Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Veys heeft het woord.
Op mijn beurt ook aan iedereen beste wensen en een gelukkig nieuwjaar. Dit is echt wel een vraag vanop het terrein. Onze zorg staat onder druk, dat was de voorbije jaren zo en ook vandaag. We hebben tijdens de pandemie allemaal massaal geapplaudisseerd voor dat sterk werk van de verpleegkundigen, zorgkundigen en anderen in de zorg in Vlaanderen die iedere dag hun best doen. Zowel het Vlaamse als het federale niveau hebben al wat pogingen gedaan en hebben hun bezorgdheid geuit over de zorg die onder druk staat maar ze werken niet altijd goed samen. Soms werken ze elkaar een beetje tegen en dat is niet altijd bewust, vandaar deze vraag.
Deze vraag gaat concreet over de wet van 20 november 2022 houdende maatregelen aangaande de personeelsschaarste in de zorgsector die het voor mensen die reeds met pensioen zijn mogelijk maakt om mét behoud van het pensioen en de uitkeringen, als ze die hebben, aan de slag te gaan bij een werkgever in de zorgsector. Het is een maatregel die de intentie heeft om de zorg te versterken. Deze groep is een welgekomen bijkomende kracht op wie zorgvoorzieningen dankbaar beroep op doen. Wij horen nu vanop het terrein dat dat op Vlaams niveau toch wel een impact kan hebben. Bij deze wet valt onder titel 4 Pensioenen en onder titel 5 Fiscale bepalingen, waarbij gezegd wordt dat de inkomsten die men verkrijgt uit dat ‘bijklussen in de zorg na het pensioen’ geen impact hebben en dat men er geen nadeel van ondervindt.
Die mensen zetten zich maatschappelijk in en dan is het vanuit een overheid een mooi signaal dat we hen daarvoor bedanken of toch minstens ervoor zorgen dat ze daar geen nadelen van ondervinden. Er is nu toch een fundamentele zaak die niet geregeld is en het doel van de wet toch wel wat onderuit dreigt te halen. Met name de link naar de Vlaamse regelgeving – hier komt u natuurlijk in beeld, minister – inzake sociale huur en bij uitbreiding andere fiscale voordelen gelinkt aan de hoogte van het inkomen, zoals de energietegemoetkoming. Gepensioneerden die eerder tot een financieel zwakke groep behoren en sociale huurders zijn, doen beroep op een sociale huurwoning waar ze recht op hebben op basis van de inkomenscriteria volgens de regels die we hier samen opgesteld hebben. Nu bereiken ons berichten vanop het terrein dat sommige gepensioneerden twijfelen om zich te engageren omdat ze zeggen dat dat een impact zal hebben op hun sociale huurprijsberekening die in Vlaanderen gebeurt op basis van alle inkomens. De zorgvoorzieningen geven aan dat geïnteresseerde gepensioneerden hierdoor afhaken en dat dat spijtig is gezien de enorme uitdagingen en personeelskrapte in de Vlaamse zorgsector.
Bent u op de hoogte van deze situatie, minister? Zo ja, is dat het resultaat van een bewuste beleidskeuze langs Vlaamse kant? Met andere woorden, vindt u dat de inkomens van mensen die met pensioen zijn en bijklussen in de zorg per definitie moeten worden meegerekend in die sociale huurprijs? Als dat een bewuste keuze zou zijn, bent u zich er bewust van dat dat wel een effect heeft, en dat daardoor mensen minder happig zijn?
Zo neen, als u niet op de hoogte bent van de situatie, bent u bereid om in dialoog te gaan met de collega’s in de regering om een bijkomende uitzondering in te lassen om het inkomen uit arbeid verricht in kader van de wet houdende maatregelen aangaande de personeelsschaarste in de zorgsector vrij te stellen voor de berekening van de sociale huur?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Veys, sta me toe om u eerst mijn algemene mening te geven over het systeem. Ik vind elk systeem dat mensen toelaat om extra te gaan werken een goed systeem. Ik ben tegen elke vorm van beperking van mensen die vrijwillig, op eigen initiatief, iets willen bijverdienen, een bijdrage willen leveren en ik begrijp niet dat dat beperkt wordt. Mijn standpunt is, en ik weet niet of dat voor u ook zo is, dat iedereen die wil werken dat ook moet kunnen doen, zeker voor gepensioneerden met behoud van een uitkering die zij voor zichzelf hebben opgebouwd. Dat is voor mij een algemeen gegeven en ik sta daar ook absoluut achter, ook in dit geval. Dat is mijn algemene en ruimere mening. We zouden hier veel meer werk van moeten maken, zeker met een arbeidsmarkt zoals we die vandaag kennen in Vlaanderen.
Ik neem uw eerste twee vragen samen. Ik ben op de hoogte van het pakket aan maatregelen om extra handen in de zorg in te zetten. Zo wil men onder meer zoveel mogelijk gepensioneerden opnieuw aan de slag laten gaan in de zorg. Om die reden is bepaald dat zij tijdelijk hun inkomen uit de prestaties in de zorgsectoren onbeperkt kunnen combineren met hun pensioenuitkering. Daarnaast is een gunstig belastingregime voorzien om te voorkomen dat gepensioneerden zwaarder belast zouden worden. De inkomsten uit de prestaties in de zorgsectoren worden afzonderlijk belast aan een tarief van 33 procent en worden vrijgesteld van de persoonlijke RSZ-bijdrage (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid).
Het klopt dat deze maatregelen gevolgen zouden kunnen hebben voor sociale huurders of kandidaat-huurders. Deze gevolgen betreffen geen bewuste beleidskeuzes, maar vloeien voort uit de beslissing, op het federale niveau, om een antwoord te bieden op de uitdagingen waar de zorgsector mee wordt geconfronteerd en vooral de fiscale behandeling daarvan. Dat is het voornaamste.
Het maatregelenpakket zou in theorie een impact kunnen hebben op de aftoetsing van de inkomensvoorwaarde bij huurders en kandidaat-huurders en de huurprijsberekening. Ik verwacht echter dat deze gevolgen zeer beperkt zullen zijn vermits het een tijdelijk maatregelenpakket betreft. De regeling geldt retroactief vanaf 1 juli tot en met 31 december 2022 en werd verlengd tot en met 31 maart 2023.
Kandidaat-huurders moeten uiteraard voldoen aan de inkomensvoorwaarde. Hiervoor wordt in eerste instantie gekeken naar het referentie-inkomen. Het referentie-inkomen is de som van de verschillende inkomsten, ontvangen in het jaar waarop het laatst beschikbare aanslagbiljet betrekking heeft. Het aanslagbiljet moet betrekking hebben op de inkomsten van maximaal drie jaar voorafgaand aan de inschrijvings- of toelatingsdatum. Voor inschrijvingen en toewijzingen in 2023 zal dus ofwel rekening worden gehouden met de inkomsten van het jaar 2020 als het aanslagbiljet voor aanslagjaar 2021 het laatst beschikbare aanslagbiljet is, ofwel met de inkomsten van het jaar 2021 als het aanslagbiljet voor aanslagjaar 2022 het laatst beschikbare aanslagbiljet is. Het maatregelenpakket zal daarop geen invloed hebben. U weet dat men, om te controleren, altijd kijkt naar het laatst beschikbare aanslagbiljet.
Voor inschrijvingen en toewijzingen in 2024 zou dat wel het geval kunnen zijn. In 2024 kijkt me dan naar inkomsten uit 2022 of 2023. Indien dan zou blijken dat de som van het geïndexeerde referentie-inkomen van de kandidaat-huurder hoger ligt dan de toepasselijke inkomensgrenzen, dan kan ook het huidig inkomen worden gehanteerd, dat op dat moment niet meer onderhevig zal zijn aan het maatregelenpakket. Men kan dan vragen om daar naar te kijken.
De tewerkstelling van gepensioneerde sociale huurders in de zorgsector zal ook de huurprijs beïnvloeden. De huurprijs wordt immers berekend aan de hand van verschillende parameters, waar het inkomen één van is. Het principe dat het Vlaamse sociaal huurstelsel daarbij hanteert is dat de huurders met een hoger inkomen ook hogere lasten kunnen dragen. Gepensioneerde huurders die tewerkgesteld worden in de zorgsector en daardoor een extra inkomen verwerven, zullen dus mogelijk een tijdelijk hogere huurprijs moeten betalen. Dat principe hebben we altijd al als rechtvaardig beschouwd
Ik kan dan ook besluiten dat de gevolgen van het maatregelenpakket voor de sociale huur weinig effect hebben in de mate dat die maatregel niet bestendigd wordt. Ik wil wel nog aanstippen – en dat is het belangrijkste volgens mij – dat dit het gevolg is van de fiscale behandeling van de maatregel. Het belastbaar loon voor die prestaties verricht bij een werkgever in de zorgsector wordt aanzien als een belastbaar inkomen en wordt afzonderlijk belast aan 33 procent. Dat is de keuze die men federaal maakt. Voor de toepassing in de sociale huur wordt het dus beschouwd als een inkomen.
Dat bijvoorbeeld in tegenstelling tot inkomsten uit prestaties geleverd in het kader van een flexi-job. Dat is een beetje het vreemde. Het flexiloon wordt fiscaal volledig vrijgesteld en wordt niet opgenomen in de fiscale inkomsten en heeft bijgevolg geen invloed op de sociale huur. U kunt dus het best deze problematiek eens signaleren op federaal niveau. Ik denk dat u het daar mee eens kunt zijn. Het is niet de bedoeling om met de vinger te wijzen. Dat is de keuze die men maakt. Het gevolg dat u trekt klopt, maar er is daar een vreemde en andere fiscale behandeling in vergelijking met de flexi-job. De inkomsten van iemand die deeltijds werkt en daarboven een flexi-job doet, worden niet meegerekend en worden niet belast. Dat is federaal een andere fiscale behandeling. Ze worden niet meegerekend voor de inkomensgraad voor sociale huur en ook niet voor de sociale huurprijs. Bij dit systeem, doordat men er federaal voor kiest om dat fiscaal te gaan belasten, wordt dat wel meegerekend. Ik denk dat we het erover eens kunnen zijn dat er toch een vreemd verschil is tussen de mensen die boven op hun pensioen in de zorg gaan werken, daarvoor fiscaal belast worden en daarvan ook gevolgen hebben in de sociale huur, en een flexi-jobber. Ik denk dat we naar het federale niveau moeten kijken om dat op te lossen.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoorden. Om te beginnen bij het begin van uw antwoord, ik ben het ermee eens dat er nog een tandje mag worden bijgezet om naar die participatie van 80 procent op de arbeidsmarkt te gaan. Ik denk dat uw collega, minister Brouns, ter zake nog heel wat werk voor de boeg heeft. De vraag is: wat is de doelstelling hiervan? Dat is onze zorg redden. Er is immers een crisis in de zorg. Ik zie wekelijks uw collega’s van de federale N-VA-fractie daar zeer bezorgde tussenkomsten over doen, niet onterecht, maar dan is het natuurlijk wel een beetje dubbel. Ik stel u nu deze vraag over sociale huur. Vlaanderen komt daar wat moeilijker aan tegemoet. Ook op de kinderbijslag is er een impact. Ook op andere tegemoetkomingen is er een impact. Goed, dat zijn vragen die ik aan collega’s van u moet stellen. Het probleem is echter wel wat breder.
Ik vind het wat dubbel. U hebt eind december een nieuwe maatregel goedgekeurd: alle of de meeste sociale huurders moeten zich verplicht inschrijven bij VDAB. Men wil hen achter de veren zitten. Dat past wel in de stijl van de N-VA. Ik begrijp vanwaar dat komt. Als er dan echter federaal een maatregel is voor gepensioneerden om die zorg te versterken, dan wordt men toch wel wat tegengewerkt. Ik hoor u pleiten voor het invoeren van flexi-jobs in de zorg. Dan moet ik daar toch wel mijn bezorgdheid over uiten. In tegenstelling tot voor de N-VA is de sociale zekerheid voor Vooruit onze kathedraal, het allerbelangrijkste. Die gaan we niet beginnen te ondergraven. Als u bedoelt dat men er maar flexi-jobs van moet maken in de zorg, dat dan het probleem is opgelost, dan moet ik daar toch voor passen.
Ik zal de andere collega’s ook bevragen. Ik denk dat we vooral hetzelfde doel moeten hebben, maar ik ben ervan overtuigd dat u dat ook hebt: hoe kunnen we die zorg versterken en ervoor zorgen dat we de crisis daar kunnen tegengaan, zodat de gezondheid van de Vlaming kan worden bevorderd? Met Nieuwjaar wenst iedereen elkaar een goede gezondheid toe. We moeten dan ook beleidsmatig ons best daarvoor doen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Veys, we zitten op dezelfde golflengte. Laat me heel duidelijk zijn, ik heb niet bedoeld dat daar flexi-jobbers van moeten worden gemaakt. Wat ik wel zeg, is dat het vreemd is dat er een andere fiscale behandeling is. Iemand die als flexi-jobber aan het werk gaat in de horeca, die wordt fiscaal voordeliger behandeld dan in de zorg. Dát is wat mijn verwondering opwekt. Het is ook daarom dat als iemand als flexi-jobber bijverdient, dat niet wordt meegenomen bij de sociale huur, niet in de huurprijsberekening, niet in de inkomensgrenzen die we hebben. Bij iemand die dat in de zorg doet, is dat wél zo. Dat ligt niet aan onze keuze, aan de keuze die wij in Vlaanderen hebben gemaakt. Dat ligt volledig aan de fiscale behandeling waarvoor men federaal kiest. Dat is het punt dat ik wil maken. We zitten inderdaad op dezelfde golflengte: meer mensen aan de slag op de arbeidsmarkt, die tewerkstellingsgraad. We zijn het allemaal eens. Vlaanderen moet daar ook zijn verantwoordelijkheid in nemen, geen enkel probleem. U zegt het ook: het doel is die zorg opnieuw draaglijk te maken voor de mensen die daarin zitten. Ik ben het daar helemaal mee eens, maar met dat alles voor ogen is het zeer vreemd dat men voor een andere, nadeligere fiscale behandeling kiest voor mensen die in de zorg gaan werken, ook al zijn het gepensioneerden en is de situatie natuurlijk iets anders, dan die voor flexi-jobbers. Men moet dat federaal oplossen en fiscaal gelijk behandelen. Ik heb niet gezegd dat men van die zorgmedewerkers flexi-jobbers moet maken, maar men moet de fiscale behandeling wel gelijkschakelen.
Dan nog één klein ding, gewoon voor de duidelijkheid. U had het over de VDAB-verplichting. Het is niet zo dat dat de meeste mensen zijn. Ik denk dat bijna de helft van de mensen die in een sociale woning wonen, gepensioneerden zijn. Ze zullen ook wel een brief ontvangen, omdat we dat moeten navragen. Dat wilde ik gewoon duidelijk maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.