Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Het is met de nodige bescheidenheid dat ik hier een zijsprong kom maken vanuit mijn werk in de commissie Welzijn.
We zijn allemaal bescheiden in deze commissie.
Ik stel deze vraag omdat u, minister, in het kader van de Wereldkankerdag een werkbezoek hebt gebracht aan een woonzorgcentrum in Lanaken. Daar hebben we heel wat uitleg gekregen over mensen die gediagnosticeerd worden met kanker, maar gelukkig ook een behandeling ondergaan, en steeds vaker met succes. Dus wordt de groep die het achter zich kan laten ook groter. Zij kijken vooruit en vragen zich af wat ze nog kunnen en willen, hoe ze hun leven opnieuw kunnen opstarten. Om deze mensen te begeleiden bestaat onder andere de organisatie Rentree. Zij voorzien heel specifiek in de dienstverlening voor wie opnieuw aan het werk wil na kanker of een andere chronische ziekte of een mentale aandoening. De aanleiding van het werkbezoek was hun achtjarig bestaan. De organisatie is in dit midden zeker gekend.
Rentree wint elk jaar meer bekendheid, niet alleen hier, ook in de buitenwereld winnen ze aan bekendheid, en er komen steeds meer mensen aankloppen voor begeleiding. We hebben op dat werkbezoek een getuigenis gekregen van iemand die tewerkgesteld was binnen het woonzorgzorgcentrum en die dan samen met Rentree een re-integratietraject heeft gevolgd om opnieuw aan de slag te gaan. Ik vond het ook zeer interessant de rol van de werkgever en de begeleiders op de werkvloer te horen, en dat heeft voor ons duidelijk gemaakt dat het absoluut niet evident is en dat organisaties zoals Rentree belangrijk zijn voor mensen die opnieuw aan de slag willen gaan.
Ik geloof dat heel veel mensen, zij het met kanker in deze vraagstelling, maar het geldt ook voor mensen met een andere ziekte of beperking, graag opnieuw willen gaan werken, al dan niet aangepast of deeltijds. Dat is logisch, want werk emancipeert, werk geeft ook zin. Maar vaak voelen die mensen ook aan dat het niet op hetzelfde ritme kan als voorzien. De vraag die zij zich dan stellen is dan hoe je dat doet, wanneer je eraan begint, en op welke manier je daaraan begint. Dan zijn organisaties als Rentree van groot belang.
Temeer – dat werd ook duidelijk op het werkbezoek – omdat de medische wereld voornamelijk kijkt naar het medische aspect. De huisarts zorgt ervoor dat de patiënt voldoende tijd en ruimte heeft om naar de specialisten te gaan, en de specialisten focussen zich op in wat zij uitblinken, namelijk patiënten genezen. Maar de link met het werk, die wordt wat losgelaten en daar wordt je dan mee geconfronteerd op het moment dat je behandeling afloopt. Je weet niet hoe je werk eruit zal zien, want het zal misschien op een ander ritme moeten verlopen. Kun je al gaan werken, mag je al gaan werken, misschien overschat je jezelf en loop je tegen de muur, misschien is er een omgekeerd effect? Dat bleek allemaal uit de getuigenis die we daar hoorden. Artsen voorzien in periodes van non-activiteit, maar op zich wordt er niet veel gefocust op de draad oppikken en op opnieuw gaan werken. En we weten, dat is hier genoegzaam bekend, dat hoe langer de band met het werk wordt doorgeknipt, hoe moeilijker het wordt om die eerste stap te zetten.
Hierover stel ik graag de volgende vragen.
Welke beleidsmaatregelen zijn er of neemt u voor mensen die na een chronische ziekte of mentale aandoening aangeven het werk te willen hervatten?
Zijn er, naast Rentree, gelijkaardige organisaties die mensen na langdurige ziekte begeleiden naar de arbeidsmarkt?
Hoe kan er vanuit het beleid actie genomen worden naar de brede medische wereld om ook, en meer, aandacht te hebben voor elementen van het herstel, zoals bij mensen die aangeven het werk te willen hervatten, zij het vrijwillig, zij het professioneel?
Er zijn nog steeds veel mensen die deze organisatie niet kennen. Hoe maakt u het bestaande aanbod bekend bij werkgevers en werknemers?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega Jans, we hadden inderdaad een fijn en interessant bezoek bij het woonzorgcentrum in het mooie Lanaken. Ik leerde er vooral dat terugkeren naar het werk na ziekte, en in het geval van Conny na kanker, een heel grote stap is die met de juiste begeleiding meer kans op succes heeft. Het is dan ook al sinds het begin van deze legislatuur een absolute prioriteit om drempels weg te nemen voor wie na of tijdens ziekte het werk wil hervatten. Zo is er sinds februari 2021 een Vlaams actieplan met vijftien concrete acties die een voor een uitgerold worden.
VDAB ging bijvoorbeeld concreet aan de slag met gerichte communicatie over het aanbod. De bemiddelaars volgden een opleiding om met de doelgroep aan de slag te kunnen gaan en er werden webinars en lerende netwerken georganiseerd. Binnenkort lanceert VDAB een communicatiecampagne naar de brede Vlaamse bevolking, waaronder personen met gezondheidsuitdagingen. Daarin maakt VDAB duidelijk dat ze er zal zijn voor iedereen.
Daarnaast is er qua dienstverlening ingezet op gespecialiseerde jobcoaching en komt er vanaf september ook een vouchersysteem. Dat allemaal om de juiste begeleiding op het juiste moment beschikbaar te kunnen stellen. Daarnaast zijn we ook aan de slag gegaan met sectoren om het ziekteverzuim in bedrijven naar beneden te krijgen. Daarin ondersteunen en inspireren de intersectorale adviseurs hen ook.
Een van de belangrijkste werven was de vernieuwing van het raamakkoord tussen VDAB, het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) en de verzekeringsinstellingen. Eind vorig jaar werd het akkoord uiteindelijk vernieuwd, met onder andere een duidelijk groeipad van het aantal op te starten trajecten voor personen die een RIZIV-uitkering ontvangen. Dit jaar streven we naar 10.000 trajecten en volgend jaar naar 12.500.
Ik stel echter vast dat de aanmeldingen voorlopig ondermaats blijven. Met 908 aanmeldingen halen we de 10.000 trajecten absoluut nog niet. Ik blijf het signaal geven dat wij dringend een enorme toename van het aantal aanmeldingen wensen te zien, in lijn met de ambities waar alle partners mee hun schouders onder gezet hebben. Er werd ons lange tijd gezegd dat de komst van de terug-naar-werkcoördinatoren een positief kantelpunt zou betekenen, maar tot op vandaag zien wij hier helaas geen effect van. Dat stemt niet hoopvol en eerder ongerust. Ik hoop hierover op korte termijn in gesprek te kunnen gaan met minister Vandenbroucke.
Ik ga verder op uw volgende vraag over wat ik specifiek voor de medische wereld kan doen. Ook dat zit vervat in het actieplan. Een van de actielijnen is het meer en sneller betrekken van de brede medische wereld. Ik wil het bewustzijn vergroten dat werk deel kan uitmaken van een herstel. Zo wordt binnen de opleiding ‘disability management’ van het RIZIV een module gegeven door VDAB en zijn er webinars aan huisartsen en andere artsen. Er is een sterke samenwerking met ziekenhuizen, revalidatiecentra, arbeidsartsen om kennis te kunnen delen. Binnenkort vertrekt er nog een mailing vanuit VDAB naar 8500 huisartsen in het kader van deze sensibilisering. Binnen lokale kwaliteitsgroepen van huisartsen, adviserend artsen en de arbeidsartsen kan een uiteenzetting van dienstverlening van VDAB en partners aangevraagd worden. Verder verwijs ik naar een project om de re-integratie op de kaart te zetten bij de eerstelijnszones. Dat is hier ook al meermaals aan bod gekomen.
En ook het bekendmaken van het aanbod richting de werkgevers is een belangrijke werf uit het actieplan. Er zijn vandaag al zeer veel projecten, aanbieders en tools, waardoor werkgevers door de bomen het bos niet meer zien. Daarnaast is het nog onvoldoende duidelijk dat ook bij re-integratie VDAB en partners ingezet kunnen worden. De oriënterende acties, jobcoaching of competentieversterking kunnen namelijk een houvast bieden om opnieuw de stap naar werk te zetten.
Los van het actieplan, collega Jans, realiseren we momenteel ook een historische hervorming op het vlak van werkondersteunende maatregelen, door de inkanteling van de Vlaamse ondersteuningspremie (VOP), lokale diensteneconomie, maatwerkafdelingen en sociale inschakelingseconomie (SINE) in individueel maatwerk. Dit is toch wel een heel belangrijke hervorming en een ongeziene vereenvoudiging naar werkgevers toe die een persoon met een arbeidsbeperking of gezondheidsprobleem willen tewerkstellen. Ook zelfstandigen met een arbeidsbeperking komen daarvoor in aanmerking.
U stelt de vraag of er nog organisaties zijn zoals Rentree. Rentree is niet één enkele organisatie, maar is de naam van een methodiek en een project. Rentree werd op vraag van Kom op tegen Kanker ontwikkeld als methodiek door Emino, een gespecialiseerde opleidings- en begeleidingsdienst. VDAB stapte later mee in. Het project omvat diverse acties en verschillende gespecialiseerde opleidingen (GOB’s) zijn betrokken bij het aanbieden van de dienstverlening. Via Steunpunt Inclusief Ondernemen worden vragen van personen met kanker verzameld en doorverwezen naar de lokale GOB.
Naast Rentree en de GOB’s die hierbij betrokken zijn, zijn er nog diverse, al dan niet commerciële, organisaties ook actief in Vlaanderen. Zij werken niet noodzakelijk rond één specifiek ziektebeeld, maar op eenzelfde kwaliteitsvolle en laagdrempelige manier om personen na ziekte of tijdens revalidatie ook te kunnen begeleiden. Werkzoekenden kunnen via VDAB toegeleid worden naar de juiste dienstverlening. Dat kan via groeien en leren op de werkvloer (GLOW) zijn, of de dienstverlening van het Gespecialiseerd Team Bemiddeling (GTB). Voor werknemers is er jobcoaching en gespecialiseerde jobcoaching.
Tot slot verwijs ik naar het Europees Sociaal Fonds (ESF). Bij het ESF werden in het verleden diverse tools en methodieken ontwikkeld, ik denk bij wijze van voorbeeld aan de terugkeer na burn-out ontwikkeld door Antwerp Management School (AMS) of Werken met een niet-aangeboren hersenletsel via Thomas More.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik dank u, minister, voor uw verhelderend en uitvoerig antwoord.
Ik begrijp dat er nog heel specifiek wordt ingezet op dat ziekteverzuim, en dat die terug-naar-werkcoördinatoren alsnog niet positief zijn. Mijn vraag ging echt heel specifiek over mensen die zelf na een ziekte aangeven dat ze opnieuw het werk willen opstarten. Ik vind het dus positief dat daar een communicatiecampagne is voorzien vanuit VDAB, en dat u verschillende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat het brede publiek, maar ook werkgevers, op de hoogte zijn van de ondersteuning die er daarin bestaat. Want ik keek toch wel op dat dat toch helemaal niet evident was. Ik vind het dan wel straf dat mensen die zelf weer aan de slag willen gaan wat drempels tegenkomen. Ik vind het dus zeer goed dat die communicatiecampagne er komt.
Ik blijf zoeken, samen met u ook blijkbaar, minister. U zegt dat jullie vanuit VDAB een mailing gaan doen naar heel wat huisartsen. Ik denk dat dat positief is, want we stellen vast – ik werk in de commissie Welzijn vaak ook rond mentale veerkracht, burn-out, en noem maar op – dat zich dat vaak beperkt tot een aantal maanden ziekteverlof om de persoon tijd en kracht te geven. Maar enkel en alleen het voorzien van het ziekteverlof op zich heeft jammer genoeg nog nooit geleid tot het oplossen van een complexere medische of psychologische problematiek. Dat blijft toch wel een aandachtspunt dat ik hoe langer hoe meer wil beklemtonen vanuit alle mogelijke beleidsdomeinen.
Ik heb inderdaad een aantal schriftelijke vragen gesteld rond die Vlaamse ondersteuningspremie, die werkondersteunende maatregelen. Er wordt echt wel sterk werk geleverd voor mensen die aangeven om mensen met een beperking aan de slag te helpen. Voorts heb ik geen bijkomende vragen, minister, en vind ik het positief dat er wordt ingezet om drempels weg te werken voor mensen die aangeven om weer aan de slag te willen gaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.