Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de uitrol van de gemeenschapsdienst
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
Mijn vraag gaat over de gemeenschapsdienst. Zoals jullie allemaal weten, is dat voor Open Vld toch een belangrijke maatregel, die nu volop in de steigers staat en volop moet helpen om meer mensen die al langdurig werkzoekend zijn, langer dan twee jaar, opnieuw richting arbeidsmarkt te krijgen, natuurlijk passend in onze algemene strategie om meer mensen aan het werk te krijgen en iets te doen aan de krapte op onze arbeidsmarkt.
Die gemeenschapsdienst is ingevoerd en er is nu een oproep geweest naar alle steden en gemeenten om plaatsen te voorzien. Want we rekenen natuurlijk op die lokale besturen om voldoende plaatsen te voorzien voor gemeenschapsdienst.
Nu, wat blijkt uit een artikel van De Standaard van 19 mei? Daar stond in dat er op dat moment nog slechts 48 Vlaamse steden en gemeenten te kennen hebben gegeven om in te tekenen op de subsidiemogelijkheid die ze daarvoor krijgen, en dus plaatsen te voorzien. Dat is natuurlijk niet veel; dat gaat over ongeveer een op de zes gemeenten. En we wisten in het verleden al dat er een wat aarzelende start was. We hebben het daar ook al eens over gehad in de plenaire vergadering, als ik mij niet vergis. Ik had toen onder andere ook de suggestie gedaan om gezamenlijk in te tekenen via een samenwerkingsverband.
De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) is minder pessimistisch. Zij zeiden in een reactie dat het wellicht wel zal oplopen tot een 72-tal gemeenten in Vlaanderen. Dat is dan toch ongeveer een op de vier. Nu, dat is voor mij voldoende aanleiding om toch enkele vragen te stellen over de gemeenschapsdienst, minister.
Kunt u een actuele stand van zaken geven over het aantal steden en gemeenten die zich intussen hebben aangemeld, of op het punt staan, voor gemeenschapsdienst? Over hoeveel gemeenten gaat het? Misschien hebt u ook een indicatie van het aantal plaatsen? Want er zijn een viertal categorieën, van small tot XL. Over hoeveel plaatsen zou het gaan?
Ziet u trends in het profiel van de steden en gemeenten die zich hebben ingeschreven en die, omgekeerd, misschien wel wat weigerachtig staan tegenover de gemeenschapsdienst? We moeten daar niet flauw over doen: dat wordt door sommigen wat weggezet als dwangarbeid, geheel ten onrechte, maar goed.
Welke initiatieven hebt u al genomen of bent u nog van plan te nemen om steden en gemeenten te stimuleren om zich alsnog in te schrijven voor de uitrol van de gemeenschapsdienst?
Is er al onderzoek gedaan naar de struikelblokken, los van ideologische redenen? Zijn er misschien andere, meer praktische struikelblokken waarom gemeenten toch treuzelen om zich in te schrijven? Kunt u daar nog iets aan doen?
Wordt er ook vanuit VDAB actie ondernomen om steden en gemeenten over de streep te trekken?
Tot slot herhaal ik toch een beetje mijn vraag, mijn suggestie: hoe zit het met het idee om gemeenten toe te staan om via een samenwerkingsverband in te tekenen? Want ik weet uit contacten die ik heb, dat vooral kleinere gemeenten, die vaak weinig werkzoekenden hebben, misschien wel wat aarzelen om zelf heel die taak op zich te nemen.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik wil daar een beetje op voortbouwen. Ik ben een beetje teleurgesteld. Er zijn 61.318 mensen die na twee jaar nog altijd werkloos zijn. Dat is dus wel degelijk een serieuze problematiek, die werkloosheid na twee jaar. Wij hebben via de gemeenschapsdienst een instrument gebouwd dat voorziet dat lokale besturen die mensen, samen met VDAB, kan inzetten voor twee halve dagen, tot maximaal twee volle dagen per week, gedurende maximaal zes maand. Dat heet gemeenschapsdienst, en het doel is om de competenties van die mensen te versterken, om hen dichter richting arbeidsmarkt te brengen.
En tenzij ik mij vergis, stellen we vast dat slechts 72 gemeenten een projectvoorstel hebben ingediend. Ik vind dat niet zo veel, op driehonderd gemeenten in Vlaanderen, zeker gelet op de problematiek, en gelet op de nood aan mensen. Dan vind ik dat eigenlijk schandalig weinig. Die oproep is dan nog eens verlengd geweest.
Hoe komt het volgens u, minister, dat er maar zo weinig gemeenten daarop ingetekend hebben? Wat gaan we doen om ervoor te zorgen dat er meer gemeenten daarop gaan intekenen?
Wanneer gaat het eerste traject van gemeenschapsdienst van start? Er zijn wel degelijk trajecten goedgekeurd.
Hoeveel trajecten zijn er voorzien voor 2023?
In het verleden hebben we al gepleit voor vrijwilligerswerk als traject naar werk. Vivaldi zou ervoor zorgen dat wij de autonomie hebben om mensen vrij te stellen. Als ze vrijwilligerswerk doen, is dat al in orde.
Minister Brouns heeft het woord.
Op dit ogenblik zijn er 76 gemeenten die hebben ingetekend. Dat is iets meer dan 72. Ze kunnen dat nog doen tot 15 juli. We verwachten dat het richting een op de drie gemeenten zal gaan, maar dat kan natuurlijk altijd nog meer zijn. Op dit ogenblik betekent dat dat er 702 werkplekken worden opengesteld in het kader van de gemeenschapsdienst. Er is niet echt een duidelijke trend te zien welke steden en gemeenten wel of niet zouden indienen. Zowel de grote als de kleine lokale besturen dienen op dit ogenblik in. Er is dus niet echt een trend zichtbaar dat enkel de grote lokale besturen daaraan zouden meewerken. Het is heel divers.
Er zijn verschillende initiatieven genomen om die oproep bekend te maken. Dat is natuurlijk belangrijk voor zo’n nieuwe oproep. Op de eerste plaats werd er een online infosessie georganiseerd over de oproep. Daar is ook een webinar ter beschikking voor gesteld. De regisseurs voor werk en sociale economie werden opgeleid om lokale besturen die dat wensen, te ondersteunen bij het indienen. We hebben een infosessie gegeven over het gebruik van de ESF-applicatie (Europees Sociaal Fonds) waarin dossiers moeten worden ingediend. We voorzien ook antwoorden op de FAQ’s.
De VVSG zette actief in op de communicatieronde bij de oproep, net zoals de netwerkmanagers lokale besturen van VDAB. Er zijn dus heel wat initiatieven geweest om die oproep rond gemeenschapsdiensten kenbaar te maken, zowel via het kanaal van onze administratie als via de kanalen van de VVSG en VDAB, om lokale besturen te motiveren een project in te dienen. Verder is de oproep verlengd tot en met 15 juli, om nog meer lokale besturen de kans te geven om een project in te dienen.
Bij aanvang was vooral het tijdig verkrijgen van een beslissing van de gemeenteraad of het schepencollege het voornaamste struikelblok om in te dienen. We zien nu dat het aantal ingediende projecten wel in stijgende lijn gaat. In maart hadden we er maar drie, in april waren dat er 29, en in mei zijn het er al 44. Ik hoop dat dat erop wijst dat, wanneer men voldoende tijd krijgt om zich daarop voor te bereiden, goed na te gaan wat het is, en werkplekken te zoeken, het aantal stijgt. Als het aan dit tempo blijft stijgen, zullen we landen tussen honderd en 150 deelnemende gemeenten.
We hebben aan de VVSG de bijkomende vraag gesteld welke andere struikelblokken er zouden zijn. Daar kwamen een aantal elementen bij aan bod. Een daarvan was het imago van de gemeenschapsdienst bij sommige lokale politici. Daarnaast was er soms een laag draagvlak bij de lokale interne diensten. Die interne diensten wegen namelijk af hoeveel extra workload dat met zich mee zou brengen in combinatie met andere maatregelen. Dan wordt er verwezen naar artikel 60, de wijk-werken. Soms is er ook sprake van projectmoeheid bij lokale besturen. Ik denk dat het vandaag bij heel wat lokale besturen alle hens aan dek is, crisis na crisis. Dan neemt de druk bij hen ook toe.
We blijven lokale besturen verder informeren. We doen er alles aan om zowel het indienen als de deliverables in de oproep zo laagdrempelig mogelijk te houden. In de oproep zijn er ook verschillende formules voorzien, zodat zowel de grote als kleine besturen daar vlot een gepast aanbod uit kunnen kiezen. Op die manier is het heel eenvoudig voor lokale besturen om werkplekken ter beschikking te stellen, en daar de nodige financiële ondersteuning voor te krijgen.
Hen verplichten tot het indienen van een project, en zo voor een opstartfinanciering kiezen, kunnen we niet. Weet dat het lokale besturen buiten de oproep vrij staat om stageplekken ter beschikking te stellen van de GLOW-partners (Groeien en Leren op de Werkvloer). De GLOW-partners werken vaak ook in andere projecten samen met lokale besturen, en zijn dus geen vreemden van elkaar.
Het eerste project, die gemeenschapsdienst, is dus eind maart goedgekeurd. Daarom is het nog wat te vroeg om te zeggen hoeveel trajecten er dit jaar effectief zullen starten. Met de projecten die nu zijn ingediend, worden er dus 702 extra plaatsen aangeboden. We zetten nu verder in op het ondersteunen en informeren van de GLOW-partners. VDAB neemt hierin in de lead, maar doet dat in nauwe samenwerking met de VVSG. Die GLOW-partners zijn belangrijke partners om de gemeenschapsdienst verder uit te rollen.
We blijven ervan overtuigd dat het aanpassen van die lopende oproep alleen voor verwarring zou zorgen op het terrein. We zien dat het nu duidelijk wordt waarover het gaat. Maand na maand zien we steeds meer lokale besturen die blijven intekenen. We zouden dat toch nog even willen aanhouden. Als het aan dit ritme blijft toenemen, zou het weleens richting een op de twee gemeenten kunnen gaan die deelneemt. Ik wil niet te voorbarig zijn, maar we zien toch duidelijke sprongen. We hopen dat dat zijn positief effect de komende week nog zal laten zien.
Uit de eerste bevraging van de VVSG over potentiële struikelblokken, valt op dat ze zich niet situeren op het vlak van de techniciteit van de oproep, maar eerder op het vlak van het draagvlak zelf voor de uitrol van de maatregel. De oproep aanpassen is daar alvast geen oplossing voor. VDAB en de VVSG deden wel een eerste oefening met betrekking tot het versterken van wijk-werken. Wat de specifieke vraag daarover betreft, collega Ronse, komt uit die oefening onder andere een beperkte uitbreiding van gebruikers van wijk-werken naar voren alsook enkele optimalisaties van het systeem vanuit het inspectierapport van 2022. De oefening wordt momenteel verder geconcretiseerd. Zo dadelijk gaan we nog dieper in op uw vraag om uitleg over wijk-werken.
Collega Ronse, u vraagt tot slot nog naar de uitbreiding van de mogelijkheid om vrijwilligerswerk als een stap in het traject naar werk te zien. Dat is een van de voorstellen die we hebben voorgelegd in het kader van het asymmetrische beleid. Op federaal niveau is men daarmee aan de slag en worden er op dit ogenblik adviezen ingewonnen.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik noteer dus 76 op dit moment al, en dat u hoopvol bent dat we alvast de grens van honderd gaan halen en dat u droomt van 150. Ik droom graag met u mee. We zullen het blijven opvolgen. Er zijn toch wel enkele bekommernissen. Collega Ronse heeft het ook al gezegd.
Een op de drie werkzoekenden, dat is afgerond 60.000, is vandaag in Vlaanderen langer dan twee jaar zonder werk. Ik heb onlangs nog detailcijfers opgevraagd. Het blijkt dat 30.000 daarvan al langer dan vijf jaar werkzoekend zijn en dat zelfs tienduizend Vlamingen langer dan tien jaar werkzoekend zijn. Het is duidelijk dat – en dat hebben we ook gezien in diezelfde cijfers – VDAB toch minstens de indruk geeft veel van die mensen te hebben opgegeven voor de arbeidsmarkt. Zij die meer dan vijf jaar werkzoekend zijn, laat staan meer dan tien jaar, krijgen nog amper sollicitatie-opdrachten. Het is heel duidelijk voor ons: willen we toch nog proberen een deel van die mensen aan de slag te krijgen, dan moeten we naar een andere aanpak gaan.
We geloven heel sterk in het belang van de gemeenschapsdienst om die mensen toch weer aansluiting te laten vinden bij de arbeidsmarkt. Dat moet, voor alle duidelijkheid, passen in een globaler traject. Het is niet enkel de bedoeling om die mensen een of andere taak te laten uitvoeren, maar het moet passen in een totaalbegeleiding door VDAB.
Ik maak me op drie punten toch nog wat zorgen en ik hoop op meer verduidelijking daarover.
Eén: wat gaan we doen met langdurig werkzoekenden in gemeenten die niet meedoen, die geen eigen plaatsen hebben voorzien? Wordt een werkzoekende in zo'n gemeente dan tewerkgesteld in een andere gemeente? Is daar duidelijkheid over? Kunt u daar nog iets over zeggen? We moeten natuurlijk vermijden dat we naar een activering in twee snelheden gaan, afhankelijk van waar je woont.
Twee: we weten dat er in de GLOW-tender tienduizend trajecten voorzien zijn, maar die gaan niet allemaal naar de gemeenschapsdienst. U spreekt op dit moment van 702. Zal dat worden opgevolgd? Zullen we voldoende plaatsen hebben? Het hangt natuurlijk af van de gemeenten, maar gemeenten die al zijn ingestapt, zouden misschien kunnen overwegen om op termijn van een small naar een medium, large of extra large te evolueren, om op die manier te vermijden dat er weinig van die tienduizend effectief voor gemeenschapsdienst zijn.
Drie: draagvlak is een van de redenen waarom gemeenten twijfelen – dat zei u al – om al dan niet mee te stappen. In sommige gevallen, bijvoorbeeld de stad Antwerpen, werd die twijfel weggenomen. Ik las ook allerhande artikels van schepenen die zegden dat ze er nooit aan zouden meedoen, maar een beetje later heeft de stad dan toch beslist om het te doen. Soms kan draagvlak vanzelf komen, en dat juichen we natuurlijk alleen maar toe. Maar mijn vraag is of er ook draagvlak is binnen de VDAB. Want natuurlijk, VDAB zal beslissen of iemand een gemeenschapsdienst zal doen of niet. Ook daar moeten we erover waken dat dat zoveel mogelijk uniform wordt beslist en niet afhangt van de al dan niet goodwill van de betrokken bemiddelaar. Ook daar is mijn vraag hoe zal worden opgevolgd en bewaakt dat het niet afhangt van de consulent of de bemiddelaar of je gemeenschapsdienst moet doen of niet.
De heer Ronse heeft het woord.
Het zijn er 76, en 702 trajecten. Als je dat afzet tegen de meer dan 61.000 mensen die al langer dan twee jaar ‘aan de dop staan’, als je dat afzet tegen het massale aantal openstaande vacatures, dan vind ik dat om droevig van te worden. Zeker omdat we horen van onze Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, minister Somers, dat steden en gemeenten staan te trappelen om mee te werken aan die activering. Ik ben blij dat de stad waar ik bestuur, Kortrijk, er met veel enthousiasme aan meedoet.
Ik denk persoonlijk, minister, dat het niet aan projectmoeheid ligt bij interne diensten, maar dat we dit vanuit de Vlaamse Regering nog voluntaristischer aan de man moeten brengen bij steden en gemeenten. Het zou goed zijn als u de komende maand, uzelf en uw kabinet, persoonlijk alle gemeenten die nog niet hebben ingetekend, contacteert, ‘one to one’, en hen overtuigt om daaraan mee te doen. Dit is echt een kans. Als we zoveel mensen die al langer dan twee jaar ‘doppen’ een traject kunnen aanbieden om twee halve dagen of twee volle dagen per week te gaan werken, dan is dat iets wat we niet mogen laten liggen. Dit momentum moeten we grijpen. De mensen verwachten dat ook van ons. Ik hoop dat daar een serieuze tand wordt bijgestoken en dat we niet gewoon gaan wachten tot 15 juli op wat er nog gaat binnenkomen.
Ik ben wel echt geschokt over dat vrijwilligerswerk. Ik herinner mij dat minister Crevits mij nog de mantel uitveegde in de plenaire vergadering, toen ze nog minister van Werk was. Ze zei: “Zie je wel dat dat asymmetrische beleid werkt? We mogen nu zelf beslissen over het vrijstellen van mensen als ze vrijwilligerswerk doen.” En ik hoor dat dat nu nog altijd niet rond is. We zijn nog aan het wachten op adviezen. Wat is dat nu? We zitten hier elke commissievergadering opnieuw samen, om eigenlijk te horen dat er nog niets veranderd is. Dit is echt bijzonder frustrerend. Dit is nu een totaal niet ideologisch gekleurde vraag. Ik hoop dat dat de volgende keer dat ik erom vraag, in orde is. Mijn boosheid is niet op u gericht, maar wel op Vivaldi. Alstublieft, mensen. We worden hier echt voor de zot gehouden. Dit is echt niet meer oké.
Ik begrijp het enthousiasme van de collega’s, maar als we straks een op de drie gemeenten meekrijgen in een eerste oproep rond een nieuw instrument, vind ik dat dat eigenlijk een zeer groot succes is. Ik denk dat er nog maar weinig projectoproepen zijn geweest vanuit VDAB of gelijk welke Vlaamse administratie die in één keer een op de drie gemeenten konden overtuigen.
En ik moet u iets bekennen: de gemeente Kruisem zit daar nog niet bij, om de eenvoudige reden – en ik heb daar volgende week intern een overleg over – dat ons afdelingshoofd Sociale Zaken zei dat we een opportuniteit zien, maar dat uit een bevraging bij onze eigen interne diensten inderdaad een zekere moeheid blijkt voor dergelijke projecten. We hebben al wel wat ervaring met werkervaringsprojecten en men heeft niet altijd veel zin om daar tijd en moeite voor te doen om daar de gepaste opvang en begeleiding bij te gaan voorzien. En we hebben niet zo heel veel werkzoekenden die daarvoor in aanmerking komen op ons grondgebied. Dat is ook een analyse in veel Vlaamse gemeenten, ook in Kruisem. Ik ga ervan uit dat Kruisem nog bij die 76 zal komen, maar het zal een beperkt volume zijn, om de simpele reden dat er maar een beperkte vraag is op lokaal niveau.
Minister Brouns heeft het woord.
Ik denk ook, zoals collega Bothuyne zegt, dat het geen slecht of dramatisch laag aantal is. We moeten de periode tot 15 juli afwachten. Als het aan dit ritme blijft toenemen, verwacht ik nog wel een aantal gemeenten die zullen aansluiten. Het is een maatregel die effectief de competenties van die specifieke groep moet versterken om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen en alle drempels die daar nog zijn, weg te nemen. Daar zijn we allemaal van overtuigd. Maar het is natuurlijk niet de enige maatregel die we voor die groep inzetten. Ik denk ook niet dat dat door jullie zo bedoeld wordt. Het is een belangrijke nieuwe maatregel, maar niet de enige maatregel om met langdurig werkzoekenden aan de slag te gaan.
Het verschil tussen lokale besturen stellen we ook wel vast. Dat is ook aangegeven door de VVSG. Waar de problematiek minder groot wordt ervaren, is er ook minder appetijt.
Technisch kan het inderdaad dat je naar een andere gemeente gaat, als het in je eigen gemeente niet wordt aangeboden. Dat kan zeker.
Er is bij VDAB zeker veel draagvlak voor. Zij zijn verantwoordelijk voor de instroom naar de GLOW-partners. Het is de GLOW-partner die uiteindelijk beslist. Het is belangrijk om die nuance te maken.
Aanstaande dinsdag brengen we het thema nog eens onder de aandacht. U weet dat wij heel sterk inzetten op de versterkte samenwerking, die sterke as tussen VDAB en lokale besturen, om daar veel meer tot een geïntegreerd verhaal te komen. Volgende week hebben we dus de werkgelegenheidsconferentie, samen met collega Somers, waar het thema die versterkte samenwerking met de lokale besturen is om niet-beroepsactieve Vlamingen te kunnen activeren. Er zijn vijfhonderd mensen ingeschreven. Dat is dus een ideaal moment om de gemeenschapsdienst ook nog eens op tafel te leggen en dat thema aan te kaarten. Het is natuurlijk het lokale beleid dat daar uiteindelijk een keuze moet maken, maar meer dan ooit zullen we geen kans onbenut laten om lokale besturen mee onder de arm te nemen en te stimuleren om een lokaal ecosysteem rond werk te installeren en iedereen die vandaag nog niet aan de slag is, alle kansen te geven, omdat we al die talenten nodig hebben, en om daar hun rol als lokaal bestuur ook in op te nemen.
Het verhaal van het asymmetrische beleid en de vrijwilligers tot slot kan inderdaad nog eens mee op de agenda, ook volgende week, binnen de Interministeriële Conferentie Werk.
De heer Ongena heeft het woord.
Wij geloven heel sterk in die gemeenschapsdienst. Het zou echt zonde zijn als we dat niet de kans geven om zich te bewijzen. Ik denk dat we er alles aan moeten doen om het die kans te geven. Dat is in de eerste plaats een opdracht voor de gemeenten. Ik ga er voor een stuk in mee: als we er nu al in slagen om een op drie gemeenten te bereiken, dan is dat zeker geen drama. Natuurlijk weten we dat dat maar over een duizendtal plaatsen zal gaan. Het zal misschien van zevenhonderd naar duizend gaan. Als je weet dat er 60.000 mensen langer dan twee jaar werkloos zijn, dan weet je dat er nog groeimarge is. Ik druk me daar voorzichtig in uit.
Ten tweede moeten we er ook alles aan doen om het ook te gebruiken, als men daarmee aan de slag gaat. U zegt dat er zeker draagvlak is bij VDAB. Ik wil dat gerust geloven, maar ik denk dat we dat ook goed moeten opvolgen. Ik reken erop dat er ook binnen VDAB duidelijke regels en richtlijnen komen, dat het uniform wordt gedaan, en dat het niet afhangt van de consulent of die al dan niet gemeenschapsdienst inschakelt. Het is cruciaal om gemeenschapsdienst op die manier alle kansen te geven. We zullen dat echt nodig hebben.
Er is één vraag waar u niet op geantwoord hebt, minister. Mijn laatste vraag ging over het idee om meerdere gemeenten samen te laten indienen. Ik weet dat dat op dit moment niet kan, maar zoals de voorzitter aangaf, vragen veel kleinere gemeenten zich af of het al die moeite wel waard is, want ze hebben misschien maar een honderdtal werkzoekenden op hun grondgebied. Als verschillende kleinere gemeenten samen projectvoorstellen kunnen indienen en de werklast kunnen verdelen, zouden we misschien nog meer gemeenten over de streep kunnen trekken. Ik zou echt willen aandringen om die piste grondig te bekijken, om op die manier hopelijk van honderd richting 150 en misschien zelfs tweehonderd gemeenten te gaan.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik ben normaal altijd heel optimistisch en positief ingesteld, maar ik hoor u, voorzitter, en collega Ongena nu voorzichtig positief zeggen dat we al een op drie gemeenten bereiken. Ik ben dat niet. De krapte op de arbeidsmarkt is iets waar we met zijn allen wekelijks vragen over stellen. Het komt elke dag in de krant. Dit is nu eens een heel concreet instrument, hapklaar voor gemeenten, om 61.000 mensen die langer dan twee jaar ‘aan de dop zitten’, effectief werkervaring te geven, een basisbaan aan te bieden, collega Verbeurgt, van twee halve dagen tot twee volle dagen per week, gedurende zes maanden. (Opmerkingen van Thijs Verbeurgt en Robrecht Bothuyne)
Collega Ongena is in de congresverslagen gedoken, en ik heb gelezen dat die basisbaan toch niet verplicht zou worden aangeboden. Maar die gemeenschapsdienst is dus een fantastisch instrument om de kloof te dichten tussen mensen die niet werken – twee jaar al ‘aan de dop’ – en mensen die werken. Ik vind het eigenlijk een gemiste kans. Ik hoop echt dat we op 15 juli kunnen aankondigen dat er tweehonderd gemeenten meedoen. Ik vind het idee om het op de werkgelegenheidsconferentie te brengen een goed idee.
Ik ging nu ook effectief voorstellen om gemeenten samen te laten indienen. Ik kan me zelfs voorstellen dat dat niet enkel voor de kleintjes interessant is. Wij met Kortrijk hebben een voorstel ingediend. Maar wij werken ook samen in W13, een samenwerkingsverband tussen de bijzondere comités, waar ook heel veel dingen rond activering worden gedaan. Eigenlijk had W13 ook perfect kunnen indienen. Daar zitten ook veel kleine gemeenten in. Dat zou ideaal geweest zijn. Ik wil zeker ook van dit spreekmoment gebruik maken om u, minister, op te roepen om het mogelijk te maken dat verschillende gemeenten samen mogen indienen.
Dat brengt ons nog eens bij het feit dat veel van onze gemeenten veel te klein zijn om basistaken uit te voeren. Ik denk dat we op het vlak van fusies en grootschaligheid bij gemeenten ook nog een serieuze weg af te leggen hebben.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.