Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de toepassing van de verhoging van de subsidiebedragen in de kinderopvang
Vraag om uitleg over de extra middelen voor kinderopvanginitiatieven die omschakelen van trap 1 naar trap 2
Vraag om uitleg over kinderopvanginitiatieven met plaatsen in verschillende trappen op de subsidieladder
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De regering voorziet dit jaar 92 miljoen euro voor de gelijktrekking van onder andere trap 2B en trap 2A. Sommige kinderdagverblijven hebben plaatsen in trap 2B en plaatsen in trap 1. Door de beslissing om de subsidiëring van trap 2B en 2A gelijk te trekken moeten alle personeelsleden betaald worden op niveau van trap 2A, terwijl er maar middelen zijn voor de personeelsleden die vroeger werkten met subsidies in trap 2B. Vaak leden deze initiatieven al verlies omdat ze de medewerkers in trap 1-plaatsen moesten betalen aan het loon van de medewerkers van trap 2B. De opschaling van trap 2B naar trap 2A maakt dat zij nog meer middelen moeten voorzien voor de financiering van de medewerkers in trap 1. Voor initiatieven is dit de doodsteek. Zij kunnen financieel niet wachten tot er halverwege volgend jaar beslist wordt welke voorzieningen van trap 1 kunnen overstappen naar trap 2A.
Minister, bent u zich bewust van de problematiek van opvangvoorzieningen die zowel plaatsen hebben in trap 1 en trap 2?
Welke maatregelen zult u nemen om te voorkomen dat dit soort van initiatieven moet stoppen wegens financiële problemen, waardoor er nog minder kinderopvangplaatsen zullen zijn?
De heer Daniëls heeft het woord.
Vanaf 2023 worden er jaarlijks bijkomende middelen vrijgemaakt om de subsidies in de kinderopvang te versterken. Collega’s, dat is een belangrijke stap. We hebben dat debat al een aantal keren gevoerd. De eerste stap is zorgen dat de opvang die we vandaag kennen, die er is, die opstart, financieel leefbaar is, dat die jobs aantrekkelijk zijn, omdat we op die manier mensen kunnen houden, kunnen aantrekken, en om dan andere debatten – om het woord ‘ratio’ niet te gebruiken – te voeren. Maar het paard moet voor de kar en dit is er één van.
Concreet gaat het jaarlijks over 92 miljoen euro. Voor de N-VA-fractie is dat echt een belangrijk signaal. Die middelen zullen worden ingezet om de basissubsidie van trap 1 met 50 procent te verhogen – dat is een belangrijke opstap – en om alle plaatsen in trap 2B op te trekken naar het budget van trap 2A zodat er enkel een algemene trap 2 overblijft, en om uitbreidingsbeleid te voeren om zo trap 0-plaatsen te laten doorstromen naar trap 1 en trap 1 naar trap 2. In mensentaal, om te zorgen dat zoveel mogelijk opvanginitiatieven in een zo hoog mogelijke subsidieondersteuning zitten. Dat is in mensentaal wat dat wil zeggen.
Dit is belangrijk, collega’s, en verdient onze steun. Maar – er is inderdaad een ‘maar’ aan – je hebt op dit moment opvanginitiatieven die nieuw opstarten en je hebt opvanginitiatieven die al een tijd bestaan. Dat is één. Ten tweede heb je opvanginitiatieven die plaatsen hebben in de verschillende trappen, wat de facto wil zeggen dat de personeelsleden die daar werken ook in verschillende statuten werken. Ik denk dat we in de uitvoering daarvan goed moeten opletten, ook in de communicatie die gevoerd wordt. Want uit de communicatie waarin wij inzage kregen van het agentschap, zou onder meer blijken dat opvanginitiatieven die de problematiek aankaarten dat ze mensen hebben in trap 1 en trap 2B en dat ze die, doordat dit nu gebeurt, allemaal meer moeten betalen en dat dat niet lukt, eigenlijk het antwoord krijgen – ik heb inzage gekregen – om “een locatie te sluiten, te verminderen in capaciteit of een eventuele overname te overwegen”. Einde citaat. Ik was toch enigszins verbaasd over die communicatie.
Daarnaast zou het agentschap ook aangeven dat het bedrag van de trap 2A-subsidie hetzelfde blijft, maar dat het aandeel van trap 1 verhoogd wordt en het aandeel van trap 3 verlaagd wordt. Een soort van communicerende vaten.
Minister, kunt u duiding geven bij de operationalisering van de verhoging van de subsidies die vanaf 2023 wordt doorgevoerd? Gaat dat meer bepaald over eerst de nieuwe of gaan we degene die er vandaag al zijn en al lang meedraaien, eerst nemen, en nadien de nieuwe? Dat is natuurlijk niet onbelangrijk, dat je eigenlijk zou moeten stoppen en een nieuwe opstarten om de volgende trap te kunnen krijgen, en de bestaande niet.
Wat is uw reactie op het antwoord van het agentschap op de bezorgdheden van de voorziening betreffende de personeelskost met onder andere het voorstel om een locatie te sluiten indien men in verschillende trappen plaatsen heeft?
Er zijn vandaag grote budgettaire verschillen tussen de verschillende subsidietrappen, iets wat onze fractie al regelmatig heeft aangegeven: gezinsopvang en groepsopvang, trap 0 en trap 1 enerzijds, anderzijds grotere initiatieven. Op welke manier zullen deze grote verschillen in subsidie per plaats in de toekomst worden aangepakt, omdat objectiveerbare verschillen in dezen nog niet altijd makkelijk te verklaren zijn?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, bij de Septemberverklaring werd aangekondigd dat er bijkomende middelen worden vrijgemaakt voor de sector van de kinderopvang, waarvoor dank. Eind december werd al een oproep gelanceerd om initiatieven in trap 0 de kans te geven om een subsidietrap 1 aan te vragen. Die oproep loopt momenteel nog. Maar u hebt ook verklaard dat u de drieduizend plaatsen in trap 1 ook de kans ging geven om over te schakelen naar trap 2. Dit zorgt er niet alleen voor dat kinderopvang betaalbaar wordt voor meer gezinnen, maar het geeft ook een aantal kinderdagverblijven meer financiële ademruimte. Dat is wat ze de vandaag vooral nodig hebben, maar ik heb wel een aantal specifieke vragen.
Minister, hoe gebeurt de verdeling van die drieduizend plaatsen? Volgens welke criteria gebeurt dat? Hoeveel budget wordt vrijgemaakt specifiek voor de omzetting van die drieduizend plaatsen?
Geldt er een voorafname van het budget of van het aantal plaatsen voor grootsteden? Hoe is dit verdeeld en op basis van welke parameters?
Wanneer wordt de oproep voor de omschakeling van trap 1 naar trap 2 gelanceerd? Binnen welke tijdspad zal dit afgerond zijn?
Collega Daniëls heeft er ook al naar verwezen, maar de vraag is hier: krijgen voorzieningen die al lange tijd bezig zijn voorrang op de creatie van nieuwe plaatsen bij de omschakeling?
Welk jaarlijks budget voorziet u voor de tijdelijke vervangcapaciteit?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik heb een vraag over hetzelfde thema, namelijk de gemengde initiatieven in de kinderopvang. Dat zijn initiatieven met plaatsen in verschillende trappen en die initiatieven moeten aan alle begeleiders dezelfde loonvoorwaarden aanbieden. Dat is voor de betrokken kinderopvanginitiatieven – naar wij horen – vaak een grote financiële opgave.
In de begroting 2023 zijn heel veel bijkomende middelen voorzien voor een betere subsidiëring van de kinderopvanginitiatieven. Het gaat over verschillende trappen, maar een van de maatregelen is dat trap 2B zal verdwijnen en dat de eerdere initiatieven in die subsidietrap voortaan allemaal gesubsidieerd zullen worden zoals trap 2A. Er komt dus eigenlijk maar één trap 2. Deze maand al kregen de initiatieven de bijkomende middelen hiervoor. Het is heel goed dat ook daar zo kort op de bal gespeeld wordt en dat die bijkomende middelen er zijn. Het gaat over meer dan 90 miljoen euro op jaarbasis. Dat is natuurlijk een belangrijke investering in het kader van de leefbaarheid van de kinderopvang. Nu, naast die maatregel in trap 2 zullen ook initiatieven in trap 1 de mogelijkheid krijgen om in te stappen in plaatsen in trap 2.
Minister, is de problematiek van de gemengde initiatieven en de weerslag op de verloning en dus ook op de financiële leefbaarheid van de initiatieven u bekend?
In hoeverre krijgen gemengde initiatieven voorrang bij de toekenning van nieuwe plaatsen die gesubsidieerd zullen worden volgens een hogere trap?
Hoeveel vergunde initiatieven binnen de kinderopvang werken momenteel met een gemengd systeem, waarbij plaatsen in verschillende trappen gesubsidieerd zijn? Over hoeveel plaatsen gaat het in het totaal?
Worden de gemengde initiatieven als tijdelijk aanzien? Hoe zal een eventuele uitfasering van deze situatie verlopen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de vraag die trouwens zeer actueel is. Voorzitter, dat is een complimentje voor u: het is een actuele vraag. Ik was mij net aan het verdiepen in de namen van onze kinderopvanginitiatieven. Dat is echt heel bijzonder, gaande van ‘Pamperbroekje’ tot ‘Troetelland’. Dat is een van de meest creatieve zaken.
Ik heb inderdaad in het parlement ook gezegd dat het voor mij van belang is dat als we beslissen om 115 miljoen euro te investeren in de kinderopvang, we niet wachten tot 1 december 2023 vooraleer we er iets mee te doen. De regering heeft daar ook heel actief werk van gemaakt. Vandaar dat de besluiten om tot de operationalisering van wat we willen doen over te gaan al eind vorig jaar werden voorbereid. In januari 2023 konden we daardoor al de eerste schijf van de budgetten uitbetalen. Ik heb op 20 december 2022, tijdens de tussentijdse rapportering over de kinderopvang, en ook op 11 januari 2023, in antwoord op een actuele vraag, toegelicht hoe we dit zouden aanpakken. Ik geef het hier nogmaals mee.
De basissubsidie in trap 1 wordt verhoogd met 50 procent en het groeipad in trap 2B wordt vervolledigd. Dat is een vraag die inderdaad al lang bestaat. Dat betekent concreet dat voor de basissubsidie in de groepsopvang het gaat over een verhoging van 452,78 euro per plaats. Een groepsopvang met 28 plaatsen krijgt daardoor bijvoorbeeld 12.677,84 euro per jaar extra. Die verhoging van de basissubsidie is er alleen voor wie alleen de basissubsidie heeft. In 2022 waren er 540 locaties in de kinderopvang die alleen de basissubsidie hadden.
Doordat iemand die trap 2 heeft, ook altijd trap 1 heeft, is er een technische vertaling moeten gebeuren. Trap 1 werd verhoogd voor iedereen met 452,78 euro per plaats per jaar, en de trap 2-component werd met hetzelfde bedrag verlaagd omdat iedereen de verhoging van trap 1 heeft gekregen en omdat die verhoging alleen bedoeld was voor diegenen die alleen trap 1 hebben. Zo zorgen we ervoor dat de verhoging van de basissubsidie toekomt aan de plaatsen die enkel de basissubsidie in trap 1 hebben. De subsidie in trap 3 is niet gewijzigd.
De tweede maatregel gaat over het vervolledigen we het groeipad in trap 2B. Sinds 1 januari 2023 bestaat trap 2B niet meer. Dat betekent dat alle plaatsen met subsidie worden gesubsidieerd aan het hoogste tarief, namelijk trap 2A. Ik zou die letters A en B langzaam maar zeker niet meer gebruiken. Maar nu heb ik ze wel nodig om uitleg te kunnen geven. Voor groepsopvang komt dit neer op een verhoging van gemiddeld 1800 euro per plaats per jaar. Concreet hangt dit wel af van de specifieke parameters van een organisator, zoals de gemiddelde anciënniteit van de medewerkers.
We hadden in 2022 2119 kinderopvanglocaties met groepsopvang. 1185 daarvan hadden enkel trap 2B-subsidies of een combinatie van trap 2B- en trap 2A-subsidies. Voor al deze locaties trekken we nu de subsidie naar trap 2A. Deze maatregel heeft dus een invloed op meer dan de helft van de kinderopvanglocaties. In deze locaties werken meer dan 8000 vte-werknemers van de iets meer dan 12.000 werknemers die in de groepsopvang voor baby’s en peuters werken.
Deze maatregel heeft ook een grote impact op de lonen in deze kinderopvanglocaties. De cao’s in de sector werden aangepast, waardoor de initiatieven die nu een hogere subsidie ontvangen ook de lonen die tot nu toe in trap 2A toegepast werden moeten betalen. Het verschil voor een kinderbegeleider, die tot nu toe volgens de lagere trap 2B werd betaald en nu volgens de trap 2A zal worden betaald, bedraagt ongeveer tot 600 euro bruto per maand, en de eindejaarspremie verdubbelt. Dat heeft dus een impact voor 8000 mensen in de sector. Dat is een heel grote groep.
De voorschotten voor de subsidies werden al uitbetaald, rekening houdend met de hogere bedragen. Organisatoren hebben die hogere voorschotten dus reeds ontvangen op hun rekening. Zo beschikken ze over de nodige liquiditeit om de hogere lonen uit te betalen.
Voor wat betreft de voorschotten voor het subsidiegroeipad trap 2B zit een groot deel van het verschil in de VIA-componenten (Vlaams intersectoraal akkoord), de componenten van het sociaal akkoord. Die voorschotten moeten nog worden uitbetaald. Normaal gezien gebeurt dat nog volgende week. We hebben dus al een stuk uitbetaald, en er komt nog een stuk volgende week.
De overschakeling van trap 2B naar trap 2A zal voor de organisatoren van kinderopvang die tot januari enkel trap 2B-plaatsen of voor een deel trap 2A-plaatsen en een deel trap 2B-plaatsen hadden vlot moeten verlopen. Deze overschakeling heeft een enorme budgettaire impact, zowel voor de medewerkers als voor de mensen.
Dan komen we bij de vragen van collega Saeys, of eigenlijk van een aantal collega’s, over de mixen met trap 1. Ik vond het echter van belang om toch het eerste deel van het verhaal eens mee te geven, om aan te tonen hoe groot de budgettaire omvang van de operatie is.
Initiatieven met IKT-mix (inkomenstarief), die dus plaatsen met vrije prijs in trap 0 of trap 1 combineren met plaatsen met inkomenstarief, dus trap 2-plaatsen, moeten als ze binnen één locatie werken altijd de lonen horend bij de hoogste trap betalen. Dat is de regel. Als ze meerdere locaties hebben, is dat anders. In dit geval gaat het over initiatieven die plaatsen in trap 2B combineerden met plaatsen in trap 1 of 0. Wij hebben grote inspanningen gedaan om vanaf begin dit jaar trap 2B weg te werken, waardoor de lonen voor de medewerkers in die initiatieven inderdaad vooruitgaan. We doen dat ook om aan de kinderbegeleiders de waardering te geven die zij verdienen. Dat is logisch, want dat is een evolutie naar gelijk loon voor gelijk werk.
Er zijn in Vlaanderen in totaal 80 locaties die zo’n IKT-mix realiseren. In 21 van die locaties is het aantal inkomensgerelateerde plaatsen lager of gelijk aan het aantal plaatsen met vrije prijs. Dat betekent dus dat zij eigenlijk weinig plaatsen hebben met de hoogste subsidie, en meer plaatsen met een lagere subsidie. Dat zijn er dus niet veel, maar het zijn er toch wel 21. Het effect voor die voorzieningen is dat zij inderdaad aan hun personeelsleden, ook die personeelsleden die tegenover de lager gesubsidieerde plaatsen staan, het hoogste loon moeten betalen. Voor de overige locaties zal dat minder een probleem zijn. Als je heel veel plaatsen hebt met het hoogste tarief en heel weinig in trap 0 of 1, zal dat niet zo’n groot probleem zijn, maar voor wie heel weinig plaatsen in trap 2 en veel plaatsen in trap 1 heeft, kan dat mogelijk wel een probleem zijn, omdat je natuurlijk het correcte loon voor 2B moet betalen, terwijl je een lagere subsidie krijgt. Dan komt natuurlijk de vraag van collega’s wanneer de volgende ronde zal starten, want voor die voorzieningen is dat superbelangrijk. Ik zal daar straks op antwoorden.
Au fond is die regel niet nieuw. Ook nu moeten ze de lonen betalen die zijn gekoppeld aan hun hoogste subsidie. Dat moet in de IKT-mixinitiatieven in principe worden opgevangen met de ouderbijdrage op de vrije plaatsen of door inbreng van derden. Het groeipad is ook niet nieuw. Het pad is ingezet in de vorige legislatuur, en organisatoren konden in hun financiële planning anticiperen op die evolutie. Het enige wat nu anders is, is dat wij hebben beslist om een aanzienlijke extra injectie te doen en dat de keuze om van 2A naar 2B te gaan voor die voorzieningen dus geen keuze is: ze zitten daar automatisch in, en dus moeten ze automatisch meer betalen. Dat wil ik eerlijkheidshalve ook meegeven. Wel hebben we de basissubsidie met 50 procent verhoogd. Daar genieten ze dus wel van. Dat is een zekere tegemoetkoming voor de hogere loonkosten die ze hebben. Er zijn er ook die de basissubsidie nog niet krijgen voor die plaatsen. Zij kunnen zeker een aanvraag indienen. Dat wordt ook onmiddellijk behandeld. Daarmee kunnen ze hun financiële positie versterken.
Wij willen nu zo snel mogelijk drieduizend plaatsen de kans geven om over te schakelen van trap 1 naar trap 2. De IKT-mixinitiatieven kunnen voor hun plaatsen zeker een aanvraag indienen. Nog eens, er zijn heel weinig initiatieven die in die situatie zitten. Ik heb me er ook toe geëngageerd dat, als het aantal aanvragen groter is dan wat beschikbaar is, er binnen de Vlaamse Regering zal moeten worden bekeken hoe we daarrond stappen kunnen zetten. Dat geldt voor mij in het bijzonder voor de initiatieven die eigenlijk los van een keuze automatisch in 2A zijn beland.
De criteria voor de overgang van trap 1 naar trap 2 zijn wij op dit ogenblik aan het vastleggen. Dat zal heel spoedig gebeuren. De bekommernissen van de initiatieven met IKT-mix zullen we daarbij sowieso meenemen. U weet dat ik ook een grote fan ben van de omschakeling van trap 1-initiatieven naar trap 2. Die vraag leeft ook heel sterk. Op dit ogenblik zijn er een paar initiatieven die hebben gezegd dat ze hierdoor in de problemen dreigen te komen. Dat is onder andere het punt waarnaar collega Saeys verwijst. We geven hen ook een correcte uitleg. We zijn ons erg aan het haasten om snel de kans te geven om over te schakelen naar trap 2. De regels zijn echter uiteraard wat ze zijn. Trouwens, men zou kunnen beslissen die regels uit te schakelen, maar als mensen op één plaats werken en je hebt een mix en de ene krijgt meer loon dan de andere, dan vind ik dat een wat vreemde situatie, zeker als dat op dezelfde plaats is. Als er op meerdere vestigingen wordt gewerkt, hoeft dat niet noodzakelijk een probleem te zijn.
Ik kom tot de vraag van collega Daniëls over de reactie. Onze administratie geeft advies over de geldende regelgeving en de toepassing ervan. Mocht het zo zijn dat men zegt dat men dan maar moet sluiten, dan vind ik dat een heel vreemde reactie van de administratie. Als u mij daar iets meer concrete info over kunt geven, dan gaan we dat doorgeven en bespreken met de mensen, want dit kan niet. Wij moeten oplossingsgericht denken. Het is heel oké dat men advies geeft over de geldende regelgeving. Ik engageer mezelf om een oplossing te zoeken voor de initiatieven. Dat zal samengaan met het tempo waarin we naar trap 2 kunnen gaan. Het gaat over heel weinig initiatieven die in die concrete situatie zitten. Maar als u mij extra informatie geeft over hoe er wordt gereageerd, dan zullen we dat rechtzetten. Dat is absoluut niet de bedoeling.
Ik kom tot uw vraag over de verschillen, collega Daniëls. Gezinsopvang gaat meestal door in de eigen gezinswoning en groepsopvang meestal in specifieke infrastructuur. Het is dus te rechtvaardigen dat er verschillen zijn in de subsidiebedragen tussen gezinsopvang enerzijds en groepsopvang anderzijds. Maar ook in gezinsopvang moeten we stappen vooruit zetten. We versterken die ook op korte termijn, en in de specifieke toekomstwerf is de versterking van de gezinsopvang de meest belangrijke werf die we hebben.
Ik kom tot de vragen van onder meer mevrouw Malfroot over de drieduizend plaatsen. Collega Malfroot, ik dacht dat het algemeen bekend was dat we hiervoor 38 miljoen euro voorzien. Dit bedrag kan nog verhogen als er van de omschakelingsoperatie van trap 0 naar trap 1, waarvoor we 9,6 miljoen euro voorzien, nog budget over is. Ik weet niet hoeveel er van 0 naar 1 willen overschakelen. Dat moeten we nog bekijken. Ik wil zeker rekeninghouden met de voorgeschiedenis van de organisator bij het vastleggen van de criteria. Ik wil ook de meest duurzame initiatieven eerst laten instappen in de subsidie met inkomenstarief. Dat zullen we de komende weken verder concretiseren. Dat zit al in een vergevorderd stadium, maar we zijn daar nog niet helemaal mee klaar.
Er is effectief een voorafname van het budget. 15 procent van het budget voor de subsidie voor inkomenstarief gaat naar Antwerpen, 10 procent naar het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en 5 procent naar Gent. 65 procent wordt verdeeld over de rest van Vlaanderen.
Bij de voorstelling op 21 december heb ik gemeld dat alles rond moet zijn voor de zomer van 2023. We zijn nu eind januari. Het is de bedoeling om zo snel mogelijk in februari de oproep te lanceren. Daarmee kom ik tegemoet aan mevrouw Saeys. In januari is er uitbetaald. Als we de oproep in februari kunnen doen, kunnen initiatieven vrij snel weten of ze er bij zijn of niet. Zeker de groep die in de problemen zou kunnen komen, is zoals ik al zei, zeer klein op het totaal.
Krijgen de voorzieningen die al lange tijd bezig zijn, voorrang? Zoals ik al zei, is het budget enkel voorzien voor omschakeling van bestaande plaatsen en dus niet voor nieuwe plaatsen, maar de duurzaamheid is voor mij een criterium dat meespeelt in de toewijzing. Het feit dat je al plaatsen in 2 hebt, kan daar uiteraard een rol in spelen.
Voor de vervangcapaciteit is een vast jaarlijks budget voorzien. Wij financieren dit op basis van middelen die vrijkomen. Overal waar nodig wordt dit ingezet.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Dank u wel, minister. Er zijn inderdaad vorig jaar al heel wat inspanningen gedaan om die trappen gelijk te trekken. Wij zijn daar altijd zeer groot voorstander van geweest en nog steeds om die subsidie gelijk te trekken.
We bevinden ons toch wel in een precaire situatie waarbij we er toch voor moeten zorgen dat locaties omdat ze een IKT-mix hebben eigenlijk zouden worden verplicht om hun initiatief stop te zetten. U zegt dat dat er niet zoveel zijn. Eigenlijk zijn het er 80, maar 21 locaties. Daar is het verschil tussen niet of weinig gesubsidieerde initiatieven versus de best gesubsidieerde groter. Mijn vraag gaat niet noodzakelijk over het aantal locaties maar over het aantal plaatsen. Dat vind ik toch heel belangrijk om te weten.
U zegt van kijk ja u gaat zorgen dat er toch drieduizend plaatsen van trap 1 zouden kunnen doorgroeien. We weten allemaal hoeveel er op dit moment in trap 1 zitten. Dat zijn er een pak meer dan drieduizend. Ik veronderstel dat we die drieduizend zeer ruim gaan overschrijden. U hebt zelf al aangehaald dat u van duurzaamheid en dergelijke een belangrijk criterium gaat maken. Zegt u nu ook dat u aan de initiatieven met IKT-mixen, als zij vragende partij zijn om te stijgen van trap 1 naar trap 2, effectief voorrang gaat geven?
De heer Daniëls heeft het woord.
Bedankt, minister, voor uw toelichting. Sta me toe om een paar dingen op te merken. Bij de opstap van 2B naar 2A komt er 1800 euro per plaats, per jaar bij. Dat is gigantisch. Daar wil ik toch wel op wijzen. Op de website van Opgroeien staan de verschillen. Ik geef ze u, vanaf 1 januari 2023, even mee. In trap 1 in groepsopvang, krijg je 1358 euro per plaats. Een trap 2A krijgt 5910 euro. Dat is een verschil van 4600 euro per plaats, louter en alleen tussen trap 1 en trap 2A, bij de groepsopvang.
Als ik dan naar gezinsopvang ga kijken, dan is een trap T1 in groepsopvang 1358 euro en in gezinsopvang – onthaalouders dus – 462 euro. Dat is 900 euro minder. De groepsopvang heeft 5910 euro per plaats, per jaar, de gezinsopvang 358 euro. Dat is een verschil van 5600 euro, louter en alleen wegens de locatie. Minister, ik wil meegaan in het verhaal dat de ene thuis opvangt en de andere eventueel op locatie, maar die verschillen zijn echt zeer groot. Mijn fractie wil daarop wijzen. De objectieve verschillen worden bepaald per locatie, maar dit gaat per plaats. Als je negen plaatsen hebt, dan is dat een verschil van 5600 euro, maal negen, per jaar, per plaats. Dat verschil willen we aankaarten.
U moet de 21 locaties met IKT-mix, waar collega Saeys naar verwees, bekijken om daar een oplossing voor te vinden.
Het laatste punt: hoe worden ze verdeeld? Geldt de verschuiving van 0 naar 1 eerst voor bestaande initiatieven? Of wordt er eerst naar de nieuwe gekeken? Zo ja, hoe gaat dat in zijn werk? U gaf aan dat het om personeel per vestiging ging. Eén opvanginitiatief is één werkgever, maar stel dat die verschillende plaatsen hebben. Het laatste wat zou mogen gebeuren is dat men in de opvang begint te shoppen. Vandaag gebeurt dat, u hebt het zelf gezegd, het gaat over 600 euro bruto per maand en een dubbele eindejaarspremie. Ze gaan van de ene opvang naar de andere, louter en alleen wegens het statuut waarin de opvang zich bevindt. Men kan het hen niet kwalijk nemen. Dat moeten we nog meenemen, minister.
De brief van het agentschap Opgroeien, waar u naar vroeg, zal ik u bezorgen. Ik heb er letterlijk uit geciteerd.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Uw antwoord, minister, stemt mij enigszins gelukkig. Ik ben blij dat u zegt dat, als er iets over is van trap 0 naar trap 1, we dat geld kunnen investeren in plaatsen van trap 1 naar trap 2. Want ik zie daar de noodzaak om de financiële onleefbaarheid weg te werken. Het zijn die voorzieningen die sluiten. Mag ik u herinneren aan de vzw Rheia in Pelt. Daar ging het over financiële redenen. Dat is ook meermaals in het nieuws geweest.
Anderzijds vind ik uw antwoord ook verontrustend, in die zin dat u nog altijd een voorafname doet op het aantal plaatsen. Het komt erop neer dat 65 procent enkel naar bepaalde kinderdagverblijven gaat, los van de grootsteden. 65 procent, dat zijn 1950 plaatsen. Dat is veel te weinig want er zijn veel meer T1-plaatsen die de hogere middelen nodig hebben. Ik vind dat u moet inzetten op behoud van plaatsen, niet op creatie van nieuwe plaatsen. Laat ons de plaatsen die we hebben en die nog open zijn, behouden zodat we de mensen daar kunnen ondersteunen.
Ik heb nog een vraag voor u. In de vorige plenaire vergadering zei minister Jambon dat er geld was. Waarom investeert u dat niet om de ongelijke subsidiëring meteen volledig gelijk te trekken en weg te werken? Als er toch geld is, moet iedereen een gelijk speelveld krijgen.
Dan heb ik nog een laatste vraag met betrekking tot het criterium duurzaamheid. Wat moeten we daaronder verstaan? In het verleden vroeg ik om de voorzieningen die al langer bestaan de voorkeur en voorrang te geven. Nu zegt u dat we duurzaamheid als criterium zullen nemen. Wat is daar de specifieke omschrijving van?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitvoerige antwoord en de duidelijke uiteenzetting in een nochtans heel technische materie. We zitten momenteel in een grote transitie. Er wordt vanuit Vlaanderen heel veel geïnvesteerd in de gelijkstelling van trap 2B naar trap 2A. We gaan vanaf nu alleen maar spreken van trap 2. U hebt ook duidelijk verwezen naar de impact daarvan, zowel voor de kinderopvanginitiatieven zelf als voor de kinderbegeleiders die er werken. 600 euro bruto per maand extra, plus een dubbele eindejaarspremie. Als we het hebben over het aantrekkelijker maken van de sector en over het toeleiden van meer mensen naar de kinderopvangsector, dan zijn dat natuurlijk ongelooflijk belangrijke maatregelen. En dat binnen eenzelfde locatie, in een initiatief met een gemengd statuut, dus met plaatsen in de verschillende subsidietrappen. Ik onderschrijf helemaal dat daar dezelfde verloning geldt. Je kunt niet naast elkaar mensen hebben die daar te werk zijn gesteld en op een andere manier worden verloond. Dat is absoluut niet haalbaar.
Nu die omschakeling gebeurt, moet je natuurlijk ook oog hebben voor bepaalde effecten. Een ervan is de problematiek van de gemengde initiatieven, en dat die initiatieven iedereen op dezelfde manier moeten verlonen, namelijk volgens trap 2. U zei dat er 21 zijn die op dat vlak mogelijk problemen hebben omdat hun aantal plaatsen in de inkomensgerelateerde opvang gelijk of lager is dan hun aantal plaatsen in trap 1 of in de niet-IKT-plaatsen. We moeten daar oog voor hebben. Mevrouw Saeys verwees er daarnet al naar: over hoeveel plaatsen gaat het dan juist? Als we dat aantal kennen, weten we hoe groot de problematiek is of hoe groot de omzetting naar trap 2 voor die plaatsen zou zijn.
Minister, u zei dat we tegen februari de oproep uitwerken voor initiatieven in trap 1 om over te stappen naar trap 2. Dat gaat over drieduizend plaatsen. Het is de bedoeling om daarin zoveel mogelijk aanvragers te honoreren. Het is voor die gemengde initiatieven belangrijk om zo rap mogelijk duidelijkheid te creëren. Wanneer zouden zij een formeel antwoord kunnen krijgen als zij inschrijven? Vanaf wanneer zou dan de overstap naar trap 2 kunnen worden geïmplementeerd?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
In dit parlement is in verschillende hoorzittingen gezegd dat er vele jaren aan lage winstmarges is gewerkt. Daarom is het goed dat een aantal initiatieven een normalere manier van werken mogelijk maken. Dat is een terechte omschakeling. Minister, ik meen te horen dat u trap 2A als de norm zult zien. Wij ondersteunen die vraag al vele jaren. Daar zijn we tevreden mee, zeker ook waar er een mix was van statuten.
Ik heb twee bijkomende vragen.
Ik wil van u een bevestiging vragen. Gaan we ervan uit dat bij de overstap de voorwaarden voor de andere trappen volledig worden opgenomen? Worden buiten de rechten ook de voorwaarden opgenomen? Minister, ik vraag dat omdat een aantal van die voorwaarden recent tijdelijk werden losgelaten. Worden ze effectief hersteld?
Gaat u ook breder de ongelijke statuten aanpakken? Dat is het zwaartepunt van mijn vraag. Voor de werknemers is er vandaag een enorm breed werkveld. Dat gaat niet alleen over shoppen maar ook over misbruik van mensen die een onzekerder statuut hebben, met verschillende vakantiedagen, maar ook met schijnzelfstandigen, bijvoorbeeld. Hebt u zicht op hoe het zit met die onzekerdere statuten? Gaat u dat gelijker schakelen, ook om die mensen te verdedigen die vaak heel kwetsbaar zijn?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Ik heb hier het lijstje bij van welke initiatieven dat zijn. Het gaat, als ik het goed bekeken heb en goed uitreken, over 278 of 279 plaatsen. We hebben dus gekeken hoeveel er al op hogere capaciteit zijn, hoeveel er dan zijn die de lagere subsidie hebben en hoeveel er daarvan in de problemen komen. Het gaat dus volgens mij over 278 of 279 plaatsen, want ‘,75’ dat kun je niet … Ja, het kan wel, het hangt ervan af hoeveel uren een kindje gaat natuurlijk. Maar dat is het aantal. Op het totaal is dat niet veel, maar we moeten het wel oplossen. Ook al zijn het maar 5 initiatieven die mogelijk in de problemen komen, we moeten wel een oplossing zoeken.
Ten tweede heb ik gezegd, collega’s, dat voor mij de duurzaamheid van de plaatsen meetelt. Duurzaam, we moeten nu nog definiëren wat dat is. Maar voor mij lijkt – ik spreek misschien voor mijn beurt – een initiatief dat al twintig jaar bestaat en nu al een mix heeft, de logica. Dat is immers een initiatief dat al die kwalitatieve plaatsen 2A of 2B had. Het lijkt mij logisch dat je ze als criterium gaat laten meetellen. Maar daarover volgt er nog info zodra ze allemaal vastliggen.
Ten derde zijn er de verschillende statuten. Ik hoop dat jullie beseffen wat een verbetering dit in globo betekent, los van de punctuele opmerkingen die gemaakt worden. Impact – ik ga het nog eens zeggen – voor bijna achtduizend mensen, die niet allemaal 600 euro bruto meer gaan hebben, het hangt er een beetje van af hoe je werkt, maar voor een aantal zal dat 600 euro zijn. Sommigen zeggen dat er geshopt wordt. Vroeger werd er nog veel meer geshopt. Want als er zo veel minder kwalitatieve plaatsen zijn, is de druk nog groter om daar te gaan werken. Nu hebben we er al zo veel die naar een beter statuut gaan en het verschil 2A-2B is weg. Dus doordat dat verschil 2A-2B weg is, wordt het al veel zuiverder. De volledige gelijkschakeling is er niet. We zullen zien hoeveel initiatieven zich aanmelden om naar 2A te stappen, of naar 2 te stappen, want ik ga zelf niet meer over A en B spreken. We zullen dan zien of het budget toereikend is en zo niet, hoe we dat opgelost kunnen krijgen.
Collega Daniëls, ik kom dan bij uw opmerking over de onthaalouders. Dat is belangrijk. Er is inderdaad een groot verschil, ik erken dat. Maar voor mij is het daar nu van belang dat we keuzes maken rond het statuut. U weet dat er een advies opgeleverd is rond de sui-generisstatuten. De mensen krijgen een onkostenvergoeding, hebben heel beperkte sociale rechten. Op het moment dat dat een werknemersstatuut wordt, is dat natuurlijk ook weer een wereld van verschil. U zegt dat het verschil groot is. Dat is waar, maar dat zijn ook vaak voorzieningen die met veel personeel werken, terwijl dat bij onthaalouders anders is. Wij betalen ook voor een stuk die kosten mee. We hebben ook om hen te versterken budgetten voorzien vanuit het VIA-akkoord. Ik heb er trouwens ook voor gezorgd dat we bij het geven van de energietoelage op het einde van 2022 de onthaalouders niet vergeten hebben, dat die ook een fikse tegemoetkoming gekregen hebben. Want als je in je eigen huis kinderen opvangt, doet dat ook de energiekosten de pan uit swingen. Je moet die dus ook tegemoetkomen. Wat de onthaalouders betreft zijn er dus twee zaken: ten eerste het statuut, en de begeleidende vergoeding uiteraard. Collega Daniëls, u hebt in uw cijfers, denk ik, enkel de subsidie aan de begeleidende dienst vermeld. Voor die gezinsopvang moet je dus ook de subsidies voor de kostenvergoeding van de onthaalouders nog eens meenemen. Dat komt er ook nog eens bij.
Collega’s, de geschiedenis is wat ze is. Ik ben bijzonder gecharmeerd dat zowel de collega’s van Open Vld als van de N-VA ook vinden dat er verder moet worden ingezet op die groei naar 2, wat mij betreft voor alle plaatsen. Hoe meer, hoe liever. Hoe sneller we dat gelijkzetten, hoe beter. Maar dat vraagt keuzes, prioritaire keuzes. Dat is goed om de sector aantrekkelijker te maken. Ik ben het daarmee eens. Maar de sprong die we nu maken, is een sprong die toch bijzonder belangrijk is, omdat we het verschil tussen B en A ook al oplossen.
Voilà, wordt vervolgd. Ik heb ondertussen de mail gekregen die de collega’s gekregen hebben, de mail waaruit geciteerd werd. Wij gaan daar zeker mee aan de slag.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, er zijn inderdaad al heel wat inspanningen gebeurd. Ik ben heel blij dat men naar de gelijktrekking van de subsidiëring gaat. We moeten hier in dezen natuurlijk voorzichtig zijn voor de initiatieven die werken met de IKT-mix. Het zou bijzonder jammer zijn als we die locaties en vooral de 279 plaatsen in gevaar zouden brengen door het feit dat daar zo’n verschil op zit dat de mensen failliet zouden kunnen gaan. Ik ben alleszins blij dat u daar rekening mee gaat houden in de uitbreiding van trap 1. Ik hoop dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt van hoeveel initiatieven een aanvraag doen om van trap 1 naar trap 2 te gaan. Ik denk dat de vraag hoger zal zijn dan het aanbod op dit moment.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik heb het al gezegd, maar ik ga het nog eens herhalen: voor de N-VA-fractie is het inderdaad belangrijk dat al onze verschillende soorten opvang – groepsopvang, zelfstandige eenpitters aangesloten bij grotere organisaties en langs de andere kant gezinsopvang – leefbaar en financieel haalbaar zijn. Dat is voor ons cruciaal. Minister, dat is ook de reden waarom ik die bedragen aangehaald heb want allemaal naar trap 2? Nee, het advies dat we vanuit N-VA willen geven is allemaal naar een leest waarop het financieel haalbaar en zeker is. Dan moet u, zoals u aanhaalt, inderdaad alles meenemen, zowel het fiscaal statuut als personeel, al die elementen moeten worden meegenomen. Daar ben ik het mee eens. Of dat dan niveau 2A moet zijn? Of dat dat dan een niveau 2 moet zijn of weet ik veel welk niveau? Het gaat om het bedrag dat nodig is om leefbaar te zijn én – dat is belangrijk – om ervoor te kunnen zorgen dat er voor het personeel een gelijk speelveld is, dat je geen personeel weghaalt uit de ene opvang. In dat kader is de IKT-mix wel belangrijk. De voorbeelden zijn legio. Je hebt tien plaatsen in trap 1, je hebt negentien plaatsen in trap 2. Dan moet je al je personeel volgens trap 2 betalen, maar de opstap die je hebt van 2B naar 2A is enkel voor dat stukje. Dus voor diegenen die u aanhaalt die potentieel in de problemen komen, wil ik toch heel expliciet een oproep doen om daar heel gericht naar te kijken, zoals collega Saeys heeft gedaan.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, u voorziet voor slechts 3000 plaatsen. Ik zie hier op de website van Kind en Gezin dat er momenteel ‘enkel basistarief’ 14.913 plaatsen zijn. Dat zijn er in dit geval 11.913 te weinig. Het wordt dus hoog tijd dat u zorgt voor een gelijke financiering voor de hele sector, niet alleen voor de IKT-mix, niet alleen voor trap 0, niet alleen voor trap 1, maar voor iedereen zodanig dat we naar dat T2-speelveld kunnen gaan, dat iedereen gelijk is voor de wet en dat iedereen evenveel verdient zodanig dat dat shoppinggedrag, dat personeelsverloop verdwijnt en zodanig dat elke opvang evenveel kansen krijgt en zodanig dat u inzet op het behoud van plaatsen.
Ik hoorde daarnet dat er een tijdelijke vervangcapaciteit is. Daarvoor voorzien we nog wel het budget. Ik snap niet dat daar dan wel geld voor is, maar dat er geen geld is om de hele sector die gelijke financiering te geven, want op dit ogenblik is nog altijd 70 procent IKT en 30 procent vrije prijs. Dat wil zeggen dat 30 procent van de markt nog altijd aan een lager tarief moet werken, nog altijd financieel onleefbaar aan het werk is. Die situatie mag niet blijven duren, minister.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, er worden momenteel grote stappen gezet. Daar zijn ook heel grote budgetten voor voorzien waarbij de kinderopvanginitiatieven beter gesubsidieerd worden. Dat heeft natuurlijk zijn impact. Dat is heel belangrijk voor de leefbaarheid van de sector. We hebben al die plekken nodig, maar dat is ook heel belangrijk om voldoende kinderbegeleiders te kunnen aantrekken en om heel die sector aantrekkelijker te maken zodanig dat we niet alleen die plekken creëren, maar dat er voor die plekken ook een kinderbegeleider is om de kindjes gedurende de hele dag op te vangen, met hen bezig te zijn en aan hen de nodige zorg te verlenen. Het is heel goed dat dat gebeurt. Zijn we er daarmee? Nee, we weten dat er nog volgende stappen gezet moeten worden. We hopen inderdaad dat iedereen in dit parlement zich mee daarachter kan zetten, maar dat mag geen afbreuk doen aan het feit dat er nu reuzenpassen gezet worden binnen de hele sector. Daarbij moeten we natuurlijk ook aandacht hebben voor mogelijke neveneffecten. Een van de neveneffecten is natuurlijk de problematiek van de gemengde initiatieven momenteel. Minister, ik wil u graag vragen om daar toch de volgende periode, wanneer in februari de oproep gelanceerd wordt, wanneer de toewijzing gebeurt, ook oog voor te hebben zodanig dat zij ook leefbaar blijven en dat die plekken daar zeker niet verloren gaan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.