Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Landuyt heeft het woord.
Naar verluidt was er enige twijfel over het actuele karakter van mijn vraag, wat eigenlijk een beetje typerend is voor de situatie. Er is in de kunstwereld een stijgende ongerustheid over de aanpak van diefstal van kunst door ons land.
Wat is het probleem? Enerzijds doen de musea zoals in Brugge alles om onze kunst zo goed mogelijk te beschermen. We doen inspanningen om kunst te verwerven, maar we stellen vast dat men vanuit de federale bevoegdheid, op zijn minst wat de politie betreft, kunstdiefstal beschouwt als een gewone diefstal. In de parlementaire werkzaamheden van het federale parlement kan men lezen dat de minister van Binnenlandse Zaken een diefstal een diefstal vindt. Het probleem met kunstdiefstal is dat het gaat over het beschermen van de kunst van een bepaald land, het beschermen van het erfgoed. Het is o zo belangrijk voor de internationale verhoudingen maar ook voor de eigen kunst dat men weet wat gestolen kunst is, dat men daar een overzicht van heeft en dat men niet de indruk creëert dat België het vrije terrein is voor die illegale kunsthandel.
Naar aanleiding van een kleine herstructurering binnen de Federale Politie waarbij een cel wordt afgeschaft – twee mensen moeten op een andere manier werken en men verzamelt niet langer deze kennis over kunst op het federale niveau – wil ik u vragen wat u doet ten opzichte van een minister van Binnenlandse Zaken en een minister van Justitie die het signaal geven dat kunstdiefstal niet belangrijk is. Zijn er geen mogelijkheden om vanuit onze bevoegdheid, vanuit Vlaanderen, zelf beschermend op te treden? In naam van de wereld van de musea en kunstinstellingen wil ik u vragen om hier effectief ofwel het ene ofwel het andere te doen.
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Landuyt, ik heb net als u enkele maanden geleden vastgesteld dat het plan van de Federale Regering om de kunstcel binnen de Federale Politie af te bouwen, gelukkig niet helemaal is gerealiseerd. Het was, zoals u zei, geen grote cel, er waren twee mensen in actief. Er is op dit moment nog altijd een persoon die zich daarmee kan bezighouden. In de databank Artist wordt alle gestolen of illegaal verhandelde kunst bijgehouden. Met andere woorden, er is wel degelijk nog altijd een activiteit op federaal vlak, en dat is ook goed omdat er in toenemende mate een link lijkt te bestaan tussen financiering van terrorisme en illegale kunstverkoop. In die zin is het dus niet zomaar een perifeer fenomeen.
De rol van de Vlaamse Gemeenschap daarin is natuurlijk beperkt. Wij willen wel in het kader van werkgroepen die er ook zijn voor andere zaken zoals roofkunst en dergelijke meer, knowhow ter beschikking stellen, maar de Vlaamse Gemeenschap is natuurlijk niet de eerste partner wanneer het gaat over misdaadpreventie of misdaadbestrijding. Het is normaal dat het zwaartepunt absoluut binnen de Federale Politie en binnen haar samenwerkingsverbanden met Interpol blijft liggen. Mensen van onze administratie kunnen zeker mee in werkgroepen zitten om bepaalde problemen mee in kaart te brengen en op te lossen. Wanneer het echter gaat over misdaadbestrijding, dan heeft ieder in dit land zijn verantwoordelijkheid, en dit is een federale bevoegdheid.
Ik zal even reageren op het gevaar af dat de fractieleider van de N-VA wakker wordt. Hier botsen we op een van onze typische bezorgdheden. Mijn zorg is dat als je antwoordt dat de federale overheid verantwoordelijk is voor het stellen van de prioriteiten in wat ze wel en niet belangrijk vindt, we dan we als Vlaamse overheid een probleem hebben. In het licht van wat nu mogelijk is, is het onze plicht om via de Vlaamse Regering aan de Federale Regering te zeggen wat belangrijk is inzake strafvervolging. Inzake strafvervolging is het hier belangrijk dat onze kunst, waar wij de hoeder van zijn op het Vlaamse niveau, ook wordt beschermd op het federale niveau. Daarvoor bestaat een techniek: de Vlaamse Regering kan eisen dat men die prioriteiten ernstig neemt.
Nu zegt de federale overheid: ‘Mannekes, we gaan zelf kiezen wat belangrijk is, en voor ons is kunst niet belangrijk.’ Dit mag u niet laten passeren. (Applaus bij sp.a)
De heer De Gucht heeft het woord.
Deze actuele vraag is al verschillende keren aan bod gekomen, ook in de commissie. In de Senaat hebben we de mogelijkheid om vanuit de verschillende deelparlementen deel te nemen aan federale vraagstellingen. We hebben dat daar ook al naar voren gebracht.
Het is ongelooflijk belangrijk dat we zowel voor roofkunst, als voor de zogenaamde weeskunst – de roofkunst van de Tweede Wereldoorlog – een goede databank hebben en een goede opvolging bij de politiediensten op het federale niveau. Het is inderdaad een schande dat een cel waarin nog maar twee personen zaten, is opgedoekt. Als je weet dat terrorisme een van de prioriteiten is, en dat een groot deel van het terrorisme wordt gefinancierd door het te koop stellen van zaken die in die gebieden worden geroofd, dan is het not done dat een cel in ons land, het hart van Europa, wordt opgedoekt.
Het is heel belangrijk dat onze minister al een commissie heeft samengesteld met de verschillende ministers die daarvoor verantwoordelijk zijn, om er een oplossing voor te vinden. We hebben die vraag ook gesteld op het federale niveau om ervoor te zorgen dat er zo snel mogelijk opnieuw een dienst wordt gezet op de kunstroof in ons land.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Uiteraard staan wij honderd procent achter de bezorgdheden die u uit, mijnheer Landuyt. U hoeft ons niet te vertellen dat we een complex land zijn, maar justitie, binnenlandse zaken, veiligheid, terrorisme en ook uw bezorgdheid zijn federale materie.
De actualiteitswaarde van deze vraag was mij niet helemaal duidelijk. Een jaar geleden werd even geopperd – ik zeg wel: geopperd – om de kunstcel, die uit twee personen bestond, op te doeken, maar het is net door het overleg dat de gemeenschappen op het federale niveau hebben gevoerd, en dat duidelijk heeft gemaakt hoe belangrijk dat is, dat die kunstcel niet is opgedoekt. Daar gaan nog altijd mensen mee aan de slag, net omdat het probleem van terrorisme en criminaliteit wordt gelinkt met kunstroof.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Ik wil de actuele vraag van collega Landuyt ondersteunen. Minister, er moet beter worden samengewerkt tussen de deelstaten en de federale overheid om ervoor te zorgen dat er een effectief beleid komt tegen kunstroof. Het is belangrijk dat de databank en die eenmanscel van de gerechtelijke politie, die al in embryo bestaat, worden bewaard.
Het was voordien immers sterker uitgebouwd, maar het is dus niet helemaal verloren gegaan. Dat wist ik niet. Dank u voor die informatie. We kijken uit naar uw antwoord. We denken echter alvast dat het goed zou zijn, gezien het interfederale karakter, dat collega Coudyser ook heeft benadrukt, dat we hierover in de Senaat een informatieverslag zouden maken, om inzake de afstemming tussen de deelstaten en de federale overheid, die vandaag problematisch is, aanbevelingen voor betere afspraken te maken. Dat gaat over afspraken over een beter wettelijk kader, want niet alle internationale verdragen hebben hun implementatie gevonden in onze eigen federale en deelstatelijke wetgeving. Het gaat er ook om ons samen de vraag te stellen hoe justitie, politie en inlichtingendiensten kunstroof efficiënter kunnen aanpakken.
Het is gezegd door de collega’s: het gaat over punctuele kunstroof, eventueel op bestelling van kunstliefhebbers, -verzamelaars en anderen, maar het gaat ook heel vaak over het op die manier financieren van terrorisme. Als we nu kijken naar wat de oorlog in Syrië met zich meebrengt, dan is er een echte, duidelijke link met illegale kunsthandel en kunstroof.
Als overtuigd federalist, en dus per definitie iemand die in samenwerking gelooft, ben ik absoluut voor meer samenwerking tussen de gewesten en de gemeenschappen. Ik zei ook daarnet aan de heer Landuyt dat onze mensen wel degelijk ter beschikking staan, in werkende of wat mij betreft nog op te richten samenwerkingsverbanden en werkgroepen, om die problematiek van dichterbij te gaan bekijken, maar ik wil mijn betoog toch afsluiten met erop te wijzen dat de minister van Cultuur geen politieagent is. Met andere woorden, voor misdaadbestrijding hoeft u niet op mij te rekenen. Gelukkig misschien, zoals ik de heer Somers al zie zeggen.
De heer Landuyt heeft het woord.
Dank u. Het is mijn stelling niet dat de minister van Cultuur minister van Politie, Binnenlandse Zaken of Justitie moet worden. Mijn stelling, en ik zeg dat al jaren, zeker na de huidige staatshervorming, is dat de prioriteiten inzake strafvervolging niet enkel door de Federale Regering worden bepaald. Die worden mede met de gewesten en de gemeenschappen bepaald. Daarvoor is er zelfs een minister aangeduid. In ons geval is dat de minister-president. Die moet zijn inspraak afdwingen met betrekking tot de prioriteiten die men stelt inzake vervolging en dus inzake politie-inzet. Ik ben evengoed een federalist, maar het gesprek moet wel van beide kanten komen. Mijn vraag is ingegeven door de bezorgdheid over kunst, en in Brugge hebben we een pak kunst te beschermen. We investeren enorm veel in beveiliging, maar onze musea worden samen met andere musea geconfronteerd met het feit dat dit nonchalant wordt behandeld inzake vervolging, inzake bijhouden wat er allemaal bezig is met Vlaamse en Europese kunst. Mijn vraag is dus dat u dat zou willen nakijken en bespreken met de minister-president, dat hij van zijn federale collega’s een ernstig federaal systeem eist, dat hij vraagt dat men kunst ook federaal belangrijk zou vinden en dat dat wordt vertaald in het vervolgingsbeleid. Anderzijds, als zij het niet doen, moeten we er enigszins klaar voor zijn om onze eigen bestanden te maken.
De actuele vraag is afgehandeld.