Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van resolutie van Caroline Croo, Cindy Franssen, Freya Saeys, Tine van der Vloet, Katrien Schryvers en Peter Persyn betreffende aandacht voor preventieve mondzorg in het Vlaamse gezondheidsbeleid en bij kwetsbare groepen.
De bespreking is geopend.
Mevrouw Croo heeft het woord.
Beste collega's, om accenten te leggen binnen het preventieve gezondheidsbeleid werkt de Vlaamse overheid met gezondheidsdoelstellingen. Dat zijn specifieke, meetbare, realistische en algemeen aanvaarde doelstellingen die binnen een bepaalde periode gerealiseerd moeten worden. Nergens binnen deze doelstellingen wordt mondgezondheid expliciet vermeld, ondanks de stijgende evidentie dat van algemene gezondheid, welzijn en levenskwaliteit geen sprake kan zijn zonder een goede mondgezondheid.
Met zijn ‘Oral Health Programme’ geeft de Wereldgezondheidsorganisatie prioriteit aan de integratie van mondgezondheid in algemene zorgprogramma’s met een gemeenschappelijke risicobenadering. Een goede mondgezondheid is immers een essentieel onderdeel van de algemene gezondheid en is ook belangrijk voor het algemeen welbevinden en de levenskwaliteit. Uit onderzoek blijkt dat er op dat vlak nog heel wat verbetering mogelijk is, vooral op het vlak van preventie. Zo is mondkanker een van de tien meest voorkomende kankers in Europa. Heel weinig artsen weten dat. Er is groeiend wetenschappelijk bewijs dat er een wederzijds verband bestaat tussen tandvlees- en kaakbotziekten en diabetes type 2. Een goed verzorgde mond is een duidelijk kenmerk van een goede persoonlijke hygiëne. Goede mondverzorging voorkomt infecties, kent een esthetisch aspect en is belangrijk voor het sociaal contact. Een goede mondgezondheid is een belangrijke voorwaarde voor het mentaal en sociaal welbevinden: zelfvertrouwen, het vinden van een job, sociaal aanvaard worden.
Voorlichting en preventie zorgen wereldwijd voor een verbetering van de mondgezondheid en voorkomen de noodzaak aan therapeutische ingrepen. Bovendien maken maatschappelijke veranderingen, wijzigende voedingsgewoontes en nieuwe inzichten, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, het continu bijsturen van het gezondheidsbeleid noodzakelijk. Daarom dienen steeds nieuwe methodieken ontwikkeld te worden die de focus leggen op de preventieve mondgezondheid, en dat is een gemeenschapsaangelegenheid. Preventie is immers de sleutel naar succes.
Binnen de gezondheidsdoelstellingen en de actiefocussen wordt nergens expliciet melding gemaakt van het belang van preventie in mondgezondheid. In het rapport van het Rekenhof van maart 2016 over de terugbetaling van tandzorg wordt ook benadrukt dat er werk moet worden gemaakt van de preventie van tand- en mondziekten. Binnen de Vlaamse Werkgroep Voeding en Beweging komt mondgezondheid nauwelijks aan bod wegens het ontbreken van de vermelding ervan in de gezondheidsdoelstellingen. Omdat de loco-regionaal gezondheidsoverleg en -organisaties (Logo’s) op basis van de actiefocussen werken, kunnen zij met mondgezondheid pas structureel aan de slag als hiervoor expliciet in een focus wordt voorzien. Bestaande projecten, zowel binnen de overheid als private initiatieven, werken dikwijls op korte termijn of zonder extensieve uitwerking of resultaatsverbintenis die vooraf wordt bepaald. Binnen deze losstaande projecten worden vaak nieuwe methodieken ontwikkeld, maar door een weinig resultaatsgebonden aanpak worden gezondheidswerkers niet altijd efficiënt ingezet en de middelen niet altijd efficiënt benut. Die mensen en middelen zijn wel nodig om aan screening en controle te kunnen doen voor diegenen die moeilijk of niet naar de tandartspraktijk kunnen en dus zelden door een tandarts onderzocht worden. Het is moeilijk om tandartsen te motiveren om deel te nemen aan algemene preventiedoelstellingen of -structuren omdat zij een gebrek aan aandacht ervaren voor mondgezondheid. Tandartsen maken dan ook zelden deel uit van Logo’s en van de Samenwerkingsinitiatieven Eerstelijnsgezondheidszorg (SEL’s) omdat er geen aanknopingspunt is.
Er is dus duidelijk te weinig aandacht voor die kwetsbare groepen. Bij personen met een lage socio-economische status wordt het gedrag rond mondhygiëne en mondgezondheid vooral beïnvloed door familiale, sociale en maatschappelijke omstandigheden. Wij tandartsen kennen die leefwereld onvoldoende. Daarnaast hebben kansarmen te weinig kennis over de werking van tandartsen – het nakomen van afspraken, de betalingsmodaliteiten, informatie over de conventiestatus – en over de mogelijkheden van tandheelkundige behandelingen en het belang van preventie.
Voor personen met een beperking en kwetsbare groepen is de organisatie van tandheelkundige zorgverlening nog altijd niet structureel verankerd. Het project Mondzorg voor Personen met Bijzondere Noden in België over de tandheelkundige verzorging was zo’n pilootproject. Het belangrijkste doel ervan was beleidsadviezen te ontwikkelen voor een aangepast gezondheidsbeleid voor personen met bijzondere noden, verder gedefinieerd als personen met fysieke, zintuiglijke en/of mentale beperkingen en ouderen met een hogere zorgzwaarte. De vaststelling in dat rapport was de grote nood aan sensibilisering, aan primaire, secundaire en tertiaire preventie en aan professionele zorgverlening, omdat er heel wat zorgachterstand op het vlak van mondzorg werd vastgesteld. Dat werd ook bevestigd door de screening die gebeurt bij de deelnemers aan de Special Olympics.
De instellingen zijn zelf trouwens vragende partij voor het krijgen van bijkomende ondersteuning. Nu gebeurt dat vooral op individueel initiatief van een aantal gemotiveerde en geëngageerde tandartsen. Er is dus echt wel nood aan een structurele oplossing, gebaseerd op een sterk netwerk, die de lokale initiatieven overstijgt. Er bestaat evidentie over de primordiale rol die de gezondheidsvoorlichting en preventieve maatregelen spelen in de mondgezondheid. Die maatregelen worden bij voorkeur opgenomen in de basistaken van zorgkundigen en verpleegkundigen die de dagelijkse begeleiding van patiënten en cliënten waarnemen. De sensibilisering en primaire preventie worden het best al opgenomen in de basisopleiding en in de nascholing van de relevante zorgopleidingen. Verder is het opportuun om te bekijken of een deel van de taken kunnen worden overgelaten aan de toekomstige bachelors in de mondzorg, waarvan de opleiding dit jaar gestart is in Leuven en Gent.
Bij personen met een andere culturele achtergrond is er geen structurele aanpak voor preventie op het vlak van mondzorg. Preventie moet bij hen ook gebaseerd zijn op opvattingen en gedragingen van de desbetreffende specifieke groepen, en niet veralgemeend aangepakt worden.
Ook het aantal ouderen met een hoge graad van zorgbehoevendheid zal in de toekomst sterk toenemen. De verwachting is dat er met het stijgende aantal ouderen een toename zal zijn van de complexiteit van het restgebit, al dan niet aangevuld met uitneembare of niet-uitneembare prothetische constructies. Daardoor zal ook de verzorgingsnood toenemen. Deze ouderen vormen een belangrijke risicogroep voor aandoeningen in de mond, met mogelijke impact op de levenskwaliteit en de algemene gezondheid.
In Vlaanderen worden slechts sporadisch tandheelkundige behandelingen uitgevoerd in rusthuizen en woonzorgcentra. Gerodent verleent preventieve en curatieve mondzorg in vijftig woonzorgcentra, verspreid over Oost- en West-Vlaanderen. Ongeveer dertig andere instellingen staan op de wachtlijst. Redenen daarvoor zijn: onvoldoende opgeleide tandartsen in de problematiek van de oudere patiënt met zijn specifieke zorgnoden en het niet beschikbaar zijn van de nodige apparatuur in die instellingen. De fysieke beperkingen en de beperkte mobiliteit van ouderen spelen hierin ook een rol, zodat die ouderen het best in hun eigen leefomgeving mondzorg kunnen krijgen, waardoor de draaglast voor hen verlaagd wordt. Op die manier mondzorg verlenen, verhoogt de toegankelijkheid in het bijzonder bij de sterk groeiende groep van ouderen met dementie.
De nood aan mondzorg, zowel preventief als curatief, binnen de sector van de woonzorgcentra in Vlaanderen, wordt steeds meer geuit. Heel wat directies vragen dan ook om ondersteuning om die zorg in te vullen. Om projecten structureel en continu te verankeren in het beleid, is een organisatie nodig die de motor is voor mondgezondheid met de nodige kennis en netwerken. Er wordt het best overleg gepleegd tussen projecten. De overheid is het best geplaatst om die communicatie te mediëren. Door het uitrollen van bestaande projecten die hun methoden goed bewezen hebben, het vooropstellen van een gemeenschappelijke doelstelling en het op elkaar afstemmen van de taken en bevoegdheden van verschillende actoren, kan op een efficiëntere wijze een grotere gezondheidswinst worden gerealiseerd. Het Preventiedecreet regelt dan ook de subsidiering en de erkenning van partnerorganisaties en organisaties met terreinwerking. Universiteiten en beroepsorganisaties beschikken vaak over de mensen, middelen en kennis, wat ten goede kan komen van het slagen van de projecten.
Met dit voorstel van resolutie vragen we om binnen het beschikbare budgettaire kader en met het oog op de hervorming van de eerstelijnszorg en de toekomstige conferentie ‘Reorganisatie van de eerstelijnszorg in Vlaanderen’ specifiek aandacht te hebben voor een meer geïntegreerd preventiebeleid met betrekking tot de mondgezondheid. We vragen een gezondheidsdoelstelling inzake preventie toe te voegen in het kader van de geplande gezondheidsconferentie van eind 2016 en op basis daarvan een meerjarig actieplan uit te werken, om te komen tot een betere preventieve mondgezondheid.
Ook vragen we om meer en blijvende aandacht voor preventieve mondzorg in de thuiszorg, in woonzorgcentra, in voorzieningen voor personen met een beperking, in andere welzijnsvoorzieningen, bij zorgverstrekkers, dienstverlenende organisaties en de instanties die werken met kansarmen, met de intentie de link tussen mondgezondheid en algemene gezondheid te versterken.
De bespreking in de commissie gaf aanleiding tot twee amendementen ter verduidelijking. In het eerste amendement werd het woord ‘privé-investeerders’ vervangen door “privépartners – zoals voorzien in het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid – meer te betrekken bij projecten en campagnes inzake mondgezondheid”.
Het Preventiedecreet legt dan ook verschillende vormen vast om partners te betrekken bij het gezondheidsbeleid. Dat gebeurt onder andere door hun vertegenwoordiging in Vlaamse werkgroepen, het sluiten van beheersovereenkomsten, het toekennen van facultatieve subsidies, al dan niet na een oproep en via de structurele werking van het loco-regionaal gezondheidsoverleg en de gezondheidsorganisaties, waarbij vele lokale preventieorganisaties worden betrokken. Ook het sluiten van een collectieve gezondheidsovereenkomst blijkt een goede manier op met privépartners samen te werken. Het decreet biedt dan ook een juridisch kader en houvast. De verschillende uitvoeringsbesluiten geven de mogelijkheid om partners operationeel aan te sturen en op te volgen en in te spelen op nieuwe tendensen.
Er werd ook nog een tweede amendement toegevoegd, waarbij we punt 11° schrappen en bij punt 12° een punt c) toevoegen, dat luidt: “om de toegankelijkheid van preventieve mondgezondheid te verhogen door onder meer de financiële drempels weg te werken, met een speciale focus op kwetsbare groepen”. Het wegwerken van deze financiële drempels is een gedeelde verantwoordelijkheid van de Federale Regering en de gewestregering, waardoor deze paragraaf beter zou passen onder punt 12°, waar de indieners van het voorstel van resolutie vragen naar overleg met de federale minister van Volksgezondheid, om onder meer financiële drempels weg te werken.
Wij zijn dan ook blij dat in de commissie het voorstel werd aangenomen, op twee onthoudingen na. We hopen dat we bij de stemming tot een kamerbreed gedragen resolutie zullen komen.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, ik zal kort het woord voeren. Ik zal niet in herhaling vallen. Ik wil eerst collega Croo en de andere collega’s bedanken voor het initiatief.
Het belang van preventieve mondzorg krijgt steeds meer bijval, niet het minst door de Wereldgezondheidsorganisatie. Er is inderdaad het groeiend wetenschappelijk bewijs dat er een wederzijds verband bestaat tussen mondaandoeningen en andere ziekten. Bovendien is een goede mondgezondheid een belangrijke voorwaarde voor het mentaal en sociaal welbevinden.
Toch merken we dat er ook in de mondzorg een gezondheidskloof is, zowel op preventief als op curatief vlak. Zo zijn er inderdaad verschillende kwetsbare groepen. Wij zijn blij dat die bijzondere aandacht krijgen in dit voorstel van resolutie: mensen in armoede, mensen met een beperking, mensen met een andere culturele achtergrond en ouderen met een hoge graad van zorgbehoevendheid. Ik zal hier niet meer gedetailleerd op ingaan.
We stellen een aantal aanbevelingen voor om actief te sensibiliseren rond preventieve mondzorg en doelgericht in te zetten op kwetsbare groepen. Dit gaat over het vastleggen van kwaliteitsindicatoren inzake mondgezondheid, het beter informeren van kansarmen, maar ook omgekeerd, de zorgverstrekkers meer laten kennismaken met de leefwereld van mensen in armoede, het belang van mondzorg in opleidingen en nascholingen van relevante zorgopleidingen en uiteraard het overleg met het federale niveau voor de gedeelde verantwoordelijkheden in dit dossier.
Er zijn verschillende drempels. Het voorbeeld van Gerodent is een typische mobiliteitsdrempel voor ouderen in een woonzorgcentrum, waar het goede project werd toegelicht. Er zijn natuurlijk ook verschillende financiële drempels. Sensibiliseren is een opdracht van deze Vlaamse Regering. Binnen het Preventiedecreet zijn er daartoe heel wat mogelijkheden. De terugbetaling van preventieve mondzorg is uiteraard een federale aangelegenheid. Het verplaatsen van het amendement heeft niets te maken met het ontlopen van eventuele verantwoordelijkheden, maar het is de bedoeling om dit samen aan te pakken in een ketenaanpak, van preventie tot het curatieve, om de drempels op alle niveaus te verlagen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Dit voorstel van resolutie heeft ons herinnerd aan het belang van mondzorg voor de algemene gezondheid van de mensen. Preventieve mondzorg heeft dus zeker een plaats in het Vlaamse preventiebeleid. We moeten focussen op jonge kinderen omdat we daar veel winst kunnen boeken. We moeten ook focussen op de groep die moeilijk de weg vindt naar preventie en zorg. Het gaat dan bijvoorbeeld om Vlamingen die verblijven in woonzorgcentra, personen met een handicap, kinderen, jongeren. Het gaat ook om mensen die we traditioneel moeilijk bereiken met preventie, namelijk mensen in armoede en andere doelgroepen.
Ik pleit er dan ook voor om, net zoals bij vele andere dossiers, samen te werken met het federale beleidsniveau. Preventieve mondzorg en curatieve mondzorg liggen in elkaars verlengde, en dus moeten overheden hun beleid ook op elkaar afstemmen. Alleen zo kunnen we resultaat boeken, denk ik. Het lijkt me dus tijd dat we op het vlak van preventie een tandje bijsteken. Laat het voorstel van resolutie het startsein daarvoor zijn.
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, eerst algemeen. Een goede mondgezondheid is belangrijk voor iedereen, belangrijk voor het welbevinden en voor de levenskwaliteit. Dat is ook in de commissie gebleken. Ik ga niet herhalen wat mevrouw Croo al heeft gezegd. Een preventieve mondzorg is daar een belangrijk onderdeel van. Zoals de initiatiefnemers ook hebben aangegeven, zijn er zeker inzake preventieve mondzorg nog reuzenpassen voorwaarts te zetten. Het voorstel van resolutie beschrijft ter zake ook een aantal mogelijkheden, een aantal aanbevelingen. Voor de sp.a-fractie is dat oké. De opname in de gezondheidsdoelstellingen is oké, net als het betrekken bij de reorganisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg op het einde van het jaar. Onze steun voor de vraag naar een sterkere inzet van de Vlaamse Regering in dit domein hebt u dus zeker. Er worden inderdaad veel goede pistes en aanzetten opgesomd voor de diverse doelgroepen: ouderen, personen met een handicap, jonge kinderen, kansarmen.
Het mag echter niet alleen bij woorden blijven. Men moet ook de daad bij het woord voegen. Ik kom daar straks nog even op terug, bij de bespreking van de amendementen. Er moet worden aangegeven welke acties en welke middelen er worden ingezet tegenover bijvoorbeeld jullie eigen vraag om financiële drempels weg te werken inzake preventieve mondzorg. Dat is het algemene kader. Dat kunnen we grotendeels volgen.
Samen met collega Van Malderen heb ik er in de commissie op gewezen dat het terecht en goed is dat de kwetsbare groepen, de kansengroepen speciaal worden vermeld. Er is daar nu een gezondheidskloof. Er is te weinig tandzorg bij die doelgroep. Voor ons was het dan toch een beetje verbazend, en we weten ook niet waarom, dat initiatieven in Gent, Antwerpen en Leuven, die nu al worden gesteund door minister Vandeurzen, om een grotere toegankelijkheid van de tandarts te realiseren binnen de eerstelijnszorg, met name door het opleiden van vrijwillige mondzorgcoaches, niet worden vermeld in dit voorstel van resolutie. Mevrouw Croo heeft nu wel verwezen naar twee van die initiatieven, niet naar alle drie. Misschien is het omdat de wijkgezondheidscentra van die steden daar in de praktijk nauw bij betrokken zijn. Er leeft een waardevolle piste om een structurele ondersteuning van die mondzorgcoaches al dan niet deels in te bedden in de wijkgezondheidscentra, om de diverse drempels bij de doelgroepen, bij de tandartsen, bij de intermediairs structureel weg te werken. Het is een piste die het onzes inziens zeker verdient om ernstig te worden onderzocht en die mee zou moeten worden opgenomen in het voorstel van resolutie. Dat vinden we een specifieke tekortkoming van dit voorstel van resolutie.
Ik ben blij, en de initiatiefnemers weten dat, dat de twee amendementen verduidelijkingen zijn naar aanleiding van de discussies en de vragen om informatie die we hebben gesteld in de commissie. Er is de verduidelijking dat het gaat om private partners in plaats van private investeerders, om te vermijden dat er gewin is op kap van de kwetsbare groepen. Daarmee haal ik de woorden van een commissielid aan. We hebben daarover een discussie gehad. Dat is nu verduidelijkt. Dat het gaat over private partners binnen het huidige kader is voor ons oké. Daar kunnen we volledig mee instemmen. Dat vermijdt dat daar onduidelijkheden over zouden bestaan.
Er is het tweede amendement, met betrekking tot het wegwerken van de financiële drempels. Dat is echt een achteruitgang in onze ogen. Eerst stond er dat men de financiële drempels in de preventieve gezondheidszorg, waarvoor Vlaanderen bevoegd is, moest wegwerken. Men haalt dat nu weg uit de Vlaamse bevoegdheden en gaat dat in een overlegmodel met de federale minister van Volksgezondheid stoppen.
Wat we dus zeggen is: wat we wilden doen, namelijk de financiële drempels wegwerken, dat gaat niet door, we gaan dat pas doen indien de federale minister daar middelen tegenover zet. Dat is onzes inziens een zware achteruitgang en daar kunnen we niet mee akkoord gaan.
We vragen absoluut niet meer middelen, ook niet aan de Federale Regering. Wat we vragen is een herschikking van middelen en mogelijkheden binnen de budgetten voor preventie van de Vlaamse Regering. Bepaalde zaken kunnen beter opgevolgd worden. Ik denk dat met de opleiding van de bachelors in de mondzorg zal voldaan worden aan de vraag naar mondcoaches. Die kunnen evenwel pas over drie jaar starten, wanneer ze eenmaal afgestudeerd zijn. Volgens mij is er dus geen probleem van achteruitgang.
Nu is het wel zo dat we meer moeten inzetten op preventie. Als we dat doen, zullen we op lange termijn de curatieve zorg doen afnemen, waardoor we meer middelen gaan genereren om nog meer doelgroepen te kunnen bereiken. De middelen die we zo winnen zullen inderdaad ten goede komen aan de federale overheid. Dat is nu eenmaal sedert de zesde staatshervorming een feit. Ik wil in de toekomst wel met u in debat gaan over de return, zoals u dat noemt, over al wat in de federale pot terechtkomt, over wie zal worden beloond voor de inspanning die wij vandaag op Vlaams niveau leveren en hoe we de middelen dan kunnen aanwenden voor meer preventie.
Ik wil kort ingaan op de bezorgdheden van onze collega over het tweede amendement. Het is zeker geen stap achteruit: als u er de verantwoording van het tweede amendement bijneemt, zal u merken dat het gaat om overleg om samen die drempels weg te werken. Er is een verschil tussen sensibilisering en preventieve mondzorg, die Vlaamse bevoegdheden zijn en die we opnemen in onze gezondheidsdoelstellingen, en de terugbetaling van die preventieve mondzorg. Die terugbetaling blijft natuurlijk wel een federale materie. Als u het rapport van het Rekenhof daarbij neemt over de toegankelijkheid van vergoedbare tandzorg, ziet u ook dat de toegang tot tandzorg niet is gegarandeerd voor bijna de helft van de bevolking, ondanks de sensibiliseringsacties, de maatregelen die werden genomen op het vlak van de nomenclatuur, de conventionering van tandartsen, de verhoogde tegemoetkoming, de maximumfactuur en de derdebetalersregeling. Dat is ook de reden waarom we dat in dat overleg tussen de verschillende beleidsniveaus willen meenemen. Men verwijst daar uitdrukkelijk naar de dento-mutualistische commissie om mee naar antwoorden te zoeken. Een aantal financiële struikelblokken worden geïdentificeerd en er worden een aantal aanbevelingen gedaan, zoals de noodzaak om mensen meer te sensibiliseren, maar men heeft het er ook over het systeem van de sociale derdebetalersregeling binnen de sector van de tandzorg. Het is een en-enverhaal, uiteraard binnen de grenzen van de beschikbare budgettaire middelen. Wat het Vlaamse luik betreft, kan dit perfect binnen het Preventiedecreet verder bekeken worden. Het is zeker geen achteruitgang, het is samen de handen in elkaar slaan om die financiële, maar ook andere, drempels weg te werken.
Ik heb twee reacties. De eerste gaat over de herschikking van de middelen binnen Vlaanderen. Dat is een goede zaak. Ik denk dat we het erover eens zijn dat we moeten inzetten op preventieve mondzorg. Dat kan samengaan met een herschikking, maar we moeten het wel doen. We moeten dat doen met Vlaamse middelen, want preventie is een Vlaamse bevoegdheid.
Mevrouw Croo, voor mij moet het Vlaamse preventiebeleid niet gevoerd worden om een return te krijgen van federale middelen in de gezondheidszorg. We moeten de Vlaamse bevoegdheid inzake preventie uitvoeren voor het preventief gezondheidsbeleid van Vlaanderen en voor het welbevinden van de Vlamingen. Dat daar een federale return is in de gezondheidszorgverzekering, is nu eenmaal zo. Dat hoort bij de constellatie van ons land. Dat moet niet beletten dat we een preventief gezondheidsbeleid voeren, want als u dat fundamenteel zou doortrekken, kunnen we geen gezondheidsbeleid meer voeren, tenzij we een return krijgen van de federale overheid. Dan moeten we geen Vlaamse bevoegdheden meer hebben.
Ten tweede, met betrekking tot het amendement: ik wil u best geloven, mevrouw Franssen. Maar ik heb in de commissie ook de discussie meegemaakt, en er waren verschillen tussen de indieners. Volgens mij is dit wel een achteruitgang. U zegt dat de financiële drempels moeten worden weggewerkt binnen de Vlaamse kaders. Ik ben het daarmee eens. Dat moet absoluut gebeuren. De terugbetaling van de prestaties is een federale bevoegdheid. Daar hebt u volledig gelijk. Maar er zijn ook andere financiële drempels in het kader van de preventieve mondzorg. Die zet u nu in het artikel dat enkel gaat over het overleg met de federale overheid. Dat is volgens mij een achteruitgang. Uw vorige versie was sterker, of strenger, voor de Vlaamse bevoegdheden. Ik ga niet akkoord met die achteruitgang.
Mijnheer Bertels, ik ga niet akkoord met wat u zegt. Ik vind het absoluut geen achteruitgang. We kunnen het binnen het budget van Vlaanderen perfect doen. Het is inderdaad zo dat de baten federaal geïnd worden. Dat is een vaststaand feit. Maar dat wil niet zeggen dat we niet kunnen spreken met de Federale Regering om ook een beetje return te krijgen vanuit het federale niveau. Waarom zouden we niet meer van hen mogen krijgen? Dat is toch geen enkel probleem? Maar het hoeft helemaal niet, want het kan perfect binnen de budgetten van Vlaanderen.
Het is alleen maar belangrijk dat de mondgezondheid van die mensen erop vooruitgaat. Nu durven ze niet naar de tandarts te gaan omdat ze schrik hebben dat ze het niet gaan kunnen betalen en niet weten wat er hun boven het hoofd hangt. Daar moeten we aan werken. Dat kunnen we perfect met de lopende projecten. Met de projecten die gelopen hebben, hebben we al bewezen dat dat kan.
Ik ga er geen welles-nietesspelletje van maken. Maar als u het in 11° had laten staan, was het een specifieke Vlaamse bevoegdheid om die financiële drempels weg te werken, zonder dat je moet verwijzen naar de federale minister van Volksgezondheid.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de stemmingen over de amendementen en de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.