Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, in het decreet Vlaamse Sociale Bescherming (VSB), dat tijdens de vorige legislatuur is goedgekeurd, stond het principe van de maximumfactuur in de thuiszorg ingeschreven. Die maximumfactuur moest er dan voor zorgen dat thuiszorg voor iedereen betaalbaar zou blijven. Om te vermijden dat de rekening voor mensen die intensieve thuiszorg nodig hebben, onbetaalbaar zou worden, zou het bedrag dat iemand zelf zou moeten ophoesten, worden begrensd, met een limiet die moest variëren naargelang het inkomen. Zo kon er worden tegemoetgekomen aan een reële nood: bij een langdurige of zware ziekte zijn het vaak niet alleen de medische kosten die hoog oplopen, maar ook de kosten voor de extra hulp in het huishouden en de gezinszorg die nodig zijn om het allemaal te kunnen bolwerken.
Die maximumfactuur in de thuiszorg is er uiteindelijk niet gekomen, en nu trekt Kom op tegen Kanker aan de alarmbel. Ook zij wijzen op de hoog oplopende kosten voor thuiszorg voor wie langdurig ziek is. Om die kosten toch enigszins te kunnen opvangen, pleiten ze er onder andere voor om de zorgverzekering, waarbij mensen met een zware zorgbehoefte 130 euro per maand krijgen als tegemoetkoming voor niet-medische kosten, uit te breiden naar chronisch zieken, zodat ook die er gebruik van kunnen maken. Ze blijken daar namelijk ook behoefte aan te hebben.
Minister, staat u achter dit principe? Bent u bereid om een uitbreiding van de zorgverzekering naar chronisch zieken te onderzoeken, of verkiest u veeleer de invoering van een maximumfactuur in de thuiszorg, zoals eerder decretaal bepaald?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik meen dat men inderdaad moet bekijken naar wie die uitkeringen wel en niet gaan. Men moet inderdaad durven te bekijken welke groepen al dan niet toegang hebben. Als er mensen met een chronische ziekte zijn die ook daadwerkelijk langdurige zorg nodig hebben, dan lijkt het me evident dat ook zij aanspraak kunnen maken op dat systeem, dat er toch wordt gewerkt naar hun opname in dit systeem.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, de vraag over de zorgverzekering en de maximumfactuur wordt gesteld naar aanleiding van de actie van Kom op tegen Kanker. Zij wijzen op de hoge niet-medische en medische kosten voor wie langdurig ziek is. Ze bepleiten een versterking van de Vlaamse zorgverzekering, waarbij niet alleen zwaar zorgbehoevenden, maar ook ernstig of chronisch zieken met hoge niet-medische kosten in aanmerking komen voor de terugbetaling van hun kosten. In plaats van een uitkering van 130 euro maand voor iedereen pleit Kom op tegen Kanker ook voor een systeem dat voorziet in een compensatie van werkelijk gemaakte kosten voor niet-medische zorg.
Eerst en vooral wil ik wat meer toelichting geven bij de interessante studie die het Kankerfonds heeft uitgevoerd. Het Kankerfonds van Kom op tegen Kanker, dat steun biedt aan kankerpatiënten met financiële problemen, voerde een studie uit om na te gaan hoe het zit met de betaalbaarheid van de medische en de niet-medische zorg voor mensen, met een kader tussen 2008 en 2013. Gezien de doelgroep van het Kankerfonds gaat het om een deel van de groep kankerpatiënten, namelijk diegenen met lage inkomens. De mediane leeftijd van de onderzochte populatie was 69 jaar.
De onderzoeksvragen waren de volgende. Wat zijn de medische en niet-medische ziektekosten van kankerpatiënten die bij het Kankerfonds een dossier indienen? Wat is het effect van mechanismen die bescherming bieden tegen hoge ziektekosten? Hoe verhouden de medische en niet-medische ziektekosten zich tot het inkomen? Wat is het effect van de medische en niet-medische ziektekosten op de financiële situatie van de kankerpatiënten die bij het Kankerfonds een uitkering aanvragen?
Die studie omvat belangrijke gegevens over de noden en de doelmatigheid van de diverse instrumenten van sociale bescherming. Er wordt daarbij duidelijk een onderscheid gemaakt tussen de medische zorgkosten, met de federale sociale beschermingsmaatregelen die daarop inspelen, en de niet-medische zorgkosten, met de zorgverzekering als instrument om daaraan tegemoet te komen. Onder niet-medische zorgkosten verstaan ze: prothesen, sondevoeding, revalidatie, incontinentiemateriaal, pruiken, aankoop materiaal, huur materiaal, verplaatsingsonkosten en thuiszorg, die gezinszorg en poetshulp behelst.
Wat lezen we in het rapport? In 31 procent van de 1367 dossiers in 2012 waren er kosten voor gezinszorg of poetshulp. De mediaan van de gerapporteerde kosten was 553 euro. Daarin zitten heel grote verschillen: 25 procent – ongeveer 350 dossiers – betaalde minder dan 276 euro, met een minimum van 8 euro, en 25 procent betaalde meer dan 1029 euro, met een maximum van 6524 euro.
We moeten er wel rekening mee houden dat het Kankerfonds zich specifiek richt tot lage-inkomensgroepen met hoge zorgkosten. De sociale beschermingsmaatregelen zorgen voor een aanzienlijke daling van de kosten, zo lezen we ook in het rapport. Dat geldt zowel in de ziekteverzekering, met de maximumfactuur, als in de niet-medische zorgverzekering, met de zorgverzekering als instrument. De gemiddelde niet-medische zorgkosten – die toch wel heel ruim worden gedefinieerd – dalen dankzij de zorgverzekering met 23 procent. De jaarlijkse gemiddelde niet-medische kostprijs in het eerste jaar na de diagnose zakt van 453 euro naar 349 euro na aftrek van de zorgverzekering. Het aantal dossiers met kosten boven de 5 procent van het inkomen, zakt dankzij de zorgverzekering van 17 naar 13 procent. Voor kosten boven de 10 procent van het inkomen is dit een daling van 7 naar 4 procent.
Toch zijn er ook na de tegemoetkoming via de zorgverzekering en de maximumfactuur in de ziekteverzekering nog dossiers met hoge kosten, ook voor niet-medische zorgkosten. Het Kankerfonds stelt de vraag of we in het kader van de Vlaamse Sociale Bescherming kunnen tegemoetkomen aan de aanbevelingen van een versterking van de zorgverzekering, waarbij niet alleen zwaar zorgbehoevenden, maar ook ernstig of chronisch zieken met hoge niet-medische kosten in aanmerking zouden komen voor een terugbetaling. Naast het verlies aan zelfredzaamheid zou ook de behoefte aan regelmatige of langdurige verzorging in een ziekenhuis volgens het Kankerfonds een criterium moeten zijn.
Ik meen dat we ons moeten hoeden voor te snelle en ondoordachte antwoorden op deze aanbevelingen. We zullen hierover ook in dialoog treden met Kom op tegen Kanker. We hebben nog een aantal vragen bij de studie. In het rapport wordt bijvoorbeeld noch de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, noch de integratietegemoetkoming vermeld. Deze tegemoetkomingen worden ook toegekend aan personen die minder zwaar zorgbehoevend zijn dan de personen met een zorgverzekering, en de bedragen zijn voor de zwaar zorgbehoevenden aanzienlijk hoger. Het rapport bevat ook geen gegevens over het chronisch zorgforfait, het incontinentieforfait en het palliatief zorgforfait, omdat die gegevens niet beschikbaar waren. Een hypothese is dat die de kosten met 15 procent kunnen doen dalen. De vraag is of een bijsturing van die mechanismen een zinvolle optie is.
In het rapport wordt ook niet verwezen naar de huidige berekeningswijze van de eigen bijdrage in de thuiszorg. Die is sterk inkomensgerelateerd, maar houdt bovendien bij de inkomensberekening ook rekening met hoge medische kosten. Die kunnen – facultatief – worden afgetrokken van het inkomen als er uitzonderlijk hoge medische en farmaceutische onkosten zijn, die het gezinsbudget op abnormale wijze belasten. Bovendien zijn er kortingen op de bijdrage thuiszorg bij langdurige zorg en bij zware zorgbehoevendheid. Het is belangrijk dat we die mechanismen mee kunnen evalueren.
Mijn antwoord is dus onder voorbehoud van wat we het voortschrijdend inzicht noemen. Voor het uitbouwen van de toekomst van de Vlaamse Sociale Bescherming willen we ons trouwens ook laten adviseren door de bestaande en nieuwe overlegstructuren. Het rapport van het Kankerfonds heeft alvast de verdienste dat het debat over de Vlaamse Sociale Bescherming wordt gevoed, en dat is positief.
Ik geef nu enkele elementen van inhoudelijk antwoord. Een eerste beperking is uiteraard de budgettaire context. Die mag ons er echter niet van weerhouden om binnen de bestaande budgetten de middelen zo goed mogelijk in te zetten. Een eerste element van antwoord heeft te maken met het concept van de zorgverzekering. De Vlaamse zorgverzekering biedt een tegemoetkoming aan personen die langdurig zorgbehoevend zijn. De tegemoetkoming wordt toegekend op basis van de graad van zorgbehoevendheid, niet op basis van het ziektebeeld. Dat is logisch, omdat de tegemoetkoming de niet-medische kosten ten gevolge van de zorgbehoevendheid moet dekken. Dat houdt in dat chronisch zieken aanspraak kunnen maken op de zorgverzekering, ongeacht de oorzaak van hun zorgbehoevendheid.
De koppeling aan hospitalisaties maken, lijkt ons evenmin evident. We moeten rekening houden met de bevoegdheidsverdeling, waardoor we een onderscheid maken tussen medische en niet-medische kosten. Het Kankerfonds stelt vast dat hospitalisatie een parameter is die een rol speelt bij het inschatten van de kosten achteraf. De vraag is echter of we dat kunnen veralgemenen. Binnen de zorgverzekering wordt de zorgbehoevendheid momenteel gemeten aan de hand van de basiseerstelijnsschaal (BEL-schaal). Het is de bedoeling die schaal op korte termijn te vervangen door de BelRAI-screener (Resident Assessment Instrument). Die schaal werd intussen wetenschappelijk gevalideerd. Misschien biedt het BelRAI-instrument mogelijkheden om de specifieke zorgnoodproblematiek van de doelgroep chronische zieken op een onderbouwde manier te capteren. Dat zullen we ook verder bekijken.
Mevrouw Van den Bossche verwijst naar de maximumfactuur in de thuiszorg die in de vorige legislatuur werd geconcipieerd, maar er uiteindelijk om een aantal redenen niet is gekomen. De maximumfactuur vormt eveneens een onderdeel van de discussie over hoe de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement na de zesde staatshervorming willen omgaan met de financiering van de ouderenzorg en de thuiszorg.
Ondertussen is er uiteraard heel wat veranderd door de zesde staatshervorming. Het financieringssysteem voor zorgkosten moet daarom breder worden gezien dan alleen gezinszorg, aangezien bijvoorbeeld ook de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden hieraan een bijdrage levert. Die tegemoetkoming is sterk inkomensgerelateerd.
Conceptueel zal de discussie binnen de regering en het parlement over de instrumenten voor betaalbaarheid van zorg worden gevoerd, maar de budgettaire ruimte om nog nieuwe zaken toe te voegen, is hoe dan ook beperkt. We moeten er in elk geval over waken dat diegenen die het moeilijk hebben om de zorg te betalen, er niet op achteruitgaan.
Het aspect dat ik bij de beleidsnota heb aangehaald, of het mogelijk is om een maximumfactuur te isoleren, zal onderdeel zijn van het debat over de nieuwe Vlaamse Sociale Bescherming.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, begrijp ik het goed dat u van schaal zult veranderen om de zorgbehoevendheid te meten en dat we er met een nieuwe schaal in kunnen slagen om, meer dan vandaag, ook chronisch zieken te laten genieten van de zorgverzekering? Als ik het zo, in die zin en voorzichtig formuleer, heb ik wat u zegt dan juist begrepen? Ik vraag het voor alle zekerheid nog even, want als dat zo is, lijkt mij dat zeker een stap in de goede richting. U geeft zelf aan dat er budgettaire beperkingen zijn. Daarmee lijkt u te zeggen dat u, indien u zou kunnen, graag zou verder gaan dan dat. Ik heb daar ook begrip voor.
Ik heb wel begrepen dat die verandering van schaal ervoor zal zorgen dat het voor chronisch zieken gemakkelijker wordt dan vandaag om in aanmerking te komen om als zorgbehoevend te worden gekenmerkt en gebruik te kunnen maken van die zorgverzekering. Dat wil ik even checken. Het is dan misschien niet de ultieme stap, maar wel een stap in de goede richting. Als ik dat inderdaad juist heb begrepen, wil ik u daarvoor danken.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Neen, het is niet de bedoeling dat er nu plots met een nieuwe schaal spectaculaire evoluties zullen ontstaan. Wat we hebben gemerkt, is dat de BEL-schaal in functie van de definitie ‘Wat wil je met de zorgverzekering financieren aan tenlastenemingen?’ haar beperkingen heeft. Bovendien is het een manier van meten die ook niet bruikbaar is in andere settings. De BelRAI is een schaal die toelaat om, met onderdelen ervan en met een uitgebreide sceening, andere settings en vragen naar zorgondersteuning te meten. Daarom is de evolutie naar die nieuwe schaal een belangrijke stap om te kijken hoe we in de toekomst met één instrument en met een soort screener op een administratief haalbare manier inschalingen kunnen doen waardoor onderdelen modulair kunnen worden ingeschakeld en verschillende actoren daaraan een bijdrage kunnen leveren.
Het is dus niet zo dat er, met de introductie van de nieuwe screeningsmethoden voor de zorgverzekering, plots een revolutionair nieuw aantal vragen kan worden beantwoord. Het is echter wel een noodzakelijke stap om ervoor te zorgen dat we goed en accuraat inschalen, op een manier dat we het hergebruik en het kunnen delen van informatie om die schaal op te bouwen, beter kunnen organiseren. Daarom heb ik gezegd dat het misschien mogelijk is om, aan de hand van die screeningsmethoden, ook specifieke zorgnoden aan chronisch zieken beter te objectiveren. Dat zullen we dus nagaan. Oorspronkelijk was het de bedoeling – en dat is het nog altijd – om met die nieuwe inschalingsmethoden dat op een betere, meer accurate en administratief haalbare manier, waarbij de zorgsettings herbruikbaar zijn, mogelijk te maken.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
In dat geval verander ik graag mijn antwoord. Het doet mij weliswaar plezier dat u in de toekomst beter zult kunnen meten en correcter een zorgnood zult kunnen inschatten. Dat is zeker een verbetering van uw model.
Maar ik vind het droef om tegelijk te horen dat u geen inspanning zult doen om tegemoet te komen aan de oproep van Kom op tegen Kanker om mensen die lijden aan chronische ziekten makkelijker dan vandaag toegang te geven tot die ziekteverzekering. Het stemt mij ook droef dat u evenmin neigt te werken richting maximumfactuur, dat er met andere woorden geen perspectief wordt geboden voor de financiële noden van die mensen.
Ik heb u zelfs gevraagd of u voorstander bent van het principe. Ik stel die vraag ook omdat ik weet dat ik u niet enkel moet vragen wat u morgen voor die mensen zult doen. U leeft in budgettair krappe tijden. Dat besef ik. Maar u hebt niet eens gezegd dat u voorstander bent van het principe.
Mijn positieve lezing van uw woorden hebt u helaas moeten bijstellen naar een zeer negatieve lezing. Uw antwoord is namelijk gewoon: neen. Ik betreur dat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.