Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Gucht heeft het woord.
Op 14 juli werden in het Joods Museum te Brussel vier mensen doodgeschoten. Overduidelijk ging dit om een daad van terrorisme en antisemitisme. De hoofdverdachte is de Fransman Mehdi Nemmouche. Niet toevallig zou hij voor zijn terreurdaad deel uitgemaakt hebben van IS in Syrië. Een van de hoekstenen van hun ideologie is immers het antisemitisme. Het was een drieste uiting van de latente onverdraagzaamheid van sommige extremistische geloofsgroepen in onze samenleving. Het was immers al langer geweten dat antisemitische gevoelens de kop opstaken in onze samenleving. Het afgelopen jaar kreeg maar liefst 31 procent van de Joden in ons land te maken met antisemitisch geweld. Enkel Hongarije presteert ‘beter’.
Een deel van de oorzaak kan gevonden worden in ons onderwijs. Een rapport van het Bureau van de Europese Unie van de grondrechten toont immers aan dat België de op één na slechtste student is in Europa wanneer het gaat over kennis van het antisemitisme. En een studie van Paris Match toont dan weer aan dat slechts een op de twee jongeren onder de 25 weet dat antisemitisme een van de pijlers van het nazisme was.
Dat verschillende autoriteiten al op de noodzaak hebben gewezen om in het onderwijs aandacht te schenken aan de Holocaust, hoeft dan ook niet te verbazen. Zowel de UNESCO als het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en het Vlaams Vredesinstituut hebben deze aanbeveling naar voren geschoven. Momenteel is de Holocaust immers niet expliciet opgenomen in de vakoverschrijdende eindtermen. De leerlingen moeten nu op het einde van het secundair onderwijs lessen kunnen trekken uit historische en actuele voorbeelden van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie. Maar hoe de Vlaamse scholen die eindtermen uitwerken, bepalen ze zelf. Er is dus geen garantie dat de Holocaust is opgenomen in de leerplannen, die verschillen per onderwijsnet.
Andere overheden in ons land hebben bovendien al maatregelen genomen om aan deze problematiek tegemoet te komen. De Belgische Senaat nam eerder dit jaar, voor zijn hervorming, een resolutie aan die het aandeel van de Belgische overheid in de Holocaust erkent. En Wallonië gaf hieraan navolging met een resolutie die aandacht schenkt aan de overlevering en het onderricht in de Holocaust. Vlaanderen blijft in dezen achter.
Minister, bent u eveneens de mening toegedaan dat onderricht in de Holocaust een goed tegengif kan zijn tegen het latente antisemitisme en racisme in onze samenleving? Indien ja, bent u van plan om stappen te ondernemen om te garanderen dat onze jongeren gegarandeerd de schoolbanken verlaten met de nodige kennis van de Shoah? Als dat zo is, op welke maatregelen zou u dan willen voortwerken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, mijnheer De Gucht, u weet dat herinneringseducatie, waarbij gewerkt wordt aan een houding van actief respect in de huidige maatschappij vanuit de collectieve herinnering aan menselijk leed dat veroorzaakt is door andere mensen, zoals oorlog, intolerantie of uitbuiting, voor mij zeer belangrijk is. Het is belangrijk dat we deze herinneringseducatie in stand houden en actief laten zijn. De vele acties en aandacht die er dit en de volgende jaren zal zijn rond de herdenking van de Groote Oorlog, biedt scholen uitgelezen mogelijkheden om aan herinneringseducatie te werken. Zo is uw vraag ook terecht om bijvoorbeeld vanuit de dynamiek en de drama’s van de Holocaust lessen te trekken.
In uw vraag stelt u dat de Holocaust niet expliciet is opgenomen in de eindtermen. Dat is absoluut juist. De vakoverschrijdende eindtermen bepalen wel dat leerlingen lessen trekken uit historische en actuele voorbeelden van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie. Dat betekent dat leraars kunnen kiezen op welke wijze ze dit thema benaderen. De Holocaust is hierbij een mogelijkheid, maar ook de gebeurtenissen in Rwanda of Syrië kunnen aanleiding vormen om het thema van racisme, volkerenmoord en onverdraagzaamheid te benaderen.
Zoals u weet is België ook lid van de International Holocaust Remembrance Alliance, een internationale denktank die het onderzoek naar en het onderwijs in de Holocaust wil bevorderen. Het feit alleen al dat ons land toegelaten werd tot deze taskforce, toont aan dat onze scholen volgens hen kwaliteitsvol aan de slag gaan met het thema. Maar hoe dan ook is ook onderricht in de Holocaust absoluut een middel om antisemitisme, racisme en onverdraagzaamheid in het algemeen te bestrijden.
Regelmatig duikt de vraag op om de Holocaust explicieter in de eindtermen op te nemen, vaak naar aanleiding van een concrete gebeurtenis. Als ik me niet vergis, hebt u in de vorige legislatuur samen met uw collega Annick De Ridder een voorstel van resolutie ingediend om de Holocaust op te nemen in de eindtermen. Ik heb gelezen dat men daar toen niet op ingegaan is omdat er een andere resolutie was die wel was goedgekeurd door de meerderheid en waarin het onder andere ging over het bezoek aan de kazerne Dossin. Ik heb de motivatie daarrond gelezen. Die vragen zijn interessant om de geschiedenis op te frissen van de discussies die gevoerd zijn in het verleden. Ik kan me wel achter de motivatie scharen waardoor uw voorstel van resolutie niet goedgekeurd is geraakt. Maar wat het opnemen in de eindtermen betreft, staat algemeen in de beleidsnota dat we die eindtermen wat duidelijker moeten formuleren. De vraag is dus of we het woord ‘Holocaust’ daarin moeten opnemen of niet. Eindtermen moeten vooral op het ‘wat’ focussen: wat moeten leerlingen kennen?
Naar aanleiding van het voorstel van resolutie over het bezoek aan de Dossinkazerne is mijn voorganger, minister Smet, gaan overleggen met de koepels en het Gemeenschapsonderwijs over een engagementsverklaring over het onderwijs dat het beste zou zijn over de thematiek van de Holocaust. Ik heb die tekst ondertussen gevonden. Het is echter zeer vreemd: er is heen en weer geschreven, maar die tekst is nooit ondertekend geraakt. Ik vind dat eigenlijk wel een gemiste kans. Er is immers positief over gediscussieerd. Ik kan me geen enkele reden voorstellen waarom dat niet is ondertekend. Het lijkt me dus een mooi moment om de koepels en het Gemeenschapsonderwijs bij mij te roepen, om die engagementsverklaring met hen door te nemen en te proberen die nog dit jaar ondertekend te krijgen. U kunt dan zeggen nog niet helemaal gelukkig te zijn omdat het niet in de eindtermen staat, maar u weet waar de leerplannen worden gemaakt. Als we een afspraak kunnen maken in een engagementsverklaring die meteen ook de resolutie mee uitvoert en waardoor men zich ertoe engageert die Holocaust op te nemen in het eigen pedagogisch project, dan bereiken we eigenlijk het doel dat u ook voor ogen hebt.
Ik verbind me er dus op zeer korte termijn toe om met de partners aan tafel te gaan zitten, op basis van de tekst die tot stand is gekomen op initiatief van mijn voorganger. De tekst is wat lang. Voor mij moet een engagement ook wel wat concreet zijn. Het is echter een zeer goede basis waarop men kan werken. Als u dat wenst, dan kan ik u ook die ontwerptekst bezorgen. Dan kunt u dat zien. Tot mijn verbazing is die nooit ondertekend geraakt, tenzij ik iets uit het oog heb verloren. Dat is spijtig. Zo kunnen we een mooie stap vooruit zetten.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, ik heb enkele kleine opmerkingen. Ik zal beginnen met het positieve. Het stemt me heel tevreden dat u wilt bekijken op welke manier verder gevolg kan worden gegeven aan die engagementsverklaring, misschien wat aangepast waar nodig en inderdaad in overleg met de diverse onderwijsnetten.
Wat de herinneringseducatie betreft, ligt de nadruk op dit moment enorm op de Groote Oorlog. U hebt daar zelf naar verwezen. Dat is natuurlijk perfect te begrijpen, gezien de periode waarin we ons bevinden, maar het zou toch wel positief zijn, mocht men ook werk kunnen maken van het extra onder de aandacht brengen van de heel donkere bladzijden die daarop zijn gevolgd. Het Vlaams Vredesinstituut heeft er trouwens op gewezen dat, als we te veel focussen op 1914-1918, de aandacht voor andere gebeurtenissen ondergesneeuwd raakt, gezien het feit dat leerkrachten een beperkte tijd hebben. Ik hoop dat u inderdaad graag met ons aan tafel wilt zitten om te bekijken wat er mogelijk is. Ik dank u daar dan ook voor.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, de Holocaust is ook voor onze fractie een heel belangrijk feit. Minister, ik ben ook blij met uw antwoord met betrekking tot die engagementsverklaring, die we misschien toch eens opnieuw moeten bekijken, om te zien of dit inderdaad een manier zou kunnen zijn om de Holocaust onder de aandacht te brengen. Natuurlijk is de Holocaust niet het enige feit in de geschiedenis als het gaat over etnische zuiveringen. We moeten toch ook opletten dat we niet te specifiek worden in de eindtermen, omdat we dan ook op die dunne lijn tussen het wat en het hoe komen. Het is heel belangrijk dat we het wat sturen, maar we moeten het hoe toch laten bepalen door de scholen.
Die engagementsverklaring kan inderdaad misschien een praktisch instrument geven om daar verder in te gaan. Ik meen dat onze fractie zich dan ook wel wil aansluiten bij dat idee.
Uit de titel van de engagementsverklaring blijkt dat het wel wat breder gaat. Het gaat om een “gemeenschappelijke engagementsverklaring inzake aandacht voor genocides en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de Tweede Wereldoorlog”. Het is natuurlijk een niet-gevalideerde tekst, het is een ontwerp, maar ik zal hem aan de secretaris geven, zodat die hem kan bezorgen. Het is niet de bedoeling dat u bijkomend nog tien bladzijden suggesties doet. Ik vind dit wel kunnen. De naam van de minister zal moeten worden veranderd en zo. (Gelach)
Het secretariaat van het katholiek onderwijs is ook al niet helemaal juist meer. (Gelach)
We zien echter dat er overleg is gepleegd. Ik vind dit goed. Ik meen dat we dit op die manier kunnen doen. Ik zal die tekst al eens laten rondgaan.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, we vieren nu dat het honderd jaar geleden is sinds de start van de Groote Oorlog. Volgend jaar vindt de zeventigste verjaardag van de bevrijding van de kampen plaats. U bent nieuw als minister van Onderwijs. Uw voorgangers hebben daar ook in hun periode aandacht voor gevraagd, bijvoorbeeld door een bezoek te brengen. Er gaan heel veel scholen een aantal kampen bezoeken. Trouwens, de enige vrouwelijke voorganger die u hebt, heeft nooit haar grootvader gekend, omdat de man een paar dagen voor de bevrijding van Bergen-Belsen is omgekomen. Het is dus niet een probleem van de vorige eeuw, maar het leeft in veel families nog deze eeuw door. Mocht men er een werkbezoek van het parlement of de commissie van maken, samen met de minister, dan kan men op onze fractie rekenen.
Ik vind dat een goede suggestie. Ik zal wel niet tot volgend jaar wachten met die engagementsverklaring. We zullen daar nu werk van maken. Mijn grootvader heeft ook veel last gehad van de Tweede Wereldoorlog. Ik denk dat dit bij heel veel mensen het geval is. Ik ben het absoluut eens met de vraag, maar wat zet je in eindtermen en wat niet?
De vraag om uitleg is afgehandeld.