Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Collega’s, de samenwerking tussen de sociale economie, de reguliere economie en de overheid blijft een belangrijk thema. De enclavewerking en het toekomstige individueel maatwerk zijn mooie voorbeelden van hoe de sociale en de reguliere economie in elkaar overvloeien en elkaar ook versterken. De coronacrisis heeft ons doen nadenken over hoe we produceren en hoe we onze economie kunnen organiseren. Dat heeft alvast in die periode heel wat boeiende samenwerkingen doen ontstaan tussen de bedrijven en de maatwerkbedrijven, die daarbij ook hebben aangetoond dat ze een enorm aanpassingsvermogen hebben om in te spelen op bepaalde opportuniteiten.
Er zijn tal van mogelijkheden voor overheden om een beroep te doen op de maatwerkbedrijven. Vorig jaar stelde federaal minister van Ambtenarenzaken De Sutter dat ze als overheid meer maatwerkbedrijven wil inschakelen. De maatwerkbedrijven vallen vaak uit de boot voor het leveren van goederen of diensten aan de overheid. Vaak zijn de procedures, zoals de raamcontracten, te complex of een onhaalbare kaart voor die maatwerkbedrijven. De federale overheid zou bepaalde domeinen vastleggen waar dergelijke hoogdrempelige raamcontracten niet langer aan de orde zijn en waar een beroep kan worden gedaan op de maatwerkbedrijven.
Minister, daarover had ik dan ook wat vragen.
Hebt u een overzicht van de overheden die een beroep doen op de maatwerkbedrijven? Worden die goede praktijken geïnventariseerd?
Hoe kan Vlaanderen de lokale overheden stimuleren om voor bepaalde opdrachten en diensten de maatwerkbedrijven in te schakelen?
Welke drempels zijn er om samen te werken met die maatwerkbedrijven? Zijn dat de complexe procedures, grootschalige raamcontracten enzovoort, en hoe kunnen die worden afgebouwd?
Ten slotte, hoe kunnen de opportuniteiten voor samenwerkingen en goede praktijken beter in de verf worden gezet?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega Claes, dank u wel. Wat de Vlaamse overheid betreft, kan ik u de volgende cijfers meegeven. In de periode van 2018 tot heden werden 42 overheidsopdrachten met een toegangsvoorbehoud voor maatwerkbedrijven geregistreerd. 41 opdrachten werden gelanceerd waarbij maatwerkbedrijven voor een deel van de uitvoering betrokken waren. Ik wil graag ook nuanceren dat die cijfers enkel de grote opdrachten omvatten. Ze bieden dus geen volledig beeld van het totale aantal opdrachten of het totale volume dat door de sociale economie wordt uitgevoerd voor de entiteiten van de Vlaamse overheid. Er zijn immers tal van andere mogelijkheden om samen te werken met de sociale economie die door de dienst voor de overheidsopdrachten niet worden geregistreerd. Ik denk bijvoorbeeld aan opdrachten met een beperkte omvang, opdrachten die door middel van een onderhandelingsprocedure worden gegund, onderaannemingen en dergelijke meer.
Voor lokale overheden beschikken we niet over cijfergegevens. Wanneer die overheden werken met een voorbehouden opdracht, moet er in de formulieren worden aangevinkt dat het om een voorbehouden opdracht gaat. Voor de gepubliceerde opdrachten zit die info vervat in tal van applicaties, waar we vandaag nog geen toegang toe hebben. Het vermoeden is dat de lokale overheden een groter aantal opdrachten, een groter volume laten uitvoeren door de sociale economie, ook gezien de betrokkenheid van die sector bij het lokale niveau. Uit de data in het kader van de enclavewerking die de dienst Sociale Economie beheert, blijkt dat een aantal Vlaamse gemeenten, maar ook instellingen als De Lijn en zelfs het Vlaams Parlement, voor het uitvoeren van hun kernopdrachten soms hulp inschakelen van maatwerkers.
Ik kom tot uw tweede vraag. Als minister van Sociale Economie speel ik graag een faciliterende rol om overheden en sociale economie dichter bij elkaar te brengen. Ik vind het een heel algemene opdracht en doelstelling om die brug te maken tussen de sociale economie en het NEC (normaal economisch circuit), de samenleving en alle diensten en organisaties daarin, om alle muren die daar vandaag zijn, weg te werken. Ik geloof heel sterk in een continuüm op dat vlak. Het inschakelen van de sociale economie bij de uitvoering van overheidsopdrachten blijft in ieder geval een punt waarop we beleidsmatig willen blijven inzetten. Ik zal daar dan ook voor pleiten bij mijn collega bevoegd voor Bestuurszaken wanneer de nieuwe richtsnoeren voor overheidsopdrachten begin volgend jaar op de agenda van de Vlaamse Regering zullen worden gebracht. Om aanbestedende overheden te ondersteunen bij het voorbehouden van overheidsopdrachten aan de sociale economie bieden we informatie en modelclausules aan op onze website Vlaanderen Intern. De praktijkgids ‘Aankopen met sociale impact’ die enkele jaren geleden door het Departement Werk en Sociale Economie (WSE) en Het Facilitair Bedrijf is samengesteld, is ook publiek beschikbaar en dus ook bruikbaar voor onze lokale besturen. Daarnaast kunnen gerichte maatregelen die samenwerking stimuleren, dus een meerwaarde zijn. Zo zijn er vanuit het Departement WSE diverse subsidieoproepen opgestart die daartoe bijdragen. Ik denk hierbij onder andere aan de succesvolle oproep om circulaire hubs te vormen tussen lokale besturen, sociale-economieondernemingen en reguliere bedrijven. Ook de innovatieoproep die meermaals per jaar openstaat voor sociale-economieondernemingen zet sterk in op samenwerkingsverbanden. Tot slot vormt ook het project van de digibanken een heel mooi voorbeeld van samenwerking met een meerwaarde. Uit de eerste vier ronden van de digibankpartnerschappen blijkt dat maar liefst 120 lokale besturen een coördinerende rol opnemen.
Collega Claes, ik zal uw laatste twee vragen samen beantwoorden. Er bestaat effectief een spanningsveld tussen de trend richting de centralisering van aankopen met onder andere het gebruik van grote raamovereenkomsten, en de inschakeling van de sociale economie. Gelet op de vele verplichtingen en de noodzaak tot professionalisering waarmee veel overheden geconfronteerd worden, zal die trend zich de komende jaren ongetwijfeld verderzetten.
Een aantal maatregelen zouden wel kunnen helpen. Zo zouden aanbestedende overheden er bijvoorbeeld goed aan doen om in sectoren waar de sociale economie actief is in te zetten op het opdelen van grote opdrachten in percelen – iets wat lokale besturen ook al meer doen –, om het inschakelen van sociale economiebedrijven als onderaannemer te belonen met een gunningsvoordeel en om eisen zo te formuleren dat kmo’s en maatwerkbedrijven niet worden uitgesloten.
Daarnaast ontbreekt het bij de lokale overheden vaak aan de nodige kennis over de complexe procedures en mogelijkheden om een duurzaam aankoopbeleid of een samenwerking op te starten. Ik verwijs hierbij naar de mogelijkheden die ik eerder aanhaalde, zoals het aanreiken van gerichte infobundels, modelclausules, maar ook stimulerende acties die kunnen bijdragen tot een gedeelde visie binnen de lokale besturen voor dergelijke samenwerkingen.
Sociale-economieondernemingen zijn ook niet altijd gekend binnen de reguliere economie of de lokale administraties – dat blijft voor mij een heel belangrijke opdracht –, waardoor het ook soms ontbreekt aan de reflectie om dergelijke samenwerkingen op te zetten. Nochtans heeft de sector een heel positief imago, zoals blijkt uit een recente bevraging door het departement bij ondernemers over samenwerking.
Een heel gerichte communicatie kan een bijdrage zijn om de beeldvorming en de kennis over de sector nog verder te versterken. Bij het departement loopt momenteel een communicatiestrategietraject om dat in de toekomst ook te doen en te versterken. Ik zie hier ook een belangrijke rol voor onze lokale regisseurs sociale economie die als tussenschakel tussen lokale besturen en bedrijven een hefboom kunnen zijn voor meer kennis en aandacht voor dergelijke samenwerkingen.
Tot slot kan de sector hier zelf natuurlijk ook een heel belangrijke rol in spelen. Als zij zelf over de kennis en de mogelijkheden beschikken die overheidsopdrachten kunnen bieden, kunnen zij zichzelf ook zichtbaar en kenbaar maken bij lokale besturen zodat in de toekomst de reflectie tot samenwerkingen sterker wordt.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik dank u alvast voor het antwoord en voor de steun voor de maatwerkbedrijven en voor de versterking tussen de maatwerkbedrijven, de reguliere economie en de lokale overheden. Inderdaad is het belangrijk om verder in te zetten op die gerichte communicatie want we weten allemaal dat onbekend onbemind is. Mijn vraag is specifiek gericht op de lokale overheden, maar uiteindelijk gaat het veel ruimer. Als overheid moeten we zowel het goede voorbeeld geven en bij uitbestedingsprocedures door lokale overheden zijn er ook heel veel mogelijkheden. Het zijn vaak ook kleinere opdrachten.
Ook in deze context denk ik aan onze ondernemingen en kmo’s. Zij ervaren eveneens heel wat drempels om mee te doen aan de overheidsopdrachten en ze vallen ook uit de boot. Ik weet dat er lokale overheden zijn die daarmee bezig zijn, die daar rekening mee houden, de voorwaarden aanpassen om ook de lokale ondernemingen een kans te geven. Dat geldt eveneens voor de sociale-economieprojecten. Het is belangrijk om dat als een geheel te benaderen en ook onze lokale overheden te inspireren, te motiveren om beide op te nemen: de samenwerking met de maatwerkbedrijven en de lokale ondernemingen.
Natuurlijk moet het – dat is een kanttekening – een gelijk speelveld blijven voor alle ondernemingen uit de sociale en de reguliere economie. We moeten ons vooral focussen op het complementair kunnen werken, op hoe beide elkaar kunnen versterken en niet focussen op de verschillen.
Ook in mijn vraagstelling heb ik gezegd dat de coronaperiode heel wat losgeweekt heeft. We horen heel wat verhalen van ondernemingen die niet langer naar het buitenland kijken, die meer focussen op de maatwerkbedrijven en daar ook content van zijn, ze weten dat die kwaliteit leveren. De nabijheid van de maatwerkbedrijven is zeker een belangrijke troef die we meer in de verf mogen zetten.
Minister, er is ook de campagne ‘Onderneem slim. Zoek het niet te ver’. Het is hier nog te vroeg voor een evaluatie, maar ik ben wel benieuwd naar de resultaten. Begin volgend jaar gaan we ook hier in de commissie een hoorzitting houden met de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) over reshoring en het advies dat ze daarover geschreven hebben. Dat is nu ook een vraag aan de voorzitter: misschien kunnen we daar ook een plaats geven aan maatwerkbedrijven?
Wat betreft de campagne: een mindset veranderen gebeurt niet op een paar minuten of een paar dagen. Dat heeft tijd nodig. Door de combinatie van de goede prakijken, het benadrukken van de voordelen, de baten, de bekendheid van de maatwerkbedrijven, het promoten van de enclavewerking en individueel maatwerk kunnen we daar op langere termijn wel het verschil maken.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u voor de vraag, mevrouw Claes. Dat overheden bij uitstek de kar moeten trekken van het inclusieve, dat is voor mij een evidentie. Ik verwijs graag naar de vraag die ik stelde aan minister Somers in de commissie Binnenlands Bestuur op 8 februari. Dat was een gelijkaardige vraag als die van collega Claes, namelijk hoe we lokale besturen nog meer kunnen betrekken of warm maken voor de inclusie.
Bij goede voorbeelden denk ik aan vzw Doeners. Het is een platform waar men de ideale partner vindt om samen te werken met een partner of bedrijf uit de sociale economie. Inzake de regierol in de sociale economie, minister, is het belangrijk om te monitoren en daaruit goede voorbeelden te halen. Ik kijk ook uit naar de realisatie van het individueel maatwerk samen met de lokale besturen.
Kent u de vzw TolBO (Toegankelijkheid Lokale Besturen en Overheidsorganisaties)? Het doel is lokale besturen aan te sporen om echt werk te maken van toegankelijkheid in de samenleving. Men probeert een netwerk op te zetten van TolBO-gemeenten. Die ontwikkelen initiatieven zoals de aandacht voor de keten van toegankelijkheid, de toepassing van de principes van het Universal Design, het toegankelijkheidsbeleid verder uitdiepen en samenwerken met het TolBO-huis. De gemeenten kunnen een label halen. Het lijkt me interessant om daar even te polsen.
Minister Brouns heeft het woord.
Dank voor uw beschouwingen en bijkomende vragen. Ik benadruk heel graag dat ik mezelf als ambassadeur zie van de sociale economie. Ik vind het een heel belangrijke opdracht om de sociale economie nog veel meer dan vandaag in contact te brengen met het reguliere circuit. Eigenlijk zou er als het ware geen onderscheid meer mogen zijn. Onze lokale besturen hebben daar een belangrijke rol in. Ze hebben natuurlijk hun autonomie, maar wij hebben de taak en de verantwoordelijkheid om via het departement een communicatiestrategie uit te werken, en dat gaan we ook doen, om die samenwerking nog veel meer te stimuleren en faciliteren. Ik vind dat belangrijk. Ik vind het ook een goede tip om ze toe te voegen aan de hoorzitting in het kader van de reshoring. Dat ze daar een rol in spelen heb ik ook vernomen in tal van voorbeelden.
De vzw TolBO is een goede tip, mevrouw Vandromme, we nemen dat zeker mee. Toegankelijkheid is inderdaad belangrijk. U hebt ernaar verwezen dat het belangrijk is dat we daaraan meewerken. Dat moet mogelijk maken om mensen aan de slag te krijgen. Als het daarover gaat, vindt u in mij natuurlijk een partner om mee te werken aan alle initiatieven die dat mogelijk maken en drempelverlagend werken. Die moeten maximaal omarmd worden.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik ben alvast hoopvol, minister. Sociale economie staat soms wat in de schaduw. We hebben allemaal de taak om ze meer in de schijnwerpers te zetten. Dat start met het verkennen van samenwerkingen en het geven van kansen aan de maatwerkbedrijven. Daar hebben de overheden en de ondernemingen ook hun verantwoordelijkheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.