Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de groeiende knelpuntberoepenlijst
Vraag om uitleg over de toenemende knelpuntberoepenlijst en het opleidingsaanbod
Vraag om uitleg over de toeleiding naar knelpuntberoepen
Verslag
Elk jaar opnieuw een lijst, en elk jaar opnieuw een hele reeks vragen over diezelfde lijst, minister. De knelpuntenberoepenlijst is gepubliceerd, en geeft een goede indicatie voor werkzoekenden waar de grootste kansen liggen op werk. Het is dus een belangrijk document. Dit jaar gaat het over maar liefst 234 beroepen, 27 meer dan vorig jaar. In de top 10 van zwaarste knelpuntberoepen blijft verpleegkundige bovenaan staan, waar we het deze morgen nog over hadden. Daarnaast zijn beroepen uit de bouwsector, schoonmaak en verschillende technische functies moeilijker dan andere invulbaar. Om de vacatures voor knelpuntberoepen in te vullen, trekt VDAB volop de kaart van opleidingen en werkplekleren.
Met een extra aan 27 nieuwe knelpuntberoepen staat de teller in 2023 ondertussen op 234 beroepen. Er is een tekort aan geschikte en geschoolde profielen. De oorzaak zit onder andere bij de vergrijzing, en de krappere arbeidsmarkt die daaruit voortvloeit.
Maar de oorzaak van het knelpunt ligt niet alleen bij een tekort aan kandidaten. De complexiteit van de job, de specifieke arbeidsomstandigheden en/of de kloof tussen de verwachtingen van werkgevers en kandidaten kunnen een vlotte invulling van de vacatures bemoeilijken.
VDAB zet in op opleidingen en werkplekleren om knelpuntberoepen aan te pakken. De meest recente cijfers die ik terugvond – van oktober 2021 tot september 2022 – geven aan dat 16.940 werkzoekenden een knelpuntopleiding via VDAB volgden. Omdat knelpuntopleidingen erkend zijn door VDAB, kunnen werkzoekenden deze opleidingen gratis volgen. Ze behouden hun uitkering en VDAB komt tussen in de onkosten voor vervoer en kinderopvang.
Die 17.000 cursisten volgden samen 27.439 knelpuntopleidingen. Vaak gaat het om een combinatie van een voorbereidende opleiding en een beroepsopleiding. In andere gevallen kunnen modules ook los van elkaar gevolgd worden. De meest populaire opleidingen uit de top 10 van knelpuntberoepen zijn die voor bestuurder trekker-oplegger, verpleegkundige en schoonmaker bij mensen thuis.
Vandaar een aantal vragen, minister. Hoe evalueert u de evolutie op de knelpuntberoepenlijst? Zijn er beroepen verdwenen? Op welke manier wordt gewerkt aan de instroom voor de 27 nieuwe officieel erkende knelpuntberoepen? We hebben 27 beroepen die voor het eerst op de lijst staan. Wordt daar nieuw beleid rond gevoerd? Worden nieuwe opleidingen gecreëerd? Wordt met de betrokken sector een specifiek plan opgemaakt om het knelpuntkarakter van de betrokken beroepen aan te pakken?
Hoe evalueert u de door VDAB en partners georganiseerde knelpuntopleidingen, zowel kwantitatief als kwalitatief? Welke opleidingen kennen een hogere of lagere instroom, slaagpercentage, doorstroom naar werk, en dergelijke meer? Welke opleidingen scoren goed inzake doorstroom naar het betrokken beroep? En welke slecht? Hoe wordt hierop ingespeeld?
Slagen we erin om mensen die geen uitkeringsgerechtigd werkzoekende zijn, toe te leiden naar knelpuntopleidingen? Hoeveel van de 17.000 cursisten zijn bijvoorbeeld leefloners, RIZIV-gerechtigden (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) of andere mensen die inactief zijn op de arbeidsmarkt? Hoe kunnen we dit bereik, specifiek gericht op knelpuntopleidingen, verder verhogen? En ten slotte: kunt u meer toelichting geven bij de voorziene knelpuntenpremie uit het VESOC-akkoord (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) ‘Iedereen nodig, iedereen mee’? Hoe en wanneer wordt die operationeel?
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u voorzitter. Ik moet zeggen dat het niet gemakkelijk is om na uw uitvoerige toelichting en vragen nog iets extra te vinden. Dat is op zich ook een knelpunt geworden. (Gelach)
Maar toch een poging. U hebt natuurlijk al heel veel cijfers gegeven, dus ik zal ze niet allemaal herhalen. Maar het is wel opvallend: een op drie van alle beroepen in Vlaanderen is een knelpuntberoep. 36 procent, dus eigenlijk nog iets meer dan een op drie. Dat is toch wel een teken aan de wand. Dat stijgt inderdaad. De lijst wordt elk jaar langer. Een op drie is nu al een knelpuntberoep, en dat is iets dat we echt in de gaten moeten houden, want het betekent niet enkel inkomensverlies voor werkgevers, en eigenlijk ook welvaartsverlies voor ons allemaal, als we een vacature niet ingevuld krijgen, maar het is ook iets dat zorgt voor extra werkdruk voor zij die vandaag wel aan het werk zijn, en die dus zien dat een vacature voor een potentiële collega niet ingevuld geraakt. Ik denk dat we echt alles uit de kast moeten halen om daaraan tegemoet te komen.
Daarom, minister, zal ik me beperken tot mijn vragen. Welke conclusies trekt u uit de nieuwe toename van het aantal knelpuntberoepen, en dan specifiek met betrekking tot de werking van VDAB, naar zowel de activering van werkzoekenden als het bereiken van inactieven toe? Ten tweede, wordt er berekend welke de economische impact en de algemene impact op onze welvaart is van het toenemend aantal knelpuntberoepen? Hoe denkt u, minister, die problematiek aan te pakken? Welke rol zal hierbij de versterking van het principe ‘werken moet lonen’ spelen, en op welke manier wilt u dit verder vorm geven, minister? En ten slotte: zult u de knelpuntenproblematiek aankaarten in het overleg met uw federale en gewestelijke collega’s om dit probleem globaal aan te pakken?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Voorzitter, ik ga mijn inleiding overslaan. De N-VA-fractie is ook bezorgd over de knelpuntberoepenlijst en de gevolgen voor de arbeidsmarkt.
Ik ga mijn vragen stellen. Minister, hoe evalueert u deze nieuwe lijst met knelpuntberoepen?
Op basis waarvan worden nieuwe beroepen toegevoegd aan deze lijst? Hoe wordt een onderscheid gemaakt tussen de toegankelijkheid van een beroep, namelijk diplomavereisten en opleidingsvoorwaarden?
Wat is de stand van zaken van de ambities uit het VESOC-akkoord met betrekking tot de knelpuntberoepen en -opleidingen? Hoe wordt het opleidingsaanbod beter afgestemd op de knelpuntberoepen? Wat is de stand van zaken om knelpuntopleidingen aantrekkelijker te maken?
Hoe kan er beter worden samengewerkt met het onderwijs om meer te focussen op de STEM-richtingen (Science, Technology, Engineering, Mathematics) en de knelpuntberoepen?
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Voorzitter, ik ga er iets nieuws aan toevoegen, op basis van de schriftelijke vraag nummer 178 van mijn voorgangster mevrouw Gennez. Op de vraag hoeveel langdurig werkzoekenden er in het verleden slaagden voor minstens één knelpuntgerichte opleiding, kon VDAB echter niet antwoorden. Er wordt blijkbaar geen onderscheid gemaakt tussen knelpunt- en andere opleidingen, en ook geen onderscheid tussen knelpunt- en andere vacatures. Door de enorme krapte op de arbeidsmarkt vind ik dat een bijzonder antwoord. Ik had verwacht dat VDAB ook in haar beleid de focus op knelpuntberoepen zou doortrekken. Ook op de vraag hoeveel langdurig werkzoekenden minstens één sollicitatieopdracht kregen voor een knelpuntvacature, kon men niet antwoorden. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen het oriënteren richting knelpuntberoep of een andere vacature.
Minister, zult u VDAB vragen voortaan te monitoren hoeveel langdurige werkzoekenden en werkzoekenden in het algemeen slagen voor een knelpuntopleiding en hoeveel er een sollicitatieopdracht krijgen voor een knelpuntvacature?
Wat is de reden dat die verschillen vandaag niet worden bijgehouden en in het bijzonder dat de slaagcijfers voor knelpuntopleidingen niet worden bijgehouden? Ik vind het opvallend in de algemene cijfers dat VDAB bijvoorbeeld niet kijkt naar slaagcijfers van opleidingen. Als men mensen oriënteert naar een opleiding, zou ik verwachten dat men de succesratio daarvan bijhoudt.
De voorzitter verwees al naar de knelpuntpremie. Welke indicaties hebt u dat de knelpuntpremie wel degelijk meer mensen zal doen kiezen voor een knelpuntberoep?
Hoe denkt u meer werkzoekenden toe te leiden naar een knelpuntberoep?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, twintig vragen over een thema dat jaarlijks terugkeert en dat belangrijk is om kort en zeer goed op te volgen. Het is dan ook een belangrijk instrument.
De lijst wordt onder andere gebruikt voor de erkenning van opleidingen en het toekennen van vrijstellingen voor werkzoekenden. Belangrijk om vooraf mee te geven, is dat de knelpuntberoepenlijst een prioriteitenlijst is: een lijst van beroepen waarvoor werkgevers de grootste problemen ondervinden bij het invullen van hun vacatures. Dit wil echter niet zeggen dat alle vacatures voor niet-knelpuntberoepen zonder problemen in te vullen zijn, gelet op de krapte.
Het cijfer is genoemd: 234 knelpuntberoepen in 2023. Binnen de top 10 staat verpleegkundige net zoals vorig jaar, op 1. Maar ook de zoektocht naar technisch geschoold personeel blijft een grote uitdaging. Er zijn ook enkele nieuwkomers in de lijst, bijvoorbeeld maatschappelijk werker, hotelreceptionist en podiumtechnicus. Bijna 40 procent van alle beroepen hebben vandaag een knelpuntkarakter, een heuse ‘knelpunteconomie’ als het ware.
De toename van het aantal knelpuntberoepen heeft verschillende oorzaken. Door de vergrijzing is er een grote groep werknemers aan het uittreden, wat een grote impact heeft op de vraag naar werknemers. Er is dus een kwantitatief tekort. Er is ook een kwalitatief aspect: gebrek aan ervaring, gebrek aan talenkennis, onvoldoende soft skills en skills. Er liggen dus zowel kwalitatieve als kwantitatieve oorzaken aan de basis van de lange lijst. Daarnaast zijn er ook specifieke arbeidsomstandigheden een struikelblok bij het invullen van de vacatures.
Het aanpakken van de knelpuntberoepenlijst is een collectieve verantwoordelijkheid. Zowel vanuit het onderwijs, de sectoren als de bedrijven zelf. Maar ook voor VDAB is er een heel belangrijke rol weggelegd.
Er moet voldoende aanbod zijn op het vlak van opleidingen in eigen beheer of bij partners. Zo kan ik verwijzen naar de cijfers van 2022. Er werden ongeveer 27.000 knelpuntopleidingen gevolgd door bijna 17.000 cursisten. Er werden ook maar liefst 145.000 online opleidingen gestart. Met het Vlaams werkgelegenheidsakkoord voorzien we daarbovenop in een groeipad voor knelpuntopleidingen van twee keer 5 miljoen euro.
De nieuwe werkgeversbenadering van VDAB wordt versneld uitgerold. Daarmee worden werkgevers proactief benaderd om samen met expertenteams hun vacatures in te vullen. Bedrijven wordt ook gewezen op de mogelijkheden van bijvoorbeeld mobiel opleiden of werkplekleren. Wat betreft dat tweede maakten in 2022 alvast 16.300 werkgevers gebruik van werkplekleren.
Meer dan ooit wordt ook ingezet op het actief en consequent toeleiden en bemiddelen. We doen dit streng maar rechtvaardig.
Uiteraard moeten we ook verder kijken dan de huidige pool van werkzoekenden willen we de krapte op de arbeidsmarkt aanpakken. Met het werkgelegenheidsakkoord trokken we dan ook volop die kaart. Hierover zo dadelijk nog iets meer. Daarnaast zijn er ook bredere maatregelen die hierop inspelen. Denk maar aan de jobbonus, de versterkte samenwerking tussen VDAB en partners, de re-integratietrajecten voor langdurig zieken, het individueel maatwerk en het lokale arbeidsmarktbeleid.
Collega Claes, zoals ook toegelicht naar aanleiding van de vraag om uitleg van collega De Roo rond het tekort aan cybersecurityexperten, gebeurt het opstellen van de knelpuntberoepenlijst in drie stappen. Ten eerste: een statistische analyse op basis van de VDAB-vacaturedatabank. Ten tweede: de potentiële lijst wordt voorgelegd aan VDAB-experten; daarna wordt de lijst besproken met de relevante sectororganisaties. Ten derde: de beslissing over de definitieve lijst wordt genomen op basis van de verzamelde informatie.
In 2023 werden twee knelpuntberoepen van de lijst gehaald. Het gaat om industrieel schilder en stoffeerder.
Collega Ongena, u stelde de vraag naar de economische impact en algemene impact op onze welvaart van het toenemend aantal knelpuntberoepen. Hierover zijn er geen concrete cijfers ter beschikking. Ik wil dat toch wel duiden. Ik moet u niet vertellen dat indien we onze groei en welvaart willen garanderen in de toekomst, er uiteraard meer handen nodig zullen zijn en meer mensen zullen moeten worden gevonden voor de vele vacatures. ‘Human capital’-strategie is meer dan ooit een speerpunt in het sociaal-economisch beleid.
Zoals u terecht opmerkt, kan de jobbonus een belangrijke rol spelen om mensen te overtuigen de stap richting arbeidsmarkt en knelpuntberoepen te zetten. Zo weten we bijvoorbeeld dat maar liefst 99 procent van de mensen in de dienstenchequesector, toch wel een knelpuntsector bij uitstek, recht hebben op de jobbonus.
De knelpuntproblematiek is inderdaad een uitdaging die ons over de gewestgrenzen heen treft. Met het Vlaams werkgelegenheidsakkoord hebben we de ambitie gezet om jaarlijks 2000 extra Brusselaars en 2000 extra mensen uit Wallonië te overtuigen de stap naar een knelpuntvacature in Vlaanderen te zetten.
Ten aanzien van de Federale Regering weet u dat we vanuit Vlaanderen al lang vragende partij zijn om het begrip beschikbaarheid voor werkzoekenden zelf te mogen invullen. Dat is een belangrijke vraag om de bemiddeling in Vlaanderen te kunnen versterken.
Collega’s Verbeurgt en Bothuyne, ik ga verder met de vragen rond knelpuntopleidingen. VDAB beschikt inderdaad over een rapportering van de sollicitatieopdrachten die worden gegeven aan langdurig werkzoekenden. Die rapportering focust zich niet op uitstroom naar knelpuntvacatures, maar geeft wel een beeld weer van de verschillende sollicitatieopdrachten voor alle vacatures in zijn geheel.
Ik kom tot de vraag naar het aandeel gestarte beroepsgerichte opleidingen met een knelpuntaanduiding door werkzoekenden, collega Bothuyne. Dat lag in 2022 rond 77 procent. Dat zijn de cijfers die beschikbaar zijn tot en met Q3 vorig jaar. De instroom lag het hoogst bij opleidingen in de socialprofitsector. Het percentage beëindigde knelpuntopleidingen met een positief resultaat lag in 2022 rond 78 procent. Ook hier zijn de cijfers beschikbaar tot Q3 vorig jaar. Het uitstroompercentage naar werk na het beëindigen van een opleidingscluster waarbij de hoofdopleiding een knelpuntopleiding is, ligt in 2022 rond 68 procent. De hoogste uitstroompercentages worden teruggevonden onder de sectoren hout, bijna 90 procent, metaalconstructie, 84 procent, toezicht en veiligheid, 82 procent, en onderwijs, 77 procent. We kunnen dus toch wel zeggen dat het verhaal rond die knelpuntopleidingen werkt.
De doorstroom van een opleiding naar het desbetreffende knelpuntberoep wordt niet standaard gemonitord. Op het moment van de bevraging was 82 procent van de ondervraagden aan het werk. Bijna 93 procent van de ex-cursisten die aan het werk zijn, geeft aan dat de opleiding hen toch wel heeft geholpen om een job te vinden.
Dan was er de vraag specifiek over STEM. Collega Claes, zoals ik reeds aangaf, is samenwerking met het onderwijs een heel belangrijke factor om de knelpuntberoepenlijst aan te pakken. Specifiek wat STEM betreft, werkt VDAB mee aan het actieprogramma dat werd gekoppeld aan de STEM-agenda 2030.
Collega Bothuyne, wat de verdeling naar werkzoekendencategorie in de groep van de 17.000 cursisten betreft: in de periode van oktober 2021 tot en met september 2022 zijn 2218 vrij ingeschreven werkzoekenden met een knelpuntopleiding gestart. Hieronder schrijven onder meer ook niet-uitkeringsgerechtigde niet-beroepsactieven zich in. In dezelfde periode hebben 860 werkzoekenden zich ingeschreven voor een knelpuntopleiding die ten laste zijn van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW), en 557 klanten die ten laste zijn van het RIZIV. Ook zijn er 520 deeltijds werkenden die met een knelpuntopleiding zijn gestart in dezelfde periode, alsook 197 werknemers in opzegging of met verbrekingsvergoeding. In totaal zijn dat dus meer dan 3600 werkzoekende niet-beroepsactieven die de stap hebben gezet om een knelpuntopleiding te volgen.
Tot slot focus ik graag nog even op een belangrijke maatregel uit het werkgelegenheidsakkoord: de knelpuntopleidingspremie. Die krijg je bij het begin van de opleiding, bij het slagen in de opleiding en na een aantal maanden te hebben gewerkt. De specifieke modaliteiten zullen verder worden uitgewerkt. Het is de bedoeling om op 1 september van dit jaar te kunnen starten.
Minister, dank u wel. Het zijn heel veel gegevens. Ik zal er nog een aantal zaken uit halen. Het is goed dat er wordt ingezet op knelpuntopleidingen. Ik ben enigszins positief verwonderd over het feit dat al 3600 van de 17.000 niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden zijn, dus vrij ingeschreven bij het RIZIV of OCMW-cliënten, hoewel er daar ongetwijfeld nog veel meer potentieel zit. In de samenwerkingsovereenkomsten die u hebt met lokale besturen, kan er, denk ik, ook een opportuniteit worden gevonden om de toeleiding vanuit die groep richting knelpuntopleidingen nog te versterken. Hetzelfde geldt voor de RIZIV-cliënten en eventuele anderen die nog niet op de VDAB-radar zouden staan.
We hebben vanmorgen een hoorzitting gehad over individuele beroepsopleidingen (IBO’s) als instrument, over opleiding en vorming op de werkvloer. Ook daar zit allicht nog wat potentieel in, met de hervorming die ook vanuit VDAB wordt voorbereid om dat instrument nog beter in te zetten om opleiding op de werkvloer mogelijk te maken en op die manier knelpuntvacatures in te vullen. Het feit dat er heel veel knelpuntopleidingen worden georganiseerd, is op zich goed. Ik denk dat die 27 nieuwe knelpuntberoepen die op uw lijst staan, eigenlijk ook allemaal zouden moeten worden voorzien van een nieuw en versterkt opleidingsaanbod vanuit VDAB en zijn partners, om op die manier zo kort mogelijk op de bal te spelen. Ik hoop dus dat dat ook de bedoeling is.
Ik noteer dat we nog even wachten, tot 1 september, wat het aanvragen van de knelpuntpremie betreft.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de antwoorden. Ik heb nog twee dingen. Er is de knelpuntpremie, waarnaar ook collega Bothuyne verwees. Ik heb genoteerd dat die er vanaf 1 september is. Tenzij ik het verkeerd heb begrepen, want het waren opeens heel veel percentages op heel korte tijd, heb ik gehoord dat 68 procent van hen die een knelpuntopleiding hebben gevolgd, ook daadwerkelijk doorstromen naar een knelpuntvacature. Het waren veel percentages, dus ik vraag het maar even.
Ik heb er in het verleden ook al een paar keer op gewezen, toen we het over de knelpuntpremie hadden, dat we er echt over moeten waken dat men niet enkel de knelpuntopleiding volgt, maar ook daadwerkelijk een knelpuntvacature invult. U zegt dat de modaliteiten nog moeten worden bekeken. Ik hoorde toch in uw uitleg dat men ook gaat kijken naar een aantal maanden aan het werk, maar wil iets meer zekerheid dat ook daadwerkelijk zal worden meegenomen in het uitwerken van de knelpuntpremie dat men daadwerkelijk een knelpuntvacature invult. Anders laten we kansen liggen, denk ik.
Twee, richting interregionale mobiliteit kijkende, weet ik dat de federale overheid onlangs een KB heeft goedgekeurd dat twee nieuwe stimulansen voorziet voor langdurig werklozen. Ze kunnen namelijk een gedeeltelijke en tijdelijke voortzetting van hun werkloosheidsuitkering krijgen, als zij ofwel een knelpuntberoep innemen, ofwel in een onderneming of instelling gaan werken in een andere regio. Daar is mijn vraag: in welke mate is deze maatregel versterkend? Kan dat voor Vlaanderen ook nuttig zijn? Ik koppel daar ook direct het volgende aan: met Brussel hebben we ondertussen een samenwerkingsovereenkomst rond interregionale mobiliteit. Hoe zit dat met Wallonië?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Dank u wel voor het zeer uitgebreide antwoord. Het is duidelijk dat we in bijzondere omstandigheden zitten. Wekelijks zeggen we hier in de commissie dat de arbeidsmarkt in brand staat en dat we dringend maatregelen moeten nemen. We beseffen natuurlijk ook dat dit geen evidente opdracht is in het kader van die knelpuntberoepenlijst.
Het is duidelijk dat op verschillende sporen moet worden gewerkt en naar een oplossing moet worden gezocht. Anders zal het gewoon onoplosbaar zijn. Elk jaar stijgt de lijst en gaan er kansen verloren. Mensen moeten de kans hebben om aan het werk te geraken, om werk te krijgen en de welvaart hier in Vlaanderen in stand te houden.
Ik heb een suggestie. We zouden op korte termijn eens een analyse moeten maken, minister, of onze instrumenten voldoende aangepast zijn aan deze nieuwe omstandigheden. Ik denk bijvoorbeeld aan het volgende. Is het nog verantwoord om in deze kritieke tijden de vervroegde uittreding op de arbeidsmarkt te stimuleren? Kunnen we ons op de Vlaamse arbeidsmarkt ongeschoolde jongeren, die van de schoolbanken komen zonder kwalificaties, permitteren? We moeten gewoon alles inzetten om er zeker van te zijn dat die knelpuntberoepen worden ingevuld, om er zeker van te zijn dat we die werklozen, langdurig zieken, leefloners, ook de niet-beroepsactieven, zo goed mogelijk proberen in te schakelen.
U sprak van de positieve resultaten na de knelpuntopleidingen. Ik hoop dat u dat cijfer kunt bevestigen en kunt aangeven hoe groot het percentage van de uitstroom was. Maar ik denk anderzijds dat we ook moeten kijken naar de mogelijkheid om werknemers te herscholen naar een knelpuntfunctie. Daar kunnen we op twee sporen werken, via levenslang leren.
Nu, ik ga even een zijsprongetje maken. Ik heb vernomen dat VDAB experimenteert met een cv-databank waarin werkgevers kunnen zoeken naar kandidaten. Vind een werknemer. Maar er zou ook geëxperimenteerd worden met ‘open hiring’ als nieuwe rekruteringstechniek. Dat is een manier om, zonder sollicitatiegesprek of cv, aan te slag te kunnen gaan bij een werkgever. Alleen de motivatie en het enthousiasme van de kandidaat om bij te leren spelen daarbij een rol. Opleiding en ervaring spelen minder een rol. Mijn bijkomende vraag is, minister: wat zijn de resultaten van die cv-databank en het experimenteren met open hiring?
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Dank, minister, voor uw antwoord. Heb ik het goed begrepen dat de cijfers die u aanhaalde in tegenspraak zijn met het antwoord op de schriftelijke vraag dat VDAB geen onderscheid maakt tussen toeleidingen naar knelpuntopleidingen? U geeft wel cijfers aan. Mogelijk ligt dat in het feit dat er cijfers zijn opgevraagd voor langdurig werkzoekenden en dat daar geen onderscheid wordt gemaakt. Heb ik dat goed begrepen?
Nu, meer algemeen: u weet wellicht nog dat mijn voorgangster, mevrouw Gennez, een resolutie rond toeleiding naar knelpuntberoepen heeft neergelegd. Ik verwijs daar graag naar omdat ik denk dat daar elementen in zaten die vandaag nog steeds zeer relevant zijn. Ten eerste, voldoende cijfermateriaal en goede analyses bij VDAB, maar ook de nood aan een breder actieplan wat betreft de toeleiding naar knelpuntberoepen. Ik was het voor een stuk eens met collega Claes toen ze zei dat we het breed moeten bekijken. Ik denk inderdaad dat we moeten kijken naar de opleidings- en competentiesmismatch, maar ook het bredere kader. Waarom geraken mensen soms niet op een werkplaats? Wat ontbreekt voor hen om aan de slag te kunnen gaan in een bepaald beroep of in een bepaald bedrijf? Is de mobiliteit gegarandeerd? Zijn bedrijven toegankelijk? Is er voldoende kinderopvang? Als we bijvoorbeeld kijken naar mensen in de poetshulp, dan is flexibele kinderopvang een heel essentieel gegeven. Poetshulpen die vroeg in de ochtend beginnen moeten hun kind naar de kinderopvang kunnen brengen. Dat soort elementen moeten daar ook in meegenomen worden.
En dan is er nog een derde element daarbij: we moeten toch goed kijken of de knelpuntsectoren ook voor een deel niet veroorzaakt worden door een grote uitval in diezelfde sectoren. We moeten daar de match maken tussen werkbaar werk en knelpuntberoepen, en dus ook echt werk maken van een retentiebeleid, waarbij we zorgen dat mensen binnen die sectoren die nu als knelpunt gelabeld worden, aan de slag blijven.
Mijn vraag is: zult u deze legislatuur nog een groot alomvattend actieplan uitwerken? Ziet u daar de nood van in, of denkt u dat de huidige maatregelen, die de regering op stapel heeft staan, voldoende zijn om een antwoord te geven op de uitdagingen inzake knelpuntberoepen?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de bijkomende vragen.
Collega Ongena, wat de knelpuntpremie betreft: het is inderdaad zo dat we de concrete modaliteiten nog verder zullen uitwerken, maar de component ‘werken’ is wel belangrijk. Het gaat om het starten van de opleiding, slagen, en dan x-aantal maanden gewerkt hebben. Het percentage waarnaar gevraagd werd, dat was 68 procent. Dat hebt u inderdaad goed gehoord.
Die interregionale mobiliteit met Wallonië: daar wordt momenteel aan een samenwerkingsovereenkomst gewerkt, dus niet alleen met Brussel. Dat klopt, en is belangrijk om even te onderstrepen.
Het is inderdaad onze ambitie dat er uitstroom is naar die verschillende knelpuntvacatures. De IT-technische uitwerking loopt momenteel. Dat is wat die premie betreft, dat heb ik gezegd.
Collega Bothuyne, er zit inderdaad potentieel in IBO voor niet-beroepsactieven. Maar wel belangrijk is dat zij ingeschreven moeten zijn bij VDAB.
Collega Claes, wat de leerjobs betreft: we zijn vandaag die leerjobs aan het ontwikkelen. Het is heel actueel. Een proefproject om ongeschoolde jongeren alsnog een kwalificatie te laten behalen via de werkvloer loopt. Open hiring is inderdaad een van de projecten waar we vandaag mee experimenteren. Die lopen nog. Ik zal voor u een stand van zaken opvragen.
Collega Verbeurgt, u stelt inderdaad terecht dat het een veel breder verhaal is. Ik kan alleen maar bevestigen dat we de voorbije maanden heel vaak de component ‘kinderopvang’ gehoord hebben als een voorbeeld dat toch wel een belangrijke rol speelt, naast mobiliteit. Ik herinner me ook dat bij het bezoek aan Brussel, waarbij we dus de overeenkomst met Brussel hebben ondertekend, een hele lijst kregen van drempels die vandaag ervaren werden om die interregionale mobiliteit te kunnen bewerkstelligen, om veel Brusselaars te kunnen verleiden met de Vlaamse vacatures. Daar komen die zaken ook terug, zoals kinderopvang en mobiliteit.
Ik doe alles wat mogelijk is binnen mijn bevoegdheden. Ik wil daar ook zeker verder werk van maken. Of dat via een actieplan moet of niet, dat moeten we nog bekijken. Dat kunnen we zeker bij VDAB, in de schoot van de raad van bestuur eventueel, nog eens voorleggen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.