Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over het niet toekennen van groenestroomcertificaten (GSC's) voor snelgroeiende bedrijven
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik stel deze vraag op basis van een opmerking van FEBELIEC (Federation of Belgian Industrial Energy Consumers). Zij vinden dat innovatie onvoldoende wordt aangemoedigd. Aan de ene kant moet nieuwe technologie worden gesteund; aan de andere kant moet men ook het lef hebben om de steun voor wat oudere technologie na een tijdje te laten afnemen. De steun aan een project mag na drie jaar bijvoorbeeld niet meer dezelfde zijn als in het eerste jaar. Dat zien we momenteel nog veel te weinig.
Er zijn te weinig incentives voor de investeerders, ontwikkelaars of mensen die willen innoveren. De gemakkelijkste oplossing is om qua steun hetzelfde opnieuw te doen. Het systeem van de certificaten bijvoorbeeld blijft behouden.
Op de opening van een windmolenpark hoorde ik een zeer onthutsende uitspraak van de eigenaar. Hij rekende erop dat de overheid haar bestaande systeem van certificaten zou behouden. Hij zou in de toekomst beter kunnen presteren en wou dat doen met minder investeringskosten en een beter rendement. Met de huidige ondersteuning zou zijn winst worden gerentabiliseerd. Dat is een totaal verkeerde insteek. Eigenlijk zou men daar juist moeten innoveren, maar blijkbaar is dat geen trigger. Dan moet men gaan werken in een soort degressiesysteem.
Hoe garandeert u dat we met de huidige bandingfactor tot voldoende innovatie komen? Zijn er andere financieringsmechanismen om de innovatie te ondersteunen? Anders zitten we over tien jaar nog altijd met dezelfde technologieën terwijl er zoveel nieuwe zaken mogelijk zijn.
Ik las vandaag in de Knack op pagina 27 dat vliegeren zoals op het strand op grote hoogte kan worden aangewend. Ze hangen ginder in de maalstroom van de wind, met een kabel naar beneden. Die kabel zou kunnen worden aangesloten op het elektrisch bord van een bedrijf of op een boot of dergelijke. Dat zijn nieuwe technologieën. Ik weet niet of dit zinvol is, maar het wordt ondersteund. Er is momenteel geen trigger om daar verder onderzoek naar te doen, om te kijken of dat ook niet kan passen binnen de hernieuwbare energie.
Hebt u al een evaluatie gemaakt van de innovatiecapaciteit van de huidige regelgeving rond GSC’s en andere ondersteuningsmechanismen van het Energiedecreet?
Daaraan gekoppeld is uw vraag over het niet toekennen van GSC’s voor snelgroeiende bedrijven.
Volgens artikel 7.1.5 van het Energiedecreet wordt voor de uitbreiding van PV-installaties die meer dan 10 kilowatt zijn, een wachttijd van 36 maand ingesteld om voor de nieuwe installatie GSC’s aan te vragen. Dat is een maatregel die in het verleden genomen werd en toen nuttig was. Men kon toen grote installaties splitsen in verschillende kleintjes, om een grotere ondersteuning te krijgen. Dat is volgens mij achterhaald. De GSC’s liggen veel lager en zijn voor de kleintjes tot 10 kilowatt zelfs onbestaande. Het heeft geen zin meer om op te splitsen.
Kunt u artikel 7.1.5. niet gewoonweg schrappen? Ik ken bedrijven die bijkomend willen investeren in hun PV-installatie maar het niet doen omdat ze nog maar een jaar geleden op een ander dak zonnepanelen geïnstalleerd hebben. Omdat ze niets krijgen, wachten ze liever. Dat is dus een anomalie. Bent u bereid deze regel af te schaffen?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Innovatie is heel belangrijk voor de energiesector. Alleen stellen we vast dat er van de middelen die Vlaanderen eraan besteedt, een relatief klein deel naar energietechnologieën gaat. Het moet toch de bedoeling zijn om globaal voor onze economie bijkomend in te zetten op O&O en innovatie. Dat is een belangrijk deel van het regeerakkoord en van de budgettaire afspraken. Het is van het grootste belang dat de minister van Energie en de minister van Innovatie goed overeenkomen ter zake. Er moet een flink deel van de bijkomende middelen voor O&O effectief naar technologie en afgeleiden gaan.
Hebt u hierover al overlegd met minister Muyters? Zijn er doelstellingen en budgetten afgesproken om ervoor te zorgen dat er meer middelen naar innovatie gaan?
De vraag van de heer Gryffroy klopt. Het huidige certificatensysteem vermindert gradueel de steun, onder andere in functie van bijkomende innovatie en kostenefficiëntie van de technologie die op de markt komt. Er zit dus wel een incentive in.
Ik ben wel huiverachtig om heel veel bijkomende afgeleide doelstellingen in het ondersteuningssysteem in te bouwen voor groene stroom. Het gaat immers om de meest kostenefficiënte manier voor de productie van zo veel mogelijk groene stroom te genereren. Andere afgeleide doelstellingen daarbij integreren, kan alleen maar de kostenefficiëntie in de weg staan.
Minister Turtelboom heeft het woord.
De steun via de groenestroomcertificaten wordt sinds 2013 berekend op basis van de zogenaamde onrendabele top. Jaarlijks, en voor zonne-energie twee keer per jaar, wordt berekend welke steun nodig is om een vooropgesteld rendement te bereiken en economisch haalbare projecten te laten uitvoeren. Op die manier wordt de steun snel aangepast in functie van innovatie, dalende investeringskosten en andere marktomstandigheden. De onrendabeletopberekening bekijkt een project vanuit de investeerder. De rendabiliteit van zijn project zal verbeteren als hij kostenefficiëntere technieken toepast dan deze die bij de generieke installatie in de OT-berekening (onrendabele toppen) gehanteerd werden.
Op die manier wordt een investeerder die zoekt naar een verhoging van zijn rendement, automatisch steeds aangemoedigd om naar innovatie te streven. De bandingfactor is echter niet alleen afhankelijk van de kostenevoluties van de investeringen. De rendabiliteit van zijn project is ook afhankelijk van andere, vaak externe factoren, zoals de brandstofprijzen voor alternatieve opties of de marktprijzen voor elektriciteit. Zo kan een daling van de prijzen voor zonnepanelen bijvoorbeeld gecompenseerd worden door een daling van de elektriciteitsprijzen en de daaruit volgende daling van de opbrengsten van zonnepanelen. De bandingfactoren zijn dus niet rechtstreeks een graadmeter voor de mate van innovatie.
Kijken we verder naar de achterliggende factoren in de berekening van de onrendabele toppen, dan zien we voor bepaalde technieken een duidelijk dalende tendens in de investeringskosten. Dat is het duidelijkst bij de zonnepanelen en in beperktere mate bij windenergie. Voor andere technologieën zoals motoren en turbines die gebruikmaken van biogas, biomassa of fossiele brandstoffen voor de berekening van de WKK-bandingfactoren, zien we minder evolutie in de kosten. Daar wordt de evolutie van de onrendabele top voornamelijk bepaald door de onderlinge verhoudingen van de prijzen van biomassa, aardgas en elektriciteit.
Wanneer de onrendabele top is vastgelegd voor projecten met een bepaalde startperiode, zullen projectontwikkelaars steeds kiezen voor technologieën, leveranciers en producten die voor hun specifiek project de grootste opbrengst opleveren, rekening houdend met de investeringsrisico’s. Daarom hebben we er recent in voorzien dat het Vlaams Energieagentschap (VEA) de prijsgegevens en technische gegevens van de meest actuele, representatieve projecten kan opvragen. De onrendabele toppen worden nu berekend op basis van zeer gedetailleerde, reële gegevens. Naast deze informatie over Vlaamse projecten wordt ook een benchmarking uitgevoerd tegenover buitenlandse projecten. Daarbij wordt op basis van specifieke studies, literatuurgegevens en contacten met buitenlandse experten vergeleken of de Vlaamse gegevens overeenstemmen met actuele projecten in het buitenland. Daarbij moet wel vergeleken worden met gelijkaardige projecten en gelijkaardige schaalgroottes en eventueel rekening gehouden worden met lokale marktomstandigheden. Het ondersteuningsmechanisme levert daardoor in mijn ogen een belangrijke stimulans tot innovatie en een goede uitbating.
We moeten wel voor een aantal sectoren vaststellen dat de beschikbare technologie hoofdzakelijk moet worden geïmporteerd uit het buitenland. In sommige sectoren heeft Vlaanderen zeer weinig of geen eigen producenten. Daarin moeten we heel realistisch zijn. Er zijn wel een aantal belangrijke Vlaamse producenten van hoogtechnologische onderdelen voor de wereldmarkt. De innovatie binnen deze bedrijven zal echter niet rechtstreeks afhankelijk zijn van Vlaamse energiemaatregelen, maar de innovatie bij deze ondernemingen kan wel worden aangemoedigd via het innovatiebeleid. We hebben een goede samenwerking met minister Muyters. Ik ondersteun volledig uw vraag om altijd maar meer innovatie te hebben in energieprojecten. Alleen op die manier volgen we de markt heel goed.
Ik kom tot de tweede vraag van de heer Gryffroy. De bepaling werd in 2011 ingevoerd om te vermijden dat men installaties zou opdelen in kleinere stukken, en op die manier met een tussenperiode van een maand een bepaalde installatie te bouwen, wat dan op een bepaald moment uitmondt in een grote installatie. De steunhoogte voor zonnepanelen wordt sinds 1 januari 2013 bepaald op basis van de berekening van de onrendabele top. Maar vanaf 1 juli zal men geen steun meer krijgen voor de kleinere panelen. Dus denk ik dat het nuttig is dat en zal ik zeker onderzoeken of we in de huidige omstandigheden in de toekomst die regel van drie jaar kunnen afschaffen. Maar let op, we hebben verschillende projectcategorieën: we hebben de vermogens tot 10 kilowatt, vermogens van 10 tot 250 kilowatt, vermogens van 250 tot 750 kilowatt en dan vermogens boven 750 kilowatt. Ik wil niet over één nacht ijs gaan en nu onmiddellijk zeggen dat ik het afschaf. We hebben immers niet alleen de kleine categorie maar ook de categorie net daarboven. We moeten toch wel zorgen dat we niet met perverse effecten zitten. Maar zoals beloofd, zal ik dat onderzoeken en houd ik u daarvan op de hoogte.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, dank u voor het antwoord. Wat betreft mijn eerste vraag: in het regeerakkoord staan een aantal pistes waarmee we in de toekomst de onrendabele top gaan bepalen en het flankerend beleid ten aanzien van innovatie meer kunnen ondersteunen. Mijn vraag is simpelweg: hoever staat u daarmee om daar verder mee te kunnen gaan? Momenteel wachten we af. Plots komt men met een techniek op de markt en wil men iets bouwen, en dan gaat men de onrendabele top berekenen. De vraag is: kunnen we niet de schwung erin krijgen om de logica om te draaien door zelf meer te sensibiliseren en meer maatregelen te vinden die meer gaan naar investeringssteun in plaats van exploitatiesteun en meer de degressiviteit inbouwen zodat we zeker zijn dat we binnen tien jaar met de nieuwste technologie bezig zijn?
In verband met de zonnepanelen ga ik akkoord dat je dat grondig moet bekijken. Je hebt de grens tot 250 kilowatt. Het is puur toeval dat ik door een paar bedrijven gecontacteerd werd die uitbreiden, ook fysisch, twee jaar nadat ze het vorige gebouw gezet hebben. Ze willen daar 100 kilowatt piekuur bijleggen en kunnen dat niet. Dat vind ik toch wel een gemiste kans. We moeten bekijken hoe we dat op een slimme manier kunnen oplossen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.