Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de veranderingen in de kinderopvangsector
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, een aantal aanpassingen in de voorschoolse kinderopvang werden al een hele tijd geleden aangekondigd. Ondertussen konden we vernemen dat een en ander is geconcretiseerd. Zo krijgen organisatoren van groepsopvang die een lagere subsidie voor inkomenstarief ontvangen, trap 2B, vanaf 1 april 2015 een subsidieverhoging. De bijzondere cao Kinderopvang werd in dit opzicht aangepast in overleg met de sociale partners. Daarnaast worden de tarieven van de ouderbijdragen in de inkomensgerelateerde (IKG) voorschoolse kinderopvang aangepast. We kregen daarover eind maart bericht.
Initieel was gepland dat dit zou ingaan op 1 april. Uiteindelijk gebeurt het pas op 1 mei. U zult zien dat deze vraag al dateert van einde maart. Ondertussen zijn we al heel dicht bij 1 mei beland en komt één en ander heel dichtbij.
Tijdens de commissievergadering van 17 maart antwoordde u al dat de contouren voor de tariefaanpassing vastlagen. Het kwam er dan nog op aan om de criteria vast te stellen. Dat blijkt dus intussen gebeurd te zijn.
De kindkorting, die geldt voor kinderen ten laste tot en met het jaar waarin het kind 12 jaar is geworden, werd aangepast. Vroeger was dat 25 jaar. Zoals aangekondigd werd het standaard minimumtarief gewijzigd van 1,56 euro naar 5 euro. Dat minimumtarief geldt ook voor kwetsbare groepen, die wel een individueel verminderd tarief kunnen aanvragen met 25 procent korting. Voor wie een leefloon heeft en een activeringstraject volgt van VDAB of OCMW en voor ouders met een laag inkomen uit minstens halftijdse arbeid, geldt een tarief van 3 euro. Dat is ook zo voor ouders met een laag gezamenlijk belastbaar beroepsinkomen die een inburgeringstraject volgen.
Wie een attest voor materiële of medische hulp heeft, blijft 1,56 euro betalen. Dat bedrag geldt ook voor de opvang van pleegkinderen. Als het financieel onmogelijk is om het inkomenstarief of verminderd tarief te betalen, dan kan het OCMW na onderzoek een ander tarief toekennen.
Deze veranderingen gelden dus vanaf 1 mei voor ouders die nieuwe attesten inkomenstarief of herberekeningen van het tarief aanvragen. Voor alle andere ouders wordt de ingangsdatum van de aangepaste tarieven 1 januari 2016.
Ten slotte buigt een werkgroep van vertegenwoordigers uit de sector en van gebruikers zich over mogelijke maatregelen om de regeldruk in de sector te verminderen. Onder meer de infrastructuurvereisten en de administratieve vereisten en procedures werden al onder de loep genomen. U zei hierover tijdens de commissievergadering van 17 maart ernaar te streven om nog voor het zomerreces een eerste pakket wijzigingen aan de Vlaamse Regering voor te leggen.
Minister, op welke manier wordt een gerichte communicatie gedaan met betrekking tot de nieuwe tarifering naar alle kinderopvanginitiatieven en betrokken ouders? Mijn vraag dateert al van meer dan een maand geleden, welke stappen zijn er intussen gezet?
Vanaf 1 januari 2016 gelden de nieuwe tarieven voor alle gezinnen die gebruikmaken van de voorschoolse kinderopvang. Dit betekent dat er voor iedereen een nieuwe berekening zal moeten gebeuren. Welke praktische schikkingen worden er getroffen opdat dit op een goede manier zou kunnen gebeuren en zonder te veel administratieve rompslomp? Iedereen zou tijdig de nodige zekerheid moeten hebben.
Als het financieel onmogelijk is om het inkomenstarief of het verminderd tarief te betalen, dan kan het OCMW na onderzoek een ander tarief toekennen: 50 procent korting op het inkomenstarief tot een minimum van 1,56 euro. Op welke manier kan ervoor gezorgd worden dat de meest kwetsbare gezinnen hun recht op aanpassing of vermindering ook effectief kunnen laten gelden? Hoe kan gerealiseerd worden dat de communicatie van de beslissing van het OCMW zo direct mogelijk kan gebeuren? Zijn er afspraken met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) zodat ervoor gezorgd kan worden dat de OCMW’s deze bepaling zo uniform mogelijk zullen toepassen?
Ik hoor, minister, dat er op het terrein nogal wat diversiteit in de reacties bestaat met betrekking tot de bijkomende taakstelling voor de OCMW’s. Het zou niet goed zijn indien heel kwetsbare gezinnen afhankelijk worden van de manier waarop een OCMW een of ander toepast, om te kunnen genieten van een eventueel lager tarief. Ik denk aan gezinnen in schuldbemiddeling. Een aantal algemene richtlijnen zouden er toch moeten zijn die het de OCMW’s makkelijker maken om om te gaan met dit nieuwe gegeven en die ervoor zorgen dat de toepassing zo rechtlijnig mogelijk gebeurt voor alle kwetsbare gezinnen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Voorzitter, minister, de context werd al duidelijk geschetst in de vraag van mevrouw Schryvers. Haar vraag is ook iets ruimer dan die van mij.
Mijn vraag gaat over de verhoging van het minimumtarief van 1,56 euro naar 5 euro. Die komt er, dat gebeurt op 1 mei in plaats van op 1 april. Mijn vraag dateert van 26 maart. U hebt toentertijd ook gezegd dat er sociale correcties mogelijk zouden zijn voor een aantal mensen.
Tegelijkertijd hebben we ook nieuws gekregen over de cao en de besteding van de middelen van die cao. De vraag zal nu vooral zijn wat de reële impact zal zijn onder meer op de inkomstentarieven.
Op welke manier worden ouders geïnformeerd over het al dan niet verhogen van hun tarief en over de mogelijkheid om daar toch nog een aanpassing op te krijgen?
Welke criteria hebben de OCMW’s gekregen – ik veronderstel toch dat daarover al werd gecommuniceerd – om een aanvraag tot verlaagd tarief te beoordelen? Dit sluit aan bij de vraag van mevrouw Schryvers om ervoor te zorgen dat dit redelijk gelijklopend gebeurt voor alle OCMW’s. Het kan niet dat er andere beoordelingen zijn omdat mensen in andere gemeenten wonen.
Is er op de beslissing van de Vlaamse Regering een armoedetoets gebeurd? Ik hoop van wel. Uit een antwoord van minister Homans vrees ik ervoor, maar goed, ik hoop dat dat is gebeurd. Op welke manier wordt de uitkomst van die armoedetoets gebruikt om hier werk van te maken?
Een andere vraag gaat over de impact van de nieuwe cao. Er zijn extra subsidies, maar hoe worden ze verdeeld tussen de verschillende initiatiefnemers? Er is een uitbreidingsbudget van 20 miljoen euro. Hoe zal die worden verdeeld? Ik veronderstel dat u daar nu al een zicht op hebt. Zal er een deel naar die cao gaan, maar hopelijk ook een deel naar de uitbreiding van plaatsen?
Ik hoop op goede antwoorden op de vragen van de collega’s. Een aantal van die vragen stelde ik al eerder, en het antwoord was onbevredigend.
Minister, een aspect waarover ik u graag ondervraag, is het regeerakkoord dat stelt dat u en uw collega’s werk zullen maken van de automatische toekenning van rechten, en dat u op dat vlak een bijzonder grote stap terug zet voor mensen die het financieel moeilijk hebben. Nu was het zo dat wie recht heeft op een verminderd tarief, die stappen niet zelf hoefde te zetten. De meest kwetsbare gezinnen vinden vaak het moeilijkst de weg in het administratieve bos. De regeling zet bovendien de deur open voor een vorm van willekeurige, of toch verschillende toepassingen door OCMW’s in verschillende steden en gemeenten. Er zal niet noodzakelijk eenvormigheid zijn, en dat betreur ik nog altijd. Ik hoop dat u daar alsnog iets aan wilt doen. Al vind ik dat de mededeling dat in het opvanginitiatief zelf men een poging zal doen om mensen te helpen papieren in te dienen en zo, blijk geeft van het feit dat u begrijpt dat mensen dat zelf niet altijd even gemakkelijk kunnen.
Mijn andere opmerkingen blijven toch overeind. Rechten zouden simpelweg automatisch moeten worden toegekend. Ik zag vandaag nog dat staatssecretaris Sleurs rechten voor mensen met een beperking automatisch toekent. Het is jammer om te zien dat de Vlaamse overheid die vaak voorop heeft gelopen inzake digitalisering, hier een stap terug zet. Ik begrijp dat niet goed.
Minister, hoe gaat de herberekening praktisch worden aangepakt? Moeten ouders tegen dan een nieuwe kindcode aanvragen? Of wordt er een nieuwe kindcode toegestuurd? Hoeveel ouders zullen er met die tariefwijzigingen worden geconfronteerd? Is er al voldoende capaciteit om dat proces vlot te laten verlopen? Werd er overleg gepleegd met de OCMW’s om duidelijk te maken wat hun rol is in deze zaak?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Naar aanleiding van de aanpassingen van de ouderbijdragen in de kinderopvang voor baby’s en peuters is er binnen Kind en Gezin een communicatieplan opgemaakt waarin de verschillende betrokken partijen worden geïdentificeerd en waarbij de passende communicatiemiddelen per groep worden vastgelegd. Deze communicatie bestaat onder meer uit een vernieuwde webmodule die op de website van Kind en Gezin beschikbaar is voor ouders en voor organisatoren van kinderopvang die de ouders bijstaan bij de bepaling van het inkomenstarief, de aanpassing van de informatie op de website, waar men een brochure en enkele instructiefilmpjes kan vinden, een vernieuwde handleiding inkomenstarief voor de ouders en voor de organisatoren kinderopvang, een technische handleiding van de webmodule bestemd voor de organisatoren kinderopvang en een informatiesessie, die gisteren op 27 april is gehouden en waarop de koepels, de grote organisatoren van kinderopvang en toeleiders naar kinderopvang worden uitgenodigd.
Aan de ouders wordt gefaseerd informatie gegeven omdat ook de wijzigingen in verband met het inkomenstarief in twee fasen zullen verlopen. De eerste aanpassing gaat in vanaf 1 mei 2015. Vanaf dan verandert er enkel iets voor ouders die starten in opvang met inkomenstarief en voor ouders die hun inkomenstarief moeten herrekenen omwille van een wijziging in de gezinssamenstelling of omdat de geldigheidsduur van het attest inkomenstarief verloopt, bijvoorbeeld omwille van de leeftijd van het kind of omdat het attest individueel verminderd tarief, dat maar een jaar geldig is, verlopen is. Voor hen is van meet af aan alle aangepaste informatie zoals hierboven vermeld, beschikbaar.
Een tweede fase gaat in vanaf 1 januari 2016. De communicatie hierover zal vanaf het najaar starten met een ruime, actieve informatiecampagne op basis van het ontwikkelde en aldus beschikbare communicatiemateriaal. De concrete operationalisatie daarvan is momenteel in ontwikkeling. Bij deze communicatierondes wordt ook sterk ingezet op de rol van de opvangsector zelf, van doorverwijzers en van instanties die een rol hebben in het verkrijgen van een inkomenstarief. Zij zijn immers de eersten die op het veld mee kunnen instaan voor correcte, laagdrempelige en tijdige toelichting aan de ouders. Daarom worden ze ook uitgenodigd op een informatiesessie eind april. De informatie die daar wordt gegeven, zal na de infosesssie dan ook terug te vinden zijn op de website van Kind en Gezin.
Om de berekeningen van de ouderbijdragen nog vlotter te laten verlopen, wordt de procedure tot het verkrijgen van het attest inkomenstarief gewijzigd. Het aanvraagsysteem voor het verkrijgen van een individueel verminderd tarief wordt vernieuwd in het voordeel van de gezinnen. Ze hoeven de bewijsstukken niet meer op te sturen naar Kind en Gezin en te wachten tot het attest inkomenstarief wordt opgestuurd. Ze krijgen meteen hun attest op basis van hun verklaring op erewoord dat ze zich in een bepaalde situatie bevinden.
Concreet kan de ouder in Mijn Kind en Gezin aanvinken of hij voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in het besluit van de Vlaamse Regering waarmee men recht heeft op een individueel verminderd tarief. Als hij een van die mogelijkheden aanvinkt, dan past het systeem automatisch een individueel verminderd inkomenstarief toe en krijgt hij meteen een attest inkomenstarief.
Daarnaast is er de invoering van het viertrappensysteem. Voortaan zijn er vier manieren om een attest inkomenstarief te krijgen. Zo ontvangen alle ouders, denken we, tijdig een attest. Belangrijk is dat een volgende stap pas kan worden gezet als de vorige stap echt niet lukt. Stap een is de standaardwerkwijze. De ouder vraagt zijn attest inkomenstarief aan door zich met zijn eID-kaart of federaal token aan te melden bij Mijn Kind en Gezin. Het inkomenstarief wordt automatisch berekend op basis van de meest recente inkomensgegevens van het gezin zoals doorgegeven door de FOD Financiën, en de gezinssamenstelling zoals gekend in het bevolkingsregister. De ouder kan het aantal kinderen ten laste aanpassen, als hij kinderen heeft die niet bij hem zijn gedomicilieerd. Dit kan tot en met het jaar waarin een kind ten laste 12 jaar is geworden.
Stap twee bestaat erin dat de opvang de ouder helpt bij de aanvraag. Als stap één niet lukt omdat de ouder problemen heeft met Mijn Kind en Gezin, dan ligt in het subsidiebesluit vast dat de organisator de ouder ondersteunt. Dit kan bijvoorbeeld door een computer of kaartlezer in de opvang te laten gebruiken of door te helpen bij het aanmaken van een e-mailadres, het inloggen of invullen. In dit geval werkt de ouder nog steeds zelf in Mijn Kind en Gezin.
Bij stap drie vraagt de opvang het attest aan in naam van de ouder. Als stappen een en twee niet helpen omdat het voor de ouder onmogelijk is om zelf een attest aan te vragen – bijvoorbeeld omdat hij niet over een e-ID beschikt –, dan is in het subsidiebesluit geregeld dat de organisator het inkomenstarief zelf in een specifieke toepassing in Mijn Kind en Gezin berekent volgens de administratieve richtlijnen van Kind en Gezin.
De opvang en de ouder krijgen dan onmiddellijk het attest inkomenstarief. Dit moet garanderen dat elk gezin tijdig een attest inkomenstarief heeft. De berekening gebeurt op basis van de informatie en documenten die de ouder aan de organisator bezorgt. Belangrijk hierbij is dat de opvang enkel verantwoordelijk is voor het correct informeren van de ouder en voor het juiste gebruik van de toepassing. De ouder is verantwoordelijk voor het bezorgen van de correcte gegevens. De formele controle hiervan ligt bij Kind en Gezin. Om misbruik te vermijden, bezorgt de organisator aan Kind en Gezin de naam en het rijksregisternummer van de medewerkers die in deze module zullen werken. Alleen die medewerkers krijgen via hun eigen e-ID toegang tot de module.
Tot slot is er nog een laatste stap, stap vier. Hierbij maakt Kind en Gezin op vraag van de opvang een attest aan. Als geen van de bovenstaande methodes werkt, dan kan Kind en Gezin in naam van de ouder het attest inkomenstarief aanmaken. Dit kan enkel op vraag van de opvang. In de toekomst zal ook het OCMW dit kunnen doen.
In het nieuwe berekeningssysteem, dat vanaf 1 mei 2015 in werking treedt,is bepaald dat ouders in een specifieke typesituatie zoals leefloon, langdurige werkloosheid enzovoort, de mogelijkheid hebben om snel een forfaitair verminderd tarief te verkrijgen zonder bijdrage van het OCMW. Dit zal kunnen via het hierboven al vermelde aanvinksysteem. Hierbij vinken ouders in de vorm van een verklaring op eer aan welke situatie op hen van toepassing is, en houden zelf de bewijsstukken daartoe beschikbaar. Ze kunnen er nadien op gecontroleerd worden. Waar ouders dit zelf niet kunnen, zal de opvang dit via de eigen toegang tot deze module kunnen doen voor de ouders. Hierdoor wordt het aantal ouders dat de stap naar het OCMW moet zetten, al beperkt.
Als het financieel onmogelijk is om het inkomenstarief of het verminderd tarief te betalen, dan kan het OCMW na onderzoek een ander tarief toekennen. Het OCMW bepaalt in dat geval zelf het bedrag naargelang de situatie van de ouder. Voor ouders die in Brussel wonen, gebeurt het onderzoek en de toekenning door de opvang zelf, niet door het OCMW.
Een algemeen beoordelingskader om dit tarief te bepalen, is op dit ogenblik niet mogelijk omwille van de specifieke individuele kenmerken van de gezinssituatie. Wel wordt samen met de VVSG onderzocht of het mogelijk is tot een niet-verplichtende afstemming over OCMW’s te komen.
In functie van een directe communicatie over een toegekend OCMW-tarief, bezorgt het OCMW zijn beslissing aan Kind en Gezin, waarna Kind en Gezin het tarief aanpast. Daar werden afspraken over gemaakt met de VVSG zodat de wijze waarop men de beslissing bezorgt, eenduidig is. Dit verloopt vandaag al zo. Het systeem van het individueel aangepast tarief is geen nieuw systeem. Het is een door een vorig besluit beschikbaar gemaakt systeem. Wij hebben de ervaring dat dit vandaag behoorlijk loopt.
Tegelijk wordt een toepassing voorbereid waarbij een OCMW via een eigen toegang tot de berekeningsmodule voor het inkomenstarief op de website van Kind en Gezin, ook zelf rechtstreeks het toegekende OCMW-tarief voor een bepaald kind kan inputten en het attest inkomenstarief kan aanmaken.
Het subsidiebesluit van 22 november 2013 voorzag in artikel 59, paragraaf 2, 2°, een gefaseerde overgangsperiode voor het groeipad naar een gelijke subsidie voor groepsopvang met subsidie voor inkomenstarief. Met name wordt het subsidieniveau van de vroegere inkomensgerelateerde opvang geleidelijk aan opgetrokken naar dat van de vroegere erkende opvang. De Vlaamse Regering kende in 2015 al 7 miljoen euro toe om een eerste opstap te doen voor alle IKG-plaatsen. De sociale partners passen hierop hun bijzondere cao aan zodat de kinderbegeleiders in de vroegere zelfstandige sector ook een eerste stap in de voorziene loonsverhoging zullen krijgen, met name een loon tussen het gewaarborgd minimumloon en het voordien bestaande sectoraal minimumloon binnen paritair comité 331. Deze subsidieverhoging gaat in vanaf 1 april 2015.
Op het besluit dat de aanpassingen aan de ouderbijdrage regelt, werd geen formele armoedetoets uitgevoerd. We hebben een gesprek gehad met de armoedeorganisaties en met de Gezinsbond voor de goedkeuring van het besluit, en hebben met hen de regelgeving die toen in voorbereiding was, grondig besproken. We zullen deze maatregel en het effect ervan op de toegankelijkheid voor alle gezinnen monitoren en bespreken in de schoot van de Vlaamse Regering. Dit is conform het regeerakkoord waarin aangegeven wordt dat we de toegankelijkheid willen verzekeren voor kinderen die in kwetsbare gezinnen leven.
In de voortgangsgroep waarin ook de vertegenwoordigers van gezinnen in armoede en andere stakeholders zetelen, zullen we de resultaten van de monitoring bespreken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Het gaat om een belangrijke materie waar grote wijzigingen op til zijn. Het is goed dat zowel u als Kind en Gezin ervan overtuigd zijn dat een goede communicatie noodzakelijk is en dat daarover een echt communicatieplan werd opgezet. Dat gebeurt logischerwijze in verschillende fases, in eerste instantie voor de mensen voor wie een nieuw tarief het dringendste is. Nadien volgen de anderen. Ik wil u vragen om daar ook in het najaar goed over te waken. Het gaat dan over heel veel ouders die een nieuwe berekening moeten krijgen.
Het is ook duidelijk dat u de bezorgdheid deelt dat kwetsbare gezinnen zo eenvoudig mogelijk het individueel verminderd tarief toegekend moeten krijgen via het OCMW. U werkt eraan om dat digitaal mogelijk te maken. U kondigt aan om ook met de VVSG in gesprek te gaan en te proberen een kader af te spreken waarbinnen de OCMW’s de mogelijkheid zullen krijgen om een lager tarief toe te kennen. Ik wil het belang daarvan absoluut benadrukken. Het zou immers niet goed zijn indien de verschillende OCMW’s totaal verschillende toepassingen zouden doorvoeren, al hebt u gelijk dat het gaat om een individuele beoordeling. Een echt individueel geval moet afzonderlijke beoordeeld kunnen worden, maar een algemeen kader lijkt me voor heel veel gevallen wel mogelijk.
Dit is een belangrijk dossier, dat voortdurend verdere opvolging verdient. Die zal het krijgen van u, minister, maar ook van mezelf en de leden van deze commissie.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, het gaat hier om een maatregel die expliciet is gericht op de laagste inkomensgroep en die dus een grote impact heeft op mensen in armoede. De tarieven gaan omhoog, en geen klein beetje: van 1,56 euro naar 5 euro voor een heel grote groep met een aantal uitzonderingsmaatregelen. Heel veel mensen zullen dus meer betalen. Achteraf gaan we dan wel na wat dat nu betekent voor mensen in armoede. Ik denk dat we wel op voorhand kunnen weten dat een prijsstijging van 1,56 euro naar 5 euro per dag een zware impact heeft op de financiële draagkracht van mensen voor wie elke euro telt. Dat is een effectieve drempel om ervoor te zorgen dat kinderen in armoede geen toegang hebben tot kinderopvang. Het is nochtans heel belangrijk dat kinderen in armoede terecht kunnen in de kinderopvang. Ik vind het dan ook zeer jammer dat u geen armoedetoets hebt toegepast op een maatregel die wellicht het meest direct een impact zal hebben op mensen in armoede.
Er is voorzien in 20 miljoen euro voor het uitbreidingsbudget, waarvan 7 miljoen euro zal gaan naar de uitvoering van de cao. Is er al zicht op hoe de andere middelen zullen worden besteed binnen die 20 miljoen euro?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Wat de kindcode betreft, hoop ik dat de kinderziekten die er waren, er intussen zijn uitgehaald. Vorige keer was er een enorme overbelasting en onduidelijkheid. Als die kinderziekten er tegen dan niet uit zijn, dan zal het opnieuw lastig worden.
Wat het werken op erewoord betreft, moet worden geëvalueerd of dat ook voor voorzieningen vlot verloopt.
Minister, als u hier geen armoedetoets op toepast, dan vraag ik me af waar u het wel zult doen. Het decreet over armoedebestrijding is duidelijk en bepaalt dat wanneer een maatregel een impact heeft op die doelgroep, er een aantal formele stappen moeten worden gezet die verder gaan dan louter en alleen een gesprek hebben met armoedeorganisaties. Als u, laat staan de coördinerend minister van Armoedebestrijding, die armoedetoets hier niet toepast, dan vraag ik me af welke armoedetoetsen we deze legislatuur zullen zien.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
We hebben geprobeerd om in de mogelijke systemen om een verlaagd tarief toe te passen, maximaal een aantal vrij eenvoudige en op elkaar afgestemde systemen te ontwikkelen. Dat is belangrijk.
Het systeem van het individueel verminderd tarief is een bestaand tarief, we ontwikkelen dus geen nieuw systeem. De vragen die zijn gesteld over de vlotheid en performantie van dat systeem, zijn zeer terecht. Ik heb echter begrepen dat de commissie volgende week de leidend ambtenaar van het Agentschap Kind en Gezin zal ontvangen. Ik ben natuurlijk politiek verantwoordelijk, maar als u vragen hebt over de techniciteit van de aanpak en over het verzekeren van de stabiliteit, dan kunt u haar daar volgende week vragen over stellen.
We gaan over het gebruik van de resterende middelen die we op verschillende segmenten van de noden in de kinderopvang zullen inzetten, beslissen tijdens de volgende maanden. Het zijn wat mij betreft recurrente middelen, maar we hebben ook de afspraak gemaakt dat de inloop van het nieuwe systeem inkomensgerelateerde tarieven een beetje moet sporen met de inloop van het nieuwe beleid. We zullen dat uiteraard recurrent maken, maar dat zal in de komende maanden worden geconcretiseerd. Er zal rekening worden gehouden met een aantal aspecten van de noden die er zijn.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik hoop dat we snel beslissen, want anders is er op het eind van het jaar 20 miljoen euro in de begroting waarover niet beslist is hoe het bedrag gebruikt moest worden. Ik hoop dat we snel kunnen beslissen wat ermee gebeurt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.