Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Voorzitter, minister, in de beleidsnota 2014-2019 stond heel wat over de Diensten Ondersteuningsplan (DOP). Ik heb toen al enkele bedenkingen geuit. U antwoordde: “De Diensten Ondersteuningsplan worden geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd. Die evaluatie wordt georganiseerd door het VAPH. De diensten worden ook versterkt, want een ondersteuningsplan wordt cruciaal in het nieuwe systeem. De diensten zijn niet de enige die ondersteuningsplannen kunnen opstellen. De administratie zal de inhoud niet beoordelen maar de plannen wel toetsen aan kwaliteitscriteria.”
In mijn schriftelijke vraag van november over de vacatures binnen de instellingen stelde u dat het een goede zaak is dat voorzieningen zich op dit moment al zorgvraaggericht proberen te organiseren. Artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning en subsidiëring van DOP’s, vermeldt de doelstellingen van de dienst die worden bepaald in een beheersovereenkomst die gesloten wordt tussen het agentschap en de dienst. Een van deze doelstellingen is het aantal gerealiseerde ondersteuningsplannen per werkingsjaar. In het antwoord op mijn schriftelijke vraag van januari stelde u echter dat het aantal ondersteuningsplannen die gerealiseerd dienen te worden, niet kon worden weergegeven.
In artikel 11-16 van dit besluit staat dat de subsidies toegekend worden per gepresteerde begeleiding. Als er honderd begeleidingen minder gepresteerd worden dan het aantal begeleidingen dat in de erkenning wordt vermeld, wordt het aantal personeelspunten verminderd naar rato van het effectief gepresteerde aantal begeleidingen. Hoewel sommige DOP’s heel wat minder gepresteerde begeleidingen doen dan het aantal waarvoor ze erkend zijn, gaf u in uw antwoord aan niet te weten dat het aantal personeelspunten verminderd werd.
Aangezien bij de uitrol van het decreet Persoonsvolgende Financiering de opmaak van het ondersteuningsplan een van de eerste belangrijke stappen zal zijn, heb ik nog heel wat vragen. Hoever staat u met het evalueren van de DOP’s? Worden de aanbevelingen van de evaluatie in 2013 meegenomen? De mogelijkheid bestaat dat gebruikers zelf hun ondersteuningsplan opstellen. In welke mate is de werkwijze die zij dienen te volgen, reeds bekeken qua gebruiksvriendelijkheid en ondersteuning? Worden de gebruikers daar voldoende bij betrokken? Hoe ziet u de toevloed aan vragen voor hulp bij de opmaak van een ondersteuningsplan ingevuld? Denkt u in eerste instantie aan een uitbreiding van de diensten zelf of ziet u andere organisaties die de mensen hierbij zullen ondersteunen? Ziet u hierbij een plaats voor de voorzieningen? Is het de bedoeling om een universeel sjabloon voor het opstellen van een ondersteuningsplan ter beschikking te stellen dat te gebruiken is door eender wie die dit ondersteuningsplan zal opstellen? Zal dit dan gebaseerd zijn op het ondersteuningsplan dat de DOP’s nu gebruiken of zijn hier wijzigingen aan gepland? Zal aan de DOP’s alsnog een aantal gerealiseerde ondersteuningsplannen worden opgelegd door het VAPH zoals in artikel 8 staat? Hoe wilt u de DOP’s aanzetten om toch hun vooropgestelde aantal begeleidingen te behalen? Ziet u andere mogelijkheden om de extra begeleidingen te verzorgen? Het belangrijkste voor personen met een beperking is dat hun begeleidingen uitmonden in een gerealiseerd ondersteuningsplan. Hoe wilt u daadwerkelijk meten hoeveel mensen met een dergelijk ondersteuningsplan worden geholpen? Op welke manier zal worden gemeten en gecontroleerd hoeveel ondersteuningsplannen er werkelijk gerealiseerd worden? Is het geen meerwaarde om een gedeelte van de financiering van de DOP’s te laten afhangen van het aantal gerealiseerde ondersteuningsplannen?
Mevrouw Taelman heeft het woord.
In 2013 is er een evaluatie geweest van de DOP’s. Daaruit bleek dat naast het ontbreken van heel wat informatie over gebruikers en de situatie van de gebruikers in de ondersteuningsplannen, ook heel wat gebruikers hun ondersteuningsplan niet eens hadden ontvangen en dat ze het niet gebruikten als werkingsinstrument. Dat is onaanvaardbaar. Het systeem van de persoonsvolgende financiering en het onderliggende idee van de vermaatschappelijking van de zorg kan maar werken indien het ondersteuningsplan effectief ook een werkingsinstrument wordt.
In uw antwoord op een eerdere vraag van mij hierover zei u dat er in 2015 opnieuw een evaluatie zou komen van de ondersteuningsplannen. Ondertussen vernemen we dat ook het VAPH een sjabloon zou hebben opgemaakt. Hoe spoort dat met de evaluatie van de sjablonen van de DOP? Is dit niet de kar voor het paard spannen? Als men dan toch bezig is met een evaluatie, waarom is er dan het sjabloon van het VAPH? Is het de bedoeling om dit toe te passen door alle DOP’s? Vervangt het een het ander?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dames en heren, dit jaar wordt een vervolgonderzoek uitgevoerd naar het functioneren van de DOP. Dat loopt van 1 januari tot 31 december. De onderzoekers zullen de gegevens die sinds de opstart van de DOP werden bijgehouden, op eenzelfde wijze analyseren als in het rapport van 2013, zodat een vergelijking mogelijk zal zijn. Het rapport van 2013 is een beetje een unfaire opmaak van de stand van zaken. Die diensten waren net gestart. U ziet ook aan het rapport dat er heel veel voorbehoud moet zijn omdat men in de startfase zat. We zullen nu een grondig vervolgonderzoek kunnen presenteren.
Dit vervolgonderzoek focust enerzijds op een verdere opvolging van de kernopdrachten van de DOP en anderzijds op de opdrachten die de DOP en andere diensten in de uitrol van de persoonsvolgende financiering zullen opnemen. Daarnaast zullen de onderzoekers in het kader van de uitwerking van de persoonsvolgende financiering nagaan welke rol het ondersteuningsplan kan spelen in de diverse fasen van het ondersteuningstraject van een cliënt bij de vraagverheldering, bij het bepalen van de budgethoogte, bij de onderhandeling met diensten, bij de uitvoering van de ondersteuning en bij de evaluatie van de geboden ondersteuning. Men zal in kaart brengen aan welke vereisten het ondersteuningsplan moet voldoen om van betekenis te kunnen zijn in elk van de genoemde fasen van het traject en welke mogelijke valkuilen er zijn. Op die manier tracht men tot een kader te komen waarin zowel inhoudelijke als procesmatige kwaliteitscriteria worden geformuleerd ten aanzien van het ondersteuningsplan DOP.
De onderzoekers gaan in het vervolgonderzoek ook na hoe het voortraject voor personen met een handicap optimaal kan worden georganiseerd, en wat daarin de specifieke en complementaire rol kan zijn van deze diverse actoren en diensten. Het gaat zowel om eerstelijns reguliere diensten als om handicapspecifieke diensten. Zij bieden in meer of mindere mate diverse rechtstreeks toegankelijke functies aan, waaronder informatieverstrekking, diagnostiek, indicering, vraagverheldering en/of ondersteuningsplanning voor mensen met een vermoeden van een handicap of een erkende handicap. Ten slotte zal men aangeven welke acties en maatregelen er nodig zijn om een optimale organisatie van het voortraject in de toekomst mogelijk te maken.
Er werd ondertussen en in afwachting van de resultaten van dit vervolgonderzoek rekening gehouden met de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport van het eerste onderzoek naar de werking van de DOP’s, bijvoorbeeld bij de uitwerking van het sjabloon. Alle DOP’s gebruiken vandaag het sjabloon dat ze samen met de mentororganisatie LUS ontwikkeld hebben.
Het afleveren van een ondersteuningsplan is het eindresultaat van een proces dat samen met de cliënt en zijn gezin wordt doorlopen en waarbij de vraag naar ondersteuning wordt verhelderd en de mogelijke en wenselijke inbreng vanuit diverse ondersteuningsbronnen grondig wordt verkend. Dit gebeurt onder professionele begeleiding.
Het VAPH investeert vandaag in bijkomende capaciteit en expertise van de professionele ondersteuning die kan worden geboden bij het opstellen van een goed ondersteuningsplan. In het bijzonder de DOP’s, maar ook andere reguliere eerstelijnsdiensten kunnen hierbij een belangrijke functie opnemen. Het VAPH start momenteel samen met deze diensten een traject van vorming, overleg en testing in de aanloop van de opstart van de persoonsvolgende financiering.
Om een gelijkaardig proces op gang te kunnen brengen zonder professionele begeleiding zijn andere technieken, zoals self-assessment, en aangepaste sjablonen vereist. Het VAPH zal daarom de komende periode ook investeren in het uitwerken van een aangepaste methodiek en aangepaste sjablonen in functie van het opstellen van kwalitatieve ondersteuningsplannen door gebruikers zelf, zonder begeleiding van een professional. Hierbij zal het VAPH vanzelfsprekend nauw samenwerken met zowel vertegenwoordigers van de gebruikers als met de betrokken professionele instanties.
Zoals reeds aangegeven, zijn er verschillende actoren en diensten actief met betrekking tot het voortraject van mensen met een handicap, zowel reguliere diensten als handicapspecifieke diensten. In het vervolgonderzoek wordt de specifieke en complementaire rol van deze verschillende instanties met betrekking tot het voortraject dat personen met een handicap doorlopen, bekeken. Afhankelijk van de resultaten van het vervolgonderzoek zal worden geïnvesteerd in een verdere uitbreiding van de capaciteit van de DOP’s en in het verder inbrengen van expertise en het versterken van de rol van reguliere dienstverleners in het kader van het voortraject. Ook kunnen eventuele andere acties worden overwogen.
Voorzieningen zullen hierin geen expliciete rol toegekend krijgen. Wel kunnen personen met een handicap die zelf hun ondersteuningsplan opstellen, zich uiteraard laten bijstaan door een persoon of organisatie naar keuze. Dat is de keuze van de persoon met een handicap.
We willen de implementatie van de persoonsvolgende financiering aangrijpen om een sterke vereenvoudiging door te voeren in haar administratieve processen. Zo wordt onder meer het hele proces dat een persoon met een handicap of een vermoeden van handicap moet doorlopen vanaf het moment van de vraagstelling tot op het moment dat beslist wordt of en welke ondersteuning op welk moment beschikbaar kan worden gesteld, geïntegreerd.
Om een gemotiveerde aanvraag naar een persoonsvolgend budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke hulp te kunnen indienen, is daarom dan ook inderdaad een eenduidig, uniform en universeel aanvraagsjabloon vereist. Elke persoon die een persoonsvolgend budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke hulp vraagt, zal ditzelfde sjabloon ingevuld aan het VAPH moeten bezorgen. Indien de persoon een traject van vraagverheldering en ondersteuningsplanning bij een DOP of andere reguliere eerstelijnsdienst heeft doorlopen, dan zal het aanvraagsjabloon eenvoudigweg ingevuld kunnen worden, gebruikmakend van de informatie die deze instantie heeft verzameld tijdens dit traject. Bij het ontwikkelen van het aanvraagsjabloon wordt ervoor gezorgd dat de informatie zoals verzameld door deze instantie makkelijk kan worden ingebracht in het aanvraagsjabloon en dus niet leidt tot dubbel administratief werk.
Een aangepast sjabloon met bijbehorende richtlijnen wordt nog uitgewerkt in functie van het opstellen van een ondersteuningsplan zonder professionele begeleiding. Ook hier wordt bewaakt dat dit zal leiden tot meerdere administratieve circuits.
Als uit de evaluatie en het vervolgonderzoek zou blijken dat het opleggen van een aantal gerealiseerde ondersteuningsplannen en de financiering die daarop wordt afgestemd, een meerwaarde zou zijn, zal die optie uiteraard worden bekeken.
Op dit ogenblik blijkt dat de meeste DOP’s hun volledige capaciteit reeds benutten en geven een aantal DOP’s aan dat ze verwachten dat de capaciteit in de toekomst zal moeten toenemen om aan de vraag tegemoet te kunnen komen. Er werden ondertussen ook een aantal maatregelen genomen waardoor het aantal begeleidingen bij de DOP’s zal vergroten. Vanaf 17 jaar kunnen jongeren die gebruikmaken van minderjarigenondersteuning zich laten bijstaan door een DOP, ter voorbereiding van de keuzes die zij willen maken als volwassene. Binnenkort zal het ook voor iedereen mogelijk zijn om de ondersteuning van DOP te combineren met niet-rechtstreeks toegankelijke ondersteuning van het VAPH.
In het vervolgonderzoek zal worden nagegaan of de huidige capaciteit van de DOP’s dient te worden aangepast aan de veranderde instroomvoorwaarden en aan de taken die de DOP’s binnen de persoonsvolgende financiering zullen opnemen.
Er werd voor gekozen om de financiering van de DOP’s afhankelijk te maken van de begeleidingen die nodig zijn om tot een ondersteuningsplan te komen. Het benodigd aantal begeleidingen om tot een ondersteuningsplan te komen, kent een grote variatie en bijgevolg zijn er op dit ogenblik geen plannen om de subsidiëring van de DOP’s te wijzigen. Het aantal gerealiseerde ondersteuningsplannen en de kwaliteit ervan vormen echter wel een criterium om de werking van de DOP’s te evalueren.
We zullen een set van beleidsindicatoren uitwerken om het nieuwe ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap op te volgen en de effecten ervan te evalueren. De mate waarin en de wijze waarop personen met een handicap hun ondersteuning in het nieuwe ondersteuningslandschap feitelijk realiseren en de rol van ondersteuningsplannen hierbij, worden hierin meegenomen.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord. Ik heb nog een paar kleine vragen.
Is er al een timing voor het aangepaste sjabloon dat mensen kunnen gebruiken zonder begeleiding? Wanneer kunnen ze daarmee van start gaan?
U zegt dat de mensen zelf mogen kiezen wie er hen kan bijstaan bij het zelf opmaken van zo’n plan. Kunnen zij dan ook een beroep doen op de scholen? Bij de scholen leefde namelijk de vraag of zij hen daarin mochten ondersteunen.
U zegt dat er wordt gezocht naar een uniform sjabloon. Zal dat dan een ander sjabloon zijn dan de DOP-diensten nu gebruiken? Of zal het gelijklopend zijn?
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet in dezelfde mate mee ben als mevrouw van der Vloet. Voor mij was uw antwoord niet helemaal duidelijk.
Minister, wat u zegt, klopt. De eerste evaluatie was gebaseerd op het verleden. Daaruit is naar voren gekomen dat er een sjabloon moest worden ontwikkeld. Dat is wetenschappelijk onderbouwd. Alle DOP’s werken daar nu mee. Over die werkwijze komt er nu een nieuw evaluatierapport, dat loopt sinds 1 januari en tot 31 december.
Werkt het VAPH daarnaast – of vervangt het ene het andere, dat is mij niet duidelijk –aan een aanvraagsjabloon dat alleen dient voor mensen die zelf de aanvraag indienen? Of gaat het over hetzelfde instrument? Dat was mij helemaal niet duidelijk.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het decreet op de persoonsvolgende financiering bepaalt dat diegene die een beroep wil doen op de handicapspecifieke ondersteuning in trap 2, over een ondersteuningsplan moet beschikken. In de commissie is er toen veel gesproken over de vraag of de inhoud van dat ondersteuningsplan wordt beoordeeld door het VAPH of niet. We hebben toen afgesproken dat het VAPH alleen een beoordeling geeft over de vraag of het ondersteuningsplan is opgebouwd aan de hand van de elementen waarrond je moet kunnen werken om zo’n plan te maken, maar niet zal ingaan op de opportuniteit en de inhoudelijke keuzes in dat plan. We hebben toen ook afgesproken dat er een dienst is waarop de mensen een beroep kunnen doen om zo’n plan te maken en dat die dat dan professioneel begeleidt, maar dat ook andere eerstelijnsdiensten zo’n plan kunnen opmaken en dat ook de betrokkene zelf dat kan.
Met andere woorden, als we met de implementatie van dat systeem starten, zullen we een plan moeten hebben dat aan een aantal criteria beantwoordt. Is er voldoende gekeken naar wat er wordt gevraagd? Is er voldoende gekeken naar wat er kan gebeuren in de reguliere ondersteuning?
Diegenen die er professioneel mee bezig zijn, maken dat met een sjabloon. Als je dat zelf gaat doen, moet je toch wel voldoende methodisch ondersteund worden om dat plan te kunnen maken. Het is het plan voor handicapspecifieke ondersteuning zoals het op de tafel van het VAPH komt. Het is het plan zoals het in het decreet is voorgeschreven als basis waarop de netto-ondersteuningsnood zal worden berekend. Als je het zelf maakt, ben je uiteraard vrij om steun te vragen van wie je wilt. Je kiest zelf, maar het is duidelijk dat diegene die helpt, moet weten hoe het in elkaar zit.
Het is wel de bedoeling dat de gegevens in het proces van het opmaken van zo’n plan, gewoon in het plan worden ingebracht. We gaan het niet nog eens doen. Maar het sjabloon moet een beetje worden aangepast en didactisch worden gemaakt voor diegenen die het zelf gaan invullen.
Minister, hebt u al een zicht op de timing?
Het zit allemaal in het proces, want we gaan naar persoonsvolgende financiering. We moeten een beetje die timing volhouden. Die diensten zijn nog relatief jong. Ik denk dat uit het vervolgonderzoek zal blijken dat ze op vrije korte tijd met een behoorlijke capaciteit zullen werken. In het projectplan van het VAPH dat de bouwstenen maakt voor de uitrol van het decreet zal het gefaseerd een plaats krijgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.