Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, recent was er een onderzoek van Apache waarin word gesteld dat de kinderopvang in België steeds aantrekkelijker wordt voor private ondernemers, en dat een verdere privatisering van de kinderopvang dreigt. Zij schrijven dat vooral grote Franse spelers de jongste jaren hun oog hebben laten vallen op Belgische kinderdagverblijven, op dit moment voornamelijk in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Ik volg ook de ouderenzorg op, en bij mij gaan er dan toch alarmbellen af. Als we naar de Orpea’s in de ouderenzorgsector kijken, dan moeten we beducht zijn voor de mogelijke gevolgen, ook in de kinderopvang.
We weten dat de kinderopvang onder druk staat. Dat behoeft geen betoog, daarover hebben we hier al vaak debatten gehad. Dat zorgt voor onrust bij ouders, die geen plekje vinden voor hun kinderen of onzeker zijn over de kwaliteit op die plek, maar ook bij werkgevers. Zij merken ook dat hun werknemers niet voldoende kinderopvang kunnen vinden en gaan vaker zelf bedrijfscrèches organiseren. Daarnaast is er de verhoging van de basissubsidie, waarover er daarnet nog een discussie was en die ook voor een verhoogde aantrekkelijkheid voor commerciële spelers kan zorgen. Dat geeft immers een grotere financiële ademruimte, zodat de mogelijkheid er is dat het aandeel private crèches zal stijgen.
In 2013 nam de Franse marktleider Babilou nog tien crèches in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest over. Je ziet dat private spelers vooral focussen op meer welgestelde buurten, met een publiek dat meer kan betalen voor kinderopvang. Dat is iets wat we ondertussen al weten. Het doel is uiteraard zo veel mogelijk winst maken. Dat winstbejag haalt een van de belangrijkste functies van de kinderopvang onderuit: de sociale functie, de pedagogische functie. Denk bijvoorbeeld aan het systeem van respijtdagen. Als die op zijn, dan wordt in de crèches van Babilou daarna 28 euro per dag aangerekend als iemand afwezig is. Voor mensen die het wat minder breed hebben, is het natuurlijk onmogelijk om dat op te hoesten. Die commercialisering kan de sociale rol van kinderopvang dus tenietdoen.
Als we naar de buurlanden kijken, dan zien we dat privatisering ook vaak leidt tot minder kwaliteit. Er wordt dan immers bespaard op alles waarop er kan worden bespaard, soms ook op personeel, met minder gekwalificeerde werknemers die dan zo veel mogelijk kinderen onder zich krijgen en vaak voor lage lonen moeten werken. Privatisering kan er ook voor zorgen dat de prijzen voor een plaats de hoogte in schieten. Denk bijvoorbeeld aan Nederland, waar een kind voltijds naar de kinderopvang laten gaan voor heel veel mensen onbetaalbaar is. Voor alle duidelijkheid, op dit moment is er in Vlaanderen nog geen sprake van een stormloop, maar we weten ook allemaal dat dat wel snel kan gaan. Minister, daarom heb ik een aantal vragen.
Bent u ook ongerust over deze evolutie van vooral grote buitenlandse spelers die interesse tonen in onze kinderopvang? Op welke manier wilt u ervoor zorgen dat er ook in private kinderopvanginitiatieven te allen tijde een degelijk sociaal beleid wordt gevoerd, zodat ouders niet het slachtoffer worden van deze commercialisering?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Anaf, het is onze opdracht om kwaliteitsvolle en toegankelijke kinderopvang te waarborgen. In die zin ben ik dus ook wel bezorgd. Ik wil daar ook geen verandering in brengen. Het is perfect mogelijk dat private initiatiefnemers, profit of non-profit, een deel van het aanbod qua kinderopvang realiseren. Daar is op zich niks verkeerds aan. Apache verwijst in het artikel naar initiatieven die al sinds lange tijd aanwezig zijn in België. Dat wil ik ook wel onderstrepen. Zij verwijzen niet naar iets van zes maanden geleden of zo. Neen, het gaat over zaken die al een aantal jaren geleden zijn gebeurd.
Dat betekent echter niet dat we niet alert moeten zijn. Voor mij is het van belang dat commerciële belangen of winstbejag niet de bovenhand krijgen, en dat de pedagogische kwaliteit voorop blijft staan. In dat kader ben ik eigenlijk wel blij dat u deze vraag stelt, want wij hebben nog maar net een los eindje in onze regelgeving gesloten. Onze regelgeving verbiedt het verhandelen van subsidies. Dat is superbelangrijk. Bij overnames was er tot voor kort echter nog een los eindje: een curator kon een subsidiebelofte toch nog te gelde maken doordat er na de stopzetting van een voorziening nog een subsidiebelofte was voor vier kwartalen. Dat is heel vervelend, want zo kunnen gegeven subsidies eigenlijk te gelde worden gemaakt, kan men daar marktwaarde aan beginnen te geven. In het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) tot wijziging van diverse regelgeving inzake de herinzet van middelen en tijdelijke vervangcapaciteit heb ik dus een artikel ingevoegd waardoor dat niet meer mogelijk is. Ik deel dus niet alleen uw bezorgdheid, maar voor mij was het echt van belang dat we daar ook aandacht voor hebben in onze regelgeving. Die piste is op dit ogenblik dus gesloten.
Met het decreet Kinderopvang van baby’s en peuters werd een belangrijke stap gezet: de invoering van een vergunningsplicht. Ik weet niet of jullie dat weten, maar voor 2014 was er zelfs geen vergunningsplicht! Sinds 1 april 2014 is het niet meer mogelijk om kinderopvang te organiseren zonder voorafgaandelijke vergunning van de overheid. Het is de verdienste van een van mijn voorgangers dat dit in het leven is geroepen. Het Vergunningenbesluit bepaalt de minimale kwaliteitsvoorwaarden waaraan de organisator moet voldoen, zowel bij de start van een initiatief als in de werking nadien. Daarnaast is er het Subsidiebesluit, dat regelt aan welke voorwaarden voldaan moet worden voor welke subsidie. Als je de subsidie voor inkomenstarief trap 2 wil krijgen, moet je aan bepaalde voorwaarden voldoen. Collega Groothedde, u vroeg of ik zou controleren of die voorwaarden worden vervuld. Het antwoord is uiteraard ‘ja’. Dat moet worden meegenomen bij de inspecties die we doen. Er zijn ook voorwaarden rond reservevorming, marktconforme verloning van medewerkers en financiële transparantie.
De bezorgdheden over de commercialisering komen aan bod bij de lopende besprekingen met de sector in onze ‘grote toekomstwerf kinderopvang’. Wij volgen uiteraard alle ontwikkelingen zeer nauw op.
Het heeft een tijdje geleden in de pers gestaan: voor mij was het echt van belang dat we dat losse eindje waarbij we toch dingen te gelde konden maken, hebben afgesloten.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u de bezorgdheid deelt en dat dat losse eindje in de regelgeving is opgelost.
Ik ben het ermee eens dat er op zich niet per se iets mis moet zijn met de profitsector, maar ik ben er wel van overtuigd dat vooral de overheid de kinderopvang op een goede manier moet organiseren. Ik ben daar toch meer voorstander van dan van dat aan de privésector over te laten, zelfs als die goed gereguleerd is.
Ik maak me toch nog wel zorgen over de profitsector in de zorg. We zien wat dat in de ouderenzorg soms teweegbrengt. U zegt dat we dat losse eindje in de regelgeving hebben opgelost. Maar u weet dat er in de ouderenzorg heel wat achterpoortjes zijn die worden gebruikt om aan winstmaximalisatie te doen. Denk maar aan de hoge managementfees, denk maar aan allerlei constructies met vzw’s en aan andere constructies, om dan hogere huurgelden te kunnen doorrekenen aan de eigen entiteiten. Dat willen we absoluut niet in de kinderopvangsector. Is men er bij de Vlaamse overheid voldoende op voorbereid dat dergelijke praktijken ook in de kinderopvang de kop kunnen opsteken? Kan men bij de collega’s in de ouderenzorgsector aan de bel trekken om mee naar die zaken te kijken en van elkaar te leren? Het is bijzonder belangrijk dat we die achterpoortjes in de kinderopvang niet krijgen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, u had het over een achterpoortje dat gesloten is. Maar wordt er ook gekeken naar wat er al is gebeurd in het recente verleden? Uiteraard zijn er signalen, die waarschijnlijk heel vaak tot bij u komen, maar ook naar het parlement, dat er gericht wordt gezocht naar plekken in crisis die worden overgenomen. Op welke manier volgt u dat op? Daar kan natuurlijk retroactief geen actie worden ondernomen, neem ik aan.
U zegt dat dat achterpoortje gesloten is. Dat is een goed idee. Maar er zijn er nog. Tussen het Office de la Naissance et de l'Enfance (ONE) en Kind en Gezin wordt specifiek ‘Kind en Gezin’ gezocht. En dan zijn er ook nog de trappen 0 en 1. Dat heeft allerlei redenen. Een aantal redenen betreffen de mogelijkheid tot besparingen op duurder personeel, op verantwoordelijken, op de extra kosten die kunnen worden aangerekend, op het aanwerven van jonge en onervaren mensen, enzovoort. En er is natuurlijk ook, in deze legislatuur, het loslaten van het sociaal oogmerk. Gaat u iets aan die factoren doen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, wat u zegt, is juist: men kan niet zomaar een opvang beginnen.
Door alle aandacht die we met de onderzoekscommissie voor kinderopvang hebben, wordt eender wie de organisator is – een gemeentebestuur, een zelfstandige onthaalouder, een sociaal ondernemer – op hetzelfde veld, op dezelfde criteria beoordeeld in het kader van de kwaliteit. Voor onze fractie is het duidelijk: wie het organiseert, laten we over aan het veld. Sociaal ondernemers, ‘what’s in a name’? Iemand die zelfstandig een opvanginitiatief organiseert, is in se ook een zelfstandig ondernemer, een sociaal ondernemer in de sector. Het is natuurlijk wel van belang dat we alle opvanginitiatieven van nabij opvolgen.
Collega’s, ik bekijk de realiteit. We hebben al debatten gehad over NeoKids en over Rheia, waar telkens dingen naar boven kwamen. Dat werd gedetecteerd. Minister, in dat licht roepen wij op tot een gelijk speelveld voor iedereen, zowel op het vlak van organisatie als van subsidievoorwaarden, maar ook op het vlak van controle en toezicht.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
We hebben de discussie hier al vaak gevoerd, niet alleen binnen de ouderenzorg, maar ook binnen de kinderopvang. Ik zal nog eens zeggen wat ik elke keer zeg: de vorm van de rechtspersoon doet er niet toe. Het gaat over het feit dat je kwalitatieve, veilige kinderopvang aanbiedt. Het is de verantwoordelijkheid van de overheid om daarop toe te zien en dat te controleren. En als zij vaststelt, eender waar – bij een zelfstandige, bij een onthaalouder, iemand die aangesloten is bij een dienst, het maakt niet uit –, dat er misbruik is, moet er gesanctioneerd worden en moeten die eruit worden gehaald. Aan de creatie van ‘level playing fields’, waarmee we ervoor willen zorgen dat zo veel mogelijk kinderopvanginitiatieven in trap 2 geraken, zodat ze inkomensgerelateerd kunnen werken, is de instroom van kinderen uit kwetsbare gezinnen verbonden, die binnen de sociale opdracht hoort. Het is altijd heel jammer om een bepaalde rechtsvorm te viseren. We hebben binnen de sector iedereen nodig. De overheid heeft de controletaak en die moeten we enorm opvoeren.
Minister Crevits heeft het woord.
Eerst en vooral, collega Anaf, voor het punt beleidsvoering en pedagogische aanpak moeten we nog een aantal aanbevelingen van de commissie vertalen. Dat zal onder meer gebeuren in het vergunningenbesluit.
Zo kom ik ook tegemoet aan de vraag van collega Daniëls: gelijke regels voor iedereen. Ook collega Groothedde wees daarop. Het vergunningenbesluit is de belangrijkste basis. Ook als je een gelijk speelveld creëert in bijvoorbeeld trap 2, neem je heel wat risico’s weg. Daar maken we actief werk van.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik had de vraag gesteld hoe we ervoor gaan zorgen dat er geen constructies zoals in de ouderenzorg zullen worden opgestart, met grote managementfees. U hebt er niet op gereageerd, maar ik zie u nu knikken.
Ja, voor mij is de basis het vergunningenbesluit. Wat gaan we daaraan wijzigen? Hoe gaan we de kwaliteit garanderen? Hoe willen we ervoor zorgen dat het speelveld voor iedereen gelijk is?
De vraag om uitleg is afgehandeld.