Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het hoge aantal woonzorgcentra onder verhoogd toezicht
Vraag om uitleg over de evolutie van het aantal woonzorgcentra onder verhoogd toezicht
Verslag
De heer De Reuse heeft het woord.
Het aantal woonzorgcentra (WZC's) dat op de zwarte lijst staat, oftewel onder verhoogd toezicht, is opgelopen tot 25 op de 820 voorzieningen in Vlaanderen. Opmerkelijk is dat er op deze lijst meestal 10 à 15 woonzorgcentra staan, en sommige al heel lang. Het aantal is dus fors gestegen. Woonzorgcentra belanden op deze lijst wanneer ze bepaalde tekorten niet wegkrijgen en worden dan onderworpen aan extra controles door Zorginspectie. Indien er tijdens deze periode onvoldoende structurele veranderingen worden doorgevoerd, dan wordt het woonzorgcentrum gesloten. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een woonzorgcentrum op deze zwarte lijst terechtkomt: infrastructuur, de werking, de aangeboden zorg, en een deel staat onder verhoogd toezicht door een gebrek aan personeel.
Het laatste jaar was er verhoogde aandacht voor onze woonzorgcentra. De coronapandemie bracht heel wat problemen aan het licht in deze sector en zorgde ervoor dat heel wat problemen duidelijker gesteld werden. Johan Staes van het Vlaams Onafhankelijk Zorgnetwerk (VLOZO) geeft aan dat Zorginspectie het laatste jaar een tandje bij heeft gestoken met het toezicht op zorginstellingen. Volgens hem zou de overheid voor een masterplan moeten zorgen om meer mensen naar de sector te leiden. Dat werd al aangehaald bij een andere vraag om uitleg: er moet meer personeel komen. Er moet daarbij gekeken worden naar welke profielen noodzakelijk zijn in de zorg, aangezien er buiten verpleeg- en zorgkundigen ook nog andere mensen nodig zijn.
U, of uw vervanger, minister Dalle, gaf daartoe reeds een eerste aanzet met een besluit waardoor woonzorgcentra medewerkers kunnen aantrekken buiten de klassieke zorgberoepen.
Minister, u gaf reeds aan dat de ouderenzorg momenteel verscherpt wordt opgevolgd door Zorginspectie. Welke andere verklaringen hebt u nog voor dit recordcijfer?
In het verleden werd er gesproken over de voorbereiding van een globale aanpak over de inspectie van de toekomst. Hoever staat het hiermee?
Welke initiatieven neemt u nog om de kwaliteit van zorg in onze Vlaamse woonzorgcentra te waarborgen en een continue opvolging hiervan te verzekeren?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Op 16 december stonden er 24 woonzorgcentra en een groep van assistentiewoningen onder verhoogd toezicht. Dat betekent dat Zorginspectie daar ernstige, al dan niet aanhoudende tekorten op de kwaliteit van de zorg heeft vastgesteld. Sommige woonzorgcentra staan al meer dan een jaar onder verhoogd toezicht en zes woonzorgcentra zullen hun erkenning verliezen of hebben die intussen al verloren.
Dat er nu zoveel woonzorgcentra onder verhoogd toezicht staan, wordt onder meer verklaard door een inhaalbeweging van inspecties na de coronacrisis, maar vaak ligt ook een gebrek aan voldoende personeel aan de basis. Zo kondigde het Zorgbedrijf Antwerpen aan het begin van het jaar aan dat nieuwe bewoners niet altijd meteen een plek zullen vinden in het woonzorgcentrum van hun keuze, niet omdat er te weinig plaatsen zijn, maar wel omdat er te weinig personeel is om voor die plaatsen de nodige zorg te kunnen bieden.
In navolging van deze verhalen en feiten over mistoestanden in woonzorgcentra werd in februari 2022 in de plenaire vergadering ons voorstel van resolutie goedgekeurd over maatregelen voor een betere kwaliteitscontrole op woonzorgcentra. Daarin werden een aantal zaken gevraagd aan de Vlaamse Regering om een beter zicht te krijgen op de kwaliteit van de geleverde zorg in woonzorgcentra. Dit door onder andere de Woonzorglijn beter bekend te maken bij zowel bewoners als familieleden, maar ook door na te gaan hoe bewoners en familieleden steekproefgewijs en gericht zouden kunnen worden bevraagd bij inspecties, met als doel een duidelijk zicht te krijgen op de dagelijkse werking van een woonzorgcentrum en de kwaliteit van zorg, wonen en leven.
Andere zaken die werden gevraagd, waren het versterken van het personeelsbestand bij Zorginspectie, het onderzoeken hoe de vergunning van ouderenvoorzieningen sneller kan worden geschorst, het inzetten op het laten aanstellen van een voorlopig bewindvoerder bij voorzieningen die langere tijd in gebreke blijven, en het erop inzetten om, als een woonzorginitiatief dat deel uitmaakt van een groep onder verhoogd toezicht wordt geplaatst, ook de andere vestigingen van diezelfde groep bijkomend te inspecteren. Intussen werd er een actieplan geformuleerd, dat stelselmatig verder wordt uitgewerkt.
Minister, zijn er, behoudens een inhaalbeweging van inspecties na de coronacrisis en de tekorten aan medewerkers, nog andere redenen waarom volgens u, in vergelijking met voorgaande jaren, thans meer woonzorgcentra onder verhoogd toezicht staan?
Bij hoeveel woonzorgcentra die tijdens het voorbije jaar onder verhoogd toezicht stonden of kwamen te staan, werd dit verhoogd toezicht intussen opgeheven?
Op welke manier worden in algemeenheid de remediëringstrajecten geëvalueerd? Hoe worden er lessen getrokken naar de toekomst over de begeleiding of opvolging van woonzorgcentra onder verhoogd toezicht?
Op welke manier wordt het verloop, zowel de instroom als de uitstroom, van de bewonerspopulatie in woonzorgcentra onder verhoogd toezicht opgevolgd?
Hoeveel plaatsen gingen het voorbije jaar verloren ingevolge de sluiting van woonzorgcentra? Voor hoeveel gebeurde dat ingevolge een vrijwillige sluiting? Voor hoeveel ingevolge het verlies van hun erkenning?
Wat gebeurt er in geval van verlies van de erkenning met de vergunde bedden? Zijn er, conferatur de maatregelen in de sector van de kinderopvang, in bepaalde regio specifieke noden om die in de regio te kunnen behouden? Hoe kan hier een oplossing aan worden geboden?
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, er hebben inderdaad nog nooit zoveel woonzorgcentra onder verhoogd toezicht gestaan als nu. In december stonden er 25 woonzorgcentra en assistentiewoningen op de zwarte lijst, terwijl dat er altijd zo’n 12 à 16 geweest zijn. Bij de oprichting in 2019 door uw voorganger Jo Vandeurzen was dat al zo, en in 2020 en 2021 schommelde het aantal rond de 12. We weten dat er naast het verhoogd toezicht ook andere zorgvoorzieningen zijn waar de inspectie frequent moet langsgaan omdat de kwaliteit van zorg gewoon niet goed is. En wat ook opvalt – dat moeten we opnieuw stellen – is dat het niet alleen gaat om private spelers, maar dat een ruime meerderheid van de voorzieningen onder verscherpt toezicht wel wordt beheerd door private spelers. Zo zijn er in het bijzonder twee heel grote die op die zwarte lijst staan. Orpea is daar de koploper met 5 van zijn 23 woonzorgcentra, terwijl ze maar 23 procent van het aanbod in Vlaanderen op zich nemen. Het is dus zwaar oververtegenwoordigd.
De reden dat een voorziening onder verhoogd toezicht geplaatst wordt, is vaak ook niet terug te brengen tot één specifiek tekort, maar wel tot een waslijst aan tekorten, bijvoorbeeld een combinatie van personeelstekort, onveilige infrastructuur, gebrekkige controle op de medicatie – we hebben het vaak gehad over medicatieveiligheid in de woonzorgcentra – en het niet uitvoeren van bepaalde zorghandelingen. Ik heb me wat gestoord aan dat artikel in Het Nieuwsblad, het gaat niet alleen over het niet vinden van voldoende geschikt personeel. Dat kwam niet van u maar van een collega die er vandaag niet is – dat is bijzonder opvallend. Het is met andere woorden vaak deel van het probleem, maar zeker niet de rode draad. De krapte op de arbeidsmarkt laat zich immers in alle woonzorgcentra voelen, maar niet elk woonzorgcentrum schiet tekort in zijn kernopdrachten.
Minister, hoe evalueert u de evolutie van het aantal zorgvoorzieningen die onder verhoogd toezicht staan? Hoe komt het dat het er zoveel meer zijn dan anders?
Een aantal voorzieningen staan ondertussen al lang onder verhoogd toezicht, waarbij het management vaak hardleers blijkt in het schenden van de erkenningsvoorwaarden. Wordt er volgens u op dit moment voldoende streng gehandhaafd?
Er zijn in 2022 ook twee zorgvoorzieningen op de zwarte lijst gesloten, één in Vlaams-Brabant, één in Oost-Vlaanderen. Daarnaast is er de sluiting van een woonzorgcentrum in Antwerpen aangekondigd. Op welke manier zien Zorginspectie en het agentschap Zorg en Gezondheid toe op de zorgkwaliteit en herhuisvesting van de resterende bewoners in de laatste fase van zo’n voorziening? Hoe wordt dat opgevolgd? Beschouwt u dat als voldoende?
Minister Crevits heeft het woord.
In 2019 werden er 21 voorzieningen onder verhoogd toezicht geplaatst. In 2020 waren dat er 6, in 2021 12 en in 2022 waren dat er 19. Het is zo dat er dossiers van een voorgaand jaar nog voortduren in het jaar daarna. Het is dus waar dat er in 2022 meer voorzieningen onder verhoogd toezicht staan dan in 2020 en 2021, maar de vergelijking met 2020 en 2021 kan moeilijk gemaakt worden. De impact van COVID-19 was toen immers zeer groot. De toenemende aandacht voor kwaliteit van zorg in de woonzorgcentra enerzijds en de actieve openbaarheid van de lijst van voorzieningen onder verhoogd toezicht anderzijds verhogen sinds maart 2022 de bewustwording, ook bij bewoners en hun naasten.
We merken dat er een toename is van inspecties volgend op klachten die zijn toegekomen bij de Woonzorglijn. Dat is eigenlijk een goede zaak. Tevens wordt er voorzien in een strikte opvolging van de voorzieningen waar er tekorten zijn.
Het verhoogd toezicht werd in 2022 voor zeven voorzieningen geschrapt. Deze voorzieningen hadden allemaal voor het begin van 2022 een aanmaning ontvangen, wat betekent dat ze bijgevolg onder verhoogd toezicht kwamen te staan.
Wat de algemene vragen naar de remediëringstrajecten betreft: Zorginspectie bezorgt de definitieve inspectieverslagen aan het agentschap Zorg en Gezondheid, die voor elk inspectieverslag bekijkt of er vastgestelde tekorten op de erkenningsvoorwaarden zijn.
Bij tekorten vraagt Zorg en Gezondheid minstens een remediëringsplan op. Daarin geeft een voorziening aan hoe ze elk tekort oplost en tegen wanneer. Zorg en Gezondheid beoordeelt of de inhoud van het remediëringsplan voldoende is en zij controleert ook of het remediëringsplan wel degelijk wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld door bewijsstukken op te vragen. De uitvoering van een remediëringsplan kan ook worden bekeken via een nieuwe inspectie.
Als er geen of weinig verbeteringen komen, volgen sancties. Waar aangewezen, worden beschermende maatregelen opgelegd aan de voorziening die specifieke bescherming biedt in functie van de vastgestelde tekorten, bijvoorbeeld een opnamestop of de verplichting om de begeleiding door een externe expert te voorzien.
Hoe volgen we de populatie op? Het verhoogd toezicht wil niet zeggen dat een voorziening geen nieuwe bewoners mag opnemen. Er kunnen dus nog altijd bewoners worden opgenomen. Maar het is ook mogelijk dat er een opnamestop ingevoerd wordt, maar dan moet dat gebeuren via een beschermende, dus een extra, maatregel.
Wat het verlies van plaatsen betreft, collega Schryvers, is het afgelopen jaar enkel woonzorgcentrum Huize Sion in Leuven zijn erkenning kwijtgeraakt. De voorziening was erkend voor 22 woongelegenheden.
Verder zijn er voorzieningen die de uitbating vrijwillig voor een tijdelijke periode hebben stopgezet, met de bedoeling op een later moment opnieuw op te starten, al dan niet op een andere plaats. De capaciteit zit dus in een vergunning en is niet verloren. Het gaat hier over 52 woongelegenheden in 2 gemeenten.
Wat gebeurt er in geval van verlies van een erkenning met de vergunde bedden? De bedden komen dan opnieuw in de programmatie zoals bepaald in het procedurebesluit. Doch er is momenteel een stop op nieuwe vergunningen op de programmatie tot 2025.
Waarom, collega Anaf, staan een aantal voorzieningen zo lang al onder verhoogd toezicht? Het is de bedoeling van het agentschap Zorg en Gezondheid dat voorzieningen maximum ongeveer één jaar onder verhoogd toezicht staan. Binnen deze periode zou een voorziening dan ook voldoende moeten kunnen aantonen dat zij haar werking duurzaam heeft verbeterd. Indien dat niet het geval is, wordt er een bijkomende stap genomen in de handhavingstrajecten. Dat wil meestal zeggen dat de voorziening een voornemen tot schorsing krijgt, omdat zij dus onvoldoende verbeterd is. Tijdens zo een schorsingsperiode blijft het verhoogd toezicht wel doorlopen.
Op één voorziening na hebben alle voorzieningen die nu onder verhoogd toezicht staan, zo een sanctie al gekregen of volledig ondergaan. Bij één voorziening is er een wijziging in eigenaar van de voorziening en het agentschap wil de beheersinstantie een kans geven om de remediëring nog te kunnen verwezenlijken binnen een redelijke termijn.
Wat de sluitingen betreft, een vraag van collega Anaf, wordt er bij het uitspreken van een voornemen tot intrekking van de erkenning voorzien in een bezwaarprocedure. Als die is afgelopen, wordt een beslissing genomen over de intrekking van de erkenning. In die beslissing worden een aantal maanden voorzien voor de bewoners om een nieuwe woonst te zoeken. Het agentschap zorgt samen met de gemeentelijke diensten van de gemeente waarin de voorziening gevestigd is voor begeleiding bij de zoektocht. Hierbij wordt ook Zorginspectie betrokken zodat de kwaliteit in de voorziening gegarandeerd kan worden.
In 2022 is, zoals gezegd, enkel Huize Sion in Leuven gesloten. De voorziening in Oost-Vlaanderen betreft de groep van assistentiewoningen Beauprez in Geraardsbergen, en die werd gesloten in 2021. Voor de verhuizing van bewoners uit beide zorgvoorzieningen is de hierboven vernoemde begeleiding voorzien.
Collega De Reuse, wat de globale aanpak over de inspectie betreft, beweegt er ook, in de context van een veranderend beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG), binnen het toezicht veel en zijn er heel wat uitdagingen voor het inspectiebeleid. Tegen deze achtergrond was een grondige reflectie nodig over de visie op de toekomstige aanpak van inspectie. Deze reflectie gebeurde met ondersteuning door de Universiteit Antwerpen en resulteerde in een blauwdruk die nog wat uitdieping vergt. De operationalisering werd opgestart eind 2019, is dan onderbroken door de coronapandemie, omdat het alles op alles was om dat te regelen. De draad is weer opgenomen vlak voor de zomer van vorig jaar.
De heropstart van dit project vlak voor de zomer maakte het mogelijk om nieuwe strategische doelstellingen, vanuit de parlementaire onderzoekscommissie, naar de veiligheid in de kinderopvang en vanuit Audit Vlaanderen ook mee te nemen in het traject. Veel zaken die jullie vastgesteld hebben bij de kinderopvang, kun je ook transponeren op de ouderenzorg. We nemen dat ook mee.
Het spreekt voor zich dat in 2023 prioritair gewerkt wordt aan de instroom van bijkomend personeel, want die hebben we natuurlijk nodig om de verwachtingen op het vlak van de opdracht ‘controleren’ te vervullen, maar ook de blauwdruk moet geoperationaliseerd worden. Daarom spitst de operationalisering van Zorginspectie 3.0 zich nu in eerste instantie toe op de benodigde organisatiestructuur, de bijhorende overlegstructuren en de hr-matige invulling van alles.
Welke initiatieven nemen we nog, collega's? Dat is een zeer brede vraag. Eerst en vooral is er de implementatie van BelRAI vanwege de validatie van dat instrument, het gestructureerde en bedoelde effect op de zorgplanning, inclusief de verhoogde aandacht voor participatie door de bewoner. Er is de meting van de kwaliteit van leven, wonen en zorg in samenwerking met het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg (VIKZ), de Vlaamse Ouderenraad en het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen. Er is de verbreding van de personeelsinzet door diversifiëring van mogelijk inzetbare zorgberoepen en andersgeschoolde personen, waardoor er bijvoorbeeld meer aandacht kan zijn voor psychosociale zorg en logistieke, comfortverhogende processen. Dat gebeurt in opvolging van de meer dan tweeduizend extra voltijdequivalenten die in het zesde Vlaams intersectoraal akkoord (VIA 6) zijn voorzien, onder andere via de gelijkschakeling rustoord voor bejaarden (rob)/rust- en verzorgingstehuis (rvt). Vervolgens is er de ontwikkeling waarderingsplatform en de elektronische WZC-fiche. Verder kijken we naar de mogelijkheden om het medicatiebeleid te versterken. Ik heb daar al uitgebreid uitleg over gegeven. We doen dat samen met de KU Leuven. Dan is er de intersectorale beleidsontwikkeling met betrekking tot de vrijheidsbeperkende maatregelen en tot slot willen we ook de CRA-functies (coördinerend en raadgevend arts) versterken.
Dat is het in een notendop. Eigenlijk kan men een hele avond wijden aan wat we allemaal kunnen doen, maar dit is een beknopt overzicht in het kader van vragen om uitleg.
De heer De Reuse heeft het woord.
Dank u wel, minister. Inderdaad, het bestaan van een zwarte lijst is er natuurlijk vooral ter bescherming van onze bewoners. Vroeger bleef dat allemaal wat onder de radar, tenzij er iets echt uit de hand liep, maar het bestaan van die lijst zorgt ervoor dat er continuering in de zorg en in de kwaliteitsvolle zorg kan zijn. Zo voorkomen we natuurlijk ook sluitingen.
Het meest in het oog springend is inderdaad altijd het personeelstekort. Dat wordt heel dikwijls aangehaald. Ik kan nogmaals mijn warme oproep doen om een werkgroep op te richten over alle Vlaamse beleidsdomeinen heen, Media, Onderwijs, Welzijn en Werk, om dat gecoördineerd en samen aan te pakken om mensen naar de zorg te leiden. Ik herhaal mijn vraag voor de zoveelste keer, maar die werkgroep is er niet. Ik denk echt dat dat een meerwaarde zou zijn. Daar kunt u uiteraard het initiatief voor nemen.
Wat betreft de laatste vraag naar de kwaliteit van de zorg, haalt u zeven werven aan waarmee u aan de slag wilt gaan. Ik grijp vooral iets aan dat u niet hebt gezegd, namelijk de implementatie van nieuwe technieken. U was vroeger minister van Werk. Daar werd heel wat ingezet op innovatie. Hoe ziet u dat te implementeren in de zorg om zodoende te zorgen dat kwaliteit altijd gegarandeerd is en gemonitord kan worden? Door nieuwe innovaties te implementeren kan die zwarte lijst hopelijk ooit verminderen tot nul.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het is inderdaad een thema waar we het heel uitvoerig over zouden kunnen hebben. Dat is natuurlijk ook belangrijk want ouderen die in een woonzorgcentrum verblijven, hebben recht op kwaliteitsvolle zorg. Het is heel goed om daar een strikte opvolging aan te geven. Het is een uitdrukkelijke vraag van dit parlement en ik weet ook dat u dat zelf anders ook zou doen. Het gaat altijd over kwetsbare mensen die heel zorgbehoevend zijn, en die kwaliteit moet daar gegarandeerd zijn. Waar dat niet zo is, moet er worden opgetreden. Het gaat natuurlijk niet dadelijk om een sluiting of een schorsing, maar er moet een remediëringsplan worden opgemaakt. Naargelang er woonzorgcentra zijn die zo een remediëringsplan opmaken – dat was ook een stukje de insteek van een van mijn vragen – kan het agentschap daar ook uit leren: aan welke begeleiding hebben woonzorgcentra nood? Het beste is dat we ervoor kunnen zorgen dat de betrokken woonzorgcentra wel opnieuw op een goede manier gaan functioneren en dat een sluiting en een intrekking van een vergunning wordt voorkomen zodat die plekken niet verloren gaan en de mensen die daar wonen, in hun eigen vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen. Het ergste dat je kunt voorhebben, is immers dat er plots een intrekking is, dat de zorg niet kan worden gegarandeerd, dat niet de nodige kwaliteit voorzien is en dat mensen op hun oude dag in zo'n situatie zouden moeten verhuizen en in onzekerheid komen over waar ze een plek kunnen vinden.
We kunnen inderdaad veel leren uit de werkzaamheden die we hebben gedaan in de onderzoekscommissie Kinderopvang. Eén zaak is het luik participatie. Daar hebben we in de resolutie naar verwezen. Maar een andere zaak waarover in onze resolutie rond de kwaliteit in de ouderenzorg een element is opgenomen, is wanneer bij herhaalde tekortkomingen een vergunning wordt ingetrokken, hoe er dan kan worden voorkomen dat dezelfde initiatiefnemers toch opnieuw initiatieven in de ouderenzorg kunnen opstarten. Is aan dat element al uitvoering gegeven of op welke manier gebeurt dat?
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, ik zou graag dieper ingaan op één aspect. U gaf aan dat er in één geval een voorziening was die een jaar op de zwarte lijst stond, maar dat daar een nieuwe eigenaar was en dat men die de tijd wilde geven om een aantal zaken in orde te brengen. Ik zou daar verder op willen ingaan, omdat we ook in de kinderopvang al hebben gezien dat er soms kinderdagverblijven van de radar verdwenen omdat die van structuur of van naam waren veranderd. Als ik dan kijk naar de twee woonzorgcentra die er recent op de zwarte lijst bij zijn gekomen, gisteren of vrijdag nog, dan zijn dat er twee die daar ook al op hebben gestaan. Die zijn inderdaad veranderd van vzw, met een nieuwe vzw die die uitbating doet, maar ondertussen is dat al wel een tijdje terug. Die stonden op de zwarte lijst en zijn dan van de zwarte lijst verdwenen. Ik vind daar geen tussentijdse inspectieverslagen van terug.
Mijn vraag is dan: is daarmee hetzelfde gebeurd als op een aantal plaatsen in de kinderopvang is gebeurd? Zijn die daadwerkelijk van de zwarte lijst veranderd omdat ze van structuur zijn veranderd, en is dat dan wel een goed idee? Het kan niet de bedoeling zijn dat die ineens van de radar verdwijnen omdat ze van structuur veranderen. Dat moeten we absoluut tegengaan. Graag had ik daar dus wat meer uitleg over. Hoe is dat juist verlopen, en klopt mijn aanvoelen dat men ze van de zwarte lijst heeft gehaald omdat de structuur was veranderd en dat ze er opnieuw op zijn gekomen omdat er recent opnieuw een inspectieverslag of -bezoek of een klacht is geweest?
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Ik wil me ook graag aansluiten bij deze vragen, die ons inderdaad allemaal wel beroeren. Ik wil echter ook mee helpen hameren op het juiste. Het gaat inderdaad over 25 van de 820 zorgvoorzieningen. Ik denk dat het wel belangrijk is dat we samen de juiste dingen benoemen. Het is door de collega’s aangehaald: we moeten blijven zeggen dat er natuurlijk nog heel veel voorzieningen zijn die het zeker wel goed doen.
Wat ik heb begrepen uit de feedback die ik heb gehoord uit de sector, is dat het inderdaad altijd een beetje gaat over mensen én stenen, dus over personeelstekort en infrastructuurproblemen. We weten allemaal dat net die infrastructuurproblemen niet zo snel oplosbaar zijn, en dat het daardoor is dat sommigen vrij lang of toch bij herhaling op die lijst terechtkomen. Dat valt echter niet een-op-een uit die Zorginspectieverslagen af te lezen. Dat is misschien ook een deel van het probleem. Er zijn problemen met die infrastructuur die niet op korte termijn op te lossen zijn, zoals bijvoorbeeld in het woonzorgcentrum Rodenbach, waarover we het hier vaak hebben gehad. Dan is daar ook een transitieplan voor nodig. Minister, mijn oproep, vraag of pleidooi aan u is om toch in dialoog te gaan met de sector en in voldoende maatregelen op maat te voorzien, zeker als het gaat over infrastructuurproblemen die niet snel op te lossen zijn, en om eens te bekijken of daar coachende ondersteuning mogelijk kan zijn in zo’n transitieplan.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, op 5 juli van vorig jaar was er naar aanleiding van een vraag om uitleg over het oneigenlijke gebruik van de erkende capaciteit in een herstelverblijf een inspectie hierrond. Ik heb toen de vergelijking gemaakt tussen de acties die gebeurden bij de kinderopvang en het ontbreken van acties in de ouderenzorg. U hebt toen geantwoord dat u zo snel als zou kunnen in de commissie met een plan van aanpak voor de ouderenzorg zou komen, en dat u aan Zorginspectie zelf zou vragen om dat plan hier voor te stellen. Ik merk nu dat u via een vraag om uitleg eigenlijk een stuk van dat plan naar voren brengt. Dat is misschien fragmentarisch. Ik vind het spijtig dat u ons hier in de commissie geen globaal actieplan hebt gepresenteerd.
De heer Anaf heeft het woord.
Kort een lapsus rechtzetten: ik had het over de jongste twee woonzorgcentra die op de zwarte lijst zijn gekomen, maar dat gaat over assistentiewoningen. Goed, het verhaal blijft hetzelfde, maar het is wel belangrijk om dat recht te zetten.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor de aanvullende vragen, collega’s.
Collega De Martelaer, dat plan is er inderdaad. Het kan hier ook besproken worden, geen enkel probleem. U bent meester van de agenda. Ik heb er geen probleem om dat hier te bespreken. Ik zou dan ook de leidinggevende ambtenaar mee uitnodigen. Ik denk dat dat de logica zelf is. Het is niet mijn bedoeling om, als we plannen maken, die zo een beetje ‘wishy-washy’ te bezorgen. Dat is er dus absoluut.
Collega De Reuse, u maakt een terecht punt wat de innovatie betreft. Ik ben trouwens al op bezoek geweest bij voorzieningen, net om te kijken hoe we innovaties die gebeuren, beter kunnen implementeren dan vandaag het geval is. Wij stimuleren voorzieningen ook om innovaties te gaan inzetten, zeker innovaties die ondersteunend zijn voor de bewoners en de medewerkers.
Wat ik nu aan het bekijken ben, lerend uit mijn vorige bevoegdheden, is of ik dat bijvoorbeeld zou kunnen integreren in een projectoproep rond arbeidsorganisatie. Een innovatie kan er immers voor zorgen dat mensen hun werk op een andere wijze kunnen doen. Ik ga nog niet zeggen dat je minder mensen nodig hebt. Dat zou de verre toekomst kunnen zijn, maar ik vind dat we bij de arbeidsorganisatie nu al veel meer rekening zouden kunnen houden met die zaken. Ik denk nu aan een project met een lichtmonitor voor valdetectie. Ik vond het spectaculair wat de resultaten daarvan zijn en hoeveel valpartijen die niet gedetecteerd worden, je daarmee toch op de radar houdt. Dan vraag je je af hoe het komt dat dat niet meer geïmplementeerd raakt. Want ook voor de mensen die vaak met minder volk op de vloer zijn dan vroeger, kan dat een hulp zijn om te zien waar er iets gebeurt. We zijn daar dus wel mee bezig. We kijken of we daar een heel specifieke oproep rond kunnen doen, niet om minder mensen in te zetten, maar om het werk voor de mensen anders en beter te maken.
Collega Schryvers, u weet dat er heel veel goede praktijken zijn in onze woonzorgcentra. Ik wil ook stimuleren dat er lerende netwerken kunnen ontstaan, zoals ook voorzien is in de opvolging van de bewonersbevragingen. Daar delen we info en worden er ook zulke netwerken opgestart.
Collega Anaf, je verdwijnt maar van de lijst als er duurzame verbetering is, en dus niet door het louter veranderen van beheerinstantie. Ik ben er heel gevoelig voor dat dat niet hetzelfde is. Ik heb het hier nu nog eens nagevraagd toen u de vraag stelde, omdat ik die vraag ook al gesteld heb: dat kan daar toch niet gebeuren? We houden dat dus in de gaten. Er blijft ook opvolging. En bij nieuwe tekorten wordt er opnieuw gehandhaafd. Waar nodig, gaan we dan ook sneller sancties toepassen. Dus als er een nieuw bestuur komt of als er een nieuwe rechtsvorm is, dan moeten die aantonen dat er verbeteringen zijn en dat die ook bestendigd zijn. Dat sluit evenwel niet uit, collega Anaf, dat je na een tijdje toch weer kunt zien dat men in dezelfde val trapt. Maar het louter voorzien van een rechtsvorm zou daar niet toe mogen leiden. Omdat ik u zie fronsen, zal ik dat nog eens navragen. Ik ben er zelf ook gevoelig voor. Ik vond het ook heel gênant dat dat mogelijk was in de kinderopvang. We gaan dat dus nog eens bevragen.
De heer De Reuse heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Het is inderdaad belangrijk dat we de zwarte lijst zeer goed monitoren en goed in het oog houden.
Dit vind ik wel jammer: ik heb net een oproep gedaan om bevoegdheidsoverschrijdend samen te komen, en uw lichaamstaal zegt altijd ‘ja’, maar ik lees het nooit in het verslag, omdat u nooit expliciet zegt dat u het gaat doen. Daar ben ik niet vet mee. Ik kan daar ook nooit mee terug. Ik verwacht toch dat u de volgende keer expliciet zegt dat u het een goed idee vindt en dat u uw lichaamstaal expliciteert.
U hebt deze namiddag allemaal al een opvolgingsgroep gekregen. Dat heb ik dus wel gezegd.
Oké, de volgende keer is het dan voor mij. (Gelach)
Ik wil daar toch de nadruk op leggen, omdat het zo belangrijk is om er inderdaad voor te zorgen dat er zoveel bijkomend zorgpersoneel kan worden gevonden.
Innovaties zijn inderdaad van groot belang. Ik volg u als u zegt dat dat er niet voor zal zorgen dat er minder personeel nodig is. Het zal wel de werkkwaliteit voor het personeel enorm verbeteren. Er zal veel minder werkdruk en stress en veel meer tevredenheid zijn. En dat is nu net ook een van de grote redenen waarom er zo’n grote uitstroom is in de zorg.
We volgen het samen met u op en u kunt zeker positieve insteken van onzentwege blijven verwachten.
Ik stel voor dat u uw vraag schriftelijk stelt. Dan moet de minister wel alles op papier zetten. (Opmerkingen)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, in navolging van wat collega Geerinckx heeft gezegd, wil ik hier eerst ook wel eens benadrukken dat er inderdaad heel veel woonzorgcentra zijn waar er ongelooflijk goed gewerkt wordt, met een ontzettend groot engagement tegenover de mensen die er wonen. De vragen hier focussen natuurlijk op diegene waar het niet goed loopt, maar er zijn er zoveel waar het wel goed loopt. Het is echt altijd nodig om dat te blijven herhalen.
De opvolging van de kwaliteit en de manier waarop er gewerkt wordt, is natuurlijk belangrijk. We zien dat daar heel wat in evolutie is. En dat is ook goed, want we moeten zorgen dat ouderen die in een woonzorgcentrum wonen, op een goede manier verzorgd worden en dat die daar op een kwalitatieve manier hun oude dag kunnen slijten, zoals we dat dan noemen.
Minister, wat betreft de woonzorgcentra waar er sprake is van maatregelen en van sluitingen, vraag ik om goed het aantal plaatsen in de gaten te houden dat verloren zou gaan, ook bij die die, zoals u daarstraks hebt gezegd, zelf tijdelijk sluiten, uit eigen beweging. Want die houden wel de vergunning in handen, maar de vraag is hoelang die dat kunnen. En als er in die regio dan nood is aan plaatsen – ik maak een beetje de analogie met de kinderopvang – dan kunnen zich daar mogelijk nieuwe uitdagingen voordoen. Ik denk dat we daar ook met een open geest naar moeten blijven kijken.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, het kan inderdaad niet de bedoeling zijn dat iemand zomaar van vzw of van naam kan veranderen en dan van de zwarte lijst kan verdwijnen. Het is dus goed dat u dat nog eens wilt nazien. Ik zou willen vragen om dat dan ook aan ons te bezorgen. Want, zoals ik daarnet al zei, heb ik nergens een inspectieverslag teruggevonden van de voorbije jaren, dus na de verandering van structuur. Ik zou heel graag de motivatie en het inspectieverslag zien op basis waarvan die effectief van de zwarte lijst zijn gehaald op dat moment. Het zou zeer interessant zijn om die te kunnen inkijken.
Ik neem dat mee.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.