Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, volgens een studie uitgevoerd door iVOX blijkt dat veel Belgen niet langer wakker liggen van zaken als fairtrade, dierenwelzijn en milieu. Een op drie zegt duurzaamheidsmoe te zijn, een op de vier ergert er zich zelfs aan. Ruim de helft van de ondervraagden zegt in het dagelijks leven geen prioriteit van duurzaamheid te maken. Slechts een op de drie ziet zichzelf als een duurzame burger. Ook inzake koopgedrag komt duurzaamheid niet op de eerste plaats: ruim vier op de tien laat zich eerder leiden door comfort of prijs dan door duurzaamheid.
Minister, de hierboven aangehaalde resultaten van onderzoeksbureau iVOX slaan op de Belgen in het algemeen. Hebt u zicht op de houding van de Vlamingen ten opzichte van thema’s als duurzaamheid en milieu? Kunnen bovenstaande resultaten worden doorgetrokken naar heel Vlaanderen? Waarop baseert u zich om die conclusie te verifiëren?
Volgens het onderzoek maken we ons vooral zorgen over de opwarming van het klimaat, milieuvervuiling en waterschaarste. De eerste stappen naar duurzaamheid die Belgen willen ondernemen, zijn: energiezuiniger wonen, de eetgewoonten aanpassen en afval recycleren. Duurzaamheid verdwijnt wat naar de achtergrond, ook al omdat het begrip minder concreet is. Moeten de huidige campagnes van de verschillende Vlaamse overheidsinstanties in het licht hiervan worden bijgestuurd? Aan welke concrete aanpassingen denkt u?
De enquête leert dat een op de drie Belgen vindt dat ze als individu te weinig vat hebben op duurzaamheid, dat het hun zaak niet is. Hebt u zicht op de vraag of dit resultaat kan worden doorgetrokken naar de Vlamingen? Indien ja, in welke beleidsmaatregelen voorziet u?
In de commissie van 21 april 2015 stelde ik reeds een vraag over het tanend effect van milieulessen op school. U antwoordde dat de resultaten van de studie die aan de basis van mijn toenmalige vraag lagen, zullen worden omgezet in aangepast beleid. Hoe passen de bovenstaande resultaten in het licht dat jongeren zich minder milieubewust gedragen naarmate ze ouder worden? Sluiten bovenstaande resultaten hierbij aan? Hoe wilt u daarop inspelen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
We hebben hier ook onderzoek naar gedaan. We hebben het Vlaamse Milieubeleidsplan 2011-2015 en een soort monitoring naar wat het maatschappelijk gedrag is en de perceptie van het milieubeleid. Uit dat onderzoek blijkt dat bijna drie op vier Vlamingen zegt milieubewuster te zijn dan tien jaar geleden. Net geen zes op tien Vlamingen weet behoorlijk wat over milieuvriendelijk handelen en is vrij milieubewust. De Vlamingen houden het meest rekening met het milieu als het gaat over afval, energie en water. Op vakantie is dat blijkbaar wel ver weg. Dan leeft men veel minder milieubewust. Het rapport is raadpleegbaar op de website van Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE).
Uit een studie van Ipsos blijkt ook dat de Vlaming het meest milieubewust gedrag vertoont op het vlak van afval en materialen en binnen de domeinen die het meest persoonlijk voordeel opleveren: energie, watergebruik en transport. Dat is ook logisch: het zijn de domeinen waarvan men gelooft dat we samen het meest kunnen betekenen.
Uit de studie zijn zes typologieën naar voren gekomen, waardoor er meer inzicht is gekomen hoe we de Vlaming het best kunnen bereiken. Het is wel bemoedigend dat een groot deel van de Vlamingen geïnteresseerd is in en bezorgd over het milieu. Het is de bedoeling dit onderzoek voort te zetten en daar zo op in te spelen. In de toekomst willen we meer inzicht verwerven in de toepassing van inzichten uit gedragswetenschappen zoals sociologie, psychologie en gedragseconomie, om er op die manier beter te kunnen op inspelen.
Blijkt dat 59 procent van de Vlamingen het gevoel heeft dat wat ze voor het milieu doen, belangrijk is. 41 procent heeft het gevoel dat wat ze zelf doen, weinig tot geen impact heeft. Volgens de meerderheid is het de taak van de overheid om sancties op te leggen voor schade aan het milieu. 75 procent is te vinden voor meer financiële stimulansen. Slechts de helft wordt gestimuleerd tot milieuvriendelijk handelen door de overheid en 61 procent is van mening dat informatie van de overheid mensen onvoldoende bereikt.
De studie van Milieu op School (MOS) heeft ook onderzocht wat de impact is. Die is ook raadpleegbaar. We moeten dat allemaal wat concreter maken. Mooi resultaat hebben wij destijds gehaald uit het afvalbeleid en het leren apart selectief ophalen van afval. Ik denk dat we het zo concreet en praktijkgericht mogelijk moeten maken, en niet te ver van mijn bed. Dat leidt tot niet veel.
Ik ben ervan overtuigd – en dat is ook wat ik hoor – dat er aan paniekzaaierij wordt gedaan: er gaan doemscenario’s rond, er is sfeerschepping en desinformatie. De soms populistische uitspraken over milieuproblemen schrikken de mensen af en zetten zeker niet aan tot verdere inspanning op het vlak van milieu. Ik geloof dat dit averechts werkt. Ik vind dat we de goede resultaten die we met ons allen bereiken, eens moeten benadrukken. Dat zal de mensen veel meer vleugels geven dan die doemscenario’s die soms opduiken op allerlei fora. Ik zal daar niet verder op ingaan, u weet wel waarover ik het heb.
De heer Nevens heeft het woord.
Ik ben blij dat de Vlaming bewuster leeft inzake duurzaamheid dan de Belg. Dat is een goed teken. We hebben daar de afgelopen jaren vrij veel in geïnvesteerd. Dat zien we in het feit dat drie vierde van de Vlamingen in die tien jaar meer begaan is met duurzaamheid en leefbaarheid.
De term is misschien wat uitgeput, is misschien wat gecommercialiseerd, de bedrijven hebben de gewoonte aangenomen om continu het woord ‘duurzaamheid’ te gebruiken. Misschien moeten we eens een nieuw sexy woord zoeken. Misschien moeten we proberen om het begrip weer wat meer daadkracht te geven.
Bij de jongeren is er een doelgroep die nog wat uit de boot valt. Ik heb dat ook al op 21 april gezegd, u hebt dat toen wat ontkend, u sprak over MOS en zo. Het klopt, dat slaat wel aan, vooral in het lager onderwijs. Ze leren werken met de Ladder van Lansink en kunnen dat dan in de praktijk brengen: sorteren, zwerfvuilcampagnes, moestuintjes in de school. In het middelbaar onderwijs is men daar minder mee bezig. Daar zitten nog mogelijkheden. Dat moet inderdaad praktijkgericht zijn. We moeten de jongeren niet rond hun oren slaan met theorie, dat krijgen ze daar al voldoende. Dat kunnen belevingen zijn, dat kan een natuurkamp zijn, ze kunnen mee helpen de natuur te onderhouden enzovoort. Er bestaan formules die het aantrekkelijk maken voor jongeren om ook te genieten van duurzaamheid en tegelijk hun steentje bij te dragen.
Het klopt waarschijnlijk wel dat doemscenario’s juist ontmoedigend werken. De mensen gaan denken: “Het is toch om zeep, we kunnen het maar beter verder mee om zeep helpen.” Daar moeten we minder op inzetten. We moeten niet te veel improviseren. We moeten – daar geef ik u gelijk – de goede praktijken belichten. We moeten de mensen motiveren en stimuleren om er samen iets aan te doen. Het mag geen zaak worden van enkelingen of bepaalde groepen. We moeten er allemaal om bekommerd zijn. Daar moeten we verder aan blijven werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.