Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de invulling van het concept van de gemeenschapsdienst
Verslag
De heer Hofkens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, gemeenschapswerk is een belangrijk onderdeel van zowel het federale als het Vlaamse regeerakkoord, niet alleen omdat we iets terug mogen verwachten van mensen die kunnen genieten van onze sociale welvaartsstaat, maar ook en vooral omdat er op onze arbeidsmarkt een groep werkzoekenden is die een dusdanige afstand hebben tot die arbeidsmarkt dat ze specifieke instrumenten nodig hebben om die afstand te overbruggen. Gemeenschapswerk kan daar inderdaad een onderdeel van zijn, in het hervormde landschap.
Minister, u hebt al een aantal hervormingen in de steigers gezet, onder meer met betrekking tot de tijdelijke werkervaring. Ter zake hebt u fundamentele wijzigingen in het vooruitzicht gesteld. Ik meen te hebben begrepen dat u vorige week ook een conceptnota met betrekking tot gemeenschapswerk hebt ontwikkeld en voorgelegd aan de regering. Hoe ziet u de verhouding tussen het gemeenschapswerk en de andere instrumenten tot activering op onze arbeidsmarkt?
De heer De Clercq heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, elke mens bezit talent. Elke mens heeft unieke vaardigheden, die we moeten aanscherpen, ontwikkelen en valoriseren. Minister, het concept van de gemeenschapsdienst kan daartoe inderdaad een uitstekend middel zijn, maar het kan ook een oplossing bieden voor maatschappelijke taken die vandaag de dag eigenlijk niet of weinig worden ingevuld. Dat is dus winst voor de maatschappij, maar ook voor de betrokkene. Daarom gaat het ons immers als liberalen: mensen sterker maken, emanciperen, ontwikkelen als een brug naar werk, activeren om mensen echt perspectief te bieden.
Dat staat inderdaad in zowel het federale als het Vlaamse regeerakkoord. Ik lees vandaag meningen daarover in de pers. Mij is een en ander niet duidelijk. Minister, voor ons is het belangrijk dat u bij het regeerakkoord blijft. Wanneer zult u uitvoering geven aan die belangrijke passage uit ons regeerakkoord? (Applaus bij Open Vld)
Minister Muyters heeft het woord.
Geachte leden, ik ben blij met uw vragen. Ik heb me vanmorgen eerlijk gezegd immers twee keer in mijn koffie verslikt. Een eerste keer was dat toen ik mijn conceptnota gedeeltelijk in de krant terugzag. Die werd erin uitgelegd maar niet alles was meegenomen. Ook was er sprake van een andere auteur: niet mijn naam stond daarbij. Ik vond dat wel een beetje lastig. Een tweede keer was dat omdat die conceptnota werd gebruikt om te zeggen dat het federale regeerakkoord niet meer moet worden uitgevoerd. Dat is ook niet mijn bedoeling: ieder moet op zijn niveau doen wat moet.
Sta me toe daar inhoudelijk wat dieper op in te gaan. Wat moet er federaal gebeuren? Wat kan Vlaanderen niet doen? Als tegenprestatie voor een werkloosheidsuitkering gemeenschapsdienst opleggen aan iedereen die een werkloosheidsuitkering krijgt of bepaalde groepen die die uitkering krijgen. Dat is federale materie. Dat staat in het federale regeerakkoord en moet federaal worden uitgevoerd. Het is dus aan minister Peeters om dat daar uit te voeren.
Dan heb je het Vlaamse regeerakkoord, waarin staat dat ik iets zal opzetten met betrekking tot het doen van taken die nuttig zijn voor de maatschappij, maar ook nuttig zijn voor het individu, als een traject naar werk. Dat doe ik. Ik zet daar iets voor op. Ik heb daarover inderdaad een conceptnota gemaakt, die vorige week vrijdag door de regering is besproken. We zouden daarover in een interkabinettenwerkgroep met de diverse kabinetten nog even van gedachten wisselen. Normaliter wordt dat nu vrijdag opnieuw aan de regering voorgelegd.
Een van de zaken die ik voorstel, is de nieuwe benaming ‘gemeenschapswerk’, om het onderscheid te maken tussen de verplichting voor iemand die een uitkering krijgt, en – in dit geval – iets nuttigs. Ik heb daar ook iets over gelezen in de recente krantenartikels, maar dat stond al duidelijk in mijn conceptnota. Voor alle duidelijkheid kan het zijn dat de benaming later nog verandert.
Voor wie wil ik gemeenschapswerk organiseren? Ik wil ervoor zorgen dat we, voor wie nu zeer ver af staat van de arbeidsmarkt en met de klassieke instrumenten niet aan de bak komt, bijvoorbeeld omdat hij nog geen parttimejob kan doen, toch een instrument hebben. Dat is de basisbedoeling.
Er zijn een aantal randvoorwaarden waarover nog een discussie mogelijk is. Eén daarvan is dat dit geen werkloosheidsval mag worden. Het mag niet zo zijn dat iemand daarnaartoe geleid wordt en daar de rest van zijn leven in blijft zitten. De bedoeling is om werkervaring op te doen in een traject naar werk en om dan verdere stappen te kunnen zetten. Een mogelijke oplossing, die ik voorstel, is een beperking in de tijd. Een tweede randvoorwaarde is dat het reguliere werk hierdoor niet gehypothekeerd mag worden. We willen werken met een lijst, zodat we goed weten wat de maatschappelijk relevante taken zijn. Een derde mogelijk discussiepunt is de vraag of de betrokkene boven op zijn werkloosheidsuitkering nog een vergoeding moet ontvangen.
Als we dit alles bij elkaar plaatsen, komen we, wat de bestaande wetgeving betreft, vrij dicht uit bij het PWA-stelsel. Ik pleit er ook voor dat de VDAB als regisseur zou optreden. Dan kunnen we de hervorming van het PWA-stelsel, die ook in het regeerakkoord is opgenomen, koppelen aan dit interessante idee van gemeenschapswerk.
Waar staan we nu? Vorige week hebben we een conceptnota besproken. Ik hoop dat die nu vrijdag zal worden goedgekeurd. Dan kunnen we het nodige wetgevend werk aanvatten, en ik wil het zeker uitgerold zien op 1 juli van volgend jaar. Dan zullen we wat in het regeerakkoord staat, ook op het werkveld kunnen uitvoeren.
Minister, ik dank u en ik ben blij te horen dat u de vlucht vooruit neemt en dat u niet wacht op uw federale evenknie, die ook een deel van het huiswerk moet doen. Net zoals u heb ik mij deze morgen in mijn koffie verslikt: ik dacht dat een van onze collega’s in dit parlement van job veranderd was en op uw kabinet was komen werken als woordvoerder. Alleen had hij de boodschap op een slechte manier overgebracht, met een aantal wijzigingen in de tekst. Ik ben blij dat u de puntjes op de i hebt gezet en duidelijk uw visie op dat gemeenschapswerk hebt weergegeven evenals uw voornemen om daar effectief werk van te maken. Ik heb nog één bekommernis in dit verband: het moet wel degelijk een activeringsinstrument blijven, en het mag niet verworden tot een werkloosheidsval of een permanent systeem. Het moet een element zijn om de afstand naar de arbeidsmarkt te verkleinen in de hoop die mensen uiteindelijk in de reguliere economie aan werk te helpen.
Los van het pingpongspel tussen twee coalitiepartners waarvan we hier getuige zijn, is het voor ons van belang dat de burger erop vooruitgaat. We willen vooruitgang boeken voor de burger, en wij spiegelen ons aan Rotterdam. Daar is een schitterend integrerend project gelanceerd waar een warme hand wordt gereikt aan mensen die langdurig werkloos zijn. Ze kunnen kiezen uit een breed palet en een lange lijst van taken die maatschappelijk relevant zijn maar die niet overlappen met de privésector. Daar kunnen ze verantwoordelijkheid en werkervaring in opnemen. We willen dat het meer wordt dan het bestaande PWA-stelsel. We moeten ambitieuzer, voluntaristischer naar betere resultaten streven. Als dat het geval is, minister, dan hebt u daar onze steun voor.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik denk dat het voor een partij nog altijd niet verboden is om een eigen standpunt naar buiten te brengen. Enerzijds hoor ik collega Hofkens hier zeggen dat ons standpunt blijkbaar heel sterk op dat van hen en van zijn minister lijkt, anderzijds hoor ik dat de minister het dan weer niet eens is met een aantal elementen van dat standpunt. Dus, ofwel beschuldigt u ons van plagiaat, ofwel hebben we gewoon een andere mening, en moeten we daarover kunnen discussiëren om uiteindelijk tot een consensus te komen, wat toch normaal zou moeten zijn in een volwassen democratie, en binnen deze meerderheid perfect moet kunnen.
Wij willen invulling geven aan het regeerakkoord, en gemeenschapswerk als een zinvol instrument in het leven roepen voor VDAB voor twee doelgroepen: voor de mensen die nog veraf staan van onze gewone werkervaringsinstrumenten zoals een individuele beroepsopleiding (IBO) of opleidingstrajecten, en voor de werkzoekenden die een opstap nodig hebben naar een traject naar een reguliere job. We zijn ook niet blind voor de realiteit van de arbeidsmarkt. We hebben een heel sterke VDAB die werk maakt van activering, maar een groeiende groep mensen valt daar uiteindelijk uit. Minister, u had het vorige week nog over de 5300 niet-toeleidbaren die achterblijven na alle activeringsinspanningen van VDAB. Wij denken dat gemeenschapswerk ook voor hen een eerder permanente vorm van activiteit zou kunnen zijn om hen niet in een sociaal isolement te laten en hen maatschappelijk te integreren.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, collega Hofkens, het is niet de eerste keer dat we ’s morgens, als we de krant openslaan, geconfronteerd worden met gekibbel in de meerderheid, dus wij verslikken ons niet meer in onze koffie als we daar opnieuw mee worden geconfronteerd. Het gaat hier wel over een belangrijke discussie. Het gaat over hoe we omgaan met werkzoekenden die ver staan van de arbeidsmarkt, hoe we ervoor kunnen zorgen dat ze versterkt worden en toch de stap kunnen maken naar de sociale economie of de reguliere arbeidsmarkt. Het lijkt alsof men vrijwilligerswerk nu pas ontdekt, terwijl het al jaren een manier is van zinvolle invulling. Heel veel werkzoekenden doen ook effectief aan vrijwilligerswerk en worden daar eigenlijk nog te weinig voor gewaardeerd, maar het mag geen einddoel zijn. Wat ik niet gehoord heb, of veel te weinig gehoord heb, is dat er ook een brug moet worden geslagen naar de sociale economie, zelfs als tussenstap naar de reguliere arbeidsmarkt. We mogen de werkzoekenden, ook degenen onder hen die het meest kwetsbaar zijn, niet parkeren in een uitkering. Zorg voor een stap naar de sociale economie. Dat lijkt me een belangrijk onderdeel dat veel te vaak wordt vergeten.
Dat vrijwilligerswerk is echt iets anders. Mijnheer Bothuyne, ofwel vraagt u dat we die 5300 niet-toeleidbaren verplicht gaan inzetten, maar dat moeten we op federaal niveau regelen. Ik kan niemand daartoe verplichten, en als het vrijwillig is, is het vrijwilligerswerk en moet ik het niet reglementeren. Maar ik ben het met u eens: laat ons vrijwilligerswerk daar ook in meenemen. De VDAB doet dat ook, maar in een traject naar het normale economische circuit, naar werk. Ook sociale economie kan daar in meespelen, geen enkel probleem.
Mijnheer Bothuyne, ik kan er niets aan doen, maar als je natuurlijk zelfs een aantal termen overneemt die ik heb gelanceerd, zoals gemeenschapswerk, dan ga ik ervan uit dat imitatie de ultieme vorm van appreciatie is. Ik apprecieer dan ook dat u dat op die manier hebt gedaan, maar vermeld volgende keer de auteur.
Collega De Clercq, in verband met de langdurig werklozen ben ik het helemaal met u eens. Ik doe het alleen in een ander concept. Ik ga ruimer. Voor mij is het eigenlijk eender: laat ons, bij iemand die dankzij deze kleine opstap de volgende opstap kan doen naar een traject van werk, toch niet wachten tot die persoon twee of vier of vijf jaar werkloos is. Laat ons dat traject naar werk dan invullen op het moment dat de VDAB ziet dat het nodig is. Dus ik ga ambitieuzer en anders dan de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s). Als ik me niet vergis, zitten een 4000 van de 11.000 mensen die per jaar in de PWA zitten, er gewoon al tien jaar in. Een traject naar werk – en dat is ook het antwoord aan collega Hofkens – is een traject waarbij je dat beperkt in tijd en uitdrukkelijk naar voren brengt: geen werkloosheidsval, geen concurrentie met de private sector, maar iets waar iemand terug dat sociale contact krijgt, terug een aantal attitudes krijgt naar werk toe. Dat is onze bedoeling.
En dit kan pas een eerste stap zijn, een stap die je met andere instrumenten die er vandaag op de Vlaamse markt zijn, niet hebt. Dat is mijn bedoeling. Ik ben zonder twijfel ambitieus en ben blij dat ik op uw steun kan rekenen.
Collega Kherbache, het gebeurt wel eens dat wij van mening verschillen, maar vandaag kan ik mij volledig aansluiten bij wat u gezegd hebt, namelijk dat het geen eindstation mag zijn. Dat is voor ons cruciaal. Wij hebben er alle vertrouwen in dat die werkzoekenden voor een heel groot deel geactiveerd kunnen worden met de nodige instrumenten, die fijnmazig zijn.
U bewijst, minister, dat u met dit instrument iets hebt ontwikkeld dat een leemte opvult die er vandaag misschien nog kan zijn op de arbeidsmarkt. Ik ben ervan overtuigd dat het succesvol kan zijn en dat we daarmee nog meer mensen aan de slag krijgen op die arbeidsmarkt.
Minister, het is belangrijk dat die ambitie er is, want die mensen verdienen dat. Een uitkering mag niet langer een hangmat zijn, maar een springplank. Dat vinden wij als liberale fractie zeer belangrijk.
Mijnheer Bothuyne, u hebt een voorstel geformuleerd. U toont hier ook voluntarisme. Het zou goed zijn, mocht de bevoegde minister op federaal niveau ook zijn verantwoordelijkheid ter zake opnemen. (Applaus bij de N-VA)
Want stel u voor, minister, dat ze u op den duur nog ‘mijnheer nee’ zouden noemen. Dat moeten we samen voorkomen, nietwaar? (Applaus bij Open Vld)
De actuele vragen zijn afgehandeld.