Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de aanpak van ondergewicht
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Ja, collega’s, u zult zich misschien afvragen waarom ik twee verschillende vragen? Wel, omdat ik vaststel dat er maatschappelijk heel veel aandacht is voor overgewicht. Mensen zijn daar heel sterk mee bezig, zoeken daar ook oplossingen voor. Je vindt gigantisch veel diëten en allerlei mogelijke vormen om iets aan je overgewicht te doen, maar ik stel vast dat ondergewicht toch ook iets is waar mensen mee worstelen, heel wat jongeren mee worstelen. Daar vind je veel minder info over, daar is veel minder aandacht voor, maar de impact – zowel maatschappelijk als op het vlak van gezondheid – is minstens even groot en in sommige gevallen zelfs nog groter. Vandaar, voorzitter en collega’s, dat ik daar twee aparte vragen over heb.
De eerste gaat inderdaad over overgewicht. Dat obesitas een uitdaging blijft, is een understatement. Ook in Vlaanderen kennen we verschillende personen die kampen met overgewicht. We spreken nog altijd van overgewicht als we een bodymassindex (BMI) hebben tussen 25 en 29,9. Bij een BMI tussen 30 en 39,9 spreken we van obesitas. En vanaf een BMI boven 40 spreken we van morbide obesitas.
Vanuit gezondheidshoek wordt niet alleen gesproken over BMI, maar zegt men dat ook buikomtrek en de mate waarin je beweegt een rol spelen. Wanneer we kijken naar cijfers van de gezondheidsenquête van Sciensano, die werd afgenomen in 2018, zien we dat 49,3 procent van de volwassen bevolking in dit land kampt met overgewicht en maar liefst 15,9 procent kampt met obesitas. Voor jongeren tussen 2 en 17 jaar gaat het respectievelijk om 19 procent – 2-jarigen: 19 procent!, een op de vijf – en bij de 17-jarigen 5,8 procent.
Uit de recente Atlas 2023 van de World Obesity Federation blijkt dat ruim de helft van de wereldbevolking in 2035 te zwaar of obees zal zijn. De helft! Dat komt ongeveer neer op vier miljard mensen wereldwijd. Deze cijfers tonen aan dat we niet alleen in Vlaanderen kampen met de problematiek, maar dat het toch iets is waar wereldwijd inspanningen rond moeten worden geleverd.
Om die obesitas en zwaarlijvigheid bij onze kinderen en jongeren aan te pakken, wordt federaal een strijdplan opgesteld. Het plan zal zich vooral richten op een snellere opsporing van overgewicht bij kinderen en een betere begeleiding. Sterker nog, de begeleiding bij jonge kinderen met overgewicht zal worden terugbetaald. Daarvoor wordt 10 miljoen euro voorzien op federaal niveau.
Minister, ik heb dan ook volgende vragen: zal er een nieuw onderzoek gebeuren naar obesitas bij kinderen en volwassenen door Sciensano of een andere organisatie? Want die cijfers zijn blijkbaar van 2018, toch vijf jaar geleden?
Werd of wordt u betrokken bij het ontwikkelen van dat federaal strijdplan tegen overgewicht en obesitas bij de jeugd? Onze jeugd passeert natuurlijk op regelmatige tijdstippen bij het CLB, waar dat toch in kaart wordt gebracht. Die gegevens hebben we. Ik vraag me af in welke mate u daarbij betrokken bent, aangezien preventie een Vlaamse bevoegdheid is.
Hoe kan er gewerkt worden aan een betere begeleiding en doorsturing vanuit de CLB’s en huisartsen bij jonge kinderen? Het is vooral die jongste groep waar we toch naar kijken – jong geleerd, oud gedaan.
Jonge kinderen zijn voor het eten afhankelijk van hun ouders. Zij spelen dus een belangrijke rol in het voorkomen van overgewicht. Op welke manier zal er ingezet worden op de betrokkenheid van de ouders in het voorkomen en aanpakken van overgewicht bij hun jonge kinderen?
We zien in de cijfers uit 2018 dat vooral volwassen personen kampen met overgewicht, nog iets meer dan die 2-jarigen. Op welke manier kunnen we nog meer preventief inzetten op volwassenen om hen te waarschuwen voor de gevolgen van overgewicht? Experts wijzen naar de werkwijze in Finland – waar we geweest zijn, maar niet bevraagd – om ook bij ons overgewicht aan te pakken. Welke elementen uit het preventieve beleid van Finland kunnen interessant zijn om ook in Vlaanderen toe te passen?
Mijn tweede vraag sluit daar ineens bij aan en die gaat over ondergewicht. Ik raad de collega’s echt aan om op zoek te gaan op Google en in te tikken: ‘dieet voor ondergewicht’. Dat is iets wat je nauwelijks gaat terugvinden. In de media en andere berichtgeving wordt – zoals blijkt uit mijn vorige vraag – heel veel aandacht gegeven aan overgewicht en obesitas, maar we moeten ook kijken naar ondergewicht. We spreken dan over een BMI lager dan 18,5. Ook deze vorm brengt ernstige gevolgen met zich mee, vooral bij jonge kinderen, zowel psychisch als sociaal.
Ondergewicht wordt gezien als een risico-indicator voor ondervoeding. Dan krijg je een tekort aan voedingsstoffen die op hun beurt weer zorgen voor het sterk achteruitgaan, spierafbraak, vertraagde wondgenezing, moeheid, futloosheid en een verhoogde kans op botbreuken. Ook sociaal zien we dan dat mensen – in het onderwijs, maar ook op het werk – uitvallen, omdat ze gewoon niet meer in staat zijn om normaal te functioneren.
Zoals ik daarnet al zei: als we dan gaan kijken naar afvalprogramma’s of gezonde eetprogramma’s, zijn die veelal gefocust op het overgewicht, op het terugdringen van suikers, op het terugdringen van vetten, op het terugdringen van eiwitten, maar dat is net hetgeen de mensen met ondergewicht wel nodig hebben. Over gewicht bijkomen vind je heel weinig. Veel mensen zijn ook niet bekend met de gevolgen en zelfs de gevaren van ondergewicht. Meer zelfs, zeker voor jonge kinderen is het zo dat als je gaat kijken naar de sociale media en daar sommige idolen ziet verschijnen, dan zijn die veelal heel erg mager, om niet te zeggen dat je je vragen kunt stellen in welke mate daar effectief van ondergewicht sprake is.
Minister, over het aantal personen met obesitas hebben we cijfers, ik wees er daarnet naar. Worden er ook gelijkaardige onderzoeken uitgevoerd en cijfers bijgehouden over personen die kampen met ondergewicht?
Zijn er campagnes die specifiek gericht zijn op personen met ondergewicht, ook wanneer deze niet te maken hebben met een psychische aandoening, gewoon in het kader van gezond leven?
Wordt ondergewicht bij kinderen voldoende opgevolgd, om ondervoeding en ook verwaarlozing te kunnen opsporen? Welke stappen worden hiervoor ondernomen?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, ik zal starten met een feit dat uit het leven gegrepen is. Enkele weken geleden was ik op bezoek in Ter Duinen, jullie kennen dat wellicht, dat is een centrum voor herstelverblijf. Daar kwam ik in de keuken – dat is belangrijk natuurlijk, overal waar je gaat, moet je langs de keuken passeren – en tot mijn verbazing zei men mij daar dat bij 10 procent van de mensen die binnenkomen niet overgewicht, maar ondergewicht het probleem is. Dat is zo bij mensen die al lang alleen wonen bijvoorbeeld, en die wat vereenzaamd zijn. Zij hebben dus hun keuken volledig moeten aanpassen, en daar staan nu – naast gezonde dieetrecepten – ook shakes om mensen aan te sterken.
Ze zeggen dat ondergewicht een probleem is dat er de laatste twee à drie jaar is bij gekomen. Mensen komen bijvoorbeeld om te herstellen na een heup- of knieoperatie, maar dan wordt er vastgesteld dat er veel meer aan de hand is. 10 procent, collega’s, 10 procent van de cases zijn mensen met ondergewicht als bijkomende problematiek. Omdat collega Daniëls vroeg of ik mij daar wel bewust van ben, of het niet allemaal te onderbelicht blijft. Het komt allemaal op dit ogenblik aan de oppervlakte.
In België en in Vlaanderen beschikken we over goede monitoringsinstrumenten die de gezondheid van onze bevolking meten. Een aantal van die instrumenten financieren we ook mee vanuit de Vlaamse overheid. De data, inclusief de parameter gewicht, worden in het preventief gezondheidsbeleid gebruikt voor de monitoring van de gezondheidsstatus, de prioriteitsstelling en de beleidsevaluatie. Ze geven inzichten in trends op het vlak van obesitas, maar ook voor ondergewicht.
Ik geef daar een voorbeeld van: Begin dit jaar startte Sciensano met de zevende Gezondheidsenquête. Dit meetinstrument wordt sinds 1997 met zekere regelmaat georganiseerd, en is gebaseerd op zelfrapportage. De Voedselconsumptiepeiling rapporteert sinds 2004 de voedings- en eetgewoonten van onze landgenoten. Ook andere thema’s, zoals bewegen en sedentair gedrag, worden bevraagd. Ik kan u melden dat elke dinsdagnamiddag nefast is voor onze gezamenlijke buikomtrek, denk ik. Zeker wegens het sedentair gedrag dat wij hier in hoge mate vertonen. Maar het onderzoek wordt op nationaal niveau georganiseerd.
Gegevens over de lengte en het gewicht van kinderen worden in Vlaanderen systematisch verzameld door de consultatiebureaus van Kind en Gezin bij kinderen van 0 tot 3 jaar, en door de CLB’s wordt het gemeten tijdens vijf periodieke contactmomenten bij kinderen van 3 tot 15 jaar. Iedereen herinnert zich waarschijnlijk nog die momenten bij de CLB’s, die toen nog een andere naam hadden voor velen onder ons.
Dan kom ik tot uw tweede vraag over het federale strijdplan. Mijn administraties zijn betrokken bij de interadministratieve werkgroep ‘Zorgpad Obesitas’ in het kader van het interfederaal plan geïntegreerde zorg. Onze partnerorganisatie Eetexpert participeert in de hierbij horende werkgroep.
Als overgewicht of obesitas wordt vastgesteld, stelt Kind en Gezin altijd een vervolgcontact voor aan de ouders. Tijdens dat vervolgcontact wordt dieper ingegaan op de problematiek, er wordt informatie verzameld – zoals de medische en de familiale antecedenten, de motivatie, en de emotionele impact – zodat een goede klinische inschatting kan worden gemaakt, en de wenselijkheid van verdere doorverwijzing naar gespecialiseerde hulpverleners kan worden besproken.
Het vervolgcontact wordt ook voorgesteld als ondervoeding wordt vastgesteld, of als blijkt dat de groei-index, of de bodymassindex, een grote sprong opwaarts maakt ten opzichte van een eerdere meting. Ouders zijn uiteraard vrij in hun keuze om in te gaan op de uitnodiging voor zo’n vervolgcontact, ze kunnen ook hun eigen arts consulteren, maar bij signalen van eventuele verwaarlozing wordt via het CLB en Kind en Gezin een aanklampend traject gestart, en wordt met de ouders in gesprek gegaan.
Om de CLB’s te ondersteunen is er een richtlijn ‘Standaard Gewicht’ ontwikkeld door de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg (VWVJ) en Eetexpert. Hierbij is er ook aandacht voor groei, en ondersteunende communicatie aan de weegschaal bij de CLB’s. Voor huisartsen heeft Eetexpert een stappenplan ontwikkeld voor het inschatten en begeleiden van kinderen met overgewicht.
Dan kom ik tot uw vierde vraag. Binnen de beheersovereenkomst met het Vlaams Instituut Gezond Leven (VIGES) en Eetexpert, worden preventiemethodieken geïmplementeerd die de betrokkenheid van ouders versterken. Onze partnerorganisaties baseren zich hiervoor op de nieuwste internationale richtlijnen, zoals de voedingsdriehoek, de methode actieve kinderopvang, Oog voor Lekkers, materialen en vormingen voor intermediairs rond de ouders. Ook start Eetexpert op korte termijn een training van een nieuwe groep diëtisten, die kinderen met obesitas in de thuisomgeving gericht gaan ondersteunen. Daarnaast ondersteunt Eetexpert ook dagelijks ouders die hulp zoeken voor hun kind met obesitas, via hun helpdesk.
Uw vijfde vraag vind ik nu wel een belangrijke. Internationaal pleit men ervoor om niet te focussen op gewicht, bij onder- en overgewicht, zonder comorbiditeiten, maar op het uitbouwen van een gezonde leefstijl. Dat zou veel meer impact hebben op de leefstijlstatus, dan louter de focus op het gewicht. Het is beter op te volgen hoe het gewicht evolueert in functie van de groei en hoe iemand leeft. Via de gezondheidsdoelstelling ‘De Vlaming leeft gezonder tegen 2025’ zetten we in op die opvolging. We kiezen ook voor een aanpak in een aantal settings.
We werken binnen het project rond procesbegeleiding in zorg en welzijn ook aan de preventie van ondervoeding bij ouderen. In Finland, waar de gelukkigste mensen van de wereld … (Opmerkingen)
Of de meest tevreden mensen ... (Opmerkingen)
Het is die Finse werkwijze die wij ook in Vlaanderen als leidraad nemen, gebaseerd op ‘Health in All Policies’. Het beleid van Finland wil ook inzetten op een gezonde schoolomgeving, werkomgeving, buurt, vrijetijdsomgeving en infrastructuur. Een aantal zaken is bij ons vooraan op de agenda geraakt. Ten eerste beschikken we over zorgverleners binnen Kind en Gezin en de CLB’s die onze kinderen en jongeren kosteloos ondersteunen en opvolgen. Wij bieden ook gratis fruit en groente en waterkraantjes aan, waarmee we wel mooie resultaten boeken, maar in Finland en Zweden doen ze dat al meer dan zestig jaar. We zijn dus iets minder lang bezig.
Het beweegaanbod, collega's, wordt op school en in de vrije tijd gestimuleerd en uitgebreid. Wij hebben de Bewegen op Verwijzing-coaches, maar wanneer het over beweging gaat is er nog enorm veel werk aan de winkel. En ik kijk trouwens ook naar deze commissie. Samen met mijn collega Benjamin Dalle, maakten we afspraken met de voedingsindustrie in het begrenzen van de reclame voor ongezonde voeding bij kinderen en jongeren. We ondersteunen alle vindplaatsen van jongeren, om een specifiek beleid uit te bouwen zoals Gezonde School, maar ook in de gemeente of sportclub. De loco-regionale gezondheidsoverleggen en organisaties (Logo’s) zijn daar ook concreet bij betrokken. De gezonde keuze is dus niet altijd de gemakkelijkste. We zijn ermee bezig, maar er is nog veel werk aan de winkel. Dat erken ik absoluut.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ja, ik behandel mijn twee vragen in één keer. Dat lijkt mij handiger, collega’s. Ik merk enthousiasme bij collega Verheyen.
Ik wil nog twee zaken aanhalen. Ten eerste, minister, uit uw antwoord en uit de lengte ervan blijkt dat er inderdaad, ook in de maatschappij, veel meer aandacht is voor overgewicht en voor maatregelen op dat vlak. De 10 procent in Ter Duinen waarover u het had, vind je ook terug in onze maatschappij. Ik stel vast dat sommige mensen met overgewicht beginnen aan een dieet, maar dat het soms doorslaat richting ondergewicht. Ik stel vast dat een aantal kinderen en jongeren zich door wat ze zien op sociale media heel hard focussen op ondergewicht.
Met deze vraag wilde ik graag beide kanten aanhalen. Het is inderdaad juist, minister, dat overgewicht niet alleen over voeding gaat, maar ook over een gezonde levensstijl en over bewegen. U hebt daarop geantwoord. U zegt ook dat we dat van zeer nabij opvolgen, bijvoorbeeld in de CLB’s en dergelijke, maar ook op websites. Ik wil er toch nog eens op wijzen dat diëten voor mensen met ondergewicht zeer moeilijk te vinden zijn. We stellen vast dat de kinderen en jongeren die daarmee worden geconfronteerd zich heel alleen op de wereld voelen. Ik stel vast dat in de kinderpsychiatrische diensten (K-diensten) voor jongeren met psychische problemen ondervoeding een van de moeilijkste zaken is om te behandelen. Dat is echt een van de lastigste zaken om te behandelen. Minister, ik wil dan ook nog de oproep doen om daar minstens evenveel aandacht aan te schenken. We moeten jongeren duidelijk maken dat hoe ze zijn oké is en dat ze moeten proberen om bepaalde modellen die aan ondergewicht lijden en online verschijnen niet als ideaalbeeld te beschouwen, want dat is echt nefast voor die jongeren. Ik merk dat ouders daar echt met de handen in het haar zitten.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik wil hier graag even op ingaan. We hebben in het regeerakkoord duidelijk gezegd dat we naar geïntegreerde coachingprogramma’s moeten gaan. Want het gaat inderdaad niet enkel over eten of bewegen, maar ook over slaap en stress, omdat die zaken mekaar allemaal versterken.
U zegt dat we inzetten op het project Bewegen Op Verwijzing. Mijn vraag is of er nog zulke geïntegreerde coachingprogramma’s komen. Dat lijkt mij heel belangrijk.
Ten tweede is het vaak zo dat men zegt – dat hebben we ook gezien tijdens corona – dat mensen zouden verdikken omdat ze onvoldoende bewegen en meer eten. Maar dat kan inderdaad net omslaan in het feit dat mensen enorm beginnen te letten op hun eten en naar een ondergewicht evolueren. We zien dat genoeg bij jongeren via de sociale media. Als je Instagram nog maar opent, weet je het al. Dat moet je zeker meenemen, maar vooral het geïntegreerde aspect, omdat je nooit iets individueel, opzichzelfstaand kunt bekijken. Het is altijd een samenspel van verschillende zaken.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik ben het eens met de laatste opmerking van collega Saeys – en ook met andere zaken, hoor – : vaak is het een samenhang van diverse zaken. Ik heb geprobeerd aan te tonen dat de aandacht voor ondergewicht stijgend is. Er is nog altijd meer obesitas dan ondergewicht, maar voor mij is het allerbelangrijkste het focussen op een gezonde levensstijl. Want jullie verwijzen nu naar mensen die starten met diëten en niet kunnen stoppen, maar er zijn er ook heel veel die starten met diëten, stoppen en weer omhooggaan – de jojo’s – en dat is ook niet gezond. In alle campagnes is het van belang om die gezonde levensstijl te promoten. Probeer zo stabiel mogelijk te blijven in je gewicht. (Opmerkingen)
Wel, ik heb om een schorsing gevraagd straks om weer de trap naar beneden te kunnen nemen, want ik zit hier alweer zo lang en dat is echt een drama voor mijn rug. (Opmerkingen)
Ik neem jullie opmerkingen ter harte.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, voorzitter, minister, ik concludeer inderdaad dat er een stijgende aandacht is voor ondergewicht, waarvoor dank. We blijven obesitas opvolgen, maar vooral een gezonde levensstijl is belangrijk. Toch wil ik, zoals ik daarnet al heb gedaan, pleiten voor aandacht voor ondergewicht, ook op sociale media, ook voor jongeren, ook in de beeldvorming. Dit is ook een oproep aan de media. Als ik sommige rappers bij Ketnet zie, dan stel ik mij daar vragen bij. We moeten dat beeld juist zetten. Een gezonde levensstijl leidt tot een gezond gewicht en dat is geen overgewicht, maar ook geen ondergewicht. Ik dank u.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.