Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, vanuit deze mensenmassa had ik u graag een vraag gesteld omtrent crowdfunding en crowdlending. Tijdens de coronacrisis werkte de Vlaamse Regering, naast aan alle andere steunmaatregelen, ook aan instrumenten om de solvabiliteit van onze Vlaamse ondernemingen te versterken door de facto ‘slapend’ spaargeld te activeren, namelijk het Welvaartsfonds, de Winwinlening en het Vriendenaandeel. De Winwinlening doet het helemaal niet slecht in 2022, maar bereikt niet langer de spectaculaire groei van 2021. Er zijn vandaag meer dan 4000 dossiers goedgekeurd, een halvering in vergelijking met 2021. In totaal gaat het dus om meer dan 12.000 dossiers. Via deze Winwinlening wordt wel 90 miljoen euro geïnjecteerd voor onze ondernemingen. Daarnaast kunnen het Vriendenaandeel en het Welvaartsfonds wel degelijk een stevige boost gebruiken.
Naar aanleiding van de coronacrisis hebben we de Winwinlening versoepeld. Een particulier kan nu tot 75.000 euro uitlenen aan een Vlaamse kmo gedurende een looptijd van vijf tot tien jaar. Het Vriendenaandeel werd op 11 februari 2021 gelanceerd om de solvabiliteit en de kapitaalstructuur van de ondernemingen te versterken door als particulier te investeren in een kmo, een coöperatieve of een burgerinitiatief. Zoals ik in het verleden al aangaf aan uw voorganger, minister, is een Winwinlening nog altijd een lening die terugbetaald moet worden en komt die dus op de balans terecht bij ‘schuld’. Bij een Vriendenaandeel gaat het om een deelname in het kapitaal van een onderneming, die staat dus op de actiefzijde. Bij een Winwinlening en een Vriendenaandeel geniet de betrokkene gedurende vijf jaar een belastingvoordeel van 2,5 procent op het openstaande kapitaal van de lening en het geïnvesteerde bedrag. Er is een cruciaal verschil tussen het deelnemen in het kapitaal en het afsluiten van een lening.
Ten slotte is er nog het Welvaartsfonds, dat zich focust op kapitaalsparticipaties en achtergestelde leningen. Hoewel er een kapitaal voorzien werd van 500 miljoen euro, heeft het fonds vandaag nog altijd 205 miljoen euro ter beschikking. Tot nu toe werden er in totaal vijf dossiers goedgekeurd.
Door het beperkte rendement van een spaarboekje zijn mensen op zoek naar alternatieven om hun spaargeld meer te laten renderen. De Winwinlening en het Vriendenaandeel zijn daarvoor zeer geschikt, zeker ook door het fiscaal voordeel en in sommige gevallen door de taxshelter. Persoonlijk ben ik meer een voorstander van het Vriendenaandeel dan van de Winwinlening.
Daarnaast zijn er tal van alternatieven zoals het kopen van een aandeel van een kleine, startende onderneming. Wie dat doet, kan in sommige gevallen genieten van een fiscaal voordeel. Er zijn platformen die crowdfunding en crowdlending aanbieden. Dat is dan nog een andere piste. Bij een Winwinlening is het brutorendement maximaal 4 procent, bij crowdlending kan dat al snel oplopen naar 6 tot 10 procent. Er is natuurlijk nog een verschil tussen de Winwinlening en crowdlending. Als het slecht afloopt met een dergelijke lening, dan staat men als particulier namelijk helemaal achteraan het rijtje van schuldeisers, maar men staat wel bij het rijtje van schuldeisers. Bij een Winwinlening geeft de overheid een garantie en kan de betrokkene dan toch nog 30 procent recupereren via de belastingaangifte. Bij crowdlendingprojecten, die dus een hoger percentage geven, heeft men geen garantie van de overheid. Met andere woorden: het rendement hangt duidelijk deels af van het risico dat men loopt. Vooral nu banken strikter worden om kredieten te geven, doen grote en kleine ondernemingen steeds vaker een beroep op crowdlending.
Daarover heb ik volgende vragen aan u, minister.
Wat zult u doen om de Winwinlening en het Vriendenaandeel een boost te geven? Welke initiatieven hebt u daarvoor voorzien?
Crowdfunding en crowdlending zitten blijkbaar duidelijk in de lift. Ook al loopt men daar een hoger risico, men krijgt ook een hoger rendement. Hoe kan Vlaanderen de Vlaamse instrumenten meer in de markt zetten en focussen op de specifieke troeven, namelijk het belastingkrediet?
Risico’s kunnen nooit worden uitgesloten. Hoe wordt dit meegenomen in de communicatie? Hoe accentueert Vlaanderen de garanties die worden geboden?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega Gryffroy.
Op 30 november laatstleden werden er al 4559 Winwinleningen afgesloten voor een totaalbedrag van 101,7 miljoen euro. In vergelijking met het recordjaar 2021 zien we inderdaad een daling in het aantal dossiers van ongeveer 45 procent, maar ook een stijging van het gemiddelde bedrag van een win-winlening met bijna 5000 euro. In bedragen – in plaats van in aantallen – zien we een daling van ongeveer een kwart ten opzichte van het recordjaar 2021.
Ten opzichte van 2020, wanneer de hervorming van de Winwinlening in werking trad, zien we voor het geraamde jaartotaal voor 2022 een stijging van het bedrag van ongeveer 9 procent en een stijging van meer dan 15 procent in het aantal geregistreerde leningen. Vergeleken met de precovidperiode – 2019 dus – is de huidige productie zelfs met 75 procent gestegen. Dus de impact van de verruiming van de Winwinlening blijft verder doorwerken.
Ik wil bij die cijfers graag drie kanttekeningen maken.
Op de eerste plaats heeft de hervorming in 2020 de regeling een enorme boost gegeven, zoveel is duidelijk. Het is echter niet realistisch dat dat zich ieder jaar zal kunnen herhalen. Zeker gezien de huidige economische context, met een sterk aangetast consumenten- en ondernemersvertrouwen, is die normalisering eerder logisch te noemen. Eigenlijk presteert de Winwinlening in de huidige economische context heel erg sterk.
Ten tweede mogen we niet vergeten dat particulieren tijdens de coronapandemie minder vrijetijdsuitgaven hadden, waarvan ook de Winwinlening mee heeft geprofiteerd. Vandaag zijn particulieren eerder voorzichtig en afwachtend, gezien de hoge energieprijzen en de actuele inflatie.
En drie, de Winwinlening heeft ook een aanzienlijke kost voor ons als Vlaamse overheid, met name via het jaarlijkse fiscale voordeel. Voor dit jaar, aanslagjaar 2023, zal dat gaan om om en bij de 12 miljoen euro. Daarbij moet ook opgemerkt worden dat de wettelijke intrestvoet, die begin januari voor 2023 bepaald zal worden, mogelijk richting 4,75 à 5 procent zou kunnen gaan. Aangezien de rentevoet van de Winwinlening maximum deze wettelijke rentevoet bedraagt en minimum de helft ervan, zal dit ook een sterke bijkomende incentive voor investeerders kunnen opleveren. De wettelijke rentevoet voor 2022 bedraagt immers slechts 1,5 procent.
Het Vriendenaandeel is op zijn beurt eerder een niche-instrument, zoals u weet. Dat is ook bedoeld om een extra mogelijkheid te creëren voor bestaande, eerder kleine, aandeelhouders om de onderneming langs die weg bijkomend te steunen. Zoals u aangeeft, is het risicoprofiel ervan in vergelijking met de Winwinlening hoger voor de investeerder. Dat vertaalt zich in bijkomende informatieverplichtingen, zoals een verslag van de revisor over de waardering van de uitgegeven vriendenaandelen. Het is daarom niet de verwachting of de bedoeling dat de gerealiseerde bedragen en aantallen in lijn liggen met de Winwinlening.
Een belangrijk aantal vriendenaandelen wordt uitgegeven door coöperaties, die de maatregel duidelijk nuttig kunnen inzetten. In totaal werden er in 2022 op dit moment al 440 vriendenaandelen geregistreerd voor een bedrag van ongeveer 873.000 euro. In vergelijking met vorig jaar is dit meer dan een verdubbeling van het bedrag en zelfs meer dan een vervijfvoudiging van het aantal gerealiseerde vriendenaandelen.
Voor beide instrumenten dringen zich dus vandaag geen noodzakelijke bijkomende ingrepen op, zeker niet in het huidige economische klimaat, waar de reflex tot voorzichtigheid en afwachtendheid bij particulieren best wel te begrijpen valt. Vandaar ook dat we met deze Vlaamse Regering zelf een uitgebreid pakket aan voordelige leningen hebben vrijgemaakt – 1 miljard euro, zoals u weet – om de overbruggingslening en het energiesteunpakket van 250 miljoen euro verder te versterken.
Wat uw tweede vraag, rond crowdfunding en crowdlending, betreft: de focus ligt op een uitgebreide digitale infoverschaffing via de website en socialemediakanalen van ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) en de websites van het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) en de Vlaamse overheid, waarop naar PMV zal worden doorverwezen.
Daarnaast informeert PMV ook regelmatig rechtstreeks zowel de zelfstandigen en ondernemingen zelf, alsook boekhouders, fiscalisten, banken enzovoort.
Ten slotte sloot PMV ook samenwerkingsovereenkomsten af met verschillende crowdlending- en matchmakingplatformen. Die platformen bieden de Winwinlening daarbij aan als een potentiële financieringsmogelijkheid voor zowel ondernemers als investeerders. Deze samenwerkingen hebben de kennis over en het gebruik van de Winwinlening de afgelopen jaren een aanzienlijke stimulans geboden en ondersteunden daarbij ook de verdere groei van crowdfunding en crowdlending in Vlaanderen.
De communicatie over de risico’s verloopt op dezelfde manier als die over de troeven van de instrumenten. Die zijn transparant op de website van PMV te vinden.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Bedankt voor de antwoorden. Ik heb daar nog twee bemerkingen bij. Over het Vriendenaandeel zegt u dat het een nicheproduct is. Ik zou liever hebben dat dat niet zo wordt gezegd. Dat is een discussie die we al vaker hebben gehad. De Winwinlening staat op je passiefzijde. Dat is vreemd vermogen. Eigenlijk zouden we ondernemingen, kmo’s moeten motiveren om zo veel mogelijk eigen vermogen te hebben, om ook te voldoen aan de Baselnormen. Eigen vermogen kun je opkrikken door bijvoorbeeld het Vriendenaandeel. Is dat een groter risico voor degene die daarin belegt? Het is een ander soort risico. Bij een Winwinlening gaat degene die die afsluit met een onderneming, dat veeleer beschouwen als iets waaraan hij zijn geld besteedt in de wetenschap dat hij dat met een bepaald rendement terugkrijgt, terwijl men zich bij een Vriendenaandeel meer betrokken voelt bij die onderneming. Bepaalde ondernemers vinden dat misschien niet leuk, maar men is wel meer betrokken, want men zit mee in het kapitaal en hoopt dat het zo goed mogelijk loopt voor dat bedrijf. Als dat bedrijf over tien jaar intussen enorm is opgewaardeerd, dan is je aandeel ook meer waard. Het verhogen van het Vriendenaandeel staat wel degelijk op je actiefzijde, dus bij je eigen vermogen, en voor een onderneming is eigen vermogen nog altijd belangrijker dan vreemd vermogen. Ik zou het dus toch wel goed vinden dat men in de communicatie niet zegt dat het een nicheproductje is dat men ook nog op het schap heeft liggen. Neen, ik denk dat we daar ook voluit voor moeten durven te gaan en ondernemers duidelijk moeten maken wat het verschil is tussen het ene en het andere, duidelijk moeten maken dat het over vreemd vermogen en eigen vermogen gaat. Zo heeft men ook duidelijk de keuze en worden ze beschouwd als twee volwaardige maatregelen. Nu heb ik altijd de indruk dat men een klein beetje op de rem staat wat dat Vriendenaandeel betreft. Daarin is ook wel voorzien, maar men spreekt vooral over de Winwinlening.
De intrestvoeten zouden inderdaad nog kunnen stijgen eer je de maatregelen zult moeten vastleggen voor eind 2023, in het slechtste geval. Dan zul je volgens mij inderdaad de percentages nog meer moeten optrekken. Is daar ook zo in voorzien in de maatregelen? Als dat niet gebeurt, dan zou het kunnen dat je Vriendenaandeel of Winwinlening onaantrekkelijk wordt omdat het interessanter wordt om op de private markt zaken uit te lenen of te beleggen dan op de markt die mede door de overheid wordt aangestuurd, omdat de intrestvoeten sterk zijn aangetrokken terwijl daar niet in was voorzien in de Winwinlening.
Minister Brouns heeft het woord.
Collega Gryffroy, het zijn inderdaad twee instrumenten die kunnen worden ingezet. Ik denk dat dat duidelijk is. Ze zijn in zekere zin evenwaardig wat mij betreft. De Winwinlening kan je veeleer een achtergestelde lening noemen, die eigenlijk nagenoeg als kapitaal kan worden beschouwd. Het Vriendenaandeel is een extra mogelijkheid. Ik denk ook dat het belangrijk is om ook altijd de afweging te maken van de noodzaak. Als er op de markt via crowdlending of crowdfunding voldoende kapitaal beschikbaar is, dan denk ik niet dat we de ambitie moeten hebben om daarmee te gaan concurreren. We moeten altijd additioneel werken en in de bres springen voor de lacunes die er zijn.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dank u. We moeten inderdaad inspringen waar er nog hiaten, lacunes zijn, maar het is nog altijd goedkoper om op deze manier ondernemingen te gaan ondersteunen dan voor het volle pond in ondersteuning te voorzien.
U zegt het eigenlijk zelf: het is een achtergestelde lening. Ik weet wel dat men dat nagenoeg als kapitaal beschouwt, maar de facto is het boekhoudkundig, balansmatig geen kapitaal. Voor de bank is het een schuld. Die staat op de passiefzijde en staat daar achteraan. Je geraakt dus niet meer aan je geld, mocht de onderneming failliet gaan. Voor de onderneming zelf staat dat wel degelijk op de passiefzijde. Ik vind dus niet dat we moeten spreken van ‘nagenoeg’ enzovoort. Neen, heel duidelijk: de Winwinlening is de passiefzijde, is vreemd vermogen, het Vriendenaandeel is de actiefzijde, is eigen vermogen. Ik vind dat men dat heel duidelijk in de communicatie moet durven te zetten. Dat vind ik bijvoorbeeld niet terug op de website van VLAIO. Men moet duidelijk het onderscheid maken of er aan de actiefzijde dan wel aan de passiefzijde wordt geïnvesteerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.