Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Jaarlijks stel ik dezelfde vraag: welke zijn de twintig grootste private en publieke organisatoren in de kinderopvang, zowel wat betreft gezinsopvang als groepsopvang?
Bij de groepsopvang zien we een gestage stijging van de capaciteit, maar het is anders voor de gezinsopvang. De grootste organisator van gezinsopvang in Vlaanderen is Ferm. Sinds 2017 is de capaciteit gedaald met 1432 plaatsen. Ook in de periode tussen 1 januari 2021 en 1 januari 2022 nam de capaciteit bij Ferm nog eens af met 258 plaatsen.
De afgelopen jaren werd in de gezinsopvang een alternatieve werkvorm ontwikkeld: de samenwerkende onthaalouders. Sinds 2017 is bij Ferm de capaciteit daar gestegen met 547 plaatsen. Als we kijken naar de evolutie tussen 2022 en 2023 zien we dat daar de groep stagneert of zelfs licht afneemt.
Gelijkaardige evoluties zien we ook bij de andere initiatiefnemers: het aantal plaatsen in de gezinsopvang daalt, het aantal plaatsen bij samenwerkende onthaalouders stagneert, een paar initiatiefnemers uitgezonderd.
Minister, hoe ziet u de toekomst van de gezinsopvang?
Welke maatregelen wilt u nog nemen om de gezinsopvang aantrekkelijker te maken ?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, er zijn heel wat gezinnen die een uitgesproken voorkeur hebben voor een kleinschalige opvang in een huiselijke context. Daarom wil ik absoluut blijven inzetten op een goed uitgebouwde en goed ondersteunde gezinsopvang. Die heeft ook specifieke troeven voor gezinnen: het vertrouwde en persoonlijke contact dat mogelijk is tussen ouders en onthaalouders, de opvang op maat van het specifieke kind en het gezin die heel wat onthaalouders kunnen bieden, en er is de toegankelijkheid van de onthaalouders omdat ze lokaal ingebed zijn.
Voor de toekomst zijn een aantal punten zeer belangrijk. Ten eerste moeten de arbeidsvoorwaarden en de arbeidsomstandigheden voldoende aantrekkelijk zijn. Ten tweede hebben onthaalouders een zeer grote verantwoordelijkheid. De job vraagt heel wat competenties. Daarom is het belangrijk dat er al van voor de start van de job ingezet wordt op begeleiding op de werkvloer waarbij deze competenties versterkt kunnen worden. Het is belangrijk om onthaalouders ook ruimte te geven om zich pedagogisch verder te ontwikkelen en steun te voelen wanneer ze daar nood aan hebben. Daarom moeten we hen inbedden in een breder, lokaal netwerk zodat voldoende ondersteuning en begeleiding gegeven kan worden. Ten derde vind ik de autonomie een belangrijke troef. Die moeten we zeker behouden. Daartegenover staat dat heel wat onthaalouders aangeven dat ze liever samenwerken met een collega. De vraag is dus hoe we die vraag kunnen rijmen met het idee van gezinsopvang. Ten vierde, startende onthaalouders moeten goed weten waaraan ze beginnen. Daarom is een stevig starterstraject ook relevant.
U weet dat er met de kinderopvangsector en experten – dat heb ik vandaag al een paar keren gezegd – een concreet toekomstplan voor de Vlaamse kinderopvang uitgewerkt wordt. Binnen die werf is ook een werkgroep rond de toekomst van de gezinsopvang opgericht. Die werkgroep buigt zich onder meer over het statuut van onthaalouders en de verdere ontwikkeling van de gezinsopvang.
Collega’s, zoals gezegd, wat betreft de maatregelen: het eerste punt is het werknemersstatuut. Tot nu was het een proefproject dat al loopt sinds 2015 en dat binnenkort, op 31 maart, eindigt. Er werd over dit proefproject een eindevaluatierapport gemaakt dat overwegend positief is. Vandaag werkt een op de zeven aangesloten onthaalouders in het werknemersstatuut. Ik zou aan hen toch de zekerheid willen geven dat ze dit kunnen behouden. De grote troef van dit statuut is dat het inkomen niet langer volledig afhankelijk is van het aantal kinderen – ik heb het al gezegd. We bespraken in deze commissie al eerder het NAR-advies (Nationale Arbeidsraad) om dat uit te rollen. Ook hierrond moeten we nog beslissingen nemen in de regering.
Samenwerkende onthaalouders zijn vaak geen gezinsopvang, maar groepsopvang. Het subsidiebesluit bevat al een bepaling dat die opvangvorm vanaf 2026 gesubsidieerd moet worden als groepsopvang met een T2-subsidie. Daardoor zal het ook mogelijk worden om die onthaalouders als gewone werknemers in dienst te hebben en te zorgen voor een adequate verloning.
Ik wil ook de zelfstandige onthaalouders bij dezen niet vergeten. Bij het nemen van maatregelen om de kind-begeleiderratio te verlagen moeten we ervoor zorgen dat die maatregel ook voor hen geldt zodat ook bij hen de werkdruk kan dalen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, we merken al een aantal jaren dat de gezinsopvang het niet gemakkelijk heeft. Vroeger startte men vaak omdat men dan ook de eigen kinderen kon opvangen. Maar we merken steeds meer dat dat veel minder aantrekkelijk is, dat er heel wat stoppers zijn en dat de werkdruk zeer hoog is. Met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden gaf u zelf al aan dat men eigenlijk gefinancierd wordt naargelang het aantal kinderen.
Wat de competenties betreft, moet men normaal gezien ook een aantal bekwaamheden behalen. Ik dacht dat het nu tegen 2024 was. Dat is natuurlijk ook weer een drempel, omdat men daar ook weer voldoende tijd voor moet uittrekken. U zegt zelf dat het proefproject voor onthaalouders om in het werknemersstatuut te werken, afloopt op 31 maart. U zegt dat daar een evaluatie van is gebeurd en dat die positief is. Kunt u daar wat meer uitleg bij geven?
U zegt ook dat een op de zeven momenteel in het werknemersstatuut werkt. Uw collega Dalle heeft hier gezegd dat als we iedereen in dat werknemersstatuut willen brengen, dat zo’n 100 miljoen euro zou kosten. Kunt u dat bevestigen? Bent u ook van plan om het werknemersstatuut volledig uit te breiden naar alle onthaalouders? Wat is daar dan de kost van?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, vanuit de N-VA-fractie vinden we dat we elke vorm van kinderopvang – groepsopvang, gezinsopvang, onthaalouder, zelfstandig, in een dienst, sui generis, werknemersstatuut, noem maar op – nodig hebben. Het cruciale in al die verschillende vormen zijn de financiële leefbaarheid en de kwaliteit. En dus pleit ik er nogmaals voor om te zorgen dat elke vorm de juiste ondersteuning krijgt op de juiste maat. Door sommige collega’s wordt de gezinsopvang hier bijna van de kaart geveegd als zijnde per definitie niet kwaliteitsvol. Dat vind ik dus niet oké. Het was collega Groothedde die daar daarstraks naar verwees, voor alle duidelijkheid. We moeten blijvend inzetten op die aantrekkelijkheid.
Minister, wat het werknemersstatuut en de sui generis betreft, spreekt u over een evaluatie. Is die evaluatie dan over de hele lijn positief? Want bij de mensen die in het sui generis-statuut zitten, hoor ik toch ook wel wat vragen en bedenkingen. Het is niet allemaal rozengeur en maneschijn. Ik heb al aangegeven dat we het tijdelijke gegeven nu moeten continueren, zodat die mensen in sui generis de zekerheid hebben dat dat blijft bestaan en dat er geen vacuüm komt. Maar ten tweede moeten we ook goed analyseren wat de voor- en de nadelen zijn, want voor sommigen zou volledig zelfstandig zijn, en ook alles kunnen inbrengen qua onkosten, ook een interessant gegeven kunnen zijn, wat nu niet kan in sui generis.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat het inderdaad een understatement is dat er meer stoppers dan starters zijn. We moeten dat proberen tegen te gaan. Een van de manieren om dat te doen, is natuurlijk het verbeteren van het statuut. Daar werd al naar verwezen. Minister, kunt u ons dat rapport bezorgen? Dan kunnen wij dat ook inkijken. Dat is misschien gemakkelijker dan alles te overlopen.
Er zijn nog heel wat plaatsen in de kinderopvang, in de gezinsopvang, die niet bezet zijn. De plaatsen van die stoppers komen eigenlijk in een pot terecht, en die subsidie blijft in die pot hangen. Blijft u dat systeem zo aanhouden? Of gaat u veel sneller aandringen op het creëren van nieuwe plaatsen? Of gaat u dat geld dan investeren in nieuwe subsidies, zodat er toch meer plaatsen kunnen worden gecreëerd aan inkomenstarief?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik zal kijken of ik die evaluatie kan vrijgeven. Sowieso ga ik met de evaluatie naar de regering, want dat pilootproject loopt al zo lang en ik zou niet graag hebben dat de mensen plots tussen twee stoelen terechtkomen. Dat kan absoluut niet de bedoeling zijn.
Collega Dalle heeft inderdaad een overzicht gegeven van wat het zou kosten als je iedereen onder dat werknemersstatuut brengt. Ik heb in mijn eerste antwoord niet gezegd dat dat mijn intentie is. Sommigen willen het niet graag, maar ik erken absoluut dat je mensen ook voldoende vrijheid moet geven om zich te organiseren. Het is niet omdat je onder statuut A of statuut B zit, dat je slechter bent. Wat ik wel wil, is dat we het liefst allemaal evolueren naar 2. Qua kwaliteit en zo is dat goed. Ik heb daar ook een aantal voorbeelden van gegeven.
Voor mij kunnen er verdere stappen gezet worden naar dat werknemersstatuut. Dat moet nog besproken worden. Maar sowieso denk ik dat het goed zou zijn dat de evaluatie, zodra we langs de ministerraad gegaan zijn, vrijgegeven wordt. Dan kunnen we er hier ook een discussie over voeren. Ik zal bekijken of het sneller kan. Het hangt er een beetje van af wat het statuut van de evaluatie is. Ik moet dat intern bekijken. Maar dan kunnen we dat evengoed op de website zetten, zodat iedereen dat kan zien. Het is geen geheim document. Dat is een beleidsvoorbereidend document, zoals dat heet.
Als we die kwaliteit willen hebben, collega’s, zullen we sowieso altijd moeten blijven investeren. Persoonlijk gaat mijn voorkeur absoluut uit naar het verder uitrollen van dat werknemersstatuut. Ik heb dat hier al een aantal keren gezegd. Maar dat is ook voer voor verdere besprekingen en daar hangt een stevig prijskaartje aan. Collega Dalle heeft dat gezegd, en ik betwist dat ook niet.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het zou inderdaad heel goed zijn als we dat verslag zouden hebben, om te zien wat daaruit is gekomen. Dan moeten we ook de discussie ten gronde hier eens vormgeven. We hebben de onthaalouders ook echt wel nodig. We zien dat het aantal gestaag afneemt. Daar zijn ook redenen voor, maar we kunnen het ons niet permitteren dat er alsmaar meer stoppen, want we zien nu al dat we eigenlijk een tekort aan plaatsen hebben. We hebben iedereen in de sector absoluut nodig.
De vraag om uitleg is afgehandeld.