Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, deze week verschenen twee aparte onderzoeken naar het onlinegedrag van onze kinderen, tieners en jongeren. Het waren twee verschillende onderzoeken, maar de conclusies gingen wel dezelfde kant op.
Uit die onderzoeken bleek namelijk dat we in Vlaanderen ons best wel roekeloos op het internet begeven. Steeds meer ouders en opvoeders staan daarbuiten en vragen zich af hoe ze daar beter zicht op kunnen krijgen of opnieuw vat op kunnen krijgen.
Internet en sociale media zijn zonder meer fantastisch. We ontmoeten elkaar daar, net zoals kinderen en jongeren daar ook hun weg in zoeken en vinden, vaak met vallen en opstaan. Op zich is dat nog geen enkel probleem. Daarnaast staan dan ouders, grootouders, opvoeders, die mee die nieuwe weg opgaan en ook hun weg zoeken, zoals dat gaat. De ene laat zijn kind helemaal vrij de onlinewereld ontdekken, de andere wil daar afspraken rond maken, grenzen stellen, zicht op houden. Ongeacht welke opvoedingsstijl je wilt hanteren, zijn de sociale media en de alomtegenwoordige internetrealiteit in elk gezin een aanleiding tot heel wat vragen en discussies. Wat is nog normaal en wat niet meer? Wat kan wel nog en wat niet? Hoe ga je er als ouder mee om als je kind dagenlang niets anders wil doen dan gamen, of als het met vrienden chat en gevraagd wordt om foto’s door te sturen en noem maar op?
Minister Gatz, als we dan gaan kijken wat we daartegen kunnen doen, en ik heb dat al meermaals hier en elders beklemtoond, hecht ik veel geloof aan wat u doet en kunt doen met het Kenniscentrum Mediawijsheid. Ik denk dat we het belang van een dergelijk expertisecentrum niet kunnen onderschatten. Heel specifiek naar ouders toe hebt u de website MediaNest.be in het leven geroepen. Die is breed tot stand gekomen. De informatie komt vandaag nog niet tot waar ze moet zijn.
Minister, wat zult u doen om de informatie, tips en vuistregels actiever en breder bekend te maken tot die komen waar de vragen en de noden zijn?
Minister Gatz heeft het woord.
Naar aanleiding van deze vraag over mediawijsheid, wil ik één van die onderzoeken onderscheiden van de andere. Het gaat ook over mediawijsheid, maar dan van andere maatschappelijke actoren, namelijk van bedrijven die onderzoeken in de samenleving in de markt zetten. Eén van die twee onderzoeken was immers uitgebracht door een bedrijf dat parental control propageert en mechanismen aan ouders verkoopt voor strikter ouderlijk toezicht. Dat kunnen we niet als noodzakelijkerwijze objectief beschouwen. Ook de journalisten, die met koppen als ‘schrikbarend roekeloos’ gedrag uitpakken, dragen hierin een verantwoordelijkheid. Als ze dergelijke zware woorden gebruiken, hadden ze minstens in het artikel kunnen vermelden dat het onderzoek niet objectief was.
Dat neemt niet weg dat uw vraag volledig terecht is, want de problematiek bestaat wel. De vraag is in hoever men ons schrik wil aanjagen met gedrag dat kinderen nu eenmaal vertonen, omdat het tot hun normale leefwereld behoort.
Daarom wil ik het liever hebben over het tweede onderzoek, namelijk het rapport EU Kids Online, dat wel door universiteiten in de verschillende Europese lidstaten is gevoerd en dat aangeeft dat er aan het internetgedrag inderdaad wel risico’s verbonden zijn. Die zijn niet zo ‘schrikbarend roekeloos’ als het andere onderzoek ons om commerciële redenen wil doen geloven.
U hebt er terecht op gewezen dat er geen wondermiddel bestaat. Het Kenniscentrum Mediawijsheid kreeg sinds het begin van deze legislatuur meer middelen, wat in de huidige budgettaire context niet evident is. Het kenniscentrum heeft succesvol MediaNest.be gelanceerd, samen met andere partners uit de brede samenleving, zoals de Gezinsbond, Klasse, enz. Nu is het de bedoeling om dat verder te gaan uitrollen.
Het is absoluut nodig dat de verschillende partners die mediawijsheid belangrijk vinden – en eigenlijk vinden we dat allemaal, als ik Klasse zeg, overkoepelt dat het hele onderwijs, als ik Gezinsbond zeg, zijn dat vele tienduizenden gezinnen – nu de tijd krijgen, want de website is nog maar een zestal weken geleden gelanceerd, om dit verder in de poriën van de samenleving te laten binnendringen. Daar zijn twee manieren voor. Er bestaan heel veel tips over hoe ouders met mediawijsheid – zelf en voor hun kinderen – kunnen omgaan, ook met onlinegedrag. Ze moeten tegelijk voor ogen houden dat de beste manier is erover te praten en constant terug te koppelen, niet vanuit een controlerende opdracht, al is het niet aan mij om te zeggen wat ouders met hun kinderen thuis moeten doen, ze mogen dat doen, of afspraken maken. Er is een hele reeks handige tips die de ouders een beetje comfort geven, een antwoord op hun vragen: doe ik het wel goed? Zowel het Kenniscentrum Mediawijsheid als de twee grotere partners die ik net noemde kunnen mee instaan voor het verder uitrollen van die informatie. Het is een proces van lange adem dat we af en toe zullen moeten herhalen. Dat gaan we ook doen.
Ik ben blij te horen dat degenen die hebben meegewerkt aan de betreffende website ook hun expertise zullen inzetten om de informatie te krijgen waar ze moet komen. Ik hoop dat we breder kijken dan degenen die genoemd zijn, daar ga ik toch van uit. Er zijn de huizen van het kind die op heel laagdrempelige wijze met heel veel mensen in contact komen. Er is het expertisecentrum opvoedingsondersteuning waar u ook met andere projecten samenwerkt. Het lijkt me evident dat we ouders hierin gaan ondersteunen. Net zoals we onze kinderen leren hoe ze zich moeten gedragen in het verkeer of in de omgang met anderen, moeten we er nu eenmaal een opdracht van maken om hen te leren hoe ze zich moeten gedragen of tenminste enige richting geven in het gebruik van internet. Dat zal in de toekomst alleen maar belangrijker worden.
De heer De Gucht heeft het woord.
Het is een enorme uitdaging om in die snel informatiserende wereld de juiste informatie te geven aan de ouders en aan de jongeren. Daarom ook hebben we onlangs een resolutie goedgekeurd van onder andere de collega’s Bajart, Van Eetvelde en Rombouts over de toegang van jongeren tot internet, juist als reactie op de Europese verordening om mensen te beschermen. Ik denk dat we daar op een goede manier werk van maken.
We moeten ons bewust zijn van de uitdagingen om de eenvoudige reden dat we daar met een kloof zitten. De ouders zijn eigenlijk veel minder snel mee dan die jongeren, en jongeren kennen de grenzen niet. We zetten daarin goede stappen. We moeten ons daar heel bewust van zijn.
Minister Crevits, onderwijs speelt daar een ongelooflijk belangrijke rol in. Denk maar aan het pestgedrag dat via internet gebeurt. De grenzen die we doorgaans leren door onze omgang met anderen vervallen soms in dit informatietijdperk. We moeten onze jongeren daarin op een goede manier begeleiden.
Mevrouw Segers heeft het woord.
We leven niet met de media, maar ín de media. Zowel ouderen als jongeren, dag in dag uit: van ’s morgens tot ’s avonds leven we in die media, zijn we bezig met media, zeker met het internet, dus we kunnen niet mediawijs genoeg zijn. De minister zet daar ook op in.
Het is goed, minister, dat u de twee onderzoeken uit elkaar hebt gehaald. Ook dat is een zaak van mediawijsheid, namelijk kunnen onderscheiden wanneer een onderzoek wordt aangeleverd door een commerciële partij of niet. Daar hebben de media zelf een verantwoordelijkheid in.
Inzake mediawijsheid hebben we het altijd over de verantwoordelijkheid van de school, het middenveld, de ouders, en dat is heel terecht. Kinderen verwachten van hun ouders dat ze hen op weg helpen op internet. Verbieden heeft geen zin. Verbod en restrictie zijn het slechtste wat men kan doen. Dat weten we uit het EU Kids Onlineonderzoek. De mediërende stijl, met hen aan de slag gaan, is het allerbelangrijkste, Maar dat is niet genoeg. Er is ook nog de verantwoordelijkheid van de industrie zelf, zowel de mediabedrijven die vandaag dingen publiceren waarvan ze niet checken of ze wel waar zijn, als de internetbedrijven zelf. Als we zien dat in Amerika Zuckerberg momenteel te weinig wil doen, moeten we ze aansporen. Alstublieft, ga aan de slag met uw federale collega om die industrie aan het werk te krijgen.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
De resultaten van dergelijke onderzoeken moeten ons wakker houden. We moeten extra waakzaam blijven. Er is extra ingezet op mediawijsheid. Het kenniscentrum is versterkt. U hebt het hier al gezegd, media-initiatieven naar de ouders zoals MediaNest zijn absoluut toe te juichen.
Ik denk dat het heel belangrijk is dat we die weg verder bewandelen, dat we kinderen en ouders versterken met mediacompetenties, dat we kennis en knowhow aandragen en ervoor zorgen dat ze doorstromen: het moet terechtkomen bij de ouders.
Het is ook belangrijk dat we de financiële en de inhoudelijke werking van het Kenniscentrum voor Mediawijsheid heel goed gaan evalueren, zodat we de effecten ten aanzien van de kinderen, de jongeren en de ouders kunnen bekijken en bijsturen waar nodig.
Mijnheer De Gucht, ik denk dat kinderen en ouders elkaar sterk aanvullen in deze problematiek. We gaan ervan uit dat de zogenaamde ‘digital natives’ zo mee zijn met wat de digitale technologie te bieden heeft, dat ze ook de inhoudelijke context, hetgeen ze raadplegen, begrijpen. Ze zijn heel goed mee op digitaal vlak, maar ze missen een stukje context, net zoals alle kinderen doen. Daarin kunnen de ouders natuurlijk nog altijd hun oude vertrouwde rol spelen. Op dat vlak geloof ik nog altijd in het model zoals het altijd heeft gewerkt. Als we de handvatten geven vanop een centraal platform met medianest.be, dan kan dat wel degelijk werken.
Het Kenniscentrum Mediawijsheid is trouwens aan zijn tweedaags congres bezig en vandaag rollen ze een samenwerkingsverband met een volgende partner uit. Immers, mevrouw Jans, ik ben het ermee eens dat men geen partners genoeg kan hebben in dit debat, al heb ik er maar twee genoemd. Die volgende partners zijn de bibliotheken, om er met hen voor te zorgen dat ze bakens van mediawijsheid worden, wat een interessante nieuwe rol voor hen is.
Tot slot, mevrouw van Eetvelde, zullen we na de beheersovereenkomst met het Kenniscentrum Mediawijsheid, die drie jaar duurt, inderdaad wel meten of de mensen mediawijzer zijn geworden. We moeten dat kunnen doen met een nulmeting en met een meting na drie jaar. Ik weet dat dat moeilijk is, maar we gaan dat toch proberen, omdat het anders een beetje in het wilde weg zou blijven.
Wat mevrouw Segers zei, klopt ook. De grote socialmediabedrijven hebben zelf wel begrepen, ondanks de kritische houding die de overheid tegenover hen moet hebben op het gebied van privacy en dergelijke meer, dat wanneer zij hun geloofwaardigheid willen handhaven, ze zelf ook maatregelen gaan moeten nemen om op hun platformen indianenverhalen van juiste informatie te onderscheiden. Ondanks de inspanning die de overheid zelf verder moet doen, geloof ik voor een stukje in een zelfregulerend mechanisme, anders zagen die bedrijven de tak af waar ze op zitten.
Ik dank de minister voor zijn bijkomende bevestiging dat we dat breed zullen aanpakken. Ik ben ook blij met de tussenkomsten van de collega’s. Of het nu gaat over cyberpesten, over online gokken, gameverslaving of over hoe je je überhaupt online moet gedragen, er ligt een brede opdracht weggelegd voor de initiatiefnemer, zijnde het expertisecentrum, met zoveel mogelijk partners. Ik heb begrepen dat u daarin in het parlement kamerbreed een partner vindt. (Applaus bij CD&V)
De actuele vraag is afgehandeld.