Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Diependaele heeft het woord.
De komende jaren komt er heel wat op ons af en meer bepaald over de vierde industriële revolutie, ook industrie 4.0 genoemd, wil ik u, minister, enkele vragen stellen.
De aanleiding daarvoor zijn twee Europese ministerraden. Op de agenda van de ene, op 26 en 27 maart in Riga, stonden de rol van de Europese eenheidsmarkt in de digitale economie, de digitale transformatie van de industrie en het digitaal ondernemerschap. Op 2 en 3 maart ging het vooral over de competitiviteit, de samenhang tussen de industriële competitiviteit en de digitale transformatie, de belemmeringen voor de verdere uitbouw van een eengemaakte digitale markt en de samenhang van al die onderwerpen met de European Research Area en de noodzaak tot open, ‘vernetwerkt’ en data-intensief onderzoek. Beide agenda’s en de inhoudelijke bespreking op 2 en 3 maart tonen aan dat de gewesten er alle belang bij hebben om maximaal te kunnen inspelen op deze ontwikkelingen.
De beleidsnota economie geeft daar ook een voorsmaakje van. Ze gaat concreet over het internet of things, big data, cloud en andere nieuwe concepten, maar ook over voeding, mobiliteit en zorg. In de zorg zagen we onlangs nog een zeer mooi voorbeeld met de nieuwe clean room die het Interuniversitair Micro-elektronicacentrum (IMEC) begin deze week heeft ingehuldigd. Er staat dus heel wat te gebeuren. We kunnen daarbij voortbouwen op de kennis verzameld binnen onder andere Iminds en eerdere, nog lopende initiatieven zoals smart factories, Nieuw Industrieel Ondernemen, smart grids en ga zo maar door. Daarom wil ik graag volgende vragen stellen.
Kunt u een zo ruim mogelijk overzicht geven van de initiatieven die gerelateerd zijn aan de vierde industriële revolutie? Moeten er nog knelpunten worden weggewerkt? Welke bekommernissen hebt u in Riga geuit?
Welke rol als voortrekker ziet u weggelegd voor Iminds of andere kennisinstellingen en welke samenwerkingsverbanden zijn de belangrijkste om het pad naar een succesvolle transformatie richting digitale economie zo goed mogelijk te effenen?
De heer Schiltz heeft het woord.
De vraag van collega Diependaele raakt aan een zeer belangrijk onderdeel van uw beleidsnota en van het regeerakkoord, minister. Het is een zeer positief verhaal dat in Riga aan bod is gekomen. De knelpunten zijn genoegzaam bekend, niet alleen bij ons, maar ook in de rest van Europa, namelijk de zogenaamde triple helix, overheid, kennisinstellingen en industrie die meer moeten samenwerken. Met bepaalde structurele hervormingen hebt u daartoe al een aanzet gegeven. Ik denk bijvoorbeeld aan de hervorming van het Agentschap Ondernemen. Dat is een positieve evolutie.
Collega Diependaele heeft nogal fors de nadruk gelegd op de digitale infrastructuur, maar het gaat niet alleen daarover. De hele maakindustrie moet worden ontworpen met niet alleen grootschalige industriële clusters, maar ook, zoals in het energielandschap, het verkorten van de keten en consumenten die zelf kleinschalig produceren. Denk daarbij aan het fenomeen van de 3D-printing. Belangrijk is ook het zuiniger omspringen met grondstoffen en het initiëren van een circulaire economie. Specialisten die met de thematiek bezig zijn, melden ook het toenemende belang van de ontwikkeling van de smart cities, stedelijke clusters waarin consumenten dicht bij elkaar verzameld zitten en tot triple-helixachtige synergiën kunnen komen.
Ik zal niet de hele lijst van sectoren met knelpunten overlopen, u kent ze ongetwijfeld beter dan ikzelf, minister, maar ik vat samen. We moeten kijken naar de financieringsproblemen. U hebt aangekondigd dat er voor crowdfunding enige openheid zou worden gemaakt om zeker ook de starters te lanceren. We hebben net het debat gehad over Horizon 2020 en het plan-Juncker. Allemaal elementen van de puzzel die we moeten samenleggen. De beperkte grootte van Vlaanderen is een bijzondere uitdaging waarvoor we oog moeten hebben. Meestal ontbreekt het ons niet aan creativiteit, maar vaak missen we wel de management- en ondernemersvaardigheden. Ook zijn steunmaatregelen niet altijd goed afgestemd op de eigenlijke noden.
Met betrekking tot het FWO en de andere instellingen die subsidies uitreiken, moeten we ervoor zorgen dat we binnen het concept van de vierde industriële revolutie de juiste sectoren en de juiste bedrijven het zetje geven dat ze nodig hebben. De vraag is dan ook hoe we kunnen vermijden dat Vlaanderen de boot mist. We moeten ervoor zorgen dat we volop in de vierde industriële revolutie kunnen instappen.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, alvorens op uw vragen in te gaan, wil ik een paar andere elementen aanhalen.
Mijnheer Schiltz, ik vind niet dat we top-down moeten werken. We moeten bottom-up werken. We moeten ervoor zorgen dat wij niet alles bepalen aan de hand van wat wij denken dat de toekomst zal brengen. Dit moet van onderuit gebeuren. We moeten zeker de triple helix stimuleren. De bedrijven uit verschillende sectoren en uit dezelfde sectoren moeten met de wetenschappelijke instellingen, de universiteiten en de onderzoeksinstellingen, en met de overheid samenwerken om bepaalde specifieke onderdelen te onderzoeken. Dat is het clusterbeleid van de toekomst. Op die manier kunnen we effectief meewerken aan en inspelen op de vierde industriële revolutie.
U hebt verklaard dat we oog moeten hebben voor de beperkte schaalgrootte van Vlaanderen. Als we met clusters en met de triple helix werken, kan dit volgens mij een enorme troef zijn. De beperkte schaalgrootte van Vlaanderen, dat een voorschoot groot is, betekent dat we alles op een eenvoudige wijze samen te kunnen brengen. Als er geen files zijn, is alles vlakbij. Op dat vlak beschikken we eigenlijk over een troef. Voor anderen is dit veel moeilijker.
Ik ben ervan overtuigd dat we over heel wat troeven beschikken. Ik heb ook de indruk dat we die troeven goed uitspelen. Ik wil hier niet alle instrumenten bespreken. De strategische onderzoekscentra (SOC’s) hebben een prominente positie in het innovatielandschap en in het beleid ingenomen.
De SOC’s spelen op verschillende vlakken een belangrijke rol. We moeten de impact en de valorisatie versterken. Dit is altijd een algemene klacht geweest. We voeren veel en goed wetenschappelijk onderzoek, maar dit leidt niet altijd tot valorisatie.
Mijnheer Diependaele, u hebt daarnet naar de ondersteuning van de transformatie van de sectoren verwezen. De SOC’s spelen op dit vlak een belangrijke rol. U hebt een specifieke vraag gesteld waar iMinds en IMEC veel mee te maken hebben. Ik zie wat iMinds en IMEC in samenwerking met de universiteiten doen. Dit lijken me de aangewezen partners voor de succesvolle transformatie in de richting van een digitale economie. iMinds en IMEC capteren samen het volledig onderzoek naar software en hardware met betrekking tot het ‘internet of things’. Naast het gezamenlijk onderzoek is er ook een intensieve samenwerking met internationale bedrijven die met dit ‘internet of things’ bezig zijn. Wat de al aangehaalde clusters betreft, is dit volgens mij zeer belangrijk. Het gaat dan om bedrijven als Sysco, Alcatel-Lucent, Microsoft, Philips en dergelijke.
In maart 2015 is bekendgemaakt dat iMinds een van de medeoprichters is van de gloednieuwe Alliance for Internet of Things Innovation, een vehikel van de Europese Commissie.
Zoals ik daarnet al heb gesteld, zullen de SOC’s eveneens een belangrijke rol in het clusterbeleid spelen. De SOC’s kunnen op dat vlak de rol van accelerator spelen. Ze kunnen de juiste bedrijven met betrekking tot bepaalde items met de juiste onderzoeksinstellingen samenbrengen. Op die manier kan over het muurtje aan innovatie worden gewerkt.
We zullen de komende jaren nog inspanningen leveren om de impact van de SOC’s te verbeteren. Dit geldt zeker voor de valorisatie. Een ander element is de samenwerking met de Vlaamse bedrijven en de creatie van spin-offs. Hieruit blijkt duidelijk dat we de trein van de nieuwe evoluties niet aan het missen zijn.
Hoewel op dit gebied vaak op start-ups wordt gefocust, lijkt het me uitermate belangrijk dat onze kmo’s mee aan boord worden genomen. De Vlaamse overheid ondersteunt nu al talrijke projecten en initiatieven die tot een meer doorgedreven en sterkere adaptatie van ICT in ondernemingen en in het bijzonder binnen de kmo’s bijdragen. Dit lijkt me de juiste weg. Ik heb de voorbije tijd opnieuw geprobeerd heel wat bedrijven en dan zeker innovatieve bedrijven te bezoeken. Volgens mij zitten heel wat bedrijven op de goede weg.
De belangrijkste bekommernissen die we de Belgische vertegenwoordiging hebben meegegeven, liggen uiteraard in de lijn van de knelpunten die door de ondernemingen worden ervaren. De digitale interne markt is in eerste instantie een federale bevoegdheid. Dit lijkt me echter bijzonder belangrijk voor onze Vlaamse bedrijven. Tijdens de vergaderingen over de Belgische coördinatie hebben we er vanuit Vlaanderen dan ook op gewezen dat de vrijhandelsbeperkingen voor de digitale economie in se niet anders zijn dan de handelsbeperkingen voor de fysieke economie. De digitale wereld is een uitloper van de fysieke wereld. Indien we hinderpalen wegnemen, moeten we alle hinderpalen voor een goed werkende interne markt wegnemen. We moeten vermijden dat de fysieke en de digitale economie als aparte entiteiten worden behandeld. Dat lijkt me echt de essentie.
De regelgeving is momenteel versnipperd. Dit lijkt me een van de grootste problemen voor onze bedrijven. Dit verhindert tevens de beoogde eengemaakte markt om echt te functioneren. Ik geef even een voorbeeld. Sinds kort moet voor digitale producten die online worden gekocht het btw-tarief van het land van de koper worden toegepast. Ik denk dat iedereen onmiddellijk beseft wat dit betekent. Een onderneming moet 28 verschillende tarieven kennen en toepassen. Het is afhankelijk van wie iets koopt. Zeker voor kleine bedrijven betekent dit een enorme drempel en administratieve last.
Wat de bevordering van het digitaal ondernemerschap betreft, hebben we als belangrijk werkpunt aangestipt dat een cultuurswitch omtrent het ondernemerschap noodzakelijk is. In ons onderwijs wordt het zelfstandig ondernemen te weinig als een volwaardig alternatief voor de klassieke loopbaan gezien. We hebben het hier daarnet, naar aanleiding van de vraag om uitleg van de heer Bajart, ook al over gehad. We zetten zwaar in op verschillende projecten betreffende het ondernemend onderwijs. Die cultuurswitch is nodig om hier verder in te kunnen gaan. Het duaal leren en werken kan hier een belangrijk element van zijn.
Mijnheer Schiltz, wat de noden van de starters betreft, hebben we er vanuit Vlaanderen op gewezen dat we voorstanders van een bottom-up approach zijn. Een overheid moet de juiste randvoorwaarden creëren voor een goed ecosysteem met toegang tot financiering. Zoals u al hebt aangehaald, moeten er adviesdiensten voor de opbouw van modellen, het auteursrecht en dergelijke worden aangeboden. Het moet onze rol zijn de drempels weg te nemen en mogelijkheden te bieden aan innovatieve initiatieven die vanuit de maatschappij zelf ontstaan.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Schiltz, u wekt de indruk dat ik de nadruk op de digitale economie leg, maar dat klopt niet. Ik heb ook naar de fabriek van de toekomst verwezen. Het punt is net dat we ons dit niet als een tegenstelling mogen voorstellen. Dat is de clou van het verhaal. De digitalisering wordt de rode draad doorheen alle economische ontwikkelingen. Dit geldt voor energie, transport, behandeling van afvalstromen of zelfs arbeidsorganisatie. Google heeft een bril ontwikkeld die het mogelijk maakt barcodes onmiddellijk te lezen. Dit zorgt voor een snellere organisatie van de arbeiders. De digitale mogelijkheden openen deuren op een manier die vroeger ongezien was. Die mogelijkheden vormen de rode draad.
Er wordt eigenlijk niet meer over de triple helix gesproken. Ik heb het even opgezocht. Het is nu de quadruple helix. De consument en het maatschappelijk middenveld spelen hier ook een belangrijke rol in. We kunnen ons natuurlijk afvragen wie de vijfde partner zal zijn. Dit kan natuurlijk ook maar een paar jaar meegaan voor er iets nieuws moet komen. We kunnen nu al weddenschappen over de vijfde partner afsluiten.
Minister, ik ben het er volmondig mee eens dat het probleem van de valorisatie moet worden aangepakt. Het is alsof we een heel goede loper op blote voeten of met heel zware schoenen laten lopen. Het geraakt niet verkocht. We moeten hierop inzetten.
iMinds en IMEC spelen op dat vlak een cruciale rol. Zij bewijzen op het terrein hoe goed we zijn en hoe goed we dat kunnen vermarkten. Het succesverhaal van IMEC is dan ook toonaangevend.
Een tweede punt waar ik volledig achter sta, is de aandacht voor kmo’s. We moeten ervoor zorgen dat de nieuwe ontwikkelingen geen speeltuin worden waarop enkel grote bedrijven worden toegelaten. Ook kmo’s kunnen hier een rol in spelen. Door hun eigenheid en hun flexibiliteit kunnen kmo’s vaak snel op creatieve nieuwe ontwikkelingen inspelen. Ze beschikken over alles om hierop in te spelen.
Ik heb deze ochtend toevallig een artikel in De Standaard over StageCo gelezen. Dat is een schitterend verhaal. Het bedrijf is ooit begonnen met een tent op Rock Werchter en bouwt nu 190 ton zware podia voor U2. Dat is enorm indrukwekkend. Dat zijn de succesverhalen die we moeten verkopen, waar we aandacht aan moeten besteden en die we moeten ondersteunen.
Er is voor de overheid een grote opdracht weggelegd. Ik ben het er volledig mee eens dat het van onderuit moet groeien. We moeten alle kansen bieden. De opdracht van de overheid situeert zich op twee vlakken.
Eerst en vooral moeten we zorgen voor een correct wetgevend kader voor het gebruik van nieuwe applicaties voor de consument van de nieuwe technologieën. We moeten de industrie tevens ondersteunen om in de nieuwe ontwikkelingen mee te gaan.
Daarnaast moet de overheid de nieuwe ontwikkelingen tijdig ontdekken en ondersteunen. We moeten hier de juiste aandacht aan besteden. We moeten zoeken wat in ons economisch middenveld en in ons innovatielandschap bottom-up groeit. Ook dit omvat twee elementen.
We moeten beschikken over een kader voor het ondernemen. Dat is zeer algemeen. Daarnaast moeten we echter ook de juiste keuzes maken. Voor politici geldt innovatie vaak als iets wat niet sexy en veeleer saai is. Het lijkt me echter omgekeerd te zijn. Dit is wel degelijk sexy, zeker met alle mogelijkheden die de digitalisering biedt. Zoals met veel sexy zaken het geval is, is hier ook een gevaar aan verbonden. We kunnen kansen missen en we moeten ervoor zorgen dat we de nieuwe ontwikkelingen op de juiste wijze ingang laten vinden in de economie en in de maatschappij. We moeten er immers aandacht voor hebben dat dit ook deels destructief is.
Minister, we blijven dit zeker op de voet volgen. We zullen hier de komende jaren immers steeds meer op moeten inzetten.
De heer Schiltz heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, ik wil even iets verduidelijken. Indien ik stel dat we ervoor moeten zorgen dat we met onze instrumenten de juiste spelers vinden, bedoel ik niet dat we moeten selecteren. We moeten er net voor zorgen dat wie iets wil starten of proberen dat in de vierde industriële revolutie past, daar de toegang toe krijgt. We moeten een rijke humuslaag aanleggen van waaruit sommigen zullen groeien en anderen slechts een beetje zullen groeien alvorens weer te sterven. Dat is de essentie van innovatie. Iedereen moet de kans krijgen te proberen en te falen. Dat hoort er vast en zeker bij.
Ik ben het ermee eens dat wij niet moeten bepalen wie de innovatieve toekomst zal inluiden. In het verleden is gebleken dat politici vaak het slechtst zijn geplaatst om dergelijke keuzes te maken.
Om snel clusters te kunnen vormen, is de kleine schaal zeker een zegen. Daar ben ik het absoluut mee eens. Net om die reden heb ik aangehaald dat we op creatief vlak zeer sterk zijn. In dit kleine land, dat een voorschoot groot is, ontmoeten we elkaar allemaal. Op die manier ontstaan vaak briljante ideeën. Er zijn veel kiemen van innovatie. Met betrekking tot de vermarkting en de valorisatie kunnen we nadien tegen de drempel van de schaalgrootte botsen.
De eerste drempel is de vlotte toegang en de laagdrempeligheid voor de mensen die willen innoveren. Ik heb het dan over de instrumenten, over de ondersteuning, over de gedeelde voordelen van de clusters en over de wetgevende obstructies.
Daarnet is terecht vermeld dat we op dat vlak nog heel wat werk hebben. We moeten goed overleggen met de federale overheid. We mogen niet opnieuw een veelheid aan regels creëren. We proberen net de regels te reduceren. Less is more op dit vlak. De innoverende ondernemers die onze economie een boost willen geven, vragen niet om talloze ondersteuningsmechanismen: ze willen gewoon heel eenvoudige en duidelijke systemen waarmee ze snel aan de slag kunnen gaan.
We missen de trein niet, zegt u. Ik denk inderdaad niet dat we superslecht bezig zijn. Anders zou ik wel iets dramatischer spreken. Veel initiatieven werken in de goede richting. Ik ben blij dat u de kmo’s niet vergeet. 70 procent van onze economie draait op kmo’s, dat is al vaak gezegd. Dat is wat ik wou zeggen in verband met management. Er zijn veel start-up’s, veel jonge of minder jonge mensen die helemaal mee zijn met de vierde industriële revolutie en die het digitale hebben verweven in hun DNA. Zij zetten kleinschalige maakateliers en clusters op. Daaraan ontbreekt het niet. Het zijn de traditionele kmo’s die geen risico willen nemen, of die vaak niet inzien wat op termijn de meerwaarde kan zijn. Ze zijn moeilijker in die clusters te betrekken. Maar u hebt gelijk dat we daar werk van moeten maken en dat we op die manier onze kmo’s naar een volgend niveau kunnen tillen en ervoor kunnen zorgen dat onze kleinschaligheid en creativiteit niet meer op die drempel van valorisatie botsen, zodat ook dat segment van onze economie, het belangrijkste segment, mee kan groeien in de vierde industriële revolutie. Minister, dan denk ik dat de welvaart in de Vlaamse regio zal bloeien als nooit tevoren.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Na dit gejubel toch even de voeten op de grond. We moeten kijken naar de output. Die kunnen we afmeten aan de productiviteitsgroei in Vlaanderen over de voorbije jaren. Die is wat gestagneerd. We hebben dus werk voor de boeg. Ik zeg dat op een constructieve manier. Die output moeten we altijd voor ogen houden als we ons afvragen hoe innovatie bijdraagt tot de productiviteit van onze economie.
Minister, u zei dat nabijheid een troef is. Dat is zeker waar. Maar het is niet omdat we allemaal dicht bij elkaar wonen dat we gemakkelijk met elkaar samenwerken. Dat moet ook in ons beleid een prioriteit zijn, om het waar te maken dat we van die nabijheid een kans maken en niet een gebrek.
Ik sta helemaal achter de aanpak van de clusters. De kunst is ‘how to pick your winners’, en vooral ‘who’s going to pick them’. In de hervorming van in de eerste plaats IWT, FWO en het Agentschap Ondernemen en in de tweede plaats PMV, die op het getouw staat en die ik ook steun, moeten we bijzondere aandacht hebben voor de onafhankelijkheid en objectieve manier waarmee die instellingen in de toekomst beslissingen zullen nemen. Minister, daarmee staat of valt het succes van uw innovatiebeleid. Nog belangrijker dan het budgettair pad naar de 3 procent is hoe we die middelen besteden, wie we daarin zeggenschap geven en wat in die instellingen het gewicht is van de academische en de industriële wereld. We moeten daar heel in het bijzonder aandacht voor hebben, ook voor het aandeel van de politieke wereld in sommige van die instellingen. We hebben het over een quadruple helix. Als we spreken over een vijfde, zal die vijfde nooit de politiek worden. Dat is een groot gevaar in deze materie.
Minister, dat is de essentie van de opdracht waarvoor u en de meerderheid hopelijk samen met de oppositie staan: hoe kunnen we die hervorming zo organiseren dat op de langere termijn een economische en academische analyse altijd prioritair is in vergelijking met de politieke analyse?
Minister, u maakte nog een opmerking over de btw. Dat is en blijft een groot probleem. Als u vandaag op Amazon koopt, dan zult u – kijk het maar na – waarschijnlijk btw betalen in Limburg. Pardon, in Luxemburg. (Gelach)
Of u achter deze lapsus iets moet zoeken, dat laat ik aan u over. Ik bedoel Luxemburg omdat de btw daar lager is en omdat veel websites zeggen, zelfs Amazon: “Bespaar ons die moeite om daar iets aan te doen.” Ik weet niet of wij het instrumentarium hebben om in al die zaken na te gaan of er inbreuken zijn op de btw-regeling. Ik vrees van niet. Het is ten eerste uw bevoegdheid niet en ten tweede, als we alle websites moeten controleren die leveren aan Vlaanderen: ‘bonne chance’. Er is nu wel de nieuwe maatregel met betrekking tot nachtarbeid in het kader van e-commerce, die de kern van het probleem zal aanpakken. Maar het is niet omdat Europa een richtlijn gewijzigd heeft dat de websites hun beleid wijzigen.
Dat is wat ik in grote lijnen wou zeggen over deze grote discussie over de vierde industriële revolutie, die in dit parlement gelukkig volop woedt.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben heel blij met deze replieken. Ze steunen mij nog meer om de hervormingen die ik wil doen, effectief door te voeren. Voor mij is daarin de objectiviteit essentieel.
Mijnheer Van Rompuy, u zegt dat de derde macht de overheid is en de vierde macht de maatschappij en de stakeholders. Dan hoop ik dat politici de band vormen tussen de derde en de vierde macht en dat zij niet de vijfde macht worden. Daarin steun ik u. Zij moeten niet de vijfde macht zijn, maar de band tussen die derde en vierde macht. Dat lijkt mij essentieel.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Van Rompuy, ik was een beetje geschrokken door wat u zei. Ik mis uw natuurlijk familiaal enthousiasme en uw toekomstgerichtheid om dit project te ondersteunen. U leek mij op drie punten zeer pessimistisch.
De overheid en dus ook de politici zijn al een onderdeel van die triple of quadruple helix. Wij hebben daarin een zeer belangrijke rol te spelen. Ik denk dat u bedoelt dat politici niet de concrete projecten moeten uitkiezen. Daar ben ik het volledig mee eens. Dat laat je over aan de academici, die de excellentie kwalificeren op basis waarvan wordt gekozen. Het leek mij van weinig vertrouwen te getuigen in de overheid en de politici.
Men heeft in Europa blijkbaar een systeem om effectief de output van innovatie en dergelijke meer te meten. Dat hebben we vorige week gehoord van de permanente vertegenwoordiging. Daarin doen we het in Vlaanderen nog altijd zeer goed. We staan bij de top van Europa. Daarom ben ik het fundamenteel niet eens dat die output gestagneerd zou zijn of moeilijk liggen. We zijn nog altijd bij de betere. Wat we nu moeten doen, is dat omzetten in euro’s. Wij moeten dat valoriseren, in waarde omzetten.
Ik ben het met u eens dat de nabijheid op zich niet voldoende is. Je moet ook kunnen samenwerken. Uit de verslagen van de Europese Commissie blijkt dat wij nog meer moeten inzetten op het internationale, maar wij zijn wel een zeer interessant innovatielandschap. Kijk maar naar de digitalisering en het internet. Wij hebben zowat de meest performante kabelinfrastructuur ter wereld. U weet dat er daarover juridische conflicten zijn, maar dat is een heel ander verhaal. Wij behoren bij de top van de wereld. Er is een tweede voorbeeld, dat ouder is en waar we de kans wel een beetje gemist hebben: de elektrische wagen. Wij hadden daar de ideale infrastructuur en maatschappelijke omgeving om die meer te testen en uit te proberen, om proefprojecten op te zetten. Daar hebben wij in het verleden het een en ander laten schieten.
Ik ben het met u eens dat nabijheid niet voldoende is. Je moet ook de juiste instelling hebben om samen te werken. Maar het kan effectief een troef zijn.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Het woord ‘familiaal’ valt en het wordt dus een persoonlijk feit.
Ik ben blij dat u alles plaatst onder de noemer ‘enthousiasme’. U leert blijkbaar een aantal dingen van mijn familie en mijn partij, ik heb een aantal dingen geleerd van uw partij. Om geloofwaardig te zijn, moet je altijd ‘parler vrai’: de zaken zeggen zoals ze zijn. U zegt dat we het zeer goed doen op het vlak van innovatie. U hebt daaraan toegevoegd dat we ons moeten verbeteren in de transformatie. Dat is net mijn punt. Ik heb gezegd dat de productiviteitsgroei onvoldoende is in Vlaanderen en dat we daar moeten aan voortwerken. Ik doe dit niet op een negatieve manier. Dit is een aansporing voor ons allemaal om het beter te doen. Ik ga mij niet bezighouden met een aantal dossiers uit het verleden om mijn punt nog wat te staven. Ik ben al duidelijk genoeg geweest.
Wat mij betreft, is de slotsom dat we het in dit dossier over de belangrijkste dingen eens zijn, ik wou enkel nog eens duidelijk maken dat het voor mij een belangrijk aandachtspunt zal zijn om na te gaan hoe we de hervormingen die de minister plant op een objectieve manier kunnen doorvoeren. We mogen daarbij niet vergeten dat de overheid veel breder is dan alleen maar de politiek.
We zijn het inderdaad over heel veel dingen eens. Er zijn nog veel uitdagingen en er is nog veel werk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.