Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, u hebt het gehad over het stoppen van het circus, over een coup de théâtre, over een deconfiture en over een saga. We kunnen het ook een soap noemen, maar het is natuurlijk pijnlijk voor de museumwereld en voor Vlaanderen. Onze imagoschade is en blijft groot. We hebben vijf weken lang rondjes gedraaid en we zijn terug bij af.
De twijfelachtige collectie bevindt zich opnieuw bij de eigenaar. Eigenlijk hadden we dat vanaf de eerste dag moeten doen. Op dat ogenblik wisten we het natuurlijk niet, maar we keken wel met lede ogen naar de stad Gent en naar het museum zelf. Zodra de commotie is begonnen, hebben zij geen enkel initiatief genomen. U hebt dan uw verantwoordelijkheid als minister van Cultuur genomen om een oplossing te zoeken.
Er is een expertencommissie aangesteld om de authenticiteit van de werken na te gaan, maar al gauw is deze commissie niet enkel aangesteld om de authenticiteit van de werken te onderzoeken, maar ook om na te gaan of de procedures goed zijn gevolgd en vooral om na te gaan welke lessen we hieruit kunnen trekken om dergelijke situaties in de toekomst te vermijden.
Het resultaat is dat we de authenticiteit van de werken vandaag nog niet kennen. Ik vond het al vreemd dat de expertencommissie al bij de aanstelling verklaarde dat de authenticiteit met 50.000 euro en een zeer beperkte tijd eigenlijk niet helemaal kon worden onderzocht. Enkele weken geleden heeft mijn fractie verklaard dat dit geen opdracht van de Vlaamse Regering is, maar dat de eigenaars dit moeten bewijzen. Vandaag kennen we de authenticiteit nog niet.
Twee, of de procedures nu gevolgd zijn, weten we eigenlijk niet. Zowel de stad Gent als u beweert nog altijd dat alle procedures daarin wel gevolgd zijn. Maar – en dat is mijn vraag, minister – hoe zullen we nu lessen trekken om zulke zaken in de toekomst te vermijden en ervoor te zorgen dat de reputatieschade aan Vlaanderen zich niet meer kan herhalen?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik heb inderdaad geprobeerd een constructieve scheidsrechtersrol op te nemen met de aanstelling van een expertencommissie die de authenticiteit materiaaltechnisch mee zou onderzoeken en die de procedure gevolgd door het museum van Gent ook onder de loep zou nemen, om zo lessen te trekken voor de toekomst.
Ik heb midden januari wel degelijk een wat ik als principiële en onvoorwaardelijke toezegging om mee te werken heb begrepen, gekregen, zowel van het museum van Gent als van de verzamelaar. Maar kort geleden werd dat herroepen door advocatenbrieven met allerlei bijkomende voorwaarden. Goed, dat kent u.
Uw vraag is pertinent. Ik zal nu geen bijzondere commissies van welke aard dan ook nog aanstellen. Dat is ook niet nodig, omdat de ICOM-code (International Council of Museums), de deontologische code die ertoe moet leiden dat musea de juiste voorzorgen nemen, bij bruikleen, maar zeker ook bij verwerving van nieuwe werken, moet worden toegepast. Dat is een zelfreguleringscode op internationaal vlak. En daarom zal ik formeel vragen aan het museumoverleg – al neem ik aan dat er daarover intern al een aantal gesprekken zullen hebben plaatsgevonden – om, naar aanleiding van wat er in Gent is gebeurd, mij een advies te geven van hoe wij dergelijke zaken in de toekomst kunnen vermijden.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat dat inderdaad de vraag is die ons moet wakker houden. We moeten lessen trekken uit deze case – en dat ging de expertencommissie of het onderzoek ook doen. We moeten onderzoeken hoe wij als Vlaanderen heel snel op de bal kunnen spelen en onze verantwoordelijkheid kunnen nemen.
Het lijkt me een goede suggestie om dat initiatief te nemen en het museumoverleg te laten bekijken hoe we in de toekomst kort op de bal kunnen spelen.
De heer Caron heeft het woord.
U bent de enige die verstand heeft van kunst. (Rumoer. Opmerkingen)
Nee hoor, de heer Landuyt kent er nog meer van dan ik. Echt waar, voorzitter. (Opmerkingen van Renaat Landuyt)
Minister, ik denk dat u de enige beslissing hebt genomen die u kon nemen in dezen. Maar ik vind dat het toch een zaak is die in de toekomst absoluut moet worden vermeden. Niet alleen de reputatie van het museum is in het geding – dat is nog het minste –, maar ook de kwaliteit van hoe we met museale collecties en kunstcollecties in het algemeen omgaan.
Het is anderzijds zeer te betreuren – maar daar kunt u niets aan doen – dat die musea meegelokt zijn in die val. Want ik kan niet anders dan donkere vermoedens te hebben over de praktijk. Ik betreur het dat er geen opheldering is gekomen over de authenticiteit van de werken en over de procedure via dewelke zij in het museum zijn gekomen. Dat betreur ik echt. Ik hoop dat de museale wereld daar in de toekomst lessen uit trekt. Ik hoop dat er op een of andere manier een beter maatschappelijk debat kan zijn over dit soort problematieken.
Er zijn deskundigen en experten genoeg. Dat bewijst voor mij dat de musea veel meer met elkaar moeten spreken en dat ze veel meer onderlinge expertise moeten uitwisselen om dit soort farces te vermijden.
De heer Landuyt heeft het woord.
Voorzitter, waarde collega's, minister, ik begrijp dat u blij bent dat u bijna af bent van dat circus. Ik begrijp ook dat u zich op een bepaald moment moreel verantwoordelijk hebt gevoeld. U bent er eigenlijk een beetje ingelopen: een etentje en dan een paar suggesties. Men heeft, op zijn zachtst uitgedrukt, misbruik gemaakt van uw autoriteit.
Ik begrijp verder en juich ook toe dat de stad Gent afstand heeft genomen van de huur en dat men ook heeft opgelegd dat men daar van af moet stappen. Alleen is de vraag nu: volstaat het om dit circus zo snel mogelijk te vergeten of zijn we inderdaad bereid om te leren en er in de toekomst iets aan te doen?
Ik begrijp dat u een beroep doet op de solidariteit tussen de musea en hen laat adviseren wat er zou moeten gebeuren, maar ik denk dat de morele verantwoordelijkheid van u en uw collega's nog een beetje verder gaat. We staan immers aan de vooravond van een groot project rond de Vlaamse Meesters. We moeten de faam van onze musea verder kunnen verdedigen. We moeten die schade kunnen wegvegen. We zullen toch wel iets moeten doen, iets dat meer is dan gewoon een advies vragen aan de andere musea.
Aan de ene kant willen we inderdaad zo snel mogelijk van deze zaak af om de reputatieschade te beperken. Hoe langer we erover blijven praten – maar er mogen gerust vragen over worden gesteld, mevrouw Coudyser, daar heb ik het niet over – hoe minder dat zal lukken. Aan de andere kant moeten we ons ook afvragen welke lessen we hieruit kunnen trekken.
De reputatieschade is er. Ik kan die niet meteen inschatten of berekenen in detail. Zelfs als we voorzorgsmaatregelen nemen voor de toekomst, kunnen we dat niet volledig uitsluiten. Ik heb u deze zomer nog gezegd dat op een grote Modiglianitentoonstelling in Genua een meerderheid van de werken niet echt bleken te zijn. In Düsseldorf hing een groot werk van Malevich dat achteraf ook niet echt bleek te zijn. Hier om de hoek bij BOZAR was er discussie over een Mondriaan tijdens een Doesburgtentoonstelling. Het gebeurt vaker dan we denken. Reputatieschade gaat gelukkig ook weer weg.
Ik ben het niet met u eens, mijnheer Landuyt, dat het ‘maar’ een advies van het Museumoverleg hoeft te zijn en dat we dan kunnen overgaan tot de orde van de dag. Ik denk dat we moeten kijken of de ICOM-regels – die zijn toch wel van een zeker niveau en vereisen een grote mate van zelfregulering, dat is nu eenmaal zo in de artistieke sector – voldoende sterk zijn om dit soort dingen te doen. Daarbij maak ik het onderscheid tussen verwerving van stukken waar de ICOM-regels zeer streng zijn en bruikleen van stukken waar ze iets minder streng zijn. In bepaalde gevallen zou men die kunnen aanscherpen – ik zeg: zou, want dat advies laat ik over aan de Museumoverleg.
Neen, ik wil het niet onder de mat vegen. Ik wil de nodige contacten en/of discussies onderhouden als u dat wilt. U zult mij daar zeker aan herinneren op het juiste tijdstip in de commissie Cultuur, om te kijken welke conclusies hieruit kunnen en moeten worden getrokken.
Minister, ik denk ook dat we van die zaak af zijn. We moeten deze case in alle rust als voorbeeld nemen om onze lessen te trekken. We moeten er met een aantal mensen over kunnen spreken. Moeten we de regelgeving bijsturen? Moet Vlaanderen daarvoor een of ander controlemechanisme opzetten?
We moeten dat de nodige tijd geven. We zullen dat inderdaad opvolgen en u daar in de commissie verder vragen over stellen.
De reputatieschade van Vlaanderen is er. Nu de zaak gesloten is, kan de rust hopelijk terugkeren. Ik denk dat het soms goed is om heel snel signalen te geven dat Vlaanderen in de museumwereld wel te vertrouwen is. Ik kijk daarvoor naar u: zijn daar mogelijkheden voor, in het kader van ons project rond Vlaamse Meesters? We moeten het buitenland geruststellen en een quick win vinden.
De actuele vraag is afgehandeld.