Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, u krijgt inderdaad veel geld. Dat is inderdaad geen druppel op een hete plaat, maar misschien wel als het gaat over de effecten van het besteden van al die middelen. We zien dat we vandaag 150.000 sociale woningen hebben, dat er 120.000 mensen op een wachtlijst staan, dat er nog eens 120.000 mensen zijn die ook recht hebben op een sociale woning, die in dezelfde omstandigheden zijn als de mensen in de sociale woningen. Dat zijn dus in totaal eigenlijk 240.000 mensen. Een bijkomend probleem is dan nog dat de helft van de gronden in eigendom van de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) gelegen zijn in een woonuitbreidingsgebied. Er is een rondvraag geweest van minister Schauvliege aan alle gemeenten, waarbij de gemeenten moesten aanduiden of ze die woonuitbreidingsgebieden goed of slecht gelegen zouden vinden. Als 833 hectaren zouden worden geschrapt, dan hebt u nog een bijkomend probleem, want dan zult u niet meer verder aan nieuwbouw kunnen doen voor sociale woningen.
Minister, voor mij is het zeer duidelijk: ik ben voor meer sociale woningen, maar – luister goed – wij hebben een heel andere definitie van ‘sociale woning’. Voor mij is dat de definitie die de heer Hubeau altijd heeft gebruikt: een sociale woning moet dienen voor iemand die niet in staat is een normale huur te betalen. Dat is de definitie van sociale huur. Vandaag is het echter enigszins zo dat het beleid vooral focust op nieuwbouwsocialewoningen. Het is daarom dat het allemaal een beetje een druppel op een hete plaat is, want u bouwt wel 2300 woningen per jaar, maar vorig jaar zijn er ook 936 afgebroken.
Minister, zult u uw systeem niet herzien, nu ook de grond zeer schaars dreigt te worden, nu de woonuitbreidingsgebieden voor sociale woningbouw misschien voor de helft worden geschrapt? Hoe zult u in de toekomst dan uw systeem handhaven, waarbij u steeds inzet op nieuwbouwsocialewoningen?
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, ik ben toch een beetje verrast. Ik had een vraag binnengekregen over de impact van de schrapping van woonuitbreidingsgebieden voor de SHM’s.
Wel, dat is toch dat? (Gelach)
Ik weet het niet, mevrouw Van Volcem, maar ik ga in ieder geval antwoorden op de vraag die u mij schriftelijk hebt bezorgd: wat is eigenlijk de impact in het kader van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV)? U bent daar eigenlijk ook mee begonnen, maar dan bent u eigenlijk overgeschakeld op uw visie op sociale woningbouw, waarover we in de commissie ook al diverse keren hebben mogen discussiëren. Ik zal echter gewoon antwoorden op de initiële vraag die u hebt ingediend.
U weet dat het principe van het BRV erin bestaat dat nieuwe woonontwikkelingen moeten worden gestimuleerd op goedgelegen plaatsen. Dat zijn plaatsen waar er veel voorzieningen zijn, bijvoorbeeld bij scholen, dicht bij openbare ruimtes, bij warenhuizen en verzorging, en ook met een goede aansluiting op het openbaar vervoer en dergelijke meer. Zeker voor nieuwe sociale woningen en voor hun bewoners vind ik dat van zeer groot belang.
Over de toekomst van de woonuitbreidingsgebieden die in handen zijn van de SHM’s, is in feite momenteel nog niet echt veel bepaald. Er wordt wel voort aan de regelgeving gewerkt. Ik heb me ook eventjes geïnformeerd op het kabinet van de minister die bevoegd is voor de ruimtelijke ordening om deze vraag deftig te kunnen beantwoorden. De regelgeving wordt verder uitgewerkt door collega Schauvliege, maar uiteraard is er ook overleg met mezelf en de andere leden van de Vlaamse Regering, omdat daar natuurlijk ook wel belangrijke zaken in zitten die niet alleen mij aanbelangen, maar ook nog andere collega’s.
Het lijkt me zeer belangrijk voor mijn taak als minister die onder andere bevoegd is voor Wonen, dat ik erop moet toezien dat er bij het uitwerken van de regelgeving voldoende instrumenten worden ontwikkeld waardoor SHM’s zeker financieel niet zullen worden gesanctioneerd. Gronden zouden bijvoorbeeld moeten kunnen worden geruild en dergelijke meer. Een vermogensderving voor de sector is nefast voor de financiële positie van SHM’s en voor het verder ontwikkelen van sociale woningbouw. Ik ben wel voorstander van het bijbouwen van nieuwe sociale woningen, vernieuwbouw en renovaties van bestaande sociale woningen.
Ik wil er trouwens op wijzen dat niet alle woonuitbreidingsgebieden die in handen zijn van sociale huisvestingsmaatschappijen, per definitie slecht gelegen zijn.
Hebt u er eigenlijk al zicht op of die 833 hectare, dus meer dan de helft van de hectaren die in bezit zijn van de sociale huisvestingsmaatschappijen, gelegen zijn in goede en slechte gebieden? Als uw beleid als minister van Wonen is dat u bij wilt bouwen, moet u dat zeker goed voor ogen houden. Anders gaat u echt wel in de problemen komen. Aan nieuwbouw van sociale woningen spendeert u 2,9 miljard en nog eens 825 miljoen euro. In vijf jaar tijd zult u daar zelfs 3,7 miljard aan spenderen, wat op zich een indrukwekkend cijfer is. Als u ziet hoeveel woningen er maar bij zijn gekomen doordat er ook worden afgebroken, dan moet u toch tot nieuwe systemen komen. Zelfs al kunt u die 833 hectare perfect aansnijden, dan nog kunt u onmogelijk de 240.000 mensen die vandaag staan te wachten, op deze hectaren opvangen. U wilt er nu nog misschien geen uitspraken over doen, maar er is dringend nood aan vernieuwend beleid. We moeten de oude systemen voor een stuk laten varen.
Maar wat is uw vraag?
Wat gaat u daaraan doen? Hoe zult u die nieuwbouw kunnen realiseren als misschien een deel van de woonuitbreidingsgebieden wordt geschrapt?
De heer Tobback heeft het woord.
Mag ik misschien proberen om de vraag van mevrouw Van Volcem, die mij ook niet heel duidelijk is, te herformuleren in mijn eigen woorden? Minister, ik hoop dat ik uw antwoord zo heb begrepen dat wanneer we in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen afspreken dat we onze toekomstige ontwikkeling op het vlak van wonen daar gaan leggen waar het zowel voor de bewoners als voor de samenleving het beste is – namelijk bereikbaar, verdicht, duurzaam – dat we daar, los van waar de sociale huisvestingsmaatschappijen grond hebben, voor sociale huisvesting geen uitzondering op gaan maken, en geen woningen zetten waar het slecht is. Ik hoop dat dat uw antwoord is. Dit is mijn voornaamste vraag: laat ons alstublieft niet denken dat we goedkoop bouwen gaan oplossen door te bouwen waar het eigenlijk niet hoort en voor de rest grote principes hanteren. Ik hoop dat dat niet de vraag was die mevrouw Van Volcem stelt. Ik blijf erbij dat we alle woningen in dit land met dezelfde kwaliteit en volgens dezelfde regels van goede ruimtelijke ordening proberen bouwen. Op termijn is dat de meest duurzame manier om betaalbare woningen voor iedereen te garanderen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, we hebben in dit parlement kamerbreed en ook in de regering afgesproken dat we de extra ruimte-inname naar nul zouden brengen in 2040. Dat is nu nog 6 hectare per dag. Sommige woonuitbreidingsgebieden zijn al decennialang in handen van sociale huisvestingsmaatschappijen en zijn nog altijd niet bebouwd. Een van de redenen daarvoor is dat ze slecht gelegen zijn: dat ze overstromingsgevoelig zijn, dat ze te ver liggen van voorzieningen of van openbaar vervoer. We weten dat de kosten voor de samenleving, voor de belastingbetaler, om die zones alsnog aan te snijden, veel en veel te hoog zijn. Wij willen in elk geval geen sociale woningen bouwen weg van voorzieningen, weg van openbaar vervoer. Dat is geen goed idee. We willen ook geen sociale woningen bouwen in zones waarvan we weten dat ze zullen overstromen. Ook dat willen wij niet.
De heer de Kort heeft het woord.
Uiteraard is het goed dat er hier wordt gepleit voor bijkomende betaalbare huisvesting, bijkomende mogelijkheden voor sociale huisvesting. De vraag die is ingegeven door collega Van Volcem, is dat er een aantal mogelijkheden minder zijn voor bebouwing. Aansluitend op het nieuw Beleidsplan Ruimte Vlaanderen is het goed dat er meer ondersteuning wordt gegeven aan initiatieven waar effectief een kernversterking, een verdichting gebeurt. Op die manier kunnen er inspirerende projecten op dat vlak worden ondersteund, zoals bijvoorbeeld projecten rond betaalbaar wonen boven de school. Er zijn goede voorbeelden die twee vliegen in één klap slaan: goede, degelijke schoolinfrastructuur en goede, betaalbare huisvesting.
Mijnheer de Kort, ik ben het volledig met u eens en ik wist ook dat u met dat voorbeeldje zou afkomen. Daar kunnen andere gemeenten, los van Brasschaat, een voorbeeld aan nemen.
Ik blijf wel sociale woningen bouwen. Het is absoluut de bedoeling om dat te blijven doen, of dat nu nieuwbouw is, vernieuwbouw of grondige renovatie. Het is onze verdomde plicht om als Vlaamse overheid daarop te blijven inzetten. Dat is mijn overtuiging en ook de overtuiging van mijn collega's in de Vlaamse Regering.
Indien er – dat is een antwoord op de vraag van de heer Tobback – woonuitbreidingsgebied van SHM’s zou worden geschrapt omdat het niet goed gelegen is, dan heb ik met minister Schauvliege afgesproken, als gevolg van de financiële situatie van die SHM’s, dat er gronden kunnen worden geruild. We gaan natuurlijk geen investeringen doen in gebieden en gronden waarvan we weten dat ze slecht gelegen zijn.
Mijnheer Tobback, ik kan u nog meegeven – dat zal u misschien helemaal overtuigen en misschien kan er een klein applausje af, de wonderen zijn de wereld nog niet uit – dat… (Opmerkingen van Bruno Tobback)
Inderdaad, u bent al ver gegaan. In het voorjaar van 2018 zal ook het Woonforum een hele sessie wijden aan rationeel grondgebruik bij SHM’s.
Ik ben ervan overtuigd dat het de verdomde plicht is van de Vlaamse Regering en de Vlaamse overheid om te blijven investeren. Het investeringsvolume dat we nu halen, moeten we blijven voortzetten tijdens de komende jaren en de komende legislaturen om de meest kwetsbare mensen in Vlaanderen te kunnen huisvesten. Natuurlijk moeten we ook met onze sociale huisvestingsmaatschappijen het voorbeeld geven. We mogen natuurlijk niet bouwen in woonuitbreidingsgebieden die slecht gelegen zijn. We zullen daarvoor compensaties krijgen. Dat is zo afgesproken binnen de schoot van de Vlaamse Regering, want onze SHM’s doen heel wat moeite en het zou heel jammer zijn mochten ze daardoor financiële tekorten oplopen en minder dienstverlening kunnen geven aan de mensen die het echt nodig hebben.
Minister, alle partijen zeggen hier eigenlijk hetzelfde. Op slecht gelegen gebieden moet je zeker voor de meest kwetsbaren niet bouwen. Dat is duidelijk. Als je daar echter niet kunt bouwen, is het gevolg dat je minder aanbod van nieuwe sociale woningen zult kunnen leveren. Als het aanbod van de grond wordt gehalveerd en er op de wachtlijst 240.000 mensen staan, dan zult u het beleid moeten bijsturen en zal het oude concept van louter bijbouwen van nieuwe sociale woningen onvoldoende zijn. Er is vandaag een crisis, maar ik kaart dat al acht jaar aan. Jaar na jaar zeg ik dat er ooit een groot probleem zal komen omdat de gronden op geraken en omdat nieuwbouw zes jaar duurt. (Applaus bij Open Vld)
De actuele vraag is afgehandeld.