Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van resolutie van Peter Persyn, Katrien Schryvers, Freya Saeys, Danielle Godderis-T’Jonck, Vera Jans en Caroline Croo betreffende de organisatie van de postnatale zorg in Vlaanderen.
De bespreking is geopend.
De heer Moyaers, verslaggever, heeft het woord.
Collega’s, het voorliggende voorstel van resolutie werd ingediend door de heer Peter Persyn en de dames Katrien Schryvers, Freya Saeys, Danielle Godderis-T’Jonck, Vera Jans en Caroline Croo en handelt over de organisatie van de postnatale zorg in Vlaanderen. Die zorg wordt vandaag zeer belangrijk, nu het ziekenhuisverblijf korter wordt. De terugbetaling van de ligdagen voor een bevalling werd teruggebracht naar vier dagen, dus er moet dringend meer aandacht gaan naar een warme overgang tussen het ziekenhuis en de thuissituatie. Bij deze overgang komt de vroedkundige zorg in beeld: enerzijds de medische zorg die wordt verleend door de vroedvrouw aan moeder en kind, en anderzijds de niet-medische hulp die wordt aangeboden door de kraamverzorgende.
Om een echte warme overgang te garanderen tussen ziekenhuis en thuis stellen de indieners voor om, in navolging van het advies van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, een perinataal netwerk op te richten met de vroedvrouw als centrale figuur. Overleg met de ouders tijdens de zwangerschap staat centraal met extra aandacht voor de meest kwetsbare groepen.
Het voorstel van resolutie roept op om te werken aan een elektronisch zwangerschapsdossier, meer aandacht voor thuiszorg in de opleiding van vroedvrouwen, actualisering en uniformisering van de lespakketten voor kraamverzorgenden en meer sensibilisering van jonge ouders om het aanbod beter bekend te maken. De Huizen van het Kind kunnen hier een belangrijke rol spelen.
Ik ben blij te kunnen stellen dat voorliggend voorstel van resolutie kamerbreed werd aangenomen, ook mijn fractie steunt dit voorstel volmondig. De titel van de resolutie heeft het over postnatale zorg, maar in de aanbevelingen wordt terecht gesteld dat zo’n perinataal netwerk idealiter zou beginnen voorafgaand aan of vroeg in de zwangerschap. Mij lijkt dit essentieel. Een goede omkadering van zwangere vrouwen kan enorme gezondheidswinst opleveren op langere termijn.
Het federaal kenniscentrum heeft altijd gezegd dat een verdere inkorting van de duur van het kraamverblijf pas mogelijk is na een grondige reorganisatie van de postnatale zorg. Daarom startte federaal minister van Volksgezondheid De Block begin dit jaar zeven pilootprojecten op met als thema ‘bevallen met verkort ziekenhuisverblijf’. Eén van de criteria waaraan de projecten moesten voldoen, is precies de aandacht voor de meest kwetsbare gezinnen. Dit is voor mijn fractie een essentieel punt. De zorg die verleend wordt door vroedkundigen en kraamverzorgenden vandaag is absoluut onvoldoende gekend, zeker bij de kansarmen. Ik kijk er dan ook naar uit om met onze commissie één van de pilootprojecten te kunnen bezoeken om na te gaan hoe die erin slagen de meest kwetsbare doelgroepen te bereiken zodat we er lessen uit kunnen trekken voor de toekomst.
De heer Persyn heeft het woord.
Dank u, mijnheer Moyaers, voor het omstandig verslag van de behandeling van het voorstel van resolutie in de commissie voor de zomer.
Er is hier vandaag gesproken over verwachtingen van verkiezingen, wij hebben het gehad over een andere soort verwachting die wordt ingelost met een voorspoedige bevalling. Wat ons bijzonder aanbelangde, was de zorg voor het jonge kind en de moeder na de bevalling.
De heer Moyaers heeft er al op gewezen, de verblijfsduur in het ziekenhuis voor jonge moeders na de bevalling is ingekort. Dat is een internationale trend, we zijn daarin heus geen uitzondering. De overgang van het ziekenhuis naar de thuissituatie moet goed geregeld zijn. Een vijftigtal jaar geleden verbleven jonge moeders nog een tiental dagen in de materniteit, vijfentwintig jaar geleden was dat nog zeven dagen, en in 2014 nog vier dagen. Het is dan ook logisch dat de beslissing van de Federale Regering om die ligduur in te korten – of juister gezegd, de financiering daarvan – tot vier dagen, overeenstemt met de reële verblijfsduur in het ziekenhuis.
Op zich hoeft die versnelde overgang – collega Moyaers noemt het mooi ‘de warme overgang’ – naar de thuissituatie geen probleem te stellen. We weten dat er een aantal kritische punten zijn in de eerste week na de bevalling zoals de hielprik voor de opsporing van een aantal ziektes, die cruciaal is en normaal gebeurt rond drie dagen na de bevalling. Er is ook bijvoorbeeld de postnatale depressie waarover collega Saeys vorig jaar een breedgedragen voorstel van resolutie heeft ingediend. Bijzondere aandacht is dus vereist. Het zijn kritische aandachtspunten in de eerste week die in het gedrang dreigen te komen als de overgang van de kliniek naar de thuisssituatie niet goed is geregeld.
Begin 2016 zijn een aantal proefprojecten gelanceerd die de modaliteiten gaan onderzoeken om de overgang – de zogenaamde transmurale zorg – van de kliniek naar thuis te verbeteren, de samenwerking tussen de verschillende disciplines – de vroedvrouw, de gynaecoloog, de pediater, de kraamverzorgende die de niet-medische zorg gaat toedienen – te onderzoeken. Wellicht zullen er verschillende modaliteiten uitkomen. Er zal geen ‘one size fits all’-aanpak uit de bus komen. Dat is niet erg, want spontaan zijn er in het Vlaamse zorglandschap al een aantal initiatieven gestart die proberen die overgang in goede banen te leiden.
In afwachting van de evaluatie van die projecten vond de commissie het toch belangrijk om al een voorzet te doen en wat in Vlaamse handen ligt – een aantal elementen van de thuiszorg en de omkadering van het personeel dat in de thuiszorg actief is – voor te bereiden. Het was ook de hoofdmotivatie voor het indienen van het voorstel van resolutie.
Zo weten we dat de rol van de vroedvrouwen, zowel in het ziekenhuis als thuis, heel belangrijk is. De continuïteit en de permanentie van de zorg moet worden gegarandeerd. Naar analogie van wat er 20 jaar geleden bij de huisartsen is gebeurd, pleit het voorstel van resolutie voor ondersteuning van ‘kringen van vroedvrouwen’. Wellicht kan dat op een hoger niveau, op het mesoniveau. Vanzelf zal het niet gaan. In een aantal regio’s is er al een spontane organisatie van kringen van vroedvrouwen, maar wij pleiten toch voor een ondersteuning vanuit de Vlaamse overheid. Die bevoegdheid zit na de laatste staatshervorming bij Vlaanderen.
Ook de functie van de kraamverzorgende is heel belangrijk. Her en der is die functie goed ingevuld. De diensten gezinszorg hebben er heel wat ervaring mee, maar de studie waarnaar u ook verwees, stelt toch ook dat het aanbod niet uniform is en dat het erg versnipperd is. De bestaande pakketten en modules dienen zeker te worden geactualiseerd. Ook die bevoegdheid ligt bij Vlaanderen, zowel het onderwijs als de aansturing van de gezinszorg.
De andere organisatie in de thuissituatie tussen de verschillende stakeholders en het jonge gezin vraagt ons inziens ook een extra ondersteuning. Het zal niet vanzelf gaan. Er is gesproken over een perinataal netwerk, de mensen moeten samenwerken rond het zorgtraject. Het is een mooi afgebakend zorgtraject dat goed voorspelbaar is. We weten ongeveer hoeveel bevallingen er zijn in Vlaanderen: 180 per dag, 65.000 per jaar. Het is goed te plannen. Het mag ons niet verrassen.
Belangrijk daarbij is ook om de moderne technologie in te zetten. Er is gesproken over ICT-ondersteuning. Het moederboekje zou eigenlijk moeten worden gedigitaliseerd en moet zeker in handen blijven van de jonge ouders, van de moeder in de eerste plaats. De verschillende zorgverleners zouden daar naar behoeven en met toestemming van de ouders, op moeten kunnen intekenen.
Er moet ook aandacht zijn voor de kwetsbare groepen. Zowel de studie als de ervaringen in het buitenland en de op hand zijnde ervaringen in Vlaanderen, tonen aan dat deze groepen vaak verstoken blijven van de nodige zorgen. Het is het gekende mattheuseffect: zij die het het meeste nodig hebben, raken niet aan de juiste zorg. De toeleiding is er niet, het is niet genoeg bekend.
Het is juist deze groep die vaak uitvalt. Dan denken we aan kansarme groepen, jonge ouders met een geestelijke problematiek of een verslavingsproblematiek. Dat was recent nog in de aandacht met het voorstel dat kwam overwaaien uit Rotterdam om daar heel drastisch in te grijpen. Die groepen boeken juist maximale winst bij een betere begeleiding om zowel voor de jonge ouders als het kind betere kansen te bieden voor de toekomst.
Collega’s, ik ga er geen moeilijke en langdurige bevalling van maken. Ik zal me beperken tot het element van de bekendmaking. Niet alleen de kwetsbare groepen maar ook de middenklasse, de tweeverdieners vinden vaak nog niet de weg tot het aanbod dat er is en dat hopelijk dankzij dit voorstel van resolutie zal worden opgevijzeld. Ik hoop dan ook dat ons initiatief de steun kan krijgen van dit parlement. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, gezinsuitbreiding vraagt altijd een aanpassing, dat weten de meesten onder ons. Zowel de ouders als de eventueel andere aanwezige kinderen in het gezin komen in een heel nieuwe situatie terecht. Dat vraagt enerzijds organisatorische aanpassingen maar anderzijds is de komst van een nieuwe baby emotioneel een ingrijpende gebeurtenis. Daarbij komt ook nog het nodige fysieke herstel van de mama. Het allerbelangrijkste is dat de baby zelf op verschillende domeinen een goede start kan maken.
De combinatie van al die punten maakt dat in de periode rond de bevalling een helpende hand en de nodige medische en psychische begeleiding een groot verschil kunnen maken. Ik verwijs hierbij naar de taboedoorbrekende campagne over postnatale depressie, en de andere elementen uit de resolutie met betrekking tot de post-partumdepressie die we hier recent goedkeurden.
Nu de Federale Regering vorig jaar besliste tot een hervorming van de ziekenhuisfinanciering, waarbij een van de maatregelen een verkorting van de verblijfsduur in de kraamkliniek is, moeten we extra stilstaan bij de organisatie van de peri- en postnatale ondersteuning. Ik dank collega Persyn dan ook voor het initiatief dat hij ter zake heeft genomen.
Als we de cijfers bekijken, dan zien we dat er een evolutie is. De afgelopen jaren is er een sterke stijging geweest van het aantal gezinnen met een pasgeboren kind, die een beroep doen op kraamzorg, namelijk van 9713 in 2013 tot 11.445 in 2015. Daar heeft natuurlijk de anticipatie met betrekking tot de verkorte verblijfsduur in de kraamkliniek ongetwijfeld mee te maken. Als we de cijfers analyseren, zien we dat nog altijd maar 20 procent van het aantal gezinnen waar een baby wordt geboren, een beroep doet op die kraamzorg. Bovendien zijn er ook zeer grote verschillen merkbaar, onder meer regionale verschillen.
Natuurlijk zijn er naast kraamzorg ook andere vormen van ondersteuning. Zo zijn er de consultatiebureaus van Kind en Gezin, de Huizen van het Kind en de postnatale zorg verzorgd door vroedvrouwen. Het is de verdienste van dit voorstel van resolutie dat het bruggen wil bouwen tussen deze verschillende instanties en wil streven naar een goed draaiend perinataal netwerk waarbij alle actoren, onder meer met behulp van digitalisering van het zorgproces, hun eigen bevoegdheden en specifieke taken kennen, en de zorg die zij bieden, enerzijds op elkaar en anderzijds op de noden van de moeder, haar kinderen en het gezin afstemmen. Dat daarbij in specifieke maatregelen en middelen wordt voorzien voor kwetsbare groepen, is voor ons als CD&V heel belangrijk.
Ook het belang van de kwaliteit van de postnatale zorg wordt heel terecht benadrukt. In dit verband is het onder meer afwachten wat de resultaten zullen zijn van de zeven proefprojecten die begin dit jaar werden opgestart. Met het oog op kwaliteitsvolle zorgverlening is het bovendien belangrijk dat in de opleiding van verzorgenden ook de postnatale zorg aan bod komt en dat de opleiding van vroedvrouwen ingaat op de verzorging thuis en niet alleen focust op verzorging in het ziekenhuis. Een en ander vergt uiteraard overleg en afstemming tussen Vlaanderen en de Federale Regering, maar ook met de lokale besturen.
Ten slotte is het niet alleen belangrijk om in te zetten op een kwalitatief en bereikbaar aanbod. Het voorstel van resolutie vraagt ook een gerichte informatie- en sensibiliseringscampagne, om niet alleen het bestaan, maar ook het belang van postnatale thuiszorg onder de aandacht te brengen. Veel te vaak is die immers nog onbekend. Het komt erop aan om kersverse moeders en jonge gezinnen op een goede manier te ondersteunen, zodat de moeder kan herstellen, de baby kan groeien en de relatie tussen beiden en met de andere gezinsleden een gezonde start kent. Want ook hier geldt zeker: goed begonnen is half gewonnen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Collega’s, vorig jaar besliste de federale minister van Volksgezondheid te investeren in proefprojecten om het aantal ligdagen voor kersverse moeders te verminderen. In de meeste gevallen is het inderdaad perfect mogelijk om na een bevalling snel naar huis te gaan, als tenminste de thuiszorg klaar staat om te ondersteunen.
In sommige regio’s van Vlaanderen is er echter een tekort aan vroedvrouwen en kraamverzorgenden en bestaat daardoor het risico dat kwetsbare vrouwen en gezinnen als eerste uit de boot vallen. Het voorstel van resolutie wil dat verhelpen, onder meer door een betere organisatie en digitalisering. Ik wil hier pleiten voor een goede samenwerking, niet alleen met de federale overheid, maar ook tussen gynaecologen, huisartsen, pediaters, vroedvrouwen en Huizen van het Kind. Wanneer moeder en baby vroeger naar huis mogen, zal de vroedvrouw in de thuissituatie een grotere rol opnemen. Dat vergt nieuwe afspraken over samenwerking en opvolging tussen alle betrokken zorgverleners. Als er iets dreigt mis te lopen, kunnen sluitende afspraken letterlijk van levensbelang zijn voor moeder en kind. Het voorstel van resolutie wil die uitdagingen aangaan.
Ik dank collega Persyn voor dit mooie initiatief. Mijn fractie zal het volmondig goedkeuren.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Mevrouw Saeys drukt het misschien iets te eufemistisch uit: federaal minister Maggie De Block heeft beslist te investeren in proefprojecten. Natuurlijk moeten we erbij vertellen dat diezelfde minister De Block heeft beslist het aantal ligdagen te verminderen zonder dat ernstig de oefening werd gemaakt hoe de sector van de kraamzorg voor de begeleiding van de vrouw in de thuiscontext kan instaan. Groen vindt het op zich bespreekbaar dat het aantal ligdagen wordt verminderd, maar dan moet tegelijkertijd worden nagegaan welke zorg we vrouwen en gezinnen in de thuiscontext moeten bieden.
Het voorstel van resolutie dat we vandaag bespreken, past daar een mouw aan. Het komt zeker niet te vroeg en het is zeer goed dat het er is. Daarom zal Groen het steunen, maar we betreuren dat de oefening veel later wordt gemaakt dan de beslissing federaal werd genomen, vooral ook omdat we weten dat de kraamsector kampt met een onderaanbod, hoe kwaliteitsvol vroedvrouwen en de hele perinatale zorg ook werken. De leden van de meerderheid zeggen dat ook. Er zijn wachttijden, er zijn regio’s waar men niet onmiddellijk na de bevalling op hulp kan rekenen. Er zal dus een extra inspanning moeten worden geleverd, en dit voorstel van resolutie roept daartoe op. Het roept ook terecht op de kwetsbare vrouwen centraal te zetten, de betaalbaarheid in het oog te houden: allemaal belangrijke factoren in dit dossier.
Wellicht door de context werd dit voorstel van resolutie in de commissie ongewoon snel behandeld. Normaal doorloopt een voorstel van resolutie in de commissie een reeks hoorzittingen en dergelijke meer. In dit geval hebben we een aantal fases overgeslagen en is het snel gegaan. Dat is goed. Zo kwam er schot in de zaak.
Wel moeten we ervoor zorgen dat we bij de implementatie van deze resolutie een aantal dialogen aangaan. Ik denk dan aan een dialoog met de betrokkenen over opleiding en takenpakket van vroedvrouwen.Tegelijkertijd zijn er vragen als: hoe ga je de rol van de vroedvrouwen centraal zetten? In de uitvoering ervan moeten er dus nog wel een aantal overlegmomenten zijn, maar het is heel goed dat het signaal wordt gegeven dat we naar een systeem willen waarbij er echt een netwerk rond een gezin en rond het kind wordt gebouwd, waarbij de vroedvrouw een centrale rol krijgt, waarbij de positie van de vroedvrouw ernstig wordt genomen en ze op een goede manier wordt ondersteund, dat we stappen vooruit zetten en dat we de thuiszorg zullen vergroten.
Ik heb in de begroting gezien dat er extra middelen zijn, dus ik ben hoopvol op dat punt. We zullen bij de besprekingen zien wat ervan komt. Met dit voorstel resolutie kunnen we het manco dat de Federale Regering heeft geslagen door de kar voor het paard te spannen en de ligdagen zonder meer te verkorten, rechtzetten en kijken hoe we naar een warme zorg gaan voor jonge kinderen in onze samenleving.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.