Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de verhoging van de fietsveiligheid (bij jongeren)
Actuele vraag over de kwaliteit van de fietspaden
Verslag
De heer Schiltz heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de actie ‘De Verkeersweken’ van MNM heeft het onderwerp geagendeerd en …
Mijnheer Schiltz, het is niet de bedoeling om voor te lezen van een papier. Ik stel voor dat ook u zich aan die afspraak houdt. Ik heb dat heel uitdrukkelijk gevraagd, want in het reglement staat dat we geen papier meer gebruiken. U moet maar vanuit uw buik spreken om te bedenken wat u wilt zeggen. (Applaus. Opmerkingen)
Dames en heren, u kunt natuurlijk het reglement veranderen, maar ik ben het beu dat hier mensen vragen komen voorlezen. Dan moeten we maar geen actuele vragen meer organiseren. Dan stoppen we daarmee. (Applaus)
Mijnheer Somers, hij mag inderdaad ook uit zijn hart spreken, uit zijn buik en uit zijn hart.
Mijnheer Schiltz, u kunt dat ongetwijfeld.
Voorzitter, ik heb daar ook geen enkel probleem mee. Ik heb weinig papier nodig.
Minister, MNM heeft een actie gelanceerd om de verkeersveiligheid op de agenda te zetten, samen met de Vlaamse Automobilistenbond (VAB). Er is een brede enquête gelanceerd bij jongeren, en daar komen toch een aantal opmerkelijke vaststellingen uit voort. Vele weggebruikers, niet alleen fietsers, maar ook automobilisten, overschatten hun kennis van het verkeersreglement en van de verkeersveiligheid. Ze denken dat ze alles onder de knie hebben, maar toch schort er nog een en ander aan.
En dan is er het verhaal van Sophie, een jongedame die een heel zwaar accident heeft gehad. Ze werd op de fiets aangereden door een auto. Ten gevolge daarvan heeft ze een ernstig hoofdletsel opgelopen. Nadien, nu ze gelukkig wonderwel genezen is, vraagt ze zich af hoe het toch komt dat ze zo dom kon zijn om geen helm te dragen, hoe het komt dat zo’n accident heeft kunnen gebeuren.
Dat brengt ons bij de discussie over de helm. Dat is een moeilijke discussie. Moet de helm verplicht worden of niet? Er zijn voor- en tegenstanders, ook in onze fractie. Er zijn er een aantal voor de verplichte helmdracht – knipoog, knipoog.
Ik heb gelezen, minister, dat u suggereert om de thematiek onder te brengen bij het Vlaams Huis van de Verkeersveiligheid, een initiatief dat wij ondersteunen.
Maar mijn vraag is breder. Welke conclusies en welke verdere beleidsmaatregelen zult u nemen naar aanleiding van deze enquête? (Applaus bij Open Vld)
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik wil eigenlijk inpikken op wat de heer Schiltz daarjuist heeft gezegd. De enquête heeft aangetoond dat één op vier zich onveilig voelt in het verkeer, maar ook dat het blijkbaar goed gesteld is met de kennis van Sartre. De kop boven het artikel was immers dat de verkeersonveiligheid de fout van de andere is: ‘L’enfer, c’est les autres’.
Vooral één statistiek is me bijgebleven, namelijk dat minder dan één op tien jongeren effectief een helm draagt in het verkeer. Daar is gisteren een interessante discussie over losgebarsten. Eigenlijk zet die twee soorten argumenten tegenover elkaar.
De eerste soort zijn argumenten die op cijfers gebaseerd zijn, cijfers die rationeel zijn. We kunnen zien dat de meeste dodelijke ongevallen met fietsers, met een hoofdletsel te maken hebben, en dat wie een helm draagt tot 50 procent minder kans op een hoofdletsel heeft. Als we die cijfers toepassen op ons land, zouden er 500 minder doden en zwaargewonden in ons verkeer zijn.
Aan de andere kant zijn er een aantal meer emotionele argumenten. Die kwamen ook uit die enquête naar voren. Er werd gevraagd waarom ze dan geen helm dragen. Daarop antwoordden de mensen: “Niemand doet het” of “Het is oncool en belachelijk.” Top of the bill was: “Mijn haar geraakt ervan in de war.”
U hebt gisteren gezegd dat u over die maatregel twijfelt. Dat vind ik bijzonder lovenswaardig. Politiek gaat over twijfel, over het afwegen of de potentiële winsten bij een maatregel groter zijn dan de nadelen die wij ervan kunnen ondervinden. Ik weet dat die materie op het federale en Vlaamse niveau te paard zit rond sensibilisering en het verplicht maken. Vlaanderen heeft een stem in dat debat. Minister, op welk soort criteria zult u afwegen of het dragen van zo’n helm al dan niet effectief moet worden verplicht in uw nieuw Vlaams verkeersveiligheidsplan?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, voorzitter, collega’s, het zou jammer zijn dat ik als derde spreker alle resultaten nog eens zou moeten herhalen. Ik zal het jullie besparen. De resultaten waren te zien op heel veel sociale media en media tout court.
Ik denk niet dat we hier de discussie ten gronde over de fietshelm kunnen voeren. Ik denk dat er heel veel pro’s, maar ook veel contra’s zijn. Die werden ook al door mijn collega’s aangehaald. Heel wat bekende Vlamingen hebben zich ondertussen gemoeid in de discussie van het al dan niet verplichten van een fietshelm. Ik stel voor dat we dat eventueel in de commissie verder ten gronde bespreken, met alle argumenten pro en contra.
Ik wil een ander punt uit de enquête aanhalen, namelijk dat heel wat jongeren, als ik mij niet vergis 56 procent, zeggen dat we met een tekort aan fietspaden en ook heel veel slechte fietspaden worden geconfronteerd.
Minister, wat zult u doen aan de fietspaden? Zult u de komende maanden en het komend jaar extra investeren of de kwaliteit van de fietspaden verbeteren?
Minister Weyts heeft het woord.
U stelt uiteenlopende vragen.
Ons vertrekpunt is de schande van de 400 verkeersdoden in Vlaanderen. De afgelopen tien jaar hebben we een gestage daling gezien, vervolgens een stagnatie en uiteindelijk in 2014 weer een stijging. Een belangrijk element achter dat cijfer 400 is een andere vervelende waarheid, namelijk dat het aandeel zwakke weggebruikers – fietsers en voetgangers – op 10 jaar tijd op dat vlak geen goede evolutie heeft doorgemaakt. De daling van het aantal verkeersdoden is uitsluitend te schrijven op het conto van de wagenbestuurders. Waarom is dat zo? Niet zozeer omdat die wagenbestuurders veiliger zijn geworden, maar omdat die auto’s veiliger zijn geworden. Ik zeg het even uit het hoofd, maar zal er niet ver naast zitten: wat het aantal letselongevallen betreft, zijn we de laatste 10 jaar, van 2005 tot 2014, van 8900 naar 9700 gegaan. Het aantal verkeersdoden is gestegen van 90 naar 94. Dat is dus een stijging in de laatste 10 jaar in een beschaafde samenleving.
Wat doen we daaraan? Die schande van de vierhonderd willen we gebruiken om de samenleving te mobiliseren. Daarom hebben we ook dat Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid opgericht, met een brede vertegenwoordiging, dus niet alleen de usual suspects, de Vlaamse verkeersveiligheidsorganisaties, maar breed aangevuld met politie en parket, en daarnaast ook de automobilistenverenigingen. Zelfs de transportfederaties zitten mee aan tafel. Zij hebben de opdracht gekregen om samen met mij een Vlaams verkeersveiligheidsplan uit te werken. Ze doen dat in vier kamers, op basis van de vier e’s: educatie, engineering – infrastructuur –, enforcement – handhaving – en evaluatie. We hebben hen ook de opdracht meegegeven om speciale aandacht te besteden aan zeven doelgroepen, op basis van het onderzoek van de Universiteit Hasselt, die specifiek zeven doelgroepen naar voren heeft geschoven, bijvoorbeeld motorrijders, maar ook fietsers en voetgangers.
En dan nog eens speciaal in de bebouwde kom. Het grootste aantal verkeersdoden valt wel buiten de bebouwde kom, maar binnen het aantal doden in de bebouwde kom is er een oververtegenwoordiging van de zwakke weggebruiker. Dat lijkt evident, maar in Nederland vallen er veel meer doden binnen de bebouwde kom. Maar dit terzijde.
Dat wat het Vlaams Verkeersveiligheidsplan betreft. We werken nu ook het Fietsplan af. Dat focust enerzijds op investeringen, mevrouw Fournier. Het uitgangspunt is het behoud van het investeringsniveau. Niet ondanks maar dankzij de besparingen kunnen we dat investeringsniveau op peil houden. Met betrekking tot de gemeenten maak ik mij een beetje zorgen omdat het aandeel van de gemeenten in de investeringen in fietspaden wat terugloopt. Via het Fietsfonds stellen wij 10 miljoen euro ter beschikking op basis van de regel 40-40-20. Een gemeente neemt 20 procent van de financiering op zich, en de provincie en het gewest elk 40 procent. Uiteindelijk wordt 80 procent niet door de gemeente zelf gefinancierd. Zij financieren maar 20 procent, en toch raakt die 10 miljoen euro absoluut niet ingevuld.
Het tweede belangrijke element van dat Fietsplan is het feit dat we veel meer moeten trekken in de coördinatie. Er zijn misschien te veel spelers, te veel bestuurlijke niveaus. We zullen dat veel meer moeten coördineren en de versnippering tegengaan.
Dan is er de discussie over de fietshelm. Ik heb het meegegeven, maar dat geraakt snel ondergesneeuwd: wij zijn, voor alle duidelijkheid, hierin niet bevoegd. Het gaat eigenlijk om een aanpassing van de wegcode. Dat is dus een federale bevoegdheid. Maar er is wel een opportuniteit, in die zin dat mevrouw Galant heeft aangekondigd dat ze de wegcode wil wijzigen. Die wijziging kan, door de overlapping van de bevoegdheden, niet zonder de betrokkenheid van de deelstaten. We zullen daar sowieso advies over moeten verlenen. Er is een poging ondernomen daartoe, maar die poging is compleet gestrand. Wij zullen zeker een advies geven met verschillende punten, en dit kan er een van zijn. Dit is geen politieke discussie. In alle fracties zullen er voor- en tegenstanders zijn. Als ik mijn mailbox bekijk, zie ik een overzicht van Vlaanderen. Er is daarover verdeeldheid. Het is wel een nuttige discussie. Persoonlijk tendeer ik misschien ook meer naar een verplichting. De gordeldracht heeft ook een cultuurwijziging veroorzaakt. Iedereen die nu in de wagen stapt, gebruikt zijn veiligheidsgordel automatisch. Die analogie is dus mogelijk. Gelet op de wetenschap dat wij ongetwijfeld een advies zullen moeten geven aan de federale overheid, zal ik dit voorleggen aan het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid. In een tweede orde kunnen we in het parlement, op basis van dat advies, een goede discussie voeren.
Minister, dank u voor uw omstandige antwoord. Verkeersveiligheid is bij uitstek een thema waar we niet te fel ideologisch aan politiek moeten doen maar wel idealistisch. Wij moeten er namelijk voor zorgen dat de verkeersveiligheid erop vooruitgaat. Uw benadering is goed en zal het debat objectiveren met een aantal concrete voorstellen en cijfers, en met de vier werkgroepen waarnaar u hebt verwezen. Zelf wil ik zeker ook verkeerseducatie onder de aandacht brengen. In Antwerpen hebben we een fantastische schepen die daar excellent werk voor doet, Claude Marinower. Hij probeert in alle scholen het niveau van de verkeerseducatie omhoog te krikken. Het begint met kinderen bewust te leren omgaan met de weg en met de gevaren, en eventueel ook met de helmdracht, natuurlijk.
Tevens ben ik zeer blij dat het investeringsniveau hoog blijft, want wat baat een verkeerseducatie als de fietser zich op krakkemikkige wegen moet begeven of gedwongen wordt in een conflict met een automobilist. Het thema van de conflictvrije kruispunten kwam recent nog aan bod. We zullen met argusogen en met enthousiasme uitkijken naar de resultaten van de studies van het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid, en ook van uw overleg met minister Galant, die vandaag trouwens een zeer boeiend parcours heeft uitgerold. Haar participatietraject kan ervoor zorgen dat ook de Vlaamse weggebruiker zijn weg naar haar zal kunnen vinden. (Applaus)
Minister, ik ben blij te horen dat u neigt naar een analogie met de verkeersregels die van toepassing zijn op de gordels in de auto. De verplichting om een helm te dragen, gaan we toch zeer grondig bestuderen.
Ik wil ook vragen om de praktijken mee te nemen, en de effecten van de dertien landen van de Europese Unie waar zo’n verplichting van kracht is. In de Verenigde Staten zijn er 21 staten plus D.C. die dat ook al hebben ingevoerd voor jongeren. Daar kunnen we nog inspiratie gaan opdoen.
Ik ben blij dat het budget voor de fietspaden behouden blijft, ook in tijden van besparing. In het regeerakkoord staat dat het budget van de fietspaden zou moeten verhogen tijdens deze legislatuur. In de beleidsbrief van 2016 staat er geen verhoging, er wordt wel herhaald dat het budget behouden blijft. Minister, zal de verhoging die in het regeerakkoord staat, worden uitgevoerd in 2016 of misschien later in deze legislatuur?
De heer Landuyt heeft het woord.
Iets baart me zorgen, in het bijzonder in mijn eigen stad. Onder impuls van de Vlaamse administratie neemt het aantal gekleurde fietspaden en suggestiestroken af. We hebben een zeer vervelende discussie over verschillende plaatsen, waarvan wij overtuigd zijn dat gekleurde fietspaden de verkeersveiligheid doen toenemen. Onder invloed van de laatste van de vier e's, evaluatie, zegt de Vlaamse administratie dat we ons vergissen omdat dat misleidend is. Chauffeurs zijn misleid en het zou tegen de verkeersregels zijn dat we de fietsers op gekleurde stroken plaatsen. Ik vraag u om met uw administratie te praten, want ze blokkeert uw goede wil.
De heer Rzoska heeft het woord.
Ik sluit me deels aan bij de actuele vragen en blijf wat in twijfel zitten. Ik ga graag af op empirisch onderzoek. Sommige landen hebben de verplichte fietshelm ingevoerd, en daar is het aantal fietsers drastisch gedaald. Dat is niet de bedoeling. Minister, ik hoop dat uw Huis voor de Verkeersveiligheid een antwoord kan bieden. U zegt dat de slachtoffers vooral binnen de bebouwde kom vallen. Het is een interessant debat of het niet ook te maken heeft met het stijgend aantal fietsers. Steeds meer mensen zijn aan het fietsen, en dat vind ik een goede zaak.
U zegt dat we vooral moeten focussen op wat we zelf kunnen doen. Moeten we inzake weginfrastructuur niet ook inzetten op conflictvrije kruispunten, waarvan we weten dat ze goed zijn voor de verkeersveiligheid en, waar het kan, ook op afgescheiden fietspaden?
Wat dat laatste betreft, is het altijd onze ambitie om maximaal te werken aan conflictvrije kruispunten. Dat lukt niet altijd omdat er beperkingen zijn met betrekking tot de inpassing, omdat het ruimtelijk niet lukt. Je veroorzaakt een gigantische bottleneck en dus een filevorming. Als je echt de conflictvrije ratio wil doortrekken, dan betekent dat dat je voor elke vervoersmodus – wagen, fiets, voetganger – apart groen licht moet geven. Daar kun je een lange technische uitleg over geven, maar er zijn wel wat praktische bezwaren.
In deze legislatuur wil ik graag uitkomen op een hoger budget voor fietspaden. Dat is absoluut mijn ambitie.
Mijnheer Landuyt, de discussie over de fietssuggestiestroken hebben we in de commissie al gevoerd. Het is niet vrij van discussie. We kunnen dat nog eens hernemen. De Fietsersbond is ook verdeeld over het nut van de fietssuggestiestroken, omdat ze een vals gevoel van veiligheid zouden geven.
Wat tot slot de bebouwde kom betreft, heb ik mij misschien niet goed uitgedrukt. In tegenstelling tot in Nederland vallen er in Vlaanderen meer verkeersdoden buiten de bebouwde kom. Dat is een verhouding van 60-40. In Nederland is dat omgekeerd. Maar als je kijkt naar het aantal slachtoffers dat binnen de bebouwde kom valt, zie je een oververtegenwoordiging van de zwakke weggebruiker. Dat komt vooral doordat binnen de bebouwde kom de snelheidsbeperkingen niet worden nageleefd. De beperking van 30 kilometer per uur wordt door 9 op de 10 chauffeurs niet nageleefd, maar belangrijker nog is dat de regel van 50 kilometer per uur niet wordt nageleefd door 6 op de 10 chauffeurs. Als je slachtoffer bent van een verkeersongeval aan 30 kilometer per uur, heb je nog 90 procent kans op overleving. Vooral ongevallen boven die 50 kilometer per uur hebben de meest dodelijke gevolgen. Dat moet dan ook de focus zijn.
Mijnheer Rzoska, de twijfel die u geuit hebt, staat absoluut niet in de weg dat we hier een gezamenlijk en liefst unaniem werkstuk van maken. Het is vooral zaak om zo veel mogelijk cijfers te objectiveren en aan de hand daarvan een opportuniteitsdebat te houden. Wij houden zeker een open blik, zowel op het verbod als op het niet-verbod.
Voorzitter, toen ik twaalf jaar was, heb ik eens samen met u actie gevoerd voor fietspaden in en rond Leuven. Dat was toen met minister Sauwens. Ik ben heel blij dat de minister zo omstandig en voorzichtig te werk gaat en dat zijn investeringen in fietspaden blijven, ondanks of dankzij de besparingen. (Applaus bij de N-VA)
Een element dat hier nog niet ter sprake is gekomen, is dat het ook heel belangrijk is om als fietser gezien te worden. Ik denk dan concreet aan twee zaken. Ten eerste is er het fluohesje, dat al voor een groot stuk ingeburgerd is bij kindjes van de lagere school, maar dat toch moeilijker ligt voor volwassenen. Er is dus nog heel veel werk om te sensibiliseren om zo’n hesje te dragen. Ten tweede rijden er nog heel veel fietsen zonder licht. Wij voeren daar als lokale politiezone bepaalde acties rond.
Het is heel belangrijk dat men als fietser ook gezien wordt. Daar kan op het vlak van sensibilisering nog heel veel aan gedaan worden.
De actuele vragen zijn afgehandeld.