Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, uw voorganger kondigde aan dat ze het aanrekenen van extra administratieve kosten door dienstenchequebedrijven zou laten monitoren. Dienstenchequebedrijven rekenen ondertussen in vele gevallen extra kosten aan. Ze zeggen dat ze dat doen omdat hun marges klein zijn, en dat wijten ze aan de jarenlange onvolledige indexering van de inruilwaarde van een dienstencheque. Dat is ondertussen bijgepast, maar toch zien we dat alsmaar meer ondernemingen die extra kosten aanrekenen.
Dat blijkt uit een vrijwillige enquête. Daarover stelde ik een schriftelijke vraag. 28 procent van het aantal erkende ondernemingen gaf een antwoord. Bij Vlaamse bedrijven, of bedrijven die hun maatschappelijke zetel in Vlaanderen hebben, is de responsgraad groter, namelijk 38 procent. Uit die enquête blijkt dat 19 procent van de ondernemingen die de enquête hebben ingevuld, toen al – het was in 2021 – administratieve kosten aanrekende en dat 38 procent plannen had om die in de toekomst door te rekenen. In totaal zouden we dan op korte termijn komen aan ongeveer 50 procent van de gepeilde ondernemingen die extra kosten doorrekenen.
Minister Crevits zei: “Ik vind het evident dat dit wordt gerapporteerd. We zouden dat verplicht maken en in de jaarlijkse rapportering laten opnemen. Op die manier kunnen we een scherper beeld krijgen dan vandaag van de extra kosten die worden doorgerekend. Die resultaten kunnen dan opgenomen worden in het jaarlijks evaluatierapport, en op die manier kan de informatie ook publiek worden gemaakt.” Die uitspraak dateert van de commissie van 24 maart, hier in ons parlement.
Ik denk dat het belangrijk is, als we een geïnformeerd en rechtvaardig beleid willen voeren, dat we vanuit het beleid zicht krijgen op de extra kosten die dienstenchequeondernemingen doorrekenen. De spanningen in de sector zijn vaak al hoog. Huishoudhulpen worden te weinig betaald voor het zware werk dat ze uitvoeren, en de ondernemingen claimen dat een loonsverhoging vaak moeilijk of onmogelijk is door de krappe marges. Ik denk dus dat het belangrijk is dat die extra kosten volledig in kaart worden gebracht.
Ik heb dan ook een aantal heel concrete vragen.
Wanneer komt er een systematische monitoring van alle dienstenchequebedrijven en de kosten die ze aanrekenen aan hun klanten?
Zal deze monitoring dan ook opgenomen worden binnen de rentabiliteitsanalyse?
Wat zijn volgens u de resterende drempels om dit in te voeren, minister?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, Collega Gennez. Uiteraard onderschrijf ik graag dat ik, net als minister Crevits, de dienstenchequesector een zeer warm hart toedraag. De sector biedt intussen immers tewerkstellingskansen aan meer dan 100.000 werknemers en een belangrijke ondersteuning voor ongeveer 750.000 klanten voor wie ze elke dag opnieuw heel belangrijke taken vervullen, zodat die werk-privé kunnen combineren of op latere leeftijd langer in de eigen vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen.
We hebben deze legislatuur ook veel inspanningen gedaan voor de sector, door investeringen om de instroom te versterken, de werkbaarheid te verhogen en extra financiële ruimte te bieden aan de sector. Wat specifiek de financiële leefbaarheid van de sector betreft, waar u ook naar vraagt, werd bij elke indexoverschrijding 100 procent toegekend in plaats van 73 procent. Dat zal ook in de toekomst zo blijven. We hebben ook een prognosemodel ontwikkeld. Met dit model kunnen we de financiële leefbaarheid van de sector op langere termijn beoordelen en inschatten, zodat we onze beleidsmaatregelen ook daar veel beter kunnen op afstemmen.
Daarnaast is er ook een jaarlijkse rendabiliteitsanalyse op basis van de jaarrekeningen van de bedrijven die aangeeft hoe het gesteld is met de financiële leefbaarheid en hoe die in de feiten ook verder zal evolueren. In de jaarrekeningen zijn alle inkomsten van de ondernemingen opgenomen, en ook de administratieve kosten zijn daarin vervat. Die worden niet apart geregistreerd, maar het spreekt voor zich dat die wel een impact hebben op de financiële toestand van de onderneming.
Een rapportering over de administratieve kosten zal ook worden meegenomen in de jaarrapportering over de sector. Deze informatie is niet standaard beschikbaar en kan ieder moment door de bedrijven worden gewijzigd. Dit moet telkens gebeuren via een intensieve bevraging bij alle dienstenchequeondernemingen. In de eerste helft van volgend jaar zal mijn administratie daarom opnieuw een bevraging inplannen om daarover te rapporteren in het jaarverslag voor 2022.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Dank u wel voor de schets van de huidige situatie, minister. Ik meende die ook al zelf redelijk goed te kennen. Maar eigenlijk gaat wat we vragen veel verder. We vragen geen post-factum bevraging die dan nog vrijwillig gebeurt bij een aantal bedrijven in de dienstenchequesector. We vragen een permanente monitoring, ook voor het publiek, ook voor de klanten, van de extra kosten die worden aangerekend. Ik denk dat dit een vorm van concurrentievervalsing is die we niet willen.
We zitten hier met een sector die voor 70 procent gefinancierd wordt met publieke middelen. We investeren daar jaarlijks vanuit Vlaanderen 1,3 miljard euro in – ondertussen al meer dan 1,4 miljard euro – en we zien dat de lonen van de mensen nog altijd precair zijn. We willen eigenlijk een volledig transparant zicht op die kosten die bedrijven doorrekenen. Dit is nu een pure loterij: de ene rekent een extra toeslag bij de cheque, de andere rekent per maand een forfait, nog een derde vraagt een keer per jaar een administratieve toeslag. Ik vind dit absoluut niet bevorderlijk voor de transparantie in de sector en meer nog, we hebben geen enkele garantie dat de extra kosten die worden doorgerekend aan de klanten, ten goede komen aan de huishoudhulpen zelf. De bedrijven kunnen dit perfect gebruiken om hun rendabiliteit op te krikken zonder dat de mensen die het zware werk thuis doen, de huishoudhulpen, er extra voor vergoed worden.
Ik denk dat het belangrijk is, minister, dat we een tool in het leven roepen waarbij elk dienstenchequebedrijf op elk moment moet rapporteren welke extra kosten ze aanrekent, en wat hun policy is. Ik denk het niet moeilijk is om dat in deze digitale tijden op poten te zetten. Een dienstenchequebedrijf dat erkend is, dat gesubsidieerd wenst te worden, moet op zijn website en aan de Vlaamse administratie rapporteren welke extra kosten bij zijn activiteit worden doorgerekend.
Ten tweede denk ik ook dat het belangrijk is, minister, dat we een limiet leggen op de hoogte van die extra kosten en dat we ervoor zorgen dat die extra kosten ten goede komen aan de dienstenchequemedewerkers zelf. Ik denk dat het niet wenselijk is dat we de bedrijven in het wilde weg de prijs laten optrekken.
Ik denk dat het vanuit het beleid wenselijk is dat wij een gezond financieringskader voor de hele sector organiseren zodat er financiële ruimte is om de loon- en arbeidsvoorwaarden van de huishoudhulpen te verbeteren.
Mijn vierde en laatste suggestie is dat het ook belangrijk is om nog beter te monitoren op sociale fraude. Huishoudhulpen worden nog altijd op tijdelijke werkloosheid gezet als ze eigenlijk ziek zijn. Ze moeten contracten ondertekenen waarin staat dat ze minder uren gewerkt hebben wanneer een klant afbelt enzovoort. Wij vinden dat bedrijven die op die manier ten koste van hun personeel extra winst willen maken, sowieso geen extra kosten zouden mogen aanrekenen. Dat is ook iets waarop het beleid kan ingrijpen.
We hebben dus vier suggesties om die wildgroei aan extra kosten tegen te gaan, om transparantie te verzekeren, om de malafide bedrijven of zij die er de kantjes van af lopen, te sanctioneren en ten vierde, om toch een mechanisme te voorzien zodat de extra doorgerekende kosten maximaal ten goede komen aan de huishoudhulpen zelf.
De heer Ronse heeft het woord.
Collega Gennez, dank u wel voor de vraag. U hebt een aantal punten aangehaald. Om misverstanden te vermijden, wil ik dit zeker nagaan bij de minister. Maar ik herinner mij, minister, dat u ergens midden oktober hebt bekendgemaakt dat u daaromtrent een afsprakenkader hebt vastgelegd met de sector. Dat afsprakenkader verplicht alle dienstenchequebedrijven die extra kosten aanrekenen om aan hun klanten te melden wat die extra kosten zouden zijn. Er is ook de vraag aan die bedrijven om dat gedetailleerd op te nemen in die factuur. Maar vooral, die melding moet er komen op een moment dat de klant, indien hij die extra administratieve kosten niet ziet zitten, kosteloos kan stopzetten en overschakelen naar een ander dienstenchequebedrijf.
Het afsprakenkader dat de minister heeft bekendgemaakt, is goed en komt ook tegemoet aan de zorgen die hier door collega Gennez worden geuit en die wat mij betreft te maken hebben met consumentenbescherming. Die consumentenbescherming ligt ons zeer na aan het hart. Want zoals collega Gennez inderdaad zegt, zit er in die sector wel 1,3 miljard euro aan geld van de Vlaamse belastingbetaler. We moeten er dus wel zeker van zijn dat wie die cheques gebruikt, niet voor farces komt te staan.
Dat dienstenchequebedrijven de keuze maken om extra kosten aan te rekenen, heeft vaak te maken met hun wil om hun medewerkers een betere verloning te geven. Want onderschat het niet, er is ook een ‘war for talent’ onder poetshulpen. Dienstenchequebedrijven doen echt hun best om die mensen aan hen te binden. Ik kan mij inbeelden dat dat een legitieme reden is. Ik vind dat ook oké, zolang het transparant is en volgens het afsprakenkader dat de minister heeft vastgelegd. Ten tweede kunnen ze dat ook doen puur om hun rentabiliteit in stand te houden. Vandaag bevindt die sector zich nog altijd in vrij woelig water. Die rentabiliteit zit nog onder druk. Als ik rondkijk op het terrein zie ik een enorm grote consolidatie in die sector, grote volumes en lage marges. Ik heb van die sector ook vernomen dat er wat issues zijn met de cheques die in het verleden werden aangekocht. Maar met de huidige inflatie moeten zij tegen cheques die indertijd aan een goedkopere prijs werden aangekocht, met een veel duurdere loonkost en kostenstructuur, dezelfde prestaties leveren. Dat knabbelt ook aan hun marges.
Minister, ik dacht dat er nog een soort van rentabiliteitsstudie zou komen voor die sector. Is daar een bepaalde timing rond? Mogen we de komende maanden daarrond nog iets verwachten, zodat we indien nodig vanuit dit parlement de juiste maatregelen kunnen nemen? We zijn het er kamerbreed over eens dat we die sector een duurzame toekomst willen geven. Het is een mooi instrument, maar we moeten er goed zorg voor dragen.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, vanwege de laatste opmerking van collega Ronse wil ik aansluiten bij deze terechte vraag van collega Gennez. Ik had namelijk een vraag om uitleg ingediend over de terugbetaalwaarde van die dienstencheques. Maar omdat het hier werd aangehaald, wil ik het risico vermijden dat die vraag niet meer zou worden behandeld. Ik vind het immers wel een heel terechte vraag.
Verschillende dienstenchequebedrijven geven inderdaad aan dat er een discrepantie is tussen de terugbetaling en de verhoogde loonkost. Er is de automatische en volwaardige indexering van de terugbetaalwaarde van de dienstencheque. Dat klopt gewoon niet, vanwege de inflatie. Bij een inflatie van 2 procent is dat voor heel wat van die dienstenchequebedrijven geen probleem. Maar als dat zoals nu 10 procent is, dan is dat wel een enorm risico. Zo hoor ik van dienstenchequebedrijven die bijvoorbeeld vorig jaar een bescheiden 25.000 euro winst hebben gemaakt dat ze nu al 20.000 euro in het rood staan, alleen maar vanwege die discrepantie tussen enerzijds de terugbetaalwaarde die een jaar geldig is en de inflatie en de kost die ze op dit moment moeten betalen. Dat is een heel scheve situatie, die problematisch is voor hen.
Minister, bent u op de hoogte van deze problematiek en discrepantie? Wordt dat op dit moment in kaart gebracht? Welke acties zult u ondernemen om de dienstenchequebedrijven ook op dat vlak te helpen?
Het is misschien een bijvraag, voorzitter, maar ik wilde die toch nu al stellen, omdat ik wil vermijden dat we deze belangrijke vraag volgende week niet zouden kunnen stellen aangezien dit nu kort werd aangehaald door collega Ronse.
Dit is een soort van efficiëntieoefening voor onze agenda, collega’s, waarvoor dank.
De heer Annouri heeft het woord.
Als de vraag volgende week behandeld kan worden, trek ik ze terug en wil ik daar volgende week zeker meer tijd en ruimte voor nemen.
Te laat, collega.
Minister Brouns heeft het woord.
Bedankt voor de bijkomende vragen, collega’s.
Collega Gennez, ik heb het al duidelijk aangegeven en herhaal nog eens dat we begin 2023 een bevraging gaan doen waarover we zullen rapporteren in het jaarrapport. Ik heb eveneens een afsprakenkader met de sector opgesteld, er werd terecht naar verwezen door collega Ronse, over de voorwaarden die moeten worden nageleefd bij de aanrekeningen. Onze administratie werkt ook aan een aanpassing van de regelgeving om te verplichten om over de kosten schriftelijke afspraken op te maken.
Dan behandel ik de bijkomende vragen rond de limiet. De federale overheidsdienst Economie is bevoegd om onredelijke kosten aan te pakken. We hebben dat heel duidelijk afgestemd met de sector. De controle is inderdaad een heel belangrijk aandachtspunt. Ik geef een aantal vormen van fraude aan, die uiteraard door de federale overheid moeten worden gecontroleerd. We hebben gevraagd om dat voldoende te doen. De sector is voor onze inspectie alvast een absolute prioriteit. U weet dat ik werk aan de versterking van de Vlaamse Sociale Inspectie door werk te maken van artificiële intelligentie en de koppeling van databanken, om sociale fraude veel efficiënter te kunnen opsporen. Dat zal ook in dit geval worden ingezet.
Wat de loonafspraken betreft, kunnen we niet tussenkomen. Daar speelt het sociaal overleg, dat weet u. We willen wel voldoende financiële ruimte bieden om effectief tot betere arbeidsvoorwaarden te komen.
Collega Ronse, ik herhaal. Het klopt, er is inderdaad een afsprakenkader. De klant moet tijdig worden geïnformeerd en kan gratis overschakelen naar een nieuw bedrijf. Ook uw punt rond de consumentenbescherming is terecht. De FOD Economie heeft initiatief genomen, met een kader specifiek voor de dienstenchequesector.
De inruilwaarde is vandaag die van de datum van uitgifte, we willen daar de inruilwaarde op datum van prestatie. Dat is belangrijk. Het kan ook. Wanneer de digitale aanpak is ingevoerd, nemen we dat mee op.
Dan is er de vraag naar het rendabiliteitsrapport. Ik kan bevestigen dat het er zit aan te komen. Ik heb vandaag geen exacte datum, maar het is onderweg.
Collega Annouri uit dezelfde bezorgdheid als collega Ronse omtrent de inruilwaarde van de cheques, op basis van de data van de uitgave en niet de prestatie. We delen die bezorgdheid, collega’s, en om die reden willen we evolueren naar een meer digitale aanpak, waarbij we kunnen overschakelen naar inruilwaarde op basis van de datum van prestatie. Met papieren cheques is dat technisch, helaas, niet mogelijk.
Mevrouw Gennez heeft het woord voor haar slotbedenking.
Ik neem aan, minister, dat de bevraging begin 2023 vrijwillig is, dat bedrijven – net zoals in 2021 – zelf kunnen beslissen of ze al dan niet participeren. Dat is niet goed genoeg. U moet, verplicht en permanent, aan de bedrijven vragen om hun kosten met het departement en met hun klanten te delen. Het afsprakenkader is relatief. Hoe vrij ben je om gratis van bedrijf te wisselen als er extra kosten worden aangerekend, als je weet dat er ellenlange wachtlijsten zijn om poetshulp te kunnen aankopen? Er zijn 8000 vacatures. De vraag van gezinnen en senioren raakt niet ingevuld. Dat gratis overschakelen naar een nieuw bedrijf, minister, is valse vrijheid. Ik vind ook het afsprakenkader, net zoals de vrijwillige bevraging, niet goed genoeg. Het is te weinig. We moeten doortastender optreden.
Ik kom nog even terug op een case die we hier al bediscussieerd hebben, namelijk de Bornemse dienstenchequeonderneming Hulp Aan Huis, die in oktober 2022 een brief stuurde aan honderd huishoudhulpen met daarin de vraag een addendum bij hun arbeidsovereenkomst te ondertekenen dat voorziet in een loonsverlaging. We hebben hier toen met zijn allen, ook u, terecht, dat soort praktijken veroordeeld. We zouden dat gaan monitoren. Maar wat zien we nu? Dat dat bedrijf blijkbaar wel Nederlandsonkundige mensen zo’n document voor loonsverlaging laat tekenen. Het is in de praktijk gebeurd. We hebben weet van mensen die getekend hebben en die achteraf pas heel goed begrepen wat ze getekend hadden. Bovendien vraagt datzelfde bedrijf sinds juni 2022 een zogenaamde welzijnsbijdrage aan zijn klanten van 50 cent per dienstencheque. (N.v.d.r.: Mevrouw Gennez heeft gevraagd de volgende correctie aan het verslag toe te voegen: “Het gaat hier om het bedrijf Hulp in huis.") Er is geen enkele garantie dat dit de huishoudhulpen ten goede komt. Integendeel, we zien hier een pervers effect. Extra kosten worden doorgerekend aan de klant, en op hetzelfde moment worden medewerkers-huishoudhulpen gedwongen om loon in te leveren. Dit kan toch niet, minister. We moeten hier strenger optreden en strenger reguleren om een complete wildgroei, in het nadeel van klanten en van huishoudhulpen, tegen te gaan.
Ik vraag een iets doortastender optreden en minder vrijblijvendheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.