkoord en ook op een aantal algemene zaken.
Eerst en vooral is het inderdaad niet eenduidig aan te duiden wat we nu moeten gaan doen. Ik ben blij dat Dirk Van Damme met een aantal internationale experts en een aantal lokale experts aan de slag gaat. En die lokale experts, dat zijn voor de N-VA ook de leerkrachten. Dat zijn die leerkrachten die u nu laten weten: ‘Mijnheer Daniëls, ge zegt wel dat taal belangrijk is hé. Ik ben leraar geschiedenis. Dat klopt niet, want ik mag op mijn examen niet meer corrigeren voor Nederlands.’ En dan antwoord ik aan de leerkracht: ‘Dat mag wel.’ Direct een mail terug: ‘DAT MAG NIET!’, met hoofdletters. En dan vraag ik: “Geef mij het besluit of het decreet waarin dat staat.” En dan stuurt die mij een leerplan. Dan stuurt die mij een pedagogisch advies. Collega's, als we echt willen dat elk vak een taalvak is, laat ons dan ook dat signaal geven aan die leerkrachten: corrigeer alsjeblieft ook in alle andere vakken voor taal. Het zijn momenten om te oefenen.
Een tweede punt dat we ook algemeen zien terugkomen, is excellentie. Weet u dat de prestatiemotivatie van de vijftienjarigen, ook bij het vorige OESO-onderzoek, bij de Vlaamse jongeren het laagst was van allemaal? ‘Ik wil de beste zijn in wat ik doe, ik wil goed zijn in een aantal dingen die ik doe.’ Onze leerlingen zijn negatief gemotiveerd. Negatief! Dat is de houding van ‘Wat maakt het uit?’, van ‘Boeie, wat maakt het uit?’, van ‘Mijnheer, ik heb van die oefening toch de eerste twee tussenstappen juist. Al de rest is wel verkeerd, maar allez.’ En die krijgen dan nog vijf op tien. Dan zegt die leerling: ‘Vijf op tien, dat is geslaagd, oké, salut en de kost.’ Collega’s, als we onze leerlingen willen triggeren, moeten we onze leerkrachten toestaan en aanmoedigen om daar niet in mee te gaan. Dat is de lat omhoog op het terrein. Die oproep doe ik aan iedereen in dit parlement, maar ook aan iedereen hierbuiten. Laat ons luidop zeggen aan alle leerkrachten die we tegenkomen: doe wat u ervaart dat goed is.
Ik hoor sommige collega’s zeggen dat we moeten opletten met conservatieve en oude recepten. Collega’s, wat mij interesseert is of ze werken. Als we dus in 2003 34 procent toppresteerders hadden en een kleine groep laagpresteerders, ben ik geïnteresseerd in wat er gebeurd is en hoe we het toen deden. Wat deden we toen? Het was blijkbaar niet zo slecht. Maar in onderwijs is er een soort van vernieuwingsdrang, waardoor alles wat al even bestaat, weg moet, omdat het niet goed is. En dan krijgen we het veld, de leerkrachten. Vandaag beginnen ze met iets nieuws, want het wordt gepropageerd als ‘Dit is het!’: geïntegreerde projecten, geen vakken meer, alle muren wegslaan, iedereen door elkaar. Al die leerkrachten beginnen daaraan, en drie jaar later komt dit boven. In Finland deden ze dat, en ineens zwijgen we daarover. En dan gaan we opnieuw die muren bouwen, opnieuw aparte vakken. Daar wordt elke leerkracht inderdaad ‘toppezot’ van. Als leraar zeg je dan toch: ‘Zoek alstublieft iemand anders’. Ik kan ze geen ongelijk geven. Dat is de excellentie en het vertrouwen in die leerkrachten dat we moeten hebben, en we moeten hun ook zeggen dat zij die keuzes moeten maken.
Dat is ook die leraren opnieuw les laten geven, en daarom staat in het regeerakkoord dat we de middelen opnieuw in de klas en in de school gaan steken. Daar horen ze thuis. Hier werd enkele keren gevraagd hoe men dat doet in een klas van dertig. Nog niet zo lang geleden was er een PISA-onderzoek waaruit bleek dat Vlaanderen de kleinste klassen van de hele OESO heeft. Al de leerkrachten zeggen dat dat niet bij hen is. Waar zijn die mensen, waar zijn die middelen? En hoe dragen ze bij aan de leerwinst? Dat is natuurlijk wel een interessante vraag. We hebben jaren extra geïnvesteerd in mensen en middelen, in omkadering en ondersteuning en noem maar op, en toch gaan we achteruit. Blijkbaar moeten we uit dat vaatje niet verder tappen. Als ik collega’s hoor zeggen dat men in de plaats van de taalbaden Nederlands de leerlingen gewoon in de klas moet zetten en dat ze dan wel Nederlands van hun collega’s leren, zeg ik dat we dat nu al zoveel jaren doen en dat dit vandaag het resultaat is. Iets in mij zegt dat we dat niet voort moeten doen, dat we iets anders moeten doen. En als we iets anders doen, moeten we zeker zijn dat het van nut is voor de leerkracht en de leerling. Dat is eenvoudig: taalbaden. Dat is gezond, logisch boerenverstand: als de leerling geen Nederlands kan, de leerkracht niet begrijpt en begrijpend lezen moeilijk wordt, dan gaan we hem Nederlands leren. Dat is echt niet zo heel revolutionair. Ik hoop dat we dat debat nu eindelijk achter ons kunnen laten en die leerlingen en leerkrachten de kans kunnen geven om Nederlands te leren en om gewoon mee te zijn.
Wat gaan we aan die kloof doen? Heel veel. Vooreerst gaan we de leerwinst al beginnen te meten, op verschillende momenten. De minister heeft ernaar verwezen, in alle landen waar ze veel sterker zijn doen ze dat: leerwinst meten, niet zomaar een examen. Dat is een objectief iets. Ik denk dat iedereen daar tevreden mee is, want dat staat los van eender welk subjectief gegeven, het is objectief. We gaan skimmen op taal, we gaan de SES-middelen juist inzetten, er is de participatiepremie bij het groeipakket – dat heb ik hier nog niet gehoord, maar dat staat wel in het groeipakket: als je je kind voldoende naar de kleuterschool stuurt, krijg je een extra premie –, en we voorzien in middelen in de klas en in de school.
Dan is er natuurlijk nog een algemeen iets waar leerkrachten de hele tijd mee worstelen. Is dat een tegenstelling? Ja en neen. Ik verklaar me nader. ‘Ochot’, ‘ocharme’ en ‘ochere’ zijn drie woorden die je als leerkracht niet mag gebruiken want dan ga je ‘mede-lijden’ – met een lange ‘ij’ – en niet ‘begeleiden’. En om onderwijs democratiserend te laten zijn, om verheffend te laten zijn, moet je niet ‘mede-lijden’ maar ‘empoweren’. Dat is wat dit regeerakkoord is: ambitie, excellentie. Dat staat erin en dat zijn de zaken waarvoor we gaan.
Wat ongekwalificeerd schoolverlaten betreft – dat wordt hier niet gezegd –, gaan we onderwijs en werk aan elkaar koppelen om die doelgroep toch maximaal een diploma te kunnen geven. Dat staat in het regeerakkoord.
Collega's, we gaan ervoor zorgen dat het lerarenberoep opnieuw aantrekkelijker wordt. We gaan leraren opnieuw laten lesgeven, het Participatiedecreet met al zijn juridisering nagaan, planlast met al die papieren verminderen. Dit is een vraag die leraren altijd zouden moeten stellen: als ik dit papier invul, wordt de leerling daar dan beter van? Als het antwoord ‘neen’ is, roep ik de leerkracht op om het niet in te vullen. Ik kan u garanderen dat u niet zult worden gestraft, want dat papier staat – negen kansen op tien – niet in een decreet of in een besluit van de Vlaamse Regering. Negen kansen op tien staat het er niet in.
Collega's, we zetten in op de bekwaamheidsbewijzen. Ik denk dat het belangrijk is dat een leerkracht zelf zijn vak beheerst. U hebt net gezegd: ‘De lerarenopleiding: vakkennis, vakdidactiek, klasmanagement.’ Dat zijn de drie sleutels die er zijn. Laat ons daar maximaal op inzetten.
Ik ben blij, collega's, dat hier vandaag door niemand – want daar was ik bang voor – wordt gerelativeerd. Ik was bang dat er toch nog zou worden gezegd: ‘Eigenlijk valt het al bij al nog mee. We doen het nog wel goed.’ Of: ‘Toch een beetje opletten.’ Dat gaan we niet doen. Collega's, ik ben blij dat we dat niet doen, en ik roep dan ook op om dat zo te houden.
Collega's, ik sluit af met een grote oproep. Het is een collectieve verantwoordelijkheid van regering, parlement, ouders, koepels, leerkrachten, directies, media, van iedereen om maximaal op alle leerlingen in te zetten. Gelijke kansen, maar niet met gelijke uitkomsten. Dat is de manier om Vlaanderen opnieuw aan de top te krijgen en te houden, met veel dank voor de leerkrachten die dat doen. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Daniëls, u verwijst tweemaal naar Finland. Het is misschien ook eerlijk om erbij te vertellen dat Finland sinds 2010 bespaart – en zwaar bespaart – in onderwijs. Dat laat zich natuurlijk voelen: minder klasassistenten, klasgroepen die groter worden in Finland. En ja, Finland zakt in de resultaten van PISA. Op zich is daar niets onlogisch aan. Voor mij is dat zeer logisch.
U zegt dat u voor excellentie en vertrouwen in de leerkrachten gaat, maar de leerkrachten voelen dat niet. Wat de leerkrachten voelen en merken, is dat vandaag de arbeidsvoorwaarden voor hooggeschoolde leerkrachten in de privé beter zijn. Vroeger stond er een compensatie tegenover, namelijk een tijdig en beter pensioen. Maar uw partij en alle rechtse partijen in dit parlement breken die pensioenen af. Waar is dan het vertrouwen en het beter voelen van de leerkrachten?
Het eindeloopbaandebat: leerkrachten moeten langer werken – iedereen moet langer werken –, maar de verlofstelsels die dat mogelijk maken, worden afgebouwd. Gisteren is er nog een onderzoek van de SERV verschenen dat zegt dat burn-out en ziekteverzuim het hoogst zijn in het onderwijs. Het tijdsbestedingsonderzoek van de vorige regering zegt dat ze gemiddeld 46 uur per week werken. Te grote klassen, te veel planlast. Ik merk niets van wat u zegt: ‘Wij geven vertrouwen aan leerkrachten en zetten daarop in.’
Het regeerakkoord spreekt over een lerarentekort van zevenduizend koppen in 2024. Dat zijn Nederlandse toestanden. We hebben de evolutie in Nederland gezien. Het is een ramp. Nederland is op vlak van taalvaardigheid immens gezakt in PISA.
Dat brengt me bij de gestandaardiseerde toetsen. Nederland heeft die toetsen ingevoerd, Duitsland heeft die ingevoerd, ook Mexico en Wales. Dat zijn landen die na de eerste PISA-resultaten gezegd hebben: ‘We trekken aan de alarmbel.’ Wat is het resultaat? Die landen gaan helemaal niet vooruit. Een kind in ons onderwijs legt gemiddeld vijfduizend toetsen af, en dan spreekt u over ‘meten om te weten’. Ik weet niet wat u nog wilt weten. We weten waar de problemen zitten. We weten waar we moeten ‘bijstaffen’. Een belangrijk punt daarbij zijn middelen voor onderwijs en effectief vertrouwen, professionalisering en inzetten op een echt gelijkekansenbeleid.
U zegt: ‘U wilt inzetten op excellentie, maar leerkrachten voelen het niet.’ Nogmaals, ik had u moeten aanraden om te blijven zitten toen het regeerakkoord naar voren werd gebracht. Ik heb u net gezegd dat in het regeerakkoord van deze regering staat dat we moeten zorgen dat die middelen in de klas en in de school blijven. Dat moet u toch als muziek in de oren klinken, want dat wil zeggen dat de middelen die we erin steken, terechtkomen waar de leerkracht het voelt, dat we de basisscholen volledig vrijwaren van besparingen, dat de werkingsmiddelen van het kleuter- en basisonderwijs op gelijke voet komen, dat we extra zorgleerkrachten aan de basisscholen geven. Ik neem aan dat u dat allemaal ondersteunt.
U hebt het over de pensioenen. Ik maak mij zorgen als een 18-jarige kiest voor de lerarenopleiding omwille van een pensioen op 65 jaar. Als dat zijn motivatie is om voor onderwijs te kiezen, dan maak ik mij zorgen. We hebben nu net die campagne lopen. Bij de beginnende leerkrachten is dat de vraag niet, hoor. Bij een 18-jarige is heus de vraag niet wat hij als pensioen gaat hebben. Die vraag stelt hij zich niet, hoor. Weet u wie hij wel gelooft? Zijn collega, waar hij mee gaat voetballen en die twee keer na elkaar niet is gekomen omdat hij niet door zijn papierwerk geraakt. Dat gelooft hij wel. Hij gelooft dat als je in het onderwijs gaat, je met een berg papier te maken krijgt. Weet u wat? Dit is opnieuw muziek in uw oren: deze regering gaat gigantisch inzetten op de planlast. We vragen het aan de koepels, we vragen het aan de directies en we gaan zelfs aan de inspectie vragen dat elke inspecteur een planlastinspecteur wordt. Het meldpunt planlast gaan we echt activeren
Dan zijn er de verlofstelsels. Weet u wat de vraag is van de jonge leerkrachten? Zij doen niets anders dan vervangingen door alle verlofstelsels van de andere leerkrachten. Maar u zegt net dat we leerkrachten te weinig hebben. U zegt net dat we mensen moeten aantrekken. En u spreekt over een stabiele loopbaan. Een stabiele loopbaan is niet zo evident als bepaalde mensen van het ene verlofstelsel naar het andere gaan. Wat is het nu met uw partij?
Dan is er ziekteverzuim en uitvallen. Als je ziet waarom leerkrachten uitvallen, dan is dat vanwege allerlei zaken die ze moeten doen en opdrachten die ze krijgen waarvan ze zich afvragen: ‘Waarom doe ik dit? Waarom ben ik hiermee bezig?’ Het M-decreet is nog niet aan bod gekomen. Dat is opvallend. Er is een reden waarom deze coalitie het M-decreet afschaft. Omdat leerkrachten zeiden: ‘Ik geraak er niet door. Het lukt niet met die leerling. Ik heb massaal veel inspanningen gedaan, maar het gaat niet. Het gaat niet voor mij, het gaat niet voor de medeleerlingen en die leerling zelf komt niet tot leren.’ Die leerkracht legt dat uit, die heeft gigantisch veel geprobeerd, brengt dat aan op een multidisciplinair overleg (MDO) en dan zeggen ze: ‘Neen, u hebt nog niet genoeg geprobeerd. Bewijs het maar eens. Vul heel dit pak papieren maar in om te bewijzen dat u uw best hebt gedaan.’ Daardoor vallen leerkrachten uit. En daar zetten wij op in. Daar gaan wij niet in mee. De filosofie van de PVDA is: meer geld is beter. Voilà, meer geld is beter. En van waar moet dat geld dan komen? Daar zijn ze altijd stil over, of ze zeggen: ‘van de rijken en van de bedrijven’. Dat is het algemene, altijd weerkerende adagium. Dat is gemakkelijk. In een planeconomie is het gemakkelijker, daar bepaalt de staat alles: welke school, wie, waar. China, geweldig, scoort goed! Maar slechts 10 procent van de kinderen zit op de scholen, waar we meten, al de rest staat op de akker. Planeconomie: we gaan dat allemaal regelen, met meer geld. (Applaus bij de N-VA)
Als het waar zou zijn dat gewoon meer geld alles oplost, dan zou het heel eenvoudig zijn. Maar dat is niet zo. U zit te lachen, collega, maar ik vind dat niet om te lachen. Want elke euro is belastinggeld. Ik wil dat die euro’s in die klas en in die school zijn, en dat ze gebruikt worden waarvoor ze dienen.
Als laatste zijn er de toetsen. Wat wilt u nu? Eerst zit u hier te zeggen dat al die adviezen subjectief zijn, dat we die leerkrachten pesten en noem maar op. Wij zeggen dat we leerwinst objectief en gestandaardiseerd gaan meten, maar dan zegt u dat ze al zoveel toetsen moeten afnemen. Wat is het nu eigenlijk? Chapeau dat u blijft beuken op de oproep van de minister, van collega Meuleman, van collega El Kaouakibi en van mij om alle participanten mee te nemen. Ik vind het geweldig dat u daar blijft op beuken, maar ik kan u één ding garanderen: door wat u doet, zullen mensen niet voor het onderwijs kiezen. Het onderwijs zal er niet wel bij varen en de kwaliteit zal er niet op vooruitgaan, maar u hebt uw punt kunnen maken. Dat betreur ik ten zeerste.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik wil de puntjes even op de i zetten. Ik ben het een beetje beu dat de heer Daniëls ons ook altijd woorden in de mond legt. Dit voor de duidelijkheid en dat het ook genotuleerd wordt: wij zijn voor extra taalondersteuning voor leerlingen met een taalachterstand die verder in een gewone klas zitten, zodat ze ook van de andere leerlingen kunnen leren. Wij zijn tegen voltijdse, aparte taalbadklassen, omdat uit onderzoek blijkt dat dat niet werkt. Dat zal volgens mij de volgende jaren uit de feiten blijken.
De heer Daniëls heeft het woord
Dat is ook nog boeiend. Goed dat u me eraan doet denken, ik was bijna vergeten om dit zeggen.
Sorry, collega’s! (Gelach)
Het is goed dat u me daaraan doet denken, want ik zal het voorbeeld van Brussel nemen. Met het Inschrijvingsdecreet willen wij het aandeel Nederlandstaligen in die Brusselse klassen verhogen, net om ervoor te zorgen dat als er kinderen in die klassen komen, dat effectief ook een Nederlandstalige klas is. Wat stel ik dan vast in Brussel? Er wordt collectief gezegd dat het een schande is dat het Nederlandstalig onderwijs voorrang geeft aan Nederlandstaligen, terwijl andere leerlingen naar die Nederlandstalige klas komen om hun Nederlands op te bouwen. Wat is het nu? (Geen reactie)
Oké, dat is duidelijk. Dat was het dan. (Applaus bij meerderheid en het Vlaams Belang)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voor wie het nog niet duidelijk wist, onderwijs kleeft aan mijn vel. Ik ben er dag in dag uit mee bezig. Ik ben intussen vijftien jaar schepen van Onderwijs en ik was gedurende tien jaar een leerkracht die samen met de collega’s in een tso/bso-school lesgaf, waarin we allemaal probeerden om ons beste beentje voor te zetten en voor elke leerling het beste te geven.
Ik moet toegeven dat ik dinsdag heel benieuwd was naar hoe de boodschap van de PISA-resultaten in de leraarskamer binnenkwam. Hoe reageerden leerkrachten en directeurs, maar vooral ook de leerlingen? Want je zult maar die leerling zijn die zich voor het examen wiskunde, taal of wetenschap aan het voorbereiden is. Niet om een zes te halen, maar een vak waarvoor je echt je best doet. Dan hoor je op de radio of lees je in de krant dat het eigenlijk niet zo goed gaat en dat jij en je ‘peers’ het niet zo goed doen in vergelijking met de rest van de internationale cijfers. Ik kreeg een aantal vragen van mensen die ook fel bezig zijn met onderwijs. Ze wilden weten wat mijn bevindingen over die PISA-resultaten waren. Dat was rond 9.30 of 10 uur. Ik kon daar nog niet op antwoorden, want dat document is 1900 bladzijden lang. Ik was ook wat verwonderd dat sommigen daar toch al quotes over hadden en standpunten over innamen.
Het is een heel groot document, het is heel belangrijk, maar het is niet nieuw dat de PISA-resultaten commotie veroorzaken. Dat is niet alleen zo in Vlaanderen, maar ook in de ons omliggende landen. Het is ook niet verwonderlijk dat die PISA-resultaten zowel de beleidsmakers als de onderwijsmakers confronteren met de vraag of het budget dat momenteel aan onderwijs wordt besteed, effectief ook goede scores met zich meebrengt dan wel of het een stagnatie aantoont. We hebben het budget verhoogd. De voorbije jaren is er ongelooflijk geïnvesteerd. In het regeerakkoord staat dat we voor het basisonderwijs extra middelen uittrekken.
Het is niet nieuw dat we hier een debat voeren wanneer er resultaten vrijkomen, we hebben dat ook in de vorige legislatuur gedaan. Het is niet nieuw dat we hier eerst het debat voeren voordat we de onderzoekers horen in de commissie Onderwijs. Hoe belangrijk het ook is, het is heel goed dat we hier vandaag van gedachten wisselen, al was het maar om aan te geven dat de PISA-resultaten echt wel een benchmark zijn. Op die manier kunnen we ons spiegelen aan andere regio’s en landen.
Ik onderschrijf heel graag de boodschap van de minister en van een aantal collega’s, dat we ons collectief moeten inzetten om de doelstelling te halen: het beste onderwijs voor elk kind. We moeten dat doen met een constructieve blik, met oog voor de stappen die in het verleden zijn gezet en voor de best mogelijke stappen die we in de toekomst zullen zetten.
De resultaten bevestigen vooral dat de blijvende druk op de kwaliteit van ons onderwijs niet zomaar zal worden opgelost. Dat inzicht heeft ons ertoe bewogen om de modernisering van het secundair onderwijs en van de eindtermen uit te voeren. Ik zou hier kunnen citeren uit het masterplan uit 2013 en jullie zouden kunnen denken dat ik citeer uit de cijfers van 2018. Het is dus niet zo dat we pas nu de urgentie hebben ingezien, wel integendeel. De eerste stap in de implementatie van het gemoderniseerde secundair onderwijs is begin september 2019 gezet. Toen zijn ook de nieuwe eindtermen ingevoerd. Ik stel voor dat we de modernisering dan ook consequent uitvoeren, met de focus op de algemene brede vorming voor de leerlingen, waarbij basisvaardigheden cruciaal zijn, waarbij de kennis cruciaal is. Er moet ook een goede implementatie zijn van onze ambitieuze eindtermen, waarbij we het nieuwe begrip ‘basisgeletterdheid’ introduceren. Ook het oriënteren van leerlingen is belangrijk, met zorgvuldige stappen in een getrapte studiekeuze. Ook de differentiatiemogelijkheden die nu zijn ingebouwd in de eerste graad, waarbij van iedere leerling het beste wordt verwacht, mogen we zeker niet vergeten. Laat ons vooral onze schoolbesturen, directies, schoolteams en leraars blijven stimuleren en ondersteunen om dit met grote overtuiging te realiseren.
Het is natuurlijk wel zo dat de modernisering nog maar in september 2019 is uitgerold en dus ook geen effect kan hebben op de resultaten die we nu zien. We moeten ons dus focussen op andere bronnen die de evolutie van het onderwijs tonen. Dan denk ik aan het goede document van de onderwijsinspectie, de Onderwijsspiegel die jaarlijks wordt uitgebracht en die op basis van het recente referentiekader onderwijs de komende maanden en jaren de kwaliteitscultuur in onze scholen zal onderbouwen. Die inzichten hebben allemaal geleid tot de modernisering van ons onderwijs en zijn voor een groot stuk terug te vinden in het regeerakkoord. Daarin zeggen we dat we de kwaliteitscultuur versterken via gevalideerde en gestandaardiseerde proeven. We proberen de afstand tussen de thuistaal en de instructietaal zo klein mogelijk te houden. Dat doen we door een aantal trajecten. Belangrijk voor CD&V is dat elke leerkracht een taalleraar is en zich moet inzetten om de taal bij de leerling zo goed mogelijk te begeleiden en op een hoger niveau te brengen.
Ik gaf al in de commissie Onderwijs aan dat er een vraag is van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor). Die stelt dat het misschien goed is om een grondig conceptueel debat te houden over het doelgericht inzetten van de GOK- en SES-middelen.
De hervorming van de lerarenopleiding werd in de vorige legislatuur al ingezet. Ik denk dat we daar ook verder vorm aan moeten geven, en dat in samenwerking met een goede, performante aanvangsbegeleiding, die trouwens ook al in de laatste cao is voorzien.
Collega's, we kunnen enkel maar via een collectieve actie, van beleids- en onderwijsmakers samen, zonder op zoek te gaan naar de weg van het grote gelijk, zonder te polariseren – wat hier vandaag jammer genoeg wel al is gebeurd –, samen de weg bewandelen.
Minister, ik ben blij dat u zo spoedig mogelijk zult overleggen met koepels en vakbonden om na te gaan welke acties er kunnen worden ondernomen, schouder aan schouder, om ervoor te zorgen dat de resultaten die er nu zijn, kunnen worden aangepakt. Het is een goede zaak om tot bepaalde inzichten te komen.
Dirk Van Damme zal, zeker met het oog daarop, een goed internationaal team samenstellen zodat nieuwe inspiraties en engagementen kunnen volstaan. Dirk Van Damme is een goed geplaatst persoon omdat hij vertrouwd is met de OESO en vooral ook met het Vlaamse onderwijs en het onderwijsbeleid. Ik heb trouwens ooit onderwijspolitiek van hem gekregen aan de universiteit. Hij weet dat de sterkte van ons Vlaamse onderwijs altijd een onlosmakelijke band heeft gehad met de vrijheid van onderwijs en dat alle leerlingen het recht hebben om te excelleren en tot excelleren kunnen worden gebracht. Dat zal wellicht nog altijd zijn focus zijn.
Hij houdt de eerste focus op het lezen, en lezen is heel belangrijk, zoals ik ook in mijn vorige tussenkomsten liet blijken. Ik hoop dat er wordt gekeken, niet enkel naar het buitenland, maar ook naar goede voorbeelden die hier zijn gestart. Vandaag is er een eerste lichting van het postgraduaat Leescoach afgestudeerd. We moeten ook kijken wat we daaruit kunnen leren.
Minister, het was ooit mijn droom om les te geven aan de lerarenopleiding. Als ik eerlijk ben, is dat nog altijd één van mijn dromen, al was het maar dat je dan mensen kunt opleiden die later leerlingen in het eerste leerjaar kunnen leren lezen en een eerste keer een nieuwjaarsbrief kunnen laten opzeggen, of leerkrachten kunt opleiden die bij een leerling een soort aha-erlebnis kunnen herkennen bij een moeilijke wiskundige oefening, of een leerkracht die iemand een stoel of een tafel laat maken. Dat is het mooiste wat er is.
Ik pleit ervoor dat we moeten blijven geloven in ons onderwijs en dat we dat niet mogen verliezen. Het is aan ons, politici, maar ook aan de lerarenopleiders, aan de leerkrachten, de koepels en iedereen die bezig is met onderwijs om in dat onderwijs te blijven geloven. Ik wens ook alle leerlingen die wellicht vandaag zijn gestart met de examens, het allerbeste, veel succes vooral ook aan de leerkrachten die alles moeten verbeteren. Ik hoop dat we hun niet alleen een spiegel voorhouden voor de nabije toekomst, maar ook voor hun verdere loopbaan. Dank u wel. (Applaus bij de meerderheid)
De heer De Witte heeft het woord.
Collega's, PISA moet maïzena worden. Op het vlak van metaforen heerst de zesjescultuur ook in dit parlement. (Gelach)
Wat me stoort in het debat en wat ik tamelijk straf vind, is dat de partijen die eigenlijk al vijftien jaar deze Vlaamse Regering leiden, hier nu zeggen wat er allemaal misloopt zonder de hand in eigen boezem te steken. Iedereen die werd getest in PISA 2018, zit onder een beleid dat is uitgestippeld door deze Vlaamse Regering. We moeten dat kritisch bekijken.
En ja, de middelen die we investeren in onderwijs is een van de punten. De afgelopen tien jaar zijn de middelen gedaald. 10 procent meer leerlingen, 7 procent minder middelen, dat heeft effecten op drie assen die ik straks zal bespreken. Maar wat doet deze regering? Mijnheer Daniels, u spreekt de hele tijd over extra middelen. Maar in het secundair onderwijs, net daar waar deze test wordt afgenomen, bespaart de Vlaamse Regering 100 miljoen euro; 100 miljoen euro wordt verder weggeknipt in het secundair onderwijs. Dat zijn de feiten.
Er zijn drie problemen, op drie assen. Enerzijds is er dat beleid rond die middelen, maar dat is niet het enige. Er zijn drie problemen, op drie assen. Het eerste ernstige probleem is het gebrek aan goed gevormde en gemotiveerde leerkrachten. Het leerkrachtentekort loopt op tot zevenduizend in 2024. Dat zegt het regeerakkoord zelf. Dat zijn Nederlandse toestanden.
Nu verlaat een op de vijf jonge leerkrachten het onderwijs binnen de vijf jaar. Een op de vijf. Uiteraard heeft dat te maken met de aantrekkelijkheid van het beroep. De arbeidsvoorwaarden en de verloning zijn niet competitief met de privésector. Daartegenover stond een goed pensioen, maar dat wordt door de rechtse partijen afgeschaft. Men gaat naar een pensioen zoals in de privésector. Er zijn heel veel burn-outs in het onderwijs. Men verplicht mensen om langer te wegwerken. Maar de systemen die het draagbaar maakten om langer te werken, bouwt men af. Een gevolg daarvan is uiteraard – we hebben het gisteren nog gezien in de studie –: meer ziektes, meer burn-outs, meer kinderen in de klas voor hetzelfde aantal leerkrachten. De werkdruk ligt op 46 uur per week, zo zegt het eigen tijdsbestedingsonderzoek van de vorige regering. Tot slot, helemaal absurd, weigert men leerkrachten in het basisonderwijs die zich bijscholen en een master halen, te betalen volgens hun niveau. Ook de vakbonden zijn het eens met de eis dat die leerkrachten moeten worden betaald op masterniveau. Dat is de eerste as.
Mijnheer De Witte, mag collega Daniëls het woord nemen?
U hebt hem natuurlijk wel een klein beetje uitgedaagd.
Ik ben beleefd opgevoed, dus telkens als iemand mij aanspreekt, probeer ik te antwoorden.
U hebt een straffe uitspraak gedaan en dus heb ik die genoteerd. U zegt, de PVDA zegt: ‘Het ontbreekt ons onderwijs aan goed gevormde en gemotiveerde leerkrachten.’ Wel, chapeau, voor al die leerkrachten die zichzelf uit de naad werken. Dat is wel een binnenkomer, lijkt me, op woensdagnamiddag, dat u dit in het Vlaams Parlement zo zegt: ‘Het ontbreekt ons onderwijs aan goed gevormde en gemotiveerde leerkrachten.’ Wel ja, dat is nu net wat ik u vraag, collega. Zo gaan we er niet komen, hoor.
Twee, u zegt dat we systemen afbouwen die langer werken mogelijk maken. Weet u wat de leerkrachten waarmee ik spreek, zeggen? ‘Ik wil heel graag nog lesgeven.’ Weet u dat er vandaag gepensioneerde leerkrachten zijn die opnieuw komen lesgeven? Zij willen lesgeven, niet al die ‘paperasserij’, niet allerlei vernieuwingen waarvan ze de leerwinst niet kennen, niet allerlei vergaderingen waaraan ze moeten deelnemen om zich achteraf af te vragen wat ze daar deden. Wij willen ervoor zorgen dat de mensen tíjdens hun loopbaan opnieuw zin hebben om daarin te investeren, om te werken, om met leerlingen aan te slag te gaan. Maar u blijft maar kijken naar het einde van de carrière. Nogmaals: zoek mij achttienjarigen die zeggen: ‘Ik ga in het onderwijs voor het goed pensioen.’ Ik denk dat zij dan behoren tot de groep van wat u de andersgemotiveerden noemt.
Mijnheer Daniëls, het gaat uiteraard niet alleen over achttienjarigen. Een op de vijf achttienjarigen of een op de vijf jonge leerkrachten die begint, stopt al binnen de vijf jaar. Maar het lerarentekort wordt niet louter en alleen veroorzaakt door een gebrek aan instroom. Er is ook een gebrek in die hogere schalen. En als u zegt dat gepensioneerden graag terugkomen om les te geven, dan denk ik dat u de waarheid helemaal verdraait. Het punt is dat we een beroep móéten doen op die gepensioneerde leerkrachten. We móéten dat doen. Dat er gepensioneerde leerkrachten zijn die, uit engagement voor hun gemeenschap of voor hun school, opnieuw gaan lesgeven, komt omdat er zo’n immens tekort is.
En natuurlijk schoffeer ik niet de hele leerkrachtenpopulatie. Want die mensen geven het beste van zichzelf. Mijn moeder heeft heel haar leven in het onderwijs gestaan, heeft keihard gewerkt rond die verschillende facetten in het onderwijs. Dat is een heel moeilijk beroep, dat weet ik maar al te goed. Maar de sleutel, of een van de sleutels tot verdere vooruitgang, is goed gemotiveerde en gevormde leerkrachten. En de maatregelen die deze Vlaamse Regering neemt, halen de motivatie net naar beneden.
De planlast is een punt, maar een ander punt is uiteraard het vooruitzicht om langer te moeten werken voor minder pensioen, het vooruitzicht van een burn-out, of van te grote klassen. Dat speelt uiteraard een rol.
De leerkracht is één punt. Het tweede punt is de professionalisering en de wetenschappelijke ondersteuning. In 2009 hadden wij drie wetenschappelijke steunpunten: een steunpunt voor taal, een steunpunt voor ervaringsgericht onderwijs en een steunpunt voor diversiteit. Die steunpunten gaven toelichting. Die ontwikkelden middelen, en ze zorgden voor didactisch en pedagogisch materiaal, waardoor scholen beter konden inzetten op de vorming van hun leerlingen.
Wat heeft de minister in die tijd gedaan? De steunpunten bestaan nog, maar de middelen die de scholen kregen om een beroep te doen op die steunpunten, werden afgeschaft. Scholen moeten voortaan betalen, veel betalen. Het gevolg is dat zij er veel minder gebruik van maken. Daardoor gaan we erop achteruit qua methodieken, qua pedagogische insteek, en dat terwijl we net vooruit moeten gaan. Dat heet geloof in de wetenschap. En ik heb de indruk dat deze regering het geloof in de wetenschap aan de kant schuift.
De heer Daniëls heeft het woord.
Komaan, collega De Witte. U zegt dat de regering geen geloof heeft in de wetenschap. Is dat zo? Het is net daarom dat we uitgerekend professor Van Damme aantrekken. Want we willen samen met internationale experts en met onze lokale experten – de leerkrachten – naar de kwestie kijken.
U vergeet het regeerakkoord – u was beter blijven zitten –: “Praxisonderzoek voor onderwijs moet gericht zijn op leerwinst bij leerlingen en effectiviteit in de klas.” Weet u waarom we voor praxisonderzoek hebben gekozen, en niet gewoon voor onderzoek? Omdat onderzoek soms dingen propageert. Leerkrachten horen dat dan, en die zeggen dan verbaasd: ‘Dan moet je eens in mijn klas komen kijken.’
U zegt ook dat de klassen veel te groot zijn. Maar u doet nu alsof er geen regeerakkoord is. U doet alsof deze regering niets gaat doen. We gaan voor meer middelen in de klas, voor leerkrachten in de klas. We gaan daar effectief mee aan de slag, dat staat in het regeerakkoord. Maar u doet nu alsof deze regering niets gaat doen, alsof deze meerderheid niets gaat doen. Ik vind dat straf.
Ondersteun die maatregelen. Als je zegt dat de klassen te groot zijn, dan kun je ook zeggen: ‘Maar ik ben blij dat het regeerakkoord werk maakt van onderwijsmiddelen.’ Je kunt zeggen dat er meer onderzoek nodig is, maar dat je blij bent dat het regeerakkoord werk maakt van praxisonderzoek. Zeg dat dan gewoon, wees zo eerlijk. Doe niet alsof dat allemaal niet bestaat.
De heer De Witte heeft het woord.
Ik stel voor dat u rustig blijft, mijnheer Daniëls. Ik ben uiteraard blij dat dergelijke zinnetjes in het regeerakkoord staan. Maar als we dan zien dat daar niet de nodige middelen tegenover staan, dan stel ik mij, net als de leerkrachten en de vakorganisaties, de vraag: wat gaat men concreet oplossen? Een van de concrete zaken in het regeerakkoord is het duaal lesgeven. Alsof dat dan de oplossing is.
Uiteraard zijn wij ook voor duaal lesgeven. En men spreekt dan van duaal lesgeven voor de knelpunten. Het probleem is natuurlijk dat alle vakken knelpuntvakken worden. En daar zitten we op de as van de professionaliteit. Een kind is geen vat dat je volgiet met kennis. Lesgeven is niet gewoon het zomaar overdragen van kennis. Lesgeven vereist didactiek, pedagogische inzichten.
Momenteel zitten we met heel veel leerkrachten die getuigen dat ze bijvoorbeeld zijn opgeleid tot licentiaat geschiedenis, maar ze krijgen de vraag om Nederlands of Frans te geven. Iemand is licentiaat scheikunde of aardrijkskunde, en die wordt dan gevraagd om wiskunde te geven. Ja, dat zijn problemen voor ons onderwijs.
Wat doet deze regering? Want u verwijst de hele tijd naar het regeerakkoord. De pedagogische begeleidingsdiensten worden afgebouwd, ten voordele van de inspectie. Wel, dat is meer controleren en minder professionaliseren. We hebben het tegenovergestelde nodig: meer professionaliseren, minder controleren. Die leerkrachten kunnen dat zelf zeer goed als we hun de juiste methodieken, de juiste ondersteuning geven, en die bouwt men af. Ik heb dus niet het gevoel dat deze regering met de maatregelen die er zijn en de middelen die ze ertegenover stelt, stappen vooruit gaat zetten inzake het oplopende lerarentekort.
Ten tweede is er de professionalisering.
Ten derde is er de immense sociale ongelijkheid in ons onderwijs. Ook PISA 2018 toont aan dat die ongelijkheid nergens zo groot is. Voor lezen bedraagt het verschil tussen de 25 procent slechtste en de 25 procent sterkste leerlingen maar liefst 110 punten. Dat zijn bijna drie volledige schooljaren. Eén schooljaar is 40 punten. Ik heb de cijfers al genoemd. Ons onderwijs is ongelooflijk segregerend. Wij zijn wereldtop qua ongelijkheid op basis van sociale afkomst: een op de twee van de armste kinderen in het beroepsonderwijs versus een op de dertig van de rijkste kinderen. Een kind uit een arm gezin heeft zeven keer meer kans op een C-attest. Dat heeft uiteraard ook effect op de gemiddelde resultaten van ons PISA-onderzoek.
Er is uiteraard een geheel van maatregelen in het regeerakkoord, maar minister Weyts stelde in zijn reactie in de pers en ook deze middag drie maatregelen, drie kernpunten voorop: gestandaardiseerde proeven, aangescherpte eindtermen en bindende taalexamens met taalbaden. Geachte minister, met alle respect, maar onzes inziens gaan we daarmee de problemen in ons onderwijs niet oplossen. Er is al een grote testcultuur in ons onderwijs, met gemiddeld vijfduizend toetsen. We hébben de resultaten van PISA. We hébben de resultaten van PIRLS. Wat gaan we nu nog meer meten om te weten? Wij vrezen dat dat de planlast gaat verhogen en dat scholen het zogenaamde ‘learning to the test’ gaan ontwikkelen, want dat is ook een gevaar. Duitsland heeft dat gedaan. Mexico heeft dat gedaan. Wales heeft dat gedaan. Daar is men keihard beginnen in te zetten op leerlingen voorbereiden voor die PISA-toetsen. Je lost het daar niet mee op.
Bovendien is het probleem met die gestandaardiseerde testen dat scholen die natuurlijk gaan verspreiden. In de commissie zei u dat u dat alles nog onder de radar zou kunnen houden. Uiteraard gaan die bekend geraken. Een school krijgt dan nog veel meer dan nu dat label van ‘goede school’ of ‘slechte school’, waardoor de sociale segregatie zal toenemen, niet afnemen. Wij zijn dus niet voor dat soort van gestandaardiseerde testen. Wil dat zeggen dat we tegen testen zijn? Uiteraard niet, op zich zijn we voor testen. We willen dat leerlingen vooruitgaan, ook cognitief, maar dat lijkt ons niet de juiste aanpak.
Dan is er het aanscherpen van de eindtermen. De geestelijke vader van de eindtermen, professor Roger Standaert van de UGent, zegt dat dit geen zoden aan de dijk zal zetten. Nu al haalt een groot deel van de leerlingen die eindtermen niet, en men gaat die aanscherpen. Ik zie niet in op welke manier we dat probleem gaan oplossen. Bovendien zijn de eindtermen net gewijzigd, in september. De mensen uit het onderwijsveld zeggen dat dat zeer slordig werk is geweest, dat het heel complex is om die eindtermen te kunnen lezen.
Ik probeer me in te houden bij alle dingen die u verkondigt die niet juist zijn, maar dit is echt frappant. Weet u met welke eindtermen we zijn begonnen? Van de eerste graad van het secundair onderwijs. De eindtermen voor het lager onderwijs, de ontwikkelingsdoelen voor het kleuteronderwijs, de eindtermen voor de tweede graad, de eindtermen voor de derde graad, de specifieke eindtermen, die zijn nog niet gewijzigd. Die staan in dit regeerakkoord. Kom dus niet zeggen dat alle eindtermen al zijn gewijzigd.
Collega Daniëls, ik zeg niet dat alle eindtermen al zijn gewijzigd. Ik zeg dat de wijzigingen die nu zijn gebeurd aan die eindtermen, op zich geen enkele meerwaarde hebben. Opnieuw, niet ik zeg dat. De geestelijke vader van de eindtermen, Roger Standaert, heeft een heel artikel geschreven met de vraag wat men daar nu mee gaat oplossen.
Het probleem is dat een op de twee leerlingen het niet haalt. De leesvaardigheid van die leerlingen zit in het zesde leerjaar nog op het niveau van het vierde leerjaar. Als we daar nu aan de eindtermen beginnen te sleutelen, volgt er net meer planlast voor de koepels en de leerkrachten. We willen net minder planlast.
Mijnheer Daniëls, wat de taalexamens en de taalbaden betreft, blijft u er maar op terugkomen dat dit de evidentie zelve is. Ik heb tijdens het vorige debat alle studies van de OESO, van de KU Leuven, van de Universiteit Antwerpen en van de Universiteit Gent getoond. Volgens die onderzoeken is dit een taalwoestijn.
Wij zijn uiteraard voor meer taalonderwijs. Ik heb hier al verteld dat mijn vrouw en ik onze kinderen in het Frans opvoeden. Dat is geen probleem voor die kinderen, want we focussen op taalvaardigheid. Mijn vrouw is van Brussel en ik kom uit Vlaanderen. Thuis spreken we Frans, maar elke avond lezen we boekjes en zorgen voor de taalvaardigheid van die kinderen.
U verwart taalkennis met taalvaardigheid. Het gaat niet om die ene dt-fout. Het gaat om de vaardigheid kennis door middel van taal in en uit te pakken. Volgens al die onderzoeken is dat niet de manier. De manier bestaat erin kinderen uit de klas te halen en gedurende een uurtje per dag bij te scholen. Waar ze kunnen, moeten ze een spoedcursus volgen.
Het is onze visie dat we moeten investeren in leerkrachten, in professionaliteit, in de opleiding van die leerkrachten, in professionele wetenschappelijke ondersteuning en in goed en betaalbaar studiemateriaal. Dat zijn de maatregelen die in ons onderwijs het verschil zullen maken. (Applaus bij de PVDA)
Mijnheer De Witte, als ik dat allemaal hoor, doen een aantal zaken me de wenkbrauwen fronsen. In het Vlaams regeerakkoord staat net dat de focus ligt op het bewijzen van bekwaamheid. Indien u stelt dat de eindtermen zeer slordig zijn, denk ik dat u misschien iets anders hebt gelezen of dat u misschien niet hebt gezien hoe de eindtermen tot stand zijn gekomen. De eindtermen zijn nog nooit zo helder geweest. Dat was de bedoeling van die nieuwe eindtermen. Ze zijn opgesteld door leerkrachten en gecheckt door de onderwijsinspectie en door een valideringscommissie. Ik vraag me af wat de bedoeling is. Wilt u de eindtermen afschaffen? Ze zijn net op een meer inhoudelijk en breed maatschappelijk debat gebaseerd. Wat wilt u dan wel?
We willen de eindtermen behouden. Er is geen probleem met de eindtermen. Wat wij uit het veld horen, is dat het zeer complex wordt. Er komen allerlei zaken bij. Zoals ze nu zijn opgevat, zijn de eindtermen minimumdoelen, een lat die alle leerlingen moeten halen. Op zich zijn we daarvoor. Mevrouw Vandromme, we zijn er niet voor dat u nu stelt dat we daar per definitie aan moeten sleutelen en dat we zo het probleem zullen oplossen van het lerarentekort en van de vaak nog ontbrekende professionaliteit om in de steeds diversere samenleving voor een onderwijs voor iedereen te zorgen. Dat lossen we daar uiteraard niet mee op. Ons punt is dat het probleem niet in de eindtermen, maar in het onderwijs zit. We moeten zorgen voor meer middelen, voor meer handen in de klas en voor een diverse aanpak in de klas.
Ik heb hier het pas verschenen boek ‘Taal leren. Van kleuters tot volwassenen’ van professor Jaspaert bij me. In dat boek ontkracht hij helemaal een punt dat de minister, bijvoorbeeld, daarnet nog heeft gemaakt, namelijk de tegenstelling tussen taalvaardigheid en welbevinden. Er is een immense wisselwerking tussen welbevinden en taalvaardigheid. De tegenstelling tussen zorg en taal die hier wordt gemaakt, ontkracht hij. Een kleuterleidster kan zeggen: ‘Kijk, nu gaan we die verversen.’ Ze kan dat benoemen in taal en taal gebruiken. Er moet meer taal worden gebruikt. Dat is net het punt.
Dat is ook de reactie van professor Van Avermaet op het PISA-onderzoek met betrekking tot taal. Als leerkrachten deskundig zijn en constant in interactie met de leerlingen gaan, leren ze die leerlingen taal. Dat is taalinhoud en taalvaardigheid. De visie die de Vlaamse Regering hanteert, is dat kleuters absoluut nu Nederlands moeten kennen en dat het dan zal lukken. Het zal echter helemaal niet lukken. Daar lossen we het probleem niet mee op, want het probleem zit veel dieper in ons onderwijs.
De Vlaamse Regering verwart taalkennis met taalvaardigheid. We moeten inzetten op taalvaardigheid. De leerlingen uit de betere sociale milieus krijgen dat thuis mee. Ondanks het feit dat wij Frans spreken, scoort mijn zoontje in het lager onderwijs perfect, omdat die taalvaardigheid er is. Die visie is niet aanwezig in het regeerakkoord. Zoek toch naar de kennis op het terrein, de kennis van recente wetenschappelijke onderzoeken om die te gebruiken. Die is niet aanwezig.
Ik kijk enorm uit naar het verslag. Dat zal wellicht een goede oefening zijn in begrijpend lezen. Ik hoor u zowel wit als zwart verkondigen en koud als warm blazen, en ik hoop dan ook dat ik uit het verslag zal kunnen begrijpen wat u bedoelt.
Hebt u daar nog een repliek op? Kunnen we het debat afronden?
Bent u sprakeloos?
Ik ben zeker niet sprakeloos. Ik kan het misschien in het Frans doen?
Neen, dat mag niet. We zijn hier in het Vlaams Parlement.
U zegt dat we het allemaal wel zullen oplossen met de maatregelen die worden genomen. Maar als u meer zou luisteren naar de specialisten die bezig zijn met taal, dan zou u zien dat de maatregelen uit dit regeerakkoord helemaal niet de juiste richting uitgaan en dat meer bepaald de taalbaden en bindende taalexamens voor kleuters helemaal geen oplossing zijn voor de taalachterstand bij bepaalde groepen in onze samenleving. Dat is een concrete maatregel uit uw beleid en ik zeg u dat die niet efficiënt is en niet zal helpen om ons onderwijs de volgende keer beter te doen scoren, meer leerlingen mee te krijgen en meer leerkrachten voor de klas te krijgen. Dat zal niet helpen.
Ik had het niet alleen over taal, maar ook over uw visie op eindtermen. Ik ben daar helemaal niet in mee.
De heer De Gucht heeft het woord.
Ik heb me lang ingehouden, mijnheer De Witte. Ik vind het op zich wel charmant dat u telkens uw thuissituatie aanhaalt, maar ik zie niet de link tussen het Vlaamse onderwijslandschap en het feit dat uw kinderen in het Frans worden opgevoed. Dat zal waarschijnlijk aan mij liggen.
Ik vind taalvaardigheid belangrijk, maar men moet de taal wel kennen. U kunt die taal verbeteren, maar heel veel kindjes kunnen thuis niet verbeterd worden omdat de ouders niet noodzakelijk de taal machtig zijn. Het is dan ook belangrijk dat kinderen al in de kleuterklas de taal leren. U ziet dat altijd in een verhaal van segregatie, terwijl het net over integratie gaat, waarbij jongeren de kans krijgen om zich ten volle te ontplooien in deze maatschappij. Dat altijd op flessen trekken of over uw thuissituatie beginnen: ‘honestly, it doesn’t work’. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
Mijnheer De Gucht, het is tamelijk hallucinant.
Daar hebt u gelijk in.
U spreekt over aparte taalbaden en u zegt dat ik dit als segregatie zie. Wat zijn die aparte taalbaden dan volgens u?
We hebben de discussie over wat die taalbaden nu precies zijn, al gevoerd, zowel in de commissie als in de plenaire vergadering. We zullen die hier niet opnieuw voeren. Maar zoals mevrouw Vandromme daarnet al zei, is het misschien interessant om eens na te lezen wat er allemaal is gezegd over die taalbaden en tot de conclusie te komen dat het niet is wat u denkt dat het is.
Ik kan alleen maar kijken naar wat er in het regeerakkoord staat en hier is gezegd. (Opmerkingen)
U wilt mensen apart zetten en kleuters een bindende taaltest laten afnemen in een onderwijslandschap waar er al meer dan genoeg wordt getest. Het regeerakkoord is natuurlijk niet de enige bijbel. Er bestaat ook onderzoek over dit thema, en er is het recente boek Taal Leren van professor Jaspaert. Voor u telt dit allemaal niet mee, maar ik zeg u dat dit niet de weg is waarmee we het Vlaams onderwijs verder op de kaart zullen zetten.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik dank eenieder voor de bijdrage. De meesten hebben ook effectief bijgedragen aan het debat. Ik ben blij dat ik nergens iets gehoord heb over enige relativiteit van de resultaten, wat ik wel las in sommige persartikels. Dat was niet aanwezig in dit parlement.
Ik tracht de scherpe kantjes wat af te ronden en over wat feitelijke fouten heen te stappen; over de verwarring ook, mijnheer De Witte. Het lerarentekort en de aanwervingsbehoefte, dat zijn niet dezelfde zaken. Evenmin zo met welbevinden en taal, integendeel, taal leidt tot meer welbevinden en betere prestaties.
Men komt altijd terug op het budget. Er is geen directe correlatie tussen de PISA-uitslagen en de budgetten. Was het maar waar! Dan stonden we op de derde plaats in de EU-28. Dat is eenvoudigweg zo. Mochten er dan nog wat problemen zijn, dan werden ze zo opgelost, want er komt nog geld bij. Volgend jaar alleen al komt er 362 miljoen euro bij. Dat zou helemaal de oplossing zijn. In dezen is dat niet zo.
Ik leer vandaag van iedereen een sterk geloof in ons onderwijs, maar toch ook bij iedereen de ambitie om de lat hoger te leggen. Dat onderschrijf ik. Ik heb geen enkele tegenkanting of tegenspraak gehoord, behalve de spreekwoordelijke ‘outlier’, met betrekking tot de receptuur die ook door de vijf best presterende landen gebruikt wordt. Dat is de receptuur van Portugal, Polen, Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Estland. Ze hebben alle ingezet op die drietrapsraket waar ook wij op willen inzetten: focus op taal, op Vlaanderenbrede proeven en op aangescherpte eindtermen. Dat zijn de recepturen waar we verder mee willen werken.
Ik zie vandaag nog de koepels, die zijn aan het wachten. Ik hoop daar ook een engagement te krijgen om de neuzen in dezelfde richting te krijgen. Hier vandaag in de zaal is het nog niet helemaal gelukt om PISA te laten verworden tot maïzena, maar ik hoop dat dat wel lukt in het onderwijsveld. (Applaus bij de N-VA)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– Het Vlaams Belang kondigt aan een motie te zullen indienen.
De motie moet uiterlijk om 17.35 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.