Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het verdere proces met betrekking tot de woonreservegebieden
Actuele vraag over de bevraging bij de gemeenten naar de woonreservegebieden
Actuele vraag over de bevraging van de gemeentebesturen in het kader van de opmaak van een positieve en negatieve lijst voor de woonreservegebieden
Verslag
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, afgelopen vrijdag kregen alle lokale besturen een brief van u, waarin u peilt naar de intenties, naar de actualisaties van de lokale besturen inzake de woonuitbreidingsgebieden.
Om dat even te duiden, elk lokaal bestuur heeft in het verleden in het kader van zijn structuurplannen een visie opgemaakt met betrekking tot welk woonuitbreidingsgebied het al dan niet wil aansnijden. Straks, als er opnieuw een beleidsplan moet worden opgemaakt, zal er opnieuw zo’n visie moeten worden uitgewerkt. Dat is uiteraard een proces van lang adem, met heel veel participatie, met heel veel inspraak, en uiteraard moeten alle geledingen daarbij worden betrokken.
Nu krijgen we plots deze brief. Ik heb hem bij me. Daar staat letterlijk in dat men een actualisatie wil van onze visie met betrekking tot die woonuitbreidingsgebieden, dat, als we van onze oude visie afwijken, we daarvoor moeten verwijzen naar de ontwikkelingsprincipes van het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Dat is nog geen beslist beleid. Dat is een witboek. Er staat tevens in dat we moeten antwoorden via de webpagina, uiterlijk op vrijdag 7 juli.
Minister, u zult begrijpen dat dat zeer kort dag is. Dat is ook het standpunt van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Bovendien laat men alleen het schepencollege daarover beslissen, terwijl dat de bevoegdheid van de gemeenteraad is, terwijl het toch een participatief proces vereist. Ik denk dat dat ook niet kan. Bovendien is er geen duidelijke duiding en geen rechtskader. Dit lijkt me toch een moeilijke gang van zaken.
Minister, in het witboek staat ook dat lokale besturen gelijkwaardige partners zijn van de Vlaamse overheid. Mijn vraag is: is dit een voorbeeld van gelijkwaardig partnerschap?
Ik dank u.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, in Kortrijk kregen wij een leuke brief van u in de bus. Het was een leuke brief, in die zin dat we als gemeente of als stad bevraagd worden over wat we nu vinden van die woonuitbreidingsgebieden.
En we hebben de kans om te zeggen: ‘In gebied x geloven we. We denken dat er daar nog voldoende verdichtingsmogelijkheden zijn enzovoort. We zouden u suggereren, minister, om dat op een positieve lijst te zetten.’ Volgens de brief zou dat betekenen dat dat decretaal gezien sneller kan worden omgezet in woongebied. ‘En, minister, in gebied y geloven we minder. Dat ligt wat afgelegen en watergevoelig. We bekijken al langer met de stad of er daar een andere oplossing mogelijk is.’ U vraagt ons om dat dan al dan niet op de negatieve lijst te zetten. En ook daar kondigt u mogelijk een decretaal initiatief aan.
De gemeente, de stad, is zeer tevreden dat ze wordt bevraagd, dat ze mee kan participeren en dat we bovendien kunnen meewerken aan een visie, een historische visie in Vlaanderen om onze open ruimte te vrijwaren waar het nodig is en om woonbehoeften op te vangen waar het moet.
Minister, mijn vraag is dan ook heel simpel: wat zal er verder gebeuren met het antwoord dat u ongetwijfeld vanuit zeer veel gemeenten zult krijgen?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, collega’s, nog niet zo lang geleden hebben we hier allemaal vrij uitgebreid gediscussieerd over het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. We waren het er toen kamerbreed over eens dat we op termijn naar een ruimte-innamestop moeten gaan. We waren het er ook over eens dat we dat niet van vandaag op morgen kunnen doen. Sommigen meenden dat dat sneller kon. Wij dachten alleszins dat het een oefening was die grondig moest gebeuren en waar zeker en vast de lokale besturen bij moeten worden betrokken.
En daarmee bent u begonnen, minister, met het betrekken van de lokale besturen. Toen ik zaterdag een aantal artikelen in de media las, leek het precies alsof gemeenten halsoverkop ik-weet-niet-wat-voor beslissingen moesten nemen. Voor zover mijn kennis reikt, hebben heel wat gemeentebesturen in structuurplannen zich al uitgesproken over woonuitbreidingsgebied. ‘Dit is een woonuitbreidingsgebied dat we snel willen aansnijden, dit misschien op middellange termijn en dat is een woonuitbreidingsgebied dat we wegens die en die reden niet willen aansnijden.’
Aangezien dat voor de meeste gemeenten al een hele tijd geleden is – een vijftiental jaren geleden –, vind ik het goed dat u niet zomaar zegt: ‘Dit heeft de gemeente x of y toen beslist’, maar dat u aan de gemeenten vraagt: ‘Wat is uw standpunt ter zake vandaag?’
Ik kan begrijpen dat een gemeente zegt: ‘Er is een nieuwe ontwikkeling rond een of ander woonuitbreidingsgebied. We willen wat meer tijd om dat te herbekijken.’ Ik denk dat daar wel ruimte voor zal zijn.
Ik denk dat dit de juiste aanpak is: van onderuit, onze gemeentebesturen die het dichtst bij de problematiek staan, erbij betrekken.
Minister, mijn concrete vraag is: wat is het concrete statuut van de antwoorden die u zult ontvangen, als u die vergelijkt met de destijds ingenomen standpunten in de gemeentelijke structuurplannen?
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, ik heb mijn collega’s net beluisterd. Ik kan alleen maar vaststellen dat, telkens als er een maatregel wordt genomen in het kader van de betonstop of de bescherming van bossen of open ruimten, uw meerderheid overhoop ligt. Politieke onenigheid tot en met.
Wanneer, minister, komt u nu eens naar buiten met een gedragen beslissing? Overlegt u niet met uw coalitiepartners? Dat is wat ik mij afvraag nu u de gemeente weer hebt bevraagd rond woonuitbreidingsgebieden en mevrouw Peeters als eerste daar was om in de krant te zeggen dat ze het er niet mee eens was.
Wat betreft de brief die u aan de gemeente hebt gestuurd, hebt u al twee jaar geleden gezegd dat u zo’n lijst zult opmaken met woonuitbreidingsgebieden die moeten worden geschrapt en andere die verder kunnen worden ontwikkeld. U hebt twee jaar de tijd gehad. En na twee jaar schrijft u één brief aan de gemeenten. En u verwacht van die gemeenten dat ze binnen de maand – nu nog drie weken – een antwoord geven voor een opdracht die redelijk degelijk en zwaar is.
Minister, bent u alstublieft bereid om de gemeentebesturen meer ademruimte te geven? (Applaus bij Groen en sp.a)
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, we zullen een keuze maken met betrekking tot de vraag welke woonreservegebieden al dan niet nog kunnen worden aangesneden. Dat principe staat in de conceptnota. De Vlaamse Regering heeft dit goedgekeurd.
Mevrouw Pira, ik geloof sterk in de bottom-upaanpak. Ik vind het dan ook belangrijk de standpunten van de lokale besturen te kennen. U hebt me al verschillende malen in de commissie en tijdens plenaire vergaderingen gevraagd om van bovenaf als Vlaamse overheid een rode pen te nemen en alle woonreservegebieden te schrappen. Ik heb altijd geantwoord dat ik het daar helemaal niet mee eens ben. We moeten van onderuit werken. Nu vraagt u om de lokale besturen hierbij te betrekken en om wat meer tijd te geven. Ik ben blij met uw voortschrijdend inzicht. U vraagt niet langer dat we in een kantoor in Brussel beslissen wat niet meer kan worden ontwikkeld.
We hebben die brief geschreven. We hebben de lokale besturen gevraagd een online webtool in te vullen. De meeste gemeentebesturen hebben een zeer duidelijke visie en kunnen dit eigenlijk zeer snel op de website invullen. Er is ook een mogelijkheid om in te vullen dat iets opnieuw moet worden bekeken, dat er een herevaluatie moet komen of dat het gemeentebestuur zich over een bepaald gebied nog niet heeft uitgesproken. Ik heb daar alle begrip voor. Ik begrijp dat gemeenten die tot een echte actualisering willen komen, hiervoor misschien wat meer tijd nodig hebben. Ik zou natuurlijk graag op 7 juli 2017 weten over welke woonreservegebieden geen discussie meer bestaat. Ik zou graag een overzicht hebben van de woonreservegebieden die worden geschrapt of behouden blijven. De gemeentebesturen die meer tijd nodig hebben en tot een grondige herevaluatie willen overgaan, kunnen die tijd ook krijgen.
We hebben voor deze aanpak en deze timing gekozen omdat het ontwerp van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) natuurlijk op ons afkomt. Eind juni 2017 zal ik van mijn diensten een ontwerp ontvangen dat is gebaseerd op de bevraging met betrekking tot het witboek.
We werken volop aan de uitwerking van een Instrumentendecreet waarin de juiste hefbomen moeten zitten. Indien een definitieve beslissing wordt genomen en bepaalde terreinen niet kunnen worden ontwikkeld, moeten we daar een correcte en voldoende hoge vergoeding tegenoverstellen.
We werken tegelijkertijd aan al die instrumenten. Het is een goede zaak dat samen met het BRV en het Instrumentendecreet scores aan de woonreservegebieden kunnen worden gegeven. Natuurlijk liggen die woonreservegebieden niet apart op zich. Het is belangrijk rekening te houden met de visies op woongebieden. Soms zijn bepaalde woongebieden slechter gelegen dan sommige woonreservegebieden. Ik vind dat we die afweging in beschouwing moeten durven nemen. We kunnen ons afvragen of bepaalde verafgelegen woongebieden wel moeten worden ontwikkeld. Het kan beter zijn bepaalde inbreidingsgerichte woonreservegebieden wel te ontwikkelen. Ik vind het belangrijk dat we dat allemaal samen benaderen en met de lokale besturen een gedragen visie ontwikkelen.
Een andere vraag is wat het statuut is van wat de lokale besturen invullen. De meeste gemeentebesturen hebben hun visie in een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan ontwikkeld. Dit is een advies. Indien uit dat advies blijkt dat over bepaalde zaken een consensus bestaat, houden we hier rekening mee. Indien blijkt dat dit niet het geval is, moeten we natuurlijk gezamenlijk nog een heel traject doorlopen. We zullen dit dan ook doen. Het gaat hier om een advies en niet om iets wat zo maar in een beslissing wordt overgenomen. We zullen een decretale basis uitwerken. Als we tot een consensus zijn gekomen, moeten we die terreinen ook omzetten. We kunnen dat niet zonder decretale basis.
Dit is dan ook een uitgestoken hand naar de lokale besturen om hun visie met ons te delen. Ik wil nog eens herhalen dat ik vermoed en uit mijn eigen ervaringen heb geleerd dat de meeste lokale besturen eigenlijk een zeer duidelijke visie hebben op wat ze al dan niet nog willen ontwikkelen. Dit kan vrij snel en zeker voor 7 juli 2017 worden meegedeeld. Indien gemeentebesturen verklaren meer tijd nodig te hebben, zijn we bereid na te gaan of we die bijkomende tijd kunnen geven. Ik maak me echter sterk dat heel wat lokale besturen hier een duidelijke visie op hebben. We geven de lokale besturen de kans die eigen visie mee te delen en samen een traject te doorlopen. Ze werken hieraan. Dat is net het partnerschap. Dat is wat we van plan zijn.
Mevrouw Pira, het zal niet van bovenaf worden opgelegd. Het is de bedoeling dit samen te doen en niet over één nacht ijs te gaan. Om tot een juiste vergoeding te komen, moeten we hier ook het correcte instrument naast zetten.
Minister, u geeft heel duidelijk aan dat u alles in zijn totaliteit wilt aanpakken, het Instrumentendecreet, het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Met het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen zijn we sinds 2011 bezig. En opnieuw denk ik dat het heel belangrijk is dat we daar draagvlak voor krijgen. Anderzijds moet ik verwijzen naar het regeerakkoord en naar uw beleidsnota, waarin duidelijk stond dat er voor de woonuitbreidingsgebieden een tweesporenbeleid zou worden uitgestippeld: het versneld en transparant aansnijden van woonuitbreidingsgebieden die goed gelegen zijn, mogelijk maken, en anderzijds een kader uitwerken voor slecht gelegen woonuitbreidingsgebieden. Dat staat ook in de conceptnota waar u naar verwijst. Ik heb die conceptnota ook bij, en daarin schrijft u zelf heel expliciet dat u aan de Gemeentelijke Commissies voor Ruimtelijke Ordening (GECORO’s) en aan de gemeenteraden zult vragen wat de actualisatie van die woonuitbreidingsgebieden inhoudt. Ik denk dat op amper drie weken tijd geen enkel lokaal bestuur én zijn gemeenteraad én zijn GECORO opnieuw kan samenroepen. Hoe moeten we dat dan verder rijmen?
Soms krijg ik hier de indruk dat we lang in een glazen stolp zitten en, zeker als het gaat over het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, het lang hebben over papieren plannen. Ik ben eigenlijk blij, minister, dat we eindelijk een eerste mijlpaal krijgen, namelijk dat het laaghangend fruit, woonreservegebieden – en collega Peeters, in Kortrijk hebben we consensus over een aantal reservegebieden die absoluut niet nodig zijn als woongebied – dat we die eindelijk bekijken om dat te schrappen. Op die manier, en alleen op die manier, gaan we ook onze ruimtelijke ambities waarmaken.
Collega’s, ik roep iedereen op om te stoppen met puur het papierwerk, maar eindelijk een aantal mijlpalen te zetten. De minister heeft ook aangegeven dat dat advies van de gemeentebesturen nog kan worden bijgestuurd als de gemeentebesturen dat willen, dat dat in een totaalaanpak wordt bekeken. Ik vrees dus niet dat dat nu een ‘now or nothing’ is.
Minister, u verwees naar een decretaal kader. Ik vermoed dus, als we het zouden schrappen, dat het niet via een klassiek ruimtelijk uitvoeringsplan is. Wanneer kunnen we dat decretaal kader dan verwachten?
Ik heb hier eigenlijk niet veel aan toe te voegen. Ik ben daarstraks begonnen met te zeggen dat ik het een goede zaak vind dat gemeentebesturen hier primordiaal in betrokken worden. Ik heb ook van u begrepen, minister, dat er inderdaad mogelijkheid is om meer tijd te geven. Ik denk dat het een terechte bemerking is dat GECORO’s het best betrokken worden op het moment dat men zijn visie wijzigt. Gemeentebesturen die gewoon op hun standpunt blijven zoals dat vandaag in het structuurplan staat, kunnen morgen perfect zeggen: wij blijven op dit vlak op ons standpunt.
Minister, aangezien u mij twee keer verkeerd geciteerd hebt, moet ik dat toch wel even rechtzetten. Ik ben absoluut voor het betrekken van de gemeenten, maar ik heb altijd gepleit, in de commissie en hier in de plenaire vergadering, tot wanneer u uw beleid hebt uitgerold, om een bewarend beleid te voeren rond de woonuitbreidingsgebieden. En dat is niet vanuit Brussel zomaar schrappen.
Ik ben eigenlijk blij voor de gemeenten dat die die niet klaar zijn, of niet klaar kunnen zijn tegen 7 juli, de mogelijkheid krijgen om uitstel te krijgen. Maar ik ben niet blij voor u, minister. Vrijdag hebt u een brief gestuurd naar de gemeentebesturen met als deadline 7 juli. En nu is het weer: als u niet klaar bent, mag het later. Ik moet denken aan het schouwspel van een paar weken geleden rond het omgevingsloket, dat intussen uitgesteld is tot 1 januari 2018. Ik moet denken aan het debacle met de boskaart, in openbaar onderzoek teruggetrokken. En nu zijn het weer de woonuitbreidingsgebieden. U schrijft de besturen aan, ze krijgen een maand de tijd, en nu, tijdens de plenaire vergadering, blijkt dat het weer uitgesteld mag worden. Minister, kunt u zelf nog in de spiegel kijken?
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik zal het niet hebben over het schouwspel van gaan en terugkomen, want ik ben het wel eens met collega's die zeggen dat de meeste gemeenten die op een serieuze manier bezig zijn met ruimtelijke ordening, eigenlijk allang vooruit hebben gekeken, want iedereen weet dat deze discussie eraan komt, dat dit aan de orde is. De meesten zijn daar dus wel klaar voor.
Wat ik wel mis, is een duidelijk kader en richtlijnen van u, minister. Alleen maar vragen en hopen dat wie klaar is, de juiste antwoorden geeft, dat is misschien toch wel een beetje kort. Dit gaat uiteindelijk ook over veel geld. We zijn het erover eens dat wie niet kan bouwen, in ieder geval schadeloos zal moeten worden gesteld. Dat betekent dat we in de komende twintig jaar miljoenen euro's zullen moeten besteden.
Er is wel een Vlaams kader nodig om te maken dat we samen weten wat er wordt beslist over waar wel en niet wordt gebouwd, op een manier dat dit maximaal rendement oplevert: maximaal rendement in open ruimte, maximaal rendement in bebouwing en maximaal rendement van belastinggeld dat we aan schadevergoedingen moeten besteden. Daarvoor zal toch een iets duidelijker kader moeten worden gegeven om die beslissingen te nemen in de gemeentebesturen na wat u vandaag doet. Nu schuift u het een beetje af.
Minister, komt dat kader er? Gaan we nadenken over waar we de middelen die zullen moeten worden besteed, zo efficiënt mogelijk besteden?
Mevrouw Peeters, u verwijst naar de conceptnota, naar de beleidsnota en de beleidsbrieven. Die blijven natuurlijk volledig van kracht en we volgen dat ook op. Het blijft de bedoeling om met een positieve en negatieve lijst te werken. Het is niet de bedoeling, zoals door sommige partijen wordt gevraagd, om alle woonreservegebieden gewoon te schrappen. Dat wil ik niet doen. Vaak zie je dat sommige woongebieden verder afgelegen zijn dat sommige woonreservegebieden. Je kunt dat dus niet allemaal over één kam scheren. Je kunt niet zeggen dat we al die woonreservegebieden zelf zomaar van bovenaf schrappen. De bedoeling blijft die dubbele lijst.
De meeste lokale besturen, daar blijf ik bij, hebben een heel duidelijke visie, en die vragen we op. We kunnen die ook snel hebben. Dat is al bevestigd door de lokale adviesraad, door de GECORO, door de gemeenteraad. Die kunnen dat snel overmaken. De datum van 7 juli schuiven we niet zomaar op in de oneindigheid. Je hebt ook de mogelijkheid om op de website aan te geven dat je nog geen uitspraak hebt gedaan. Als lokale besturen dan toch een visie ontwikkelen, kunnen ze die gerust later aan ons overmaken.
Mijnheer Tobback, het is ook een beetje de discussie over de kip en het ei. Als we van bovenaf stappen zetten, horen we kritiek: waar is de betrokkenheid van de lokale besturen? Als we de lokale besturen bevragen, is de kritiek dat we geen kader scheppen en dat we onze verantwoordelijkheid afschuiven. Het gaat om een partnerschap, waarom we de adviezen en de visie van de lokale besturen opvragen, en daarna gaan we het traject lopen met het ontwerp Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en met het Instrumentendecreet, om dan samen over te steken en duidelijk aan te geven waar we in Vlaanderen nog willen bouwen en waar we niet willen bouwen.
Het is dus een heel traject dat we doorlopen. Het is geen gemakkelijk traject, het zal nog veel discussie met zich meebrengen. Er is natuurlijk ook een financieel verhaal, over compensatie. Wat mij betreft, moet de planschade naar omhoog. Als je geen 100 procent vergoedt, zullen we nooit tot een gedragen voorstel en een uitrol van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen kunnen komen. We moeten dus nog een heel traject doorlopen, maar het is niet meer dan normaal dat we de lokale besturen en de lokale visie daarin betrekken.
Mevrouw Pira, het is dus absoluut geen uitstel. We werken elke dag verder. Op het terrein zie je dat heel wat lokale besturen al bezig zijn en dat ze een heel duidelijke visie hebben ontwikkeld. Collega's, het is de enige juiste weg om dat op deze manier te bevragen. We nemen dan ook alle informatie mee.
Mijnheer Tobback, u spreekt zelf over een financiële compensatie. Daarvoor heb je natuurlijk gegevens nodig. Daarom is het goed dat we die gegevens kunnen opvragen bij de lokale besturen. Als er een consensus is over een bepaalde aanpak, kunnen we die vanuit Vlaanderen meenemen. Het kader is ook niet zomaar uit de lucht komen vallen. We hebben de conceptnota waarin de principes staan van welke woonuitbreidingsgebieden we graag willen behouden en welke niet. In die conceptnota, die de Vlaamse Regering heeft goedgekeurd, staan enkele richtlijnen.
We zitten dus niet stil, we rollen het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen met de woonreservegebieden die we willen aanpakken, verder uit. In de komende weken en maanden zullen we daar ongetwijfeld nog vaak van gedachten over kunnen wisselen.
Minister, ik heb toch de indruk dat we telkens kleine stapjes zetten, maar finaal moet het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen er komen. Ik hoor iedereen hier zeggen dat de decretale basis voor de omzetting van die woonuitbreidingsgebieden er moet komen. Dan kan ik alleen maar concluderen: als je de lokale besturen als een volwaardige partner beschouwt, dan is deze brief voorbarig.
In het verleden hebt u in de commissie ook telkens opnieuw gezegd dat u eerst een decretaal kader zou uitwerken en dat u dan pas met lijsten zou komen. Wel, respecteer de nota’s die in het verleden werden opgemaakt, respecteer de lokale ambtenaren, respecteer de leden van de Gemeentelijke Commissies voor Ruimtelijke Ordening (GECORO’s) van de gemeenteraden, want zij moeten er allemaal inspraak over hebben, en ze kunnen maar een volwaardige inspraak hebben als er ook een decretaal kader is. Dat moet er dus in de eerste plaats komen. (Applaus bij Open Vld)
Ik ga even reclame maken voor de collega’s van Open Vld. Wij hebben in Kortrijk een schitterende schepen van Ruimtelijke Ordening van Open Vld-signatuur, die met heel veel plezier de brief van de minister in ontvangst heeft genomen en die daarop op korte termijn een advies kan geven, en zal geven. Minister, ik denk: Vooruit met de geit! Instrumentendecreet snel klaarmaken, zodat dat we een goede visie hebben op planschade. Decreet realiseren, zodat we komaf kunnen maken met slechtgelegen woonreservegebieden en woonreservegebieden die goedgelegen zijn kunnen ontwikkelen voor onze woonbehoefte. En dan kan de kiezer ons daarop in 2019 afrekenen.
Mevrouw Pira, ik kan niet meer zo goed volgen. Eerst zegt u hier voortdurend tegen de minister: ‘Beslis nu over die woonuitbreidingsgebieden.’ Daarna komt u hier zeggen: ‘De gemeentebesturen krijgen te weinig tijd.’ En als de minister u dan uitlegt dat die mogelijkheid om meer tijd te nemen aanwezig is op dat online platform, zegt u: ‘Wat is het nu?’ Dan is het precies ook weer niet goed.
Collega’s, ik denk alleszins dat diegenen die hier destijds hebben gepleit om onmiddellijk een ruimte-innamestop in te voeren, vandaag samen met ons kunnen vaststellen dat dat onmogelijk zou zijn geweest. Er is veel werk op de plank. In eerste instantie worden de gemeentebesturen bevraagd. Het is goed dat ze worden bevraagd voordat er beslissingen worden genomen, want anders is die beslissing niet ernstig te nemen. En er moet parallel inderdaad een Instrumentendecreet worden gemaakt. Op die manier gaan we stap voor stap in de goede richting, naar hetgeen we hier in het Vlaams Parlement enige tijd geleden kamerbreed hebben beslist.
Mijnheer Ceyssens, mijn houding is altijd geweest: ‘Werk voort, maar werk degelijk.’
Minister, ik vrees eerlijk gezegd voor een boskaartscenario. Elk goedbedoeld idee verzuipt in politiek gekibbel. Dat hebben we hier daarnet gezien. Het is niet de laatste keer dat we hier met vier staan. Of in bestuurlijk geknoei. Het resultaat zal zijn, net zoals met de boskaart: niets. Onlangs hebt u getweet dat Vlaanderen de leiding moet nemen wat betreft het klimaat. Op deze manier zal u dat jammer genoeg niet lukken.
De actuele vragen zijn afgehandeld.