Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Wat we de voorbije dagen in Brussel hebben gezien, is onwezenlijk. Brussel was bijna een bezette stad. Het was een bedreigde stad, waar het economisch leven stillag, waar de scholen en de kinderopvang gesloten waren. Dit alles was het gevolg van de aanslagen die in Parijs waren gepleegd, met een duidelijke link naar Brussel, meer bepaald naar Molenbeek. Het is ook wel beschamend, beschamend voor onze stad, beschamend voor de hoofdstad van Europa, dat wij blijkbaar een draaischijf zijn van terreur.
Tegelijkertijd heeft de Federale Regering wel maatregelen genomen. De minister van Veiligheid heeft samen met zijn collega’s in de Nationale Veiligheidsraad op basis van de dreigingsanalyse van het Orgaan voor de Coördinatie en de Analyse van de Dreiging, beslist dat de situatie zeer ernstig was. Op basis daarvan werden verschillende maatregelen genomen en hebben ook de gemeenschappen onder meer beslist om de scholen te sluiten. Soms heb ik de indruk dat er wat een paniekreactie was, maar dat is terecht. De overheid moet er natuurlijk op wijzen dat de veiligheid een prioriteit is voor de overheden in dit land. Wat wel opmerkelijk was bij de recentste bijeenkomst van de Nationale Veiligheidsraad, is dat u als minister-president van Vlaanderen, samen met de minister-president van de Franse Gemeenschap en de minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, voor het eerst betrokken werd bij het overleg in de Nationale Veiligheidsraad. Minister-president, mijn vraag is dan ook: kunt u uw betrokkenheid hierbij toelichten? Wat is de stand van zaken? Is het iets dat mogelijk is op permanente basis?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega Vanlouwe, ik denk dat het een goede zaak is dat de ministers-presidenten betrokken zijn bij de Veiligheidsraad. De veiligheid gaat over de hele samenleving, en dus ook over de zaken waarvoor wij bevoegd zijn. Ik denk concreet voor Brussel aan – ik geef geen limitatieve opsomming – onderwijs, onze ambtenaren, de crèches en andere materies. Ik was daarbij betrokken. Ik heb er van bij het begin voor gepleit dat we ernaar zouden streven om zo vlug mogelijk naar ‘normale’ levensomstandigheden te gaan, ook bij niveau 4. Let wel, ik sta voor honderd procent achter de federaal getroffen veiligheidsmaatregelen. Alleen vond ik dat je geen angstpsychose moet creëren, zoals het creëren van saferooms in het onderwijs en dergelijke meer. Ik denk dat we vertrouwen moeten hebben in de maatregelen die genomen worden, wetende dat een honderd procent veiligheid niet kan worden gegarandeerd.
Wat mij betreft, is dit vatbaar voor continuïteit in de toekomst. Het is een goede zaak dat de ministers-presidenten betrokken zijn bij de Nationale Veiligheidsraad. Die crisis heeft dat nu aangetoond. De Veiligheidsraad gaat precies over crisissituaties waarbij alle aspecten van het leven betrokken zijn. Zoals ik zei, ik zou het ook goed vinden dat er tussen de federale crisisdiensten en ons crisiscentrum bijvoorbeeld een directe lijn is.
Minister-president, ik sluit me aan bij uw opmerking dat het goed is dat uzelf en uw collega’s van de andere deelstaten, in dit geval de Franse Gemeenschap en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, daarbij betrokken zijn. Tegelijkertijd is het natuurlijk ook wel duidelijk dat er nog steeds een probleem en een dreiging bestaat in onze hoofdstad, hier in Brussel. We moeten ook niet overdreven reageren, maar het is goed dat er veiligheidsmaatregelen worden genomen.
Wanneer ik vaststel dat Vlaanderen de voorbije jaren enorm heeft geïnvesteerd in onder meer het verplichte inburgeringsbeleid, dan hoop ik ook dat uw collega’s van de Franse Gemeenschap, en meer bepaald de COCOF in Brussel, ook maatregelen zullen nemen om dat verplichte inburgeringsbeleid in Brussel door te voeren. Daarmee zeg ik niet dat dit het antwoord is op deze problematiek, maar het kan er alleszins toe bijdragen dat men via lessen maatschappelijke oriëntatie, via taallessen en dergelijke, toch verplicht wordt om hier in Brussel deel te nemen aan de samenleving, en zich betrokken voelt in deze samenleving. Los daarvan is het natuurlijk ook absoluut noodzakelijk dat er hardere, repressieve maatregelen worden genomen wanneer er effectief wordt vastgesteld dat er criminele activiteiten worden voorbereid. Criminele activiteiten gebeuren nu op ons grondgebied.
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, er is duidelijk sprake van groeiend inzicht, want op 4 maart verklaarde de minister van Binnenlands Bestuur nog dat ze het niet onlogisch vond dat Vlaanderen niet vertegenwoordigd was in de Nationale Veiligheidsraad, terwijl heel wat collega’s er toch wel op aandrongen.
In onze resolutie over de deradicalisering is dat trouwens ook ter sprake gekomen. Ik vind het heel goed dat het nu gebeurt. De vraag is inderdaad ook of dit bestendigd kan worden. Ik denk immers dat we jammer genoeg nog een hele tijd zullen moeten leven met een verhoogde terreurdreiging, of dat die op bepaalde momenten nog zal terugkomen. Dan zal de uitdaging erin bestaan het maatschappelijk leven niet te laten stilvallen en zo goed mogelijk te laten verlopen. Ik denk dat een goede afstemming op alle niveaus daartoe kan bijdragen.
De heer Somers heeft het woord.
Ik vind het evident dat de minister-president of de Vlaamse Regering betrokken wordt bij de Nationale Veiligheidsraad, zeker in momenten van grote crisis.
Wat ik minder goed vind, is dat we elkaars beslissingen beginnen te bekritiseren. Op een moment dat ons land vertrouwen vraagt, op een moment dat er eenheid van gezag moet zijn, op een moment dat schooldirecteurs, burgemeesters, maar ook bedrijfsleiders telkens weer opnieuw moeilijke keuzes moeten maken, is het heel belangrijk dat we die keuzes eenduidig verdedigen en dat we elkaars beslissingen niet bekritiseren. Ik roep op om vandaag voldoende verantwoordelijkheidszin aan de dag te leggen om tussen de Vlaamse en de Federale Regering, tussen de federale minister van Binnenlandse Zaken en de minister-president elkaar niet te bekritiseren, zeker niet voor de camera’s. Welk vertrouwen hebben de burgers anders nog in ons, hoe kunnen we de burgers overtuigen om in school x geen politie te zetten en in school y wel politie te zetten? We moeten op dat vlak eenheid van vertrouwen uitstralen. Dat is een oproep die ik doe, ik heb er vertrouwen in dat dit in de toekomst zal gebeuren, maar we moeten daar dezer dagen heel erg waakzaam voor zijn.
De heer Janssens heeft het woord.
Met de aanslag in Parijs hebben we eens te meer het falen, of althans het gedeeltelijk falen, blootgelegd van de aanpak van terreur. Ook de Nationale Veiligheidsraad, die pas begin dit jaar werd opgericht na de vorige aanslagen in Parijs – op Charlie Hebdo en de Joodse supermarkt – kon immers niet voorkomen dat moslimextremisten in Molenbeek en in andere gemeenten zich verder hebben georganiseerd om opnieuw een gecoördineerde aanslag te plegen in de Franse hoofdstad.
Inderdaad, de Nationale Veiligheidsraad is nu een tiental maanden operationeel, en de Vlaamse Regering was daar tot nog toe niet bij betrokken, met uitzondering van de laatste vergadering, blijkbaar omdat onder andere minister Homans – ik neem aan namens de Vlaamse Regering – daar geen voorstander van was. Wel, ik denk dat het opportuun is dat de Vlaamse Regering wel betrokken wordt bij de Nationale Veiligheidsraad, omdat de Vlaamse overheid een gedeelde verantwoordelijkheid draagt met de federale overheid en de andere overheden met betrekking tot de veiligheid in onze scholen, in onze administraties, in de kinderopvang en dergelijke meer.
Mijn vraag en mijn oproep is dus om dat op structurele basis te doen, om Vlaanderen ook te betrekken bij de Nationale Veiligheidsraad.
Een aantal collega’s pleiten ervoor dat dit bestendigd zou worden. Ik heb daarnet gezegd dat ik daar voorstander van ben. Dat is in het kader van de Veiligheidsraad nu niet besproken omdat de volle aandacht uiteraard gaat naar wat ons nu bezighoudt, namelijk de veiligheidsproblemen en hoe daarop een antwoord te bieden. Ik heb daarnet gezegd – en ik herhaal het voor alle duidelijkheid – dat dit wat mij betreft vatbaar is voor bestendiging, omdat veiligheid slaat op alle aspecten van het maatschappelijk leven, ook op deze die betrekking hebben op Vlaamse bevoegdheden. Ik denk dat de dialoog, de contacten binnen de Veiligheidsraad ook uitgewezen hebben dat het nuttig was.
De opmerking van collega Somers begrijp ik niet, voor zover ze aan mij zou gericht zijn. Er is immers geen enkele tegenspraak tussen mij en de minister van Binnenlandse Zaken, integendeel. Ik herhaal wat ik daarnet en altijd gezegd heb, namelijk dat ik voor de volle honderd procent sta achter de veiligheidsmaatregelen die federaal genomen zijn. Toen ik daarstraks een opmerking maakte over de saferooms, sloeg dat niet op de minister van Binnenlandse Zaken, maar op één welbepaalde minister van de Franse Gemeenschap, die vond dat scholen niet kunnen worden heropend vooraleer er grote infrastructuurwerken gedaan zijn. De meerderheid vond dat er bewaking moet komen aan de scholen, dat er bewakingsopdrachten moeten zijn.
Laten we vertrouwen hebben in de specialisten die daarmee bezig zijn. Er zijn meer effectieven gevraagd in Brussel. Ik heb de discussie meegemaakt, ik heb begrepen dat de federale minister van Binnenlandse Zaken alle mogelijke inspanningen geleverd heeft om in die effectieven te voorzien. Ik sta daar ook helemaal achter.
Collega Vanlouwe, inburgering is niet voldoende. We hebben in Vlaanderen – en we mogen daar blij om zijn – al heel lang het voortouw genomen inzake integratie en inburgering. Er moeten inderdaad andere zaken worden aangepakt. Ik herhaal wat ik jaren geleden al zei toen ik minister van Inburgering en Integratie was: de imams die betaald worden door Saoedi-Arabië of Turkije en geen enkele binding hebben met de cultuur hier, die Arabisch spreken en geen voeling hebben met het Nederlands, die jongere mensen niet kunnen bereiken, die moeten worden aangepakt. Dat is een voorbeeld.
Tot mijn genoegen zie ik dat een van de federale maatregelen slaat op de aanpak van de radicalisering van mensen in gebedshuizen of niet-erkende moskeeën. Men gaat ervoor zorgen dat de imams hier ingebed zijn in onze cultuur en pluralistische samenleving met erkenning van de waarde van de verlichting. Dat lijkt me essentieel. Het houdt niet op bij inburgering en integratie. Er is heel veel werk te doen.
De federale maatregelen waar wij bij betrokken zullen worden, waar we het over zullen hebben, zijn hoognodig. We zijn vast van plan om onze inbreng te doen. (Applaus bij de N-VA)
Ik sluit me uiteraard aan bij uw standpunt dat ieder niveau – gemeentelijk, gewestelijk en federaal – zijn verantwoordelijkheid moet nemen en de gepaste maatregelen moet treffen. Federaal zullen dat inderdaad hardere maatregelen zijn, dat zullen vormen van repressie zijn, er zal een striktere controle zijn.
Op gewestelijk en gemeenschapsniveau zal dat ook een strengere controle zijn. Er komen maatregelen rond inburgering, in verband met moskeeën en de praktijken van ronselaars. Ook op het lokale niveau komen er maatregelen.
De heer Somers zegt dat we elkaars beslissingen niet mogen bekritiseren. Als men ergens tekortkomt, in welke schakel of niveau dan ook, in dit geval zeker op het gemeentelijk niveau, dan mag men dat wel zeggen.
In Brussel of Molenbeek is er daadwerkelijk een probleem geweest. Ik verwijs hiervoor naar de uitspraken van de schepen die gedurende meerdere jaren gewerkt heeft. Daar mag op gewezen worden. Tegen laksheid moet worden opgetreden. Dan mag men wijzen op elkaars verantwoordelijkheid. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.