Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Dalle.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, uit een rapport van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) blijkt dat de transmurale zorg in België nog in de kinderschoenen staat. Kinderen thuis de nodige zorgen geven brengt weliswaar een aantal voordelen met zich mee. In de eerste plaats is het belangrijk om de levenskwaliteit van de ouders en de zieke kinderen te verbeteren. Zeker voor jonge kinderen is het goed om hen in hun vertrouwde omgeving te verzorgen. Daarnaast wordt op deze wijze ook de druk op de ziekenhuisbedden verlicht.
Het rapport stelt vast dat er eerst nog enkele voorwaarden vervuld moeten worden vooraleer de extramurale zorg kan worden uitgebreid. Er zullen genoeg thuisverpleegkundigen moeten zijn, maar deze zorg zal daarenboven ook over de nodige specialisatie moeten beschikken om de juiste en correcte zorg aan deze jonge kinderen te kunnen bieden. Een tweede knelpunt is dat de pediatrische verbindingsteams over onvoldoende financiële middelen beschikken om hun werking op te schalen. Sinds 2012, dat is al tien jaar, hebben zij geen extra middelen meer gekregen, terwijl hun werking wel werd uitgebreid. Ze draaien dan ook voor een heel groot deel op zelffinanciering en fondsenwerving.
Federaal minister Vandenbroucke neemt het initiatief om hieromtrent enkele pilootprojecten op te starten. Bij deze projecten zou er onder meer inzicht moeten komen in de mogelijke pistes.
Minister, welke visie hebt u op de mogelijke uitbreiding van thuiszorg voor kinderen? Welke drempels maken volgens u nog dat dit niet meteen volledig kan worden gerealiseerd?
Welke initiatieven zult u, vanuit uw bevoegdheden, nemen om de uitbreiding van de extramurale zorg voor kinderen mogelijk te maken?
Hebt u overleg gepleegd met uw federale collega hierover? Welke rol zult u spelen in deze pilootprojecten? Kunt u hierover meer informatie geven?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega De Reuse, ik begin met uw principiële vraag over hoe ik mij verhoud tegenover de uitbreiding van de transmurale zorg. Ik denk dat het absoluut belangrijk is dat we in alle inspanningen die we doen vanuit Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, de kinderen altijd, waar mogelijk, in hun thuisomgeving ondersteunen. Wij hebben fantastische mensen en fantastische voorzieningen en uiteraard ook ziekenhuizen waar mensen het beste van zichzelf geven om die zorg aan te bieden. Maar de ideale situatie voor een kind is natuurlijk om thuis te zijn bij zijn ouders en familie en in het eigen netwerk. Daarom vind ik dat we daar zeker moeten in investeren en extra investeren.
De gesignaleerde nood aan een breder netwerk van kwaliteitsvolle en geïntegreerde zorg voor kinderen in de thuisomgeving is zeker een feit. De diensten voor gezinszorg bieden al decennia lang zorg en pedagogische ondersteuning aan huis bij gezinnen met kinderen. Het is absoluut aangewezen werk te maken van een breder netwerk met een betere doorstroming om tot een goede transmurale zorg te komen.
Wat zijn nu de uitdagingen waarmee we kampen?
Een eerste punt is hier vandaag al uitgebreid aan bod gekomen: de personeelsproblematiek in de zorg en zeker ook onder de gespecialiseerde zorgverleners. Als je de zorg thuis organiseert, is dat natuurlijk des te meer een uitdaging. Ik verwijs naar alle elementen die al aan bod zijn gekomen, maar zeker ook naar het intersectoraal kaderakkoord voor een structureel instroomkanaal voor de zorg- en welzijnssectoren, dat daarbij moet helpen.
Een tweede element zijn de gemengde bevoegdheden – om het diplomatisch te zeggen – inzake gezondheidszorg, gespecialiseerde zorg, welzijnszorg en eerstelijnszorg. Die vormen natuurlijk een grote uitdaging. Daarvoor is afstemming tussen de bevoegdheidsniveaus absoluut cruciaal. Afstemming en betrokkenheid bij de maatregelen die we nemen op federaal en Vlaams niveau.
Ook de financiering is een grote uitdaging, niet alleen omdat de middelen beperkt zijn maar ook wegens die disparate bevoegdheidsverdeling.
Wat zijn we aan het doen om dat te versterken? Jaarlijks wordt in de begroting een uitbreiding van uren gezinszorg voorzien voor de diensten van de gezinszorg. Deze uren kunnen de diensten ook in functie van de vraag in gezinnen inzetten, zo ook in de problematiek die in deze vraag aan bod komt. Dit jaar werd het urencontingent gezinszorg uiteindelijk met 1,73 procent of 320.226 uren uitgebreid. Daar zit dus een stelselmatige groei in, die dit kan ondersteunen.
Uw laatste vraag heeft betrekking op een federaal initiatief. Het agentschap Zorg en Gezondheid werd tijdens een stakeholdermeeting in het kader van de KCE-studie op de hoogte gebracht van de resultaten van de studie, maar werd verder niet betrokken bij de lancering van de pilootprojecten.
We zullen aan het agentschap vragen om, vanuit onze visie over geïntegreerde zorg en samenwerking, de dialoog hierover met de federale collega’s open te houden.
De heer De Reuse heeft het woord.
Vooral dat laatste vind ik heel belangrijk want het zou inderdaad in het kader van onze eerstelijnszones heel goed zijn als we ons zouden voorbereiden op de uitbreiding van de extramurale zorg voor kinderen. Daar zijn inderdaad nog heel belangrijke uitdagingen. Ik ben heel tevreden dat u inderdaad ook van mening bent dat het zeer belangrijk is dat de kinderen zo goed als mogelijk in een vertrouwde omgeving verzorgd worden.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De verzorging en de behandeling van chronisch of acuut zieke kinderen gebeuren vaak in het ziekenhuis of in revalidatiecentra. Maar eigenlijk wordt vaak de zorg thuis er niet bij betrokken, zeker al niet in het begin, terwijl juist onderwijs en vrije tijd zeer belangrijk zijn voor de ontwikkeling van een kind, ook van een chronisch ziek kind. Wanneer een kind dus in de thuissituatie verzorgd zou kunnen worden, zou dat niet alleen goed zijn voor het kind zelf, maar ook voor het gezin. We moeten daar meer zorgprofessionals, verpleegkundigen bij betrekken. Ik maak daar een kanttekening bij omdat men vaak denkt dat een kind een kleine volwassene is. Dat is absoluut niet zo. Vorige legislatuur is de kinderthuiszorg hier regelmatig aan bod geweest. Ik ben zelf ook eens meegegaan bij zo’n gezin met een chronisch ziek kindje. Ik kan alleen maar zeggen dat dat zeer zwaar is, zowel voor het kind als voor het gezin.
In Nederland is er al een heel mooi uitgebouwd KinderThuisZorgtraject. Daar kunnen we alleen maar een voorbeeld aan nemen. U hebt zelf al gezegd dat de bevoegdheden enorm verspreid zitten, maar dat zou eigenlijk geen excuus mogen zijn om onvoldoende aandacht te besteden aan de zorg voor zieke kinderen. Ik wil hier zeker pleiten om met minister Vandenbroucke in dialoog te gaan. Wij moeten het warm water niet noodzakelijk uitvinden. Er zijn zeer mooie voorbeelden in het buitenland. Gebruik alstublieft die expertise.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik heb niet veel toe te voegen. We moeten inderdaad niet stilzitten door een complexe bevoegdheidsverdeling. Het is wel belangrijk om elkaar goed op de hoogte te stellen en betrokken te houden, wat bijvoorbeeld manifest niet gebeurd is bij die pilootprojecten. Verder denk ik wel dat we op termijn – maar dat is een ander debat, collega Saeys – wel degelijk meer homogeniteit moeten hebben ten aanzien van deze bevoegdheden en wat ons betreft op het niveau van de gemeenschap.
De vraag om uitleg is afgehandeld.