Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, in de nieuwsbrief van Kind en Gezin over de kinderopvang van november 2022, lezen we dat bachelors en masters van alle mogelijke afstudeerrichtingen kunnen werken als verantwoordelijke in de kinderopvang of als kinderbegeleider. In de nieuwsbrief is opgenomen: ”Op 18 november 2022 besliste minister Crevits dat iedereen met een diploma van minstens bachelorniveau (ongeacht de studierichting) in aanmerking komt voor de functie van verantwoordelijke of kinderbegeleider. Deze maatregel geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2022. Uiteraard blijft het belangrijk dat de organisator nagaat of een kandidaat de competenties heeft om deze functie kwaliteitsvol in te vullen.” Collega’s, dat wil dus zeggen dat een bachelor in de bouw mag starten als een verantwoordelijke kinderopvang, zonder enige bijkomende vereisten of aangetoonde verworven competenties. Er staat dat de organisator dat moet nagaan voor zijn personeel. Dat kun je doen, maar de verantwoordelijke die een kinderopvanginitiatief wil starten, dient zich aan bij het agentschap en niet bij een organisator.
Voldoende personeel aantrekken is een grote bekommernis in de kinderopvang. In de werking van de onderzoekscommissie kwam, naast het aantal personeelsleden, ook de opleiding van de personeelsleden in de kinderopvang aan bod. U zou nu kunnen zeggen dat dit opvolging is van de commissie. Maar collega’s, sta me toe, ik verwijs naar de kwestie in de nieuwsbrief. Waarom haal ik dit aan? We hebben hier enerzijds de kwalificaties die we stellen aan de mensen aan de kinderopvang, en aan de andere kant stellen we dat zijinstroom kan met eender welke opleiding, als het maar een bachelor is, ook al heeft die geen enkele link met de menswetenschappen. In de brochure van Kind en Gezin staat nog altijd dat men over de juiste kwalificaties moet beschikken. Dat staat op dezelfde website. Zo is er een certificaat ‘begeleider in de kinderopvang’ voor kinderbegeleiders die schoolkinderen, baby’s en peuters opvangen, en bestaat het attest ‘kinderbegeleider baby’s en peuters’ voor kinderbegeleiders die baby’s en peuters willen opvangen. Die twee blijven dus nog altijd bestaan.
Minister, ik heb hierbij de volgende vragen.
Hoe verzoent u de vaststelling van het belang van een pedagogische opleiding met de mogelijkheid dat eender welke bachelor- of masteropleiding, bijvoorbeeld in de bouw, aan de slag kan gaan als verantwoordelijke in de kinderopvang? Ik heb het niet over begeleider, maar als verantwoordelijke in de kinderopvang.
Op welke manier wordt de kwaliteit in een kinderopvanginitiatief gegarandeerd indien het aanwezige personeel bestaat uit zogenaamde zijinstromers uit een opleiding zonder affiniteit met het begeleiden van kinderen?
Zal er alsnog een extra opleiding, al dan niet op de werkvloer, worden voorzien voor personen met een bachelor- of masterdiploma uit een niet-pedagogische sector om te voorzien in een basisopleiding om aan de slag te kunnen of te blijven in de kinderopvang?
Minister Crevits heeft het woord.
Het initiatief dat ik heb genomen, kwam er op vraag van de kinderopvangsector zelf. Het was een heel expliciete vraag om uit een ruimere doelgroep aan kandidaten te kunnen aanwerven.
Ik zal de context geven. Wat stelde men vast? Tijdens selecties stelde men vast dat sommige kandidaten met een andersoortig basisdiploma een bijzonder interessant profiel hadden voor een organisatie. Boven op de algemene competenties en de algemene beroepsgerichte competenties waarover elke bachelor of master beschikt – bijvoorbeeld goed zijn in leiding geven, creativiteit, oplossingsgericht en teamgericht werken en communiceren of meer complexe probleemsituaties kunnen analyseren –, bleken een aantal mensen over sterke ervaring te beschikken in aanverwante sectoren, bijvoorbeeld als leidinggevende in de buitenschoolse opvang of in het brede domein Welzijn. Men kon die mensen niet aanwerven vanwege de enge kwalificatievereisten in de regelgeving. Die waren een grote hinderpaal.
Ik trap een open deur in als ik zeg dat het in tijden van arbeidsmarktkrapte dubbel spijtig is, als kandidaten die de organisator inschatte als erg waardevol, toch niet kunnen worden aangeworven.
De functie van verantwoordelijke staat voor het aansturen van de dagelijkse werking. Deze functie wordt in de praktijk zeer divers ingevuld naargelang de soort, de grootte en de concrete organisatorische context van de opvang. Naast het aansturen van de pedagogische werking, zijn er ook nog heel wat andere opdrachten op organisatorisch, financieel en administratief vlak. Sommige organisatoren splitsen deze taken over verschillende functies van verantwoordelijken. Zo is er soms een aparte pedagogische staffunctie aanwezig die als hoofdopdracht heeft om de pedagogische werking aan te sturen. En voor alle duidelijkheid: het verruimen van de kwalificatielijst ontslaat de organisator niet van deze verantwoordelijkheid, die in functie van selectie en aanwerving de meest doorslaggevende is.
Wie als bachelor of master instroomt in de kinderopvang, zal in veruit de meeste gevallen aan de slag gaan in een functie als verantwoordelijke. De organisator staat ook in voor de juiste matching van het profiel van de verantwoordelijke met de opdrachten die de organisator aan deze functie verbindt. Er is sedert tien jaar de bacheloropleiding ‘Pedagogie van het jonge kind’, waarvoor hogescholen voorzien in specifieke nascholingsmodules.
Er zijn meerdere maatregelen die moeten bijdragen tot het versterken en borgen van de kwaliteit van een initiatief. Elke organisator moet een pedagogisch beleid hebben en realiseren, en moet voldoen aan de pedagogische norm.
De organisator heeft de verantwoordelijkheid om bij aanwerving en tijdens de tewerkstelling de competenties van zijn medewerkers en hun vormings- en ondersteuningsbehoeften te beoordelen. In de opleiding tot kinderbegeleider van het volwassenenonderwijs en ook in de bacheloropleidingen Pedagogie van het jonge kind kunnen zijinstromers terecht voor een screening van hun beginsituatie, op basis waarvan een advies kan worden opgemaakt over welke competenties al verworven zijn en welke competenties versterkt kunnen worden.
Sinds vorig jaar zijn er structurele subsidies voor kwaliteitsondersteuning op de werkvloer door de pedagogische coaches. De doelstellingen die moeten worden gerealiseerd, zijn bepaald in de regelgeving en bevatten onder andere het versterken van de beroepscompetenties van de kinderbegeleiders door hen in de diverse aspecten van hun job te begeleiden en te coachen. Niet om het even wie kan deze ondersteuning bieden.
Er zijn ook een aantal nieuwe maatregelen betreffende zijinstroom. Om die zijinstroom structureel en kwaliteitsvol te maken, heb ik begin juli vorig jaar met de sociale partners een kaderakkoord gesloten dat de contouren, de kwaliteitsvoorwaarden en de financiering bepaalt. De Vlaamse Regering heeft het uitvoeringsbesluit daarover in december goedgekeurd.
Er worden trajecten voorzien voor vier knelpuntberoepen. Kinderbegeleider kinderopvang is er een van. We voorzien financiering, namelijk een totaalbudget van 23 miljoen euro, voor de organisator die een of meer zijinstromers in dienst neemt. Het gaat om bijna 7000 euro per zijinstromer in functie van de inschrijvingskosten bij een opleidingsinstelling en van een deel van de kosten verbonden aan het inzetten van een mentor die een zijinstromer in zijn traject van nabij coacht. Een van de kritieken was dat wanneer men een zijinstromer neemt en men binnen de organisatie ook nog eens de coaching moest doen, er minder tijd is voor de kinderen. Nu is de coaching dus ook gefinancierd.
Door het inbouwen van deze kwaliteitsvoorwaarden voor zijinstroom, namelijk verplichte opleiding, verplichte begeleiding op de werkvloer en opleiding beperkt in duurtijd, in combinatie met de voorziene regelgevende voorwaarden specifiek voor zijinstroom in de kinderopvang, denk ik toch dat de kwaliteitsdrempels absoluut ingebouwd zijn.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de verduidelijking. U voelt zelf ook aan dat wij pro zijinstroom zijn. Ik denk dat dat positief is. Dat mensen in de sector willen gaan werken, is een goede zaak. Het enige waarover we wel wat verbaasd waren, was dat het stuk over de opleiding dat u aangaf, niet in de nieuwsbrief van Kind en Gezin staat. Op de nieuwsbrief staat niet welke opleidingsvoorwaarden of welke bijkomende opleiding nodig is. Er staat ook niets over de bijkomende subsidies, die 7000 euro. Dat was misschien wel handig geweest om de organisatoren te inspireren, zeggende dat het wel zinvol kan zijn om dat te doen. De voorbeelden die u geeft, zijn natuurlijk allemaal mensen die in de sociale sector tewerkgesteld zijn maar er zijn heel veel bachelors en masters die niet in de sector zitten. Dat gaf dan toch een wat opvallend beeld.
Over het volgende moet u misschien met minister Brouns even in overleg gaan. Ik stel vast dat VDAB die nieuwsbrief ook zeer goed heeft gelezen en vaststelt dat wanneer iemand een bachelordiploma heeft – want vanaf nu kan het – geen bijkomende vereisten meer heeft, geen vereiste qua basisopleiding en geen vereiste van sector van bacheloropleiding. Dus iemand met een bachelor in de bouw of een bachelor in ik weet niet welke opleiding, kan worden verplicht om naar de kinderopvang te gaan, want het is een knelpuntberoep. Wat betreft die link moeten we misschien toch ook even signaleren dat die bijkomende competenties toch minstens ook daar van toepassing zijn om op die manier het evenwicht te hebben tussen voldoende mensen aantrekken, via zijinstroom van mensen die elders verworven competenties (EVC's) hebben, en kansen geven en niet puur op het diploma af te blokken. We mogen niet op een ander vlak weer in de problemen komen.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Als er een inspectie gebeurt in een kinderopvanginitiatief waar vooral zijinstromers werken, dus mensen die niet het basisdiploma hebben, neem ik aan dat het geen probleem is en geen opmerking zal opleveren dat het personeel niet voldoende gekwalificeerd is. Dat zou dan natuurlijk in tegenspraak zijn met wat we hier voorstellen. Is die afspraak al gemaakt met Zorginspectie?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, toen deze maatregel werd aangekondigd, hebben wij al verschillende keren aangehaald dat het een grote bezorgdheid van ons was dat iedereen met een bachelor- of een masterdiploma dit mag doen. Kan er niet een volledigere lijst worden meegegeven van voorafgaande opleidingen die in aanmerking komen, zodat er binnen het level playing field, waarvan ik begrijp dat heel veel partijen er voorstander van zijn, een zeker kader wordt meegegeven? Dit is wel een van de achterpoorten waar het in de vorige vraag over ging.
Hoeveel mentoruren worden er voorzien per zijinstromer per kinderdagverblijf? Kunt u daar wat raamwerk over geven om een inschatting te geven van wat daar de kostprijs van is? Hoeveel uren worden er voorzien? Ik begrijp dat dat een technische vraag is, maar ze is niet onbelangrijk.
Ik wil meegeven dat er vanuit de kinderopvang steeds meer signalen naar buiten komen dat er heel snel, en zelfs te snel, mensen naar de kinderopvang op stage worden gestuurd. Dat is begrijpelijk, nu het beroep onder druk staat en er heel veel mensen nodig zijn. Dat is niet alleen voor de kinderopvang niet simpel, maar heeft zelfs voor die mensen een afschrikwekkend effect. Ik vraag me af of u dat in het vizier hebt en of daar iets aan wordt gedaan.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik wil eerst en vooral vermelden dat bijvoorbeeld in de jeugdhulp organisatoren vandaag de ruimte krijgen om zelf kandidaten te beoordelen, dat men niet enkel en alleen op basis van het diploma gaat afblokken. Dat werkt daar zeer goed. Ik vind dat dat een vertaling moet krijgen, vanzelfsprekend, zoals collega Daniëls zegt, in de kwaliteitsopvolging. Dat lijkt me de evidentie zelve. Maar in deze tijden puur op basis van diploma gaan afblokken, dat is echt niet de beste keuze.
Ik ben ook een beetje verrast door het gebrek aan geloof in levenslang leren. Ik ben er zelf een aantal jaren in gepokt en gemazeld. Samen met collega Muyters hebben we ook de kwalificaties in het leven geroepen rond elders verworven competenties. Maar mensen kunnen doorheen hun carrière wel ontwikkelen. Ik vind niet dat je zomaar kunt zeggen: iemand die twintig jaar in de bouw gewerkt heeft, kan niet in de kinderopvang werken. Je weet dat dus niet. Je weet niet hoe die mensen zijn. Ik vind wel, collega’s, dat hij niet verplicht mag worden om dat te doen. Dat ligt ver van die persoon zijn leefwereld – en ik maak er nu ook een man van in mijn fantasie, maar het kan ook een vrouw zijn. Maar het is perfect mogelijk dat iemand wil omschakelen. We hebben trouwens postcorona gezien dat er mensen zijn die een jarenlange carrière gewoon stoppen en met iets anders beginnen, totaal het roer omgooien. Dat kan dus absoluut. Ik vind dat het toeleiden van mensen naar de kinderopvang van alle mogelijke kanten op zich een goede zaak is. Daarom vind ik het zo van belang dat we die coachingtrajecten ook hebben. Daarmee antwoord ik op de bijkomende vraag van collega Groothedde. Niet te technisch, want het aantal uren en zo kan ik u nu niet zomaar melden. (Opmerkingen)
Voilà, u vraagt veel van mij, maar dit kan ik niet uit de losse pols … Ik wil ook geen fouten maken in wat ik u meegeef. (Opmerkingen van Celia Groothedde)
Ja, maak een schriftelijke vraag. Dat is trouwens ook goed voor u in de statistieken. (Gelach)
Dat heeft iedereen toch graag. Ik heb ook in het parlement gezeten, hé. Ik weet dus hoe die statistieken werken. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ja, voilà. Als voorzitter, sommigen worden voorzitter. (Gelach)
Ik ben misschien meer bescheiden. (Opmerkingen. Gelach)
Maar ik vind het wel van belang dat we dat bekijken. Ik was mij tot collega Groothedde aan het richten. Voor mij is het feit dat we nu ook coaching voorzien als iemand aankomt als zijinstromer, dat we daar coaching voor vergoeden, eigenlijk ook op vraag van de sector, om te vermijden dat … Dat heb ik echt ook wel uit de sector gehoord: “Het is zeer goed dat er zijinstroom is, maar wij moeten ze opleiden en we hebben al zo weinig tijd.” Maar je moet natuurlijk ook de coaches vinden. Ik hoop dus dat we daarmee substantieel stappen vooruit kunnen zetten.
Collega Daniëls, ik vond het een goede aanvulling om die goede praktijken ook te delen. Wij gaan de nieuwsbrief eens bekijken. Ik controleer die nooit, maar we gaan eens zien of het niet handig is om die link te maken. Donderdag hebben we trouwens ook nog eens een focus op de beeldvorming naar de sector toe, een groot moment met sociale partners. Ik ga dat daar ook meegeven, dat het van belang is om die twee aan elkaar te koppelen. Dank u wel.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister. Absoluut, levenslang leren en elders verworven competenties, ik ben daar een groot voorstander van. Want het zou inderdaad kunnen dat iemand met een bachelor in de bouw heel de tijd in een voorziening voor personen met een handicap heeft gewerkt om de boel te verbouwen, daar de klik heeft gemaakt om te werken met die mensen en op die manier dan in een opvang terechtkomt in trap 3. Ik ben daar dus groot voorstander van.
Maar waar het mij wel over gaat – en u hebt er net ook op geantwoord – is dat je in de kwaliteitsopvolging, als je opvang mensen aantrekt via zijinstroom zonder een bepaald basisdiploma, dat niet kunt lezen in je inspectieverslag: “Hier werken allemaal mensen die geen basisdiploma hebben.” Dat kan dan wel niet. Dat is een van twee zaken.
Ten tweede moeten we die opleidingen, bijscholingen, ondersteuningen, coaching beter bekend maken. Ik kan mij immers inbeelden dat als je tegen die bachelor in de bouw ‘MeMoQ’ zegt, die dan potentieel naar je kijkt en vraagt: “Welk soort bouwmateriaal is dat? Geen idee.” Daar moeten we toch minstens zorgen dat die basiskennis er is, opnieuw om te vermijden dat mensen die met goede intenties de overstap maken, daarop worden afgerekend, of dat de opvang die het doet, daarop zou worden afgerekend. Want dan werkt het contraproductief.
De vraag om uitleg is afgehandeld.