Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, uw collega-minister Turtelboom heeft mij naar hier verwezen voor deze vraag over beleggingen van het Zorgfonds en het schuldenbeheer.
Het Zorgfonds bezit een aantal reserves. Onlangs nam de Vlaamse Regering nog een beslissing over de beleggingsmogelijkheden van het Zorgfonds: 70 procent obligaties, 20 procent aandelen en 10 procent vastgoed. U hebt een schriftelijke vraag van mij daarover al beantwoord. Minister, u weet ongetwijfeld dat het Zorgfonds binnen de Belgische begroting door de Nationale Bank wordt geconsolideerd onder de sector van de sociale zekerheid, de in het vakjargon zogenaamde sector 13-14. Dus bepaalt de Vlaamse zorgverzekering mede het positieve of negatieve saldo van de sociale zekerheid in de geconsolideerde begroting. Dat is voornamelijk een bekommernis voor uw collega van de Federale Regering.
Het Zorgfonds en dus ook zijn beleggingen kunnen ook een impact hebben op de schuldgraad van de overheid en dus ook van de Vlaamse overheid. Minister, dat is het kader waarin ik mijn vragen stel omdat daar volgens mij mogelijkheden zijn.
Is er ooit overwogen om het Vlaamse Zorgfonds eenzelfde verplichting op te leggen zoals die bestaat voor de federale instellingen, met name het wettelijk verplicht beleggen in ‘staatspapier’, in financiële instrumenten die worden uitgegeven door overheden? Ziet u dit als een piste om de schuldgraad te verminderen? Is in dit kader al een afweging gemaakt met betrekking tot de opbrengst of het risico? Of spelen andere factoren een rol, zoals het Rekenhof in het verleden al eens heeft aangegeven?
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik stelde onlangs een schriftelijke vraag over het Zorgfonds. Ik kreeg als antwoord dat de laatste kapitaalsverhoging dateert van 2008. Tot en met 2007 werden de opbrengsten van beleggingen in obligaties gekapitaliseerd. Vanaf 2008 is dat niet langer het geval. De opbrengsten worden als inkomsten opgenomen in de begroting van het Vlaams Zorgfonds. Minister, is daar een begrotingstechnische reden voor?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw Coppé, ik denk dat toen is afgesproken om de financiering op die manier te organiseren. Maar ik kan u daar niet zo technisch op antwoorden. Dat moet ik navragen. Dat is van 2008. Ik mag dat dus beschouwen als ‘van voor mijn tijd’.
Mijnheer Bertels, artikel 6, 3°, van het decreet van 7 mei 2004 tot omvorming van het Vlaams Zorgfonds tot een intern verzelfstandigd agentschap (IVA) met rechtspersoon bepaalt dat het Vlaams Zorgfonds verantwoordelijk is voor het aanleggen en beheren van financiële reserves met het oog op de dekking van toekomstige uitgavenverplichtingen. Om die opdracht naar behoren uit te voeren, is het noodzakelijk dat het Vlaams Zorgfonds over enige bewegingsruimte beschikt bij het beleggen en aldus het bepalen van een strategie. De krijtlijnen van de beleggingsstrategie van het Vlaams Zorgfonds liggen sedert 2006 vast. Het Vlaams Zorgfonds moet minimum 70 procent van het reservefonds beleggen in obligaties, mag maximaal 20 procent beleggen in aandelen en maximaal 10 procent in vastgoed. Op 6 maart 2015 heeft de Vlaamse Regering deze spreiding nog eens bevestigd en verder gepreciseerd voor het aandelenmandaat. Met name het percentage mag oplopen tot 25 procent als de toename te wijten is aan fluctuaties van de marktwaarde van de verschillende beleggingsportefeuilles.
Deze strategie heeft tot voldoende resultaten geleid, ondanks de financiële crisis van 2008. Sinds de start van het reservefonds in 2003 is er een gemiddeld jaarlijks rendement van 4,92 procent voor het obligatiemandaat en een gemiddeld rendement van 6,28 procent voor het aandelenmandaat. Voor het vastgoed ligt het rendement boven de 5 procent.
Concrete plannen om het Vlaams Zorgfonds wettelijk te verplichten om te beleggen in ‘staatspapier’ zijn er bijgevolg momenteel niet. Dergelijke wettelijke verplichting lijkt ons ook niet wenselijk, want het vormt een belemmering om in de beleggingsstrategie rekening te houden met de situatie op de financiële markten en daar op een flexibele wijze – maar binnen de vastgelegde criteria – op in te spelen. Bovendien zou een 100 procent verplichting op vandaag weinig perspectief bieden daar de rente op staatsobligaties op tien jaar schommelt rond de 0,4 procent en met andere woorden een verwacht rendement dichtbij nul.
Zoals aangegeven, is de finaliteit van het Zorgfonds het aanleggen en beheren van financiële reserves met het oog op de dekking van de toekomstige uitgavenverplichtingen. Vanuit beleggingsoogpunt is het enkel opportuun om uitsluitend in Vlaamse leningen te beleggen als de opbrengst uit de beleggingen van het Vlaams Zorgfonds lager zou liggen dan de leningskost ten laste van de Vlaamse overheid. De Vlaamse Regering zal in dat geval ongetwijfeld tijdig een initiatief nemen om de beleggingspolitiek van het Vlaams Zorgfonds bij te sturen, aangezien we dit nauw opvolgen.
Ook zonder wettelijke verplichting heeft het Zorgfonds in het verleden overigens al herhaaldelijk in functie van het algemeen belang zijn verantwoordelijkheid opgenomen. Zo werd voor de reddingsoperatie van KBC 28 miljoen euro liquiditeiten uit het thesauriebeheer geïnvesteerd in een Vlaamse obligatie. Ook in de toekomst zou het Vlaams Zorgfonds daartoe kunnen opteren, indien de Vlaamse Regering bereid is en een dergelijk initiatief noodzakelijk acht.
De krijtlijnen die de Vlaamse Regering oplegt aan het Zorgfonds hebben net de bedoeling om de risico’s in belangrijke mate te beperken. Vandaar het grote overwicht van obligaties in de portefeuille. Daarnaast wordt door een systematische spreiding, diversificatie, bewaken van ratings enzovoort de risico’s verder beperkt. De beleggingsstrategie van het Zorgfonds is dus een voorzichtige strategie. De manier waarop het Zorgfonds de financiële crisis van 2008 doorstaan heeft, wijst erop dat dit de goede strategie is.
Voor het bewaken van die strategie is bij het Zorgfonds een werkgroep beleggingen geïnstalleerd, die de werkzaamheden van het Zorgfonds nauwgezet opvolgt en adviseert. De kern van deze werkgroep bestaat uit externe en onafhankelijke experts. Het is onze overtuiging dat de risico’s hierdoor in voldoende mate afgedekt zijn.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik had dit antwoord verwacht. Mijn vraag ging niet over het rendement van de beleggingen. U zegt dat de financiële opbrengst van de beleggingen op dit moment goed is. Het ligt boven het gemiddelde. Maar mijn vraag ging iets breder. Deze Vlaamse Regering schermt er dikwijls mee dat een mogelijke schuld van Vlaanderen de investeringen doet verminderen. Hebt u de gemakkelijke piste, die trouwens al jaren wordt toegepast door uw federale collega’s, met betrekking tot beleggingen van verschillende overheidsinstanties, waartoe het Zorgfonds toch ook zou behoren, om de schuldgraad van Vlaanderen, of van België, want die twee spelen dan samen, te verminderen en daardoor investeringsmarge te creëren, al toegepast? In mijn ogen rateert u hier, omwille van puur financiële opbrengsten die u wilt halen en beheersvergoedingen die u geeft aan de private sector, de mogelijkheid om de schuldgraad van Vlaanderen te verminderen en op die manier investeringsmarge te creëren voor de zorgsector.
Bedoelt u in papier, via staatsobligaties?
Ik heb gezegd: in overheidspapier. Dat kan Vlaams of Belgisch zijn, dat maakt niet uit. Het vermindert de schuldgraad.
Het rendement van de laatste staatsobligaties op tien jaar is 0,4 procent.
Ik weet het, het rendement is laag. Dat is de financiële opbrengst.
Anderzijds is er de piste om de schuldgraad te verminderen en daardoor meer investeringsmarge te creëren. Dat is wat uw federale collega’s al enige tijd – jaren aan een stuk – doen. Zo was er onlangs, in december 2013, een nieuwe wet van toenmalig federaal minister van Financiën Geens.
De vraag om uitleg is afgehandeld.