Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
In de loop van augustus en september 2014 organiseerde de Zorginspectie proefinspecties in de groepsopvang en gezinsopvang. De proefinspecties waren erop gericht om de nieuwe inspectiemethodiek van de Zorginspectie uit te proberen en waar nodig aan te passen. Zo werd aan de deelnemende organisaties gevraagd om na de proefinspectie een vragenlijst in te vullen en zo feedback te geven over het verloop van het inspectiebezoek en over het inspectieverslag.
Volgens de oorspronkelijke planning zou over de resultaten, in overleg met de sector, eind september - begin oktober 2014 teruggekoppeld worden aan de deelnemers van de proefinspecties en de koepelorganisaties. De resultaten zouden daarna ook op de website van Zorginspectie geplaatst worden, maar zijn daar nog steeds niet beschikbaar.
Zijn de resultaten ondertussen bekend? Zo nee, wanneer worden ze verwacht en waarom heeft het proces vertraging opgelopen? Wat zijn de conclusies van de proefinspecties? Hoe worden die conclusies verder in rekening genomen? Welk evaluatietraject wordt hiervoor uitgestippeld, en wat is de timing hiervoor?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Dit is zeker een interessante vraag. Een eerdere vraag om uitleg die ik zelf hierover had ingediend, bleek onontvankelijk. Ik had toen graag die proefinspecties gezien in het groter geheel van de regelneverij in de kinderopvang. Ik ben dus benieuwd naar de resultaten van die proefinspecties. In een kinderopvanginitiatief heb ik ter plaatse kunnen vaststellen dat zo’n proefinspectie een zeer positieve ervaring was. Mevrouw Van den Brandt heeft de timing vermeld, en die inspecties zijn nu toch al enige tijd geleden afgerond. Het is van belang dat we kennis krijgen van de resultaten, en nog belangrijker is de vraag of die resultaten zullen worden meegenomen in de nieuwe aanpak van de Zorginspectie, nu ze is ingekanteld in het departement. Hopelijk waait daar binnenkort een nieuwe wind.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw van den Brandt naar de resultaten van de proefinspecties. Minister, kunt u aangeven, naast het feit dat ze onaangekondigd op elk moment van de dag kunnen gebeuren, welk onderscheid er is tussen de nieuwe en de oude inspecties? Is er al teruggekoppeld met de sector?
Ik verwijs naar een resolutie die we hier in 2010 hebben goedgekeurd conform de aanbevelingen van de Vlaamse ombudsdienst over ons beleidsdomein WVG en waarin we het hadden over het tegensprekelijk karakter van de uitgevoerde inspecties. Werd dit ook meegenomen in het kader van de proefinspecties?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik vind het belangrijk dat er aandacht wordt geschonken aan de proefinspecties, zeker met het oog op de vereenvoudiging van de regelgeving voor kinderopvang. Hoe verhouden deze inspecties zich tot de toekomstige vereenvoudigingen? Zullen die vereenvoudigingen een impact hebben op de wijze van inspectie?
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Ik wou het ook hebben over de vereenvoudiging van de inspecties. Naar verluidt worden kinderopvanginstellingen die overgeheveld werden van een OCMW naar een zorgbedrijf opnieuw geïnspecteerd, hoewel ze vóór de overheveling perfect in orde waren. Hoe valt dit te rijmen met de vereenvoudiging en met een positieve instelling ten opzichte van kinderopvanginitiatieven?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De proefinspecties in de kinderopvang volgens de nieuwe regelgeving vonden plaats in de loop van de periode eind augustus tot begin oktober. We opteerden voor dit proefconcept, om indien nodig, bij te sturen. Er werden daartoe, in overleg met de sector, de nodige kandidaten gevonden. Uiteindelijk vonden we een ruim toereikende steekproef in alle vormen van opvang. Dit proces werd opgestart in samenspraak met Kind en Gezin en na constructief overleg met de betrokken sector en uiteraard ook na grondige opleiding en interne afstemming van het betrokken inspectieteam van het toenmalige agentschap Zorginspectie.
Er kwamen vanuit de sector 121 kandidaten voor deze proefinspecties. De inhoudelijke focus van de proefinspecties werd duidelijk afgelijnd. Binnen het kader van de regelgeving werden een aantal elementen uit de volgende clusters geïnspecteerd: het pedagogisch beleid, de aanwezige kinderen en de inzet van de medewerkers, de cluster preventie, veiligheid, toezicht, gezondheid en hygiëne en de cluster ouderparticipatie. De inspectietijd in de voorziening werd bewaakt en de inspecties werden gepland op verschillende momenten van de dag.
De inspecties zelf, de opmaak van de inspectieverslagen, inclusief de zorg voor interne kwaliteitsbewaking en afstemming vergden de nodige tijd. De deelnemers aan de proefinspecties werden ook – anoniem en online – bevraagd over hun beleving en hun tevredenheid over deze inspecties. We komen op de feedback van de deelnemers binnen de sector uitgebreid terug. Overigens konden uiteraard ook de inspecteurs feedback en suggesties tot verbetering formuleren. Er werd veel belang gehecht aan de klantenbevraging; zo kregen de deelnemers na een drietal weken een herinnering.
Met het organiseren van de proefinspecties werden meerdere doelen vooropgesteld: een leermoment voor de initiatiefnemers in de kinderopvang in de zin van “waar staan we na de opstart van de nieuwe regelgeving?” en een kennismaking met de aangepaste werkwijze van de Zorginspectie, het inwerken in de nieuwe werkwijze en de nieuwe regelgeving voor de inspecteurs, de mogelijkheid bieden aan inspecteurs en deelnemers om uitgebreid de proefinspectie te evalueren en via deze weg input te geven naar bijsturing en een start nemen met het inspecteren bij de zogenaamd aangesloten onthaalouders.
De voorlopige resultaten, zowel wat betreft de respons op de bevraging als de ervaringen en beleving van het nieuwe inspectieconcept, werden aan een vertegenwoordiging van de sector teruggekoppeld op 5 november 2014. Ook Kind en Gezin ontving deze eerste terugkoppeling. Het volledige rapport zal op korte termijn beschikbaar zijn.
Wat zijn de conclusies van de proefinspecties? Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen twee grote luiken binnen deze proefinspecties: ten eerste de concrete inspectieresultaten en ten tweede de resultaten van de feedback- of tevredenheidsbevraging over de beleving van deze proefinspectie.
Een eerste punt zijn de inspectieresultaten zelf. Uit de analyse van de verslagen blijkt dat de voorheen erkende kinderdagverblijven goed scoren op de aspecten planning en registratie van de kinderbegeleiders, het aantal aanwezige kinderbegeleiders in verhouding tot het aantal aanwezige kinderen en het aantal aanwezige kinderen in relatie tot de vergunde capaciteit, en op de crisisprocedure. De bezochte opvanglocaties scoren gemiddeld op aanwezigheidsregister, inlichtingenfiche en procedure grensoverschrijdend gedrag. De opvanglocaties scoren nog niet goed op klachtenbehandeling wegens de nieuwe regelgeving. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat een aantal aspecten opgenomen in de nieuwe regelgeving, zoals een schriftelijke terugkoppeling naar de klager, een samenvatting van de klacht in gegrond of ongegrond, nog niet volledig zijn uitgewerkt in de bestaande klachtenprocedures. Overleg met ouders en het nagaan van de tevredenheid komt in alle opvanglocaties aan bod. In een aantal opvanglocaties werd de risico-analyse al uitgewerkt, in de praktijk heeft men aandacht voor risico’s. De getoetste pedagogische aspecten, zoals bijvoorbeeld het wennen van de baby’s en peuters, voorzien in een gevarieerd aanbod, de regelmaat in de dagindeling en een actief, auditief en visueel toezicht zijn in alle opvanglocaties uitgewerkt.
Uit de analyse van de verslagen van de voorheen zelfstandige kinderdagverblijven blijkt dat de opvanglocaties goed scoren op de aspecten aanwezigheidsregister, planning en registratie van de kinderbegeleiders, het aantal aanwezige kinderbegeleiders in verhouding tot het aantal aanwezige kinderen en het aantal aanwezige kinderen in relatie tot de vergunde capaciteit. De opvanglocaties scoren gemiddeld op de crisisprocedure. De opvanglocaties scoren niet goed op inlichtingenfiche, ook hier betreft het vooral het voorlopig nog ontbreken van nieuwe elementen bijvoorbeeld het vermelden van wie de kinderen mag komen ophalen en de klachtenbehandeling. De procedure moet in heel wat gevallen nog uitgewerkt worden, dit geldt ook voor de procedure grensoverschrijdend gedrag. De verklaring hiervoor is dat het nieuwe aspecten zijn, die men nog moet uitwerken. Het was ook net één van de doelstellingen van de proefinspecties om lacunes op te sporen met het oog op het vastleggen van verdere aandachtspunten en het geven van ondersteuning. Overleg met ouders komt in alle opvanglocaties aan bod. Het nagaan van de tevredenheid van de ouders moet in de meeste opvanglocaties nog uitgewerkt worden net als de risico-analyse. In de praktijk heeft men aandacht voor risico’s. De pedagogische aspecten komen in alle opvanglocaties aan bod.
Uit de analyse van de verslagen van de voorheen zelfstandige onthaalouder blijkt dat de opvanglocaties goed scoren op de aspecten aanwezigheidsregister, het aantal aanwezige kinderen in relatie tot de vergunde capaciteit en de inlichtingenfiche. De opvanglocaties scoren gemiddeld op de eisen in verband met de crisisprocedure. Ook hier werd vastgesteld dat bijvoorbeeld de klachtenprocedure nog een werkpunt is. Overleg met ouders komt in alle opvanglocaties aan bod. Het nagaan van de tevredenheid van de ouders moet in de meeste opvanglocaties nog uitgewerkt worden net als de risico- analyse die nog maar in een beperkt aantal opvanglocaties uitgewerkt werd. In de praktijk heeft men aandacht voor risico’s. De pedagogische aspecten komen in alle opvanglocaties aan bod.
Uit de analyse van de verslagen van de voormalige diensten voor onthaalouders blijkt dat de opvanglocaties goed scoren op de aspecten aanwezigheidsregister, het aantal aanwezige kinderen in relatie tot de vergunde capaciteit, crisisprocedure en procedure grensoverschrijdend gedrag. De opvanglocaties scoren gemiddeld op de inlichtingenfiche. Het nagaan van de tevredenheid van de ouders en het overleg met de ouders komt in alle diensten aan bod. Instrumenten voor risico-analyse ter ondersteuning van de aangesloten onthaalouders bestaan en zijn reeds of worden aangepast aan de nieuwe regelgeving. De getoetste pedagogische aspecten komen in alle diensten aan bod.
Uit de analyse van de verslagen van de voormalig zogenaamde aangesloten onthaalouders blijkt dat de opvanglocaties goed scoren op de aspecten aanwezigheidsregister, het aantal aanwezige kinderen in relatie tot de vergunde capaciteit, crisisprocedure en klachtenbehandeling. De opvanglocaties scoren gemiddeld op de inlichtingenfiche. Het overleg met de ouders komt in alle opvanglocaties aan bod. In de opmaak van de risico-analyse worden ze ondersteund door de diensten, maar in de praktijk hebben ze zelf ook aandacht voor risico’s. De getoetste pedagogische aspecten komen in alle opvanglocaties aan bod.
Op vlak van de resultaten van de klantenbevraging, de feedback vanuit de deelnemende voorzieningen, kunnen we volgende conclusies meegeven. In totaal werden 121 proefinspecties uitgevoerd en evenveel vragenlijsten verzonden.
In het totaal werden 82 vragenlijsten volledig ingevuld. Dit is een totale respons van 68 procent. Als we de resultaten per deelgroep bekijken, is er een variatie. Groepsopvang, de vroegere erkende kinderdagverblijven, heeft een responsgraad van 90 procent. Groepsopvang, de vroegere zelfstandige kinderdagverblijven, heeft een respons van 68 procent. Gezinsopvang, de vroegere zelfstandige onthaalouder, heeft een respons van 87,5 procent. De diensten voor onthaalgezinnen en aangesloten onthaalouders hebben een responsgraad van 58 procent.
Globaal genomen was de feedback van de deelnemers zeer positief over het verloop, de werkwijze en de verslaggeving van de proefinspecties. De scores wat de algemene appreciatie betreft, variëren van 90 procent bij de diensten en aangesloten onthaalouders en tot 98 procent bij de groepsopvang en gezinsopvang – zelfstandige onthaalouder –, wat zeer hoge scores zijn.
Wat het verloop en de werkwijze tijdens de proefinspectie betreft, variëren de scores van 77 procent tot 93 procent. De scores op de verslaggeving variëren van 82 procent tot 95 procent. De scores zijn gelijklopend voor alle opvangvormen. Geen enkel aspect van de proefinspecties werd globaal genomen als negatief gescoord. Gezien de goede resultaten – feedback zowel van de geïnspecteerde als de inspecteurs – werd de werkwijze zeer beperkt aangepast in kleine aspecten zoals het verder verfijnen van de afspraken in functie van de verdere afstemming, de aanpassing van de methodiek voor inspecties bij bijvoorbeeld aangesloten onthaalouders.
Algemeen kunnen we concluderen dat de doelstellingen van de proefinspecties in grote mate gerealiseerd zijn. De aangepaste inspectiemethodiek van Zorginspectie werd via de proefinspecties geïntroduceerd in de verschillende soorten van de vergunde groepsopvang en gezinsopvang. Zowel over de werkwijze, als over het verloop en de verslaggeving van de proefinspecties zijn de reacties zeer positief. De introductie van Zorginspectie bij de aangesloten onthaalouders is geslaagd en werd positief geapprecieerd. Via de proefinspecties is duidelijk geworden dat aan de implementatie van een aantal, zeer relevante aspecten van de vergunningsvoorwaarden in de verschillende opvangvormen nog moet worden gewerkt en dat de implementatie van de vergunningsvoorwaarden in deze overgangsperiode niet de eerste prioriteit geweest is van de organisatoren. Zij hebben vooral gewerkt aan het in orde brengen van de voorwaarden voor subsidiëring van de opvanglocatie en facturatie aan de ouders zoals bijvoorbeeld het verzamelen van de nodige attesten van begeleiders en verantwoordelijken, de risicoanalyse, de procedure grensoverschrijdend gedrag, nagaan en plannen van wat er aan infrastructuur nog moet worden aangepast, het aanpassen van het huishoudelijk reglement, zelf factureren.
Via de proefinspecties hebben de organisatoren een signaal gekregen op welke aspecten nog verder moet worden gewerkt: het uitwerken van de crisisprocedure en de procedure grensoverschrijdend gedrag, de inlichtingenfiche en het registreren van klachten. Uit de bevraging tijdens de proefinspecties blijkt dat de organisatoren in eerste instantie de administratief noodzakelijke aanpassingen gedaan hebben in functie van de subsidiëring van de opvanglocaties en facturatie aan ouders, zoals het huishoudelijk reglement, het opvangplan, het opvragen van attesten, het opmeten van de infrastructuur, het verder uitwerken van risicoanalyse, kwaliteitshandboek, het organiseren van vorming en infomomenten enzovoort. Heel wat van deze zaken zijn ook éénmalige acties, waardoor eenmaal aanwezig, ze normaliter geen bijkomende inspanningen meer vergen.
Uit gesprekken met Zorginspectie blijkt dat voorzieningen die zich laten begeleiden en ondersteunen, een enorme vooruitgang maken en merkelijk minder tekorten hebben bij inspectiebezoeken. Hieruit blijkt het belang van een degelijke ondersteuningsstructuur. Vanuit deze proefinspecties kunnen ook eventuele behoeften gedetecteerd of gesignaleerd worden om in de verdere ondersteuning van het werkveld mee aan de slag te gaan. Met de input van de deelnemers en de inspecteurs gaat Zorginspectie nu verder aan de slag en wordt het inspectieconcept verder verbeterd en verfijnd.
Daarnaast wordt werk gemaakt van de verdere afstemming van de afspraken en afwegingen van de regelgeving. Hierbij wordt rekening gehouden met de bemerkingen, suggesties van zowel de deelnemers als de inspecteurs zoals duidelijke afspraken rond de opvolging van tekorten, met andere woorden de handhaving, het afwegen van tekorten, het meer differentiëren of wegen en het belang van toegankelijke informatie op de website van Kind en Gezin.
Ondanks het feit dat de transitie van het nieuwe decreet nog steeds bezig is, wordt al, zoals u weet, grondig werk gemaakt van de analyse van een aantal aandachtspunten. Kind en Gezin en de sector willen daarom in samenwerking met de partners de voortgang van deze transitie opvolgen en bijsturen waar nodig. Daartoe werd een voortgangsoverleg opgestart in oktober 2014. Het doel van dit overleg is drieledig. Ten eerste, het evalueren van de bestaande regelgeving en op korte termijn voorstellen doen om de regelgeving of bepaalde werkwijzen die kunnen bijdragen tot deregulering, administratieve lastenvermindering en flexibilisering bij te sturen, de zogenaamde quick wins. Ten tweede, op langere termijn opvolgen of de doelstellingen van het decreet bereikt worden door monitoring van de voortgang en evaluatie over het realiseren van de doelstellingen, wat op termijn kan leiden tot voorstellen tot wijziging van de regelgeving of tot het nemen van extra beleidsflankerende maatregelen, maar ook nieuw te ontwikkelen zaken in het kader van de uitvoering van het decreet. Ten derde, het onderzoeken hoe de organisatoren en Kind en Gezin verder ondersteund kunnen worden bij de implementatie van de nieuwe regelgeving.
Het voortgangsplan is een plan dat volop getrokken wordt door Kind en Gezin en de sector, samen met de partners. Het is een dynamisch plan waar, indien nodig, nieuwe thema’s of knelpunten die opduiken, kunnen worden ingeschoven. De werkgroep voortgangsplan bestaat uit vertegenwoordigers uit de sector, vertegenwoordigers van de gebruikers, de ondersteuningsstructuur kinderopvang, vertegenwoordigers van de vakbonden en vertegenwoordigers van Kind en Gezin. Indien nodig en afhankelijk van de thema’s die aan bod komen, kan de werkgroep aangevuld worden met inhoudelijke experten of met een medewerker van Zorginspectie.
Uit een recente stand van zaken wordt duidelijk dat binnen de voortgangsgroep al heel concrete acties ondernomen worden voor een gerichte vereenvoudiging, bijvoorbeeld rond zaken als het vereenvoudigen van de afwijkingsaanvragen inzake de kwalificatie voor kinderbegeleiders, het vereenvoudigen van het aanwezigheidsregister, door dit bijvoorbeeld niet meer toe te passen voor de eigen kinderen, het doorgeven van periodes van inactiviteit is niet meer nodig voor de gezinsopvang, het verlengen van de geldigheidsduur van attesten tot 3,5 jaar enzovoort. Een van de thema’s is ook dat als een kinderopvang overgaat naar een andere exploitant, er continuïteit mogelijk is. Rond deze voorstellen bestaat consensus en de nodige aanpassingen aan de regelgeving in de desbetreffende besluiten worden dan ook geïnitieerd en doorgevoerd.
Het nieuwe concept Zorginspectie is als thema op zich nog niet naar voren geschoven. De werkgroep voortgangsplan gaat na waar er nog en in hoeverre er in het decreet nog onbedoelde belemmeringen zitten. Zo staat bijvoorbeeld ook op de agenda het verkennen van een lightversie voor de risicoanalyse of andere procedures voor de individuele onthaalouders, en is er een werkgroep binnen de schoot van deze voortgangsgroep samengesteld die het vergunningenbesluit zal herbekijken, niet regel per regel, maar vanuit het Kwaliteitsdecreet en de grote processen die leiden tot kwaliteitsvolle kinderopvang. Deze werkgroep bestaat uit het Vlaams Welzijnsverbond, UnieKO, ‘t OpZet en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. Dit kan mogelijk leiden tot een aanpassing van de regelgevende bepalingen inzake kwaliteitsvoorwaarden waaronder zeker ook bepalingen inzake infrastructuur. Dit moet op relatief korte termijn leiden tot concrete en tastbare voorstellen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer uitvoerig antwoord. U hebt een half rapport voorgelezen, waarvoor dank. Ik zou voorstellen dat het rapport ook aan ons wordt bezorgd zodat we het nog eens kunnen nalezen.
Ik heb nog een aantal vragen en bedenkingen. U beschouwt het als een succes. De resultaten van de inspectie tonen geen dramatische situaties aan. Voor de dingen die nog niet in orde zijn, is er nog een zekere aanpassingstijd nodig. De respons van de mensen die betrokken waren, is ook positief. In die zin kun je over een succes spreken.
Toch heb ik nog een aantal vragen. U zegt: “Wat meten we wel of wat niet? Hoe meten we het? Is er een risicoanalyse? Is er een inlichtingenfiche?” Dat zijn papieren die gecontroleerd worden. Het kan relevant zijn. Ik ga het niet volledig ontkrachten, maar dan heb je nog geen goede kinderopvang van een slechte kinderopvang onderscheiden. Het meest wezenlijke en belangrijke dat er moet worden gecontroleerd, is het aantal verzorgers en het aantal kinderen, maar ook wat u de getoetste pedagogische aspecten noemt. Wat zijn die getoetste pedagogische aspecten? Hoe wordt daarmee omgegaan?
Moeten we niet meer evolueren naar een systeem van een ‘outputmeting’? In de woonzorgcentra zijn er kwaliteitscriteria zoals het aantal valincidenten. Er wordt niet gemeten of er een plan is rond valincidenten, maar wel hoeveel er zijn en hoe vaak er fixaties van mensen zijn ter preventie van valincidenten. Het is een heel andere manier om de kwaliteit te meten.
Als ik de klachten van de kinderopvangsector hoor over administratie, over ballast, en ik hoor hier het verslag van deze inspectie, dan ben ik ervan overtuigd dat deze inspectie voor een groot deel een papieren inspectie is. Er wordt gemeten en gecontroleerd of er een plan is en of er een document is, maar daarmee is nog geen kind gelukkig gemaakt, zelfstandig gemaakt, zindelijk gemaakt, zelf leren eten. Moet de inspectie ook niet de kwaliteit van de kinderopvang nagaan? Kunnen kinderen van anderhalf jaar zelfstandig eten? Hoeveel kinderen verlaten de crèche al dan niet zindelijk? Is er ruimte voor muzikale begeleiding? Die elementen die de kwaliteit en de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang onderzoeken, worden naar mijn gevoel niet gemeten. Moet er niet meer aandacht voor zijn?
U zegt dat u een aantal lightversies wilt. Ik vind het goed dat er voor een aantal vereisten een lightversie zou komen, bijvoorbeeld voor gezinsopvang. Een instelling met veertig personeelsleden is iets anders dan een gezinsopvang van één iemand alleen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Vóór uw antwoord had ik het gevoel dat we op de goede weg zaten met die proefinspecties. De resultaten bevestigen dat. Er zijn inderdaad nog wat tekortkomingen die moeten worden weggewerkt. U gaf onder meer aan dat voor risicoanalyses, voor het bevragen van ouders nog onvoldoende stappen zijn gezet. Dat past allemaal in het grotere transitieplan.
Voorzitter, is het niet mogelijk om een voortgangsrapportage van de transitie te organiseren? In de vorige legislatuur hebben we al eens een eerste rapportage gehad. Nu is het moment gekomen om het nog eens te agenderen om alle aspecten na te gaan.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, u hebt een goede samenvatting gegeven, maar u hebt gezegd dat ik denk dat de enquêtes goed gegaan zijn. Ik ga inderdaad verder op wat de betrokkenen zelf aangeven. Het initiatief van Zorginspectie om met proefinspecties te beweren een goed concept te maken dat doenbaar is en dat ook door de betrokkenen wordt beschouwd als een meerwaarde, is op zichzelf goed. De respons bevestigt dat ook.
Het rapport is binnenkort consulteerbaar op de site van Kind en Gezin. Ik wil toch nog benadrukken dat het niet zo is dat een gezinsopvang of een initiatief, omdat er nog geen formele risicoanalyse is, niet zou nadenken over risico’s. Ik wil hierover zeker een zeer genuanceerd beeld geven.
Uw vraag naar outcome-indicatoren is een zeer pertinente vraag. Ik zou de mensen oneer aandoen als ik niet zou zeggen dat er op het vlak van pedagogische ondersteuning en het raamwerk dat er is gemaakt rond pedagogische ondersteuning, heel knap didactisch materiaal is ontwikkeld. Er is ook heel veel geïnvesteerd om alle mogelijke initiatiefnemers bij de ontwikkeling van een goed kwaliteitsbeleid te ondersteunen. Misschien kunnen we dat materiaal ook eens ter beschikking stellen van de commissie. Er zijn ook verschillende persconferenties over gehouden waarvoor natuurlijk van de pers een massale belangstelling was. We kennen de wetten van de media.
Uw vraag is pertinent, alleen doe je zoiets als outcome-indicatoren niet van vandaag op morgen, en niet eenzijdig top-down, zeker nu je van een hele sector vraagt in transitie te gaan. Er zijn best wel wat initiatieven die voor grote uitdagingen staan. Je moet zoiets opbouwen en zoeken naar het momentum om dat te kunnen aanpakken met de sector. Dat moment zal er zeker komen. Er zijn trouwens al signalen dat sommigen in de sector vragende partij zijn.
Als ik echter kijk naar het proces dat we hebben gedaan met veel complexere zaken, zoals de ziekenhuiskwaliteitsindicatoren, dan is het zo dat je medewerking moet hebben. Stel uzelf nu in de positie van een initiatiefnemer. Die vindt nu al dat er te veel op hem afkomt. Nu zou je zeggen dat er een totaal ander perspectief moet worden ingenomen. Zoiets kan je alleen maar doen op een gevalideerde manier, zodat dat ook betrouwbaar en correct is, en met participatie van de sector. Dat zal er ongetwijfeld moeten komen. Trouwens, de beleidsnota geeft dat ook aan als een richting voor de hele welzijnssector.
Wat ik hieruit onthoud, is het volgende, en ik vind dat toch positief. Men was geconfronteerd met een nieuwe opgave bij de inspectie. Er waren nieuwe partners die moesten worden geïnspecteerd en er was een nieuw kader. Men heeft dat uitgetest. Dat wordt in het algemeen zeer positief onthaald. Met de ervaringen die er zijn met de regelgeving, zowel van de inspecteurs als van de betrokkenen, wordt mee rekening gehouden in het proces dat we ter zake aan het doen zijn. Dat lijkt me een goede manier. Het feit dat de sector heel actief meewerkt aan die voortgangsrapportage en die werkgroep, bevestigt, denk ik, dat die een goede plaats vindt om met die ervaring om te gaan en die om te zetten in een verbetering van het beleid.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik wil een onderscheid maken tussen een aantal zaken. Het is positief dat er met proefinspecties wordt gewerkt en dat er niet ineens van de ene dag op de andere met een nieuwe methodiek wordt gewerkt. Daar wil ik geen misverstand over laten bestaan. In die zin volg ik de analyse: men laat een proefinspectie doen, er wordt eventueel bijgestuurd en als de conclusies van die proefinspectie positief zijn, dan kunnen we spreken van een positief aspect.
Minister, ik waardeer dat u de logica mee volgt. Welke opdracht krijgt die inspectie? Ze kan enkel de opdracht uitvoeren die ze krijgt. Mijn opmerking is dat die opdracht grotendeels sterk op het bureaucratische gericht is, en nog niet echt op dat pedagogisch raamwerk geënt is. Het pedagogisch raamwerk is overgemaakt aan de commissie, of is toch zeker toegankelijk geweest. We hebben dat ontvangen. Dat is een positief werkstuk. Ook wat dat betreft, is er goed werk geleverd. Dat is een positief element. U hebt zelf meegegeven in de communicatie dat dit nu zou worden geïmplementeerd en bekeken, en dat het op termijn een element van inspectie zou kunnen zijn. Dat is het nog niet. We moeten voorkomen dat het de volgende checklist is, waarbij mensen moeten aanduiden of ze al dan niet dat pedagogisch raamwerk hebben geïmplementeerd. Dat moet daadwerkelijk een werkinstrument zijn.
Ik heb het over heel de filosofie en de manier van inspecteren, van omgaan met kinderopvang. Eigenlijk gaat dat om vertrouwen geven aan initiatiefnemers. Er is vaak gesproken over de regelluwte. Het gaat echter gewoon over de ruimte om dingen te doen. Dat is heel belangrijk. Mensen in de sector zeggen dat al die inspecties zo’n ballast zijn, met alles dat in orde moet zijn. Ze zeggen niet dat er geen inspecties mogen zijn. Je hoort heel expliciet de vraag. Ze zouden veel liever worden gecontroleerd op de kwaliteit van de zorg voor de kinderen dan op het tijdig invullen van alle fiches.
Er lijkt me wel degelijk een draagvlak te zijn om naar een andere manier van inspecteren te gaan, waarbij wordt gekeken naar hoe er wordt gewerkt, en niet enkele naar die kwantitatieve elementen. Ik ga ermee akkoord dat dit proces dat u in gang wilt zetten, moet zijn gevalideerd, dat dit participatief moet, dat er ter zake een traject moet worden opgezet. Ik ga er dan wel van uit dat u dat op korte termijn in gang zet, zodat we kunnen evolueren naar een kinderopvang die op zijn kwaliteit wordt geïnspecteerd, waarbij men vooral de ruimte en de marge krijgt om voor kinderen te zorgen, en niet om papieren in orde te brengen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.