Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Deze vraag werd een paar weken geleden ingediend, naar aanleiding van het programma Zorgen voor mama. Na dat programma werd ook in de pers de schuldenproblematiek besproken, omdat die in het programma naar voren kwam en er ook heel schrijnende situaties weergegeven werden. Onder andere Joost Bonte – de armoede-expert – heeft daarin een toelichting gegeven, waarbij hij aangaf dat de problematiek in centrumsteden zoals Antwerpen en Gent groter wordt. Hij zegt dat we op dit moment niet alleen mensen hebben die in armoede geboren zijn, die omstandigheid altijd hebben gekend of erin zijn opgegroeid, maar ook mensen die net één tegenslag van heel zware armoede verwijderd zijn, wat echt een heel groot probleem is. Er zijn groepen die een veel groter risico lopen, onder andere eenoudergezinnen, huurders, laaggeschoolden, nieuwkomers, werklozen en alleenstaande mensen.
We zien dat er in 2019 meer dan 56.000 Vlaamse gezinnen bij de OCMW’s en centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) in begeleiding zijn voor schuld- en budgethulpverlening. In 2020 waren er meer dan 315.000 mensen die met afbetalingsproblemen kampten. Het zicht op het schuldprobleem – dat moeten we ook wel zeggen – is niet heel uitgebreid. Wij hebben nog altijd niet echt genoeg gegevens wat dat betreft, voor Vlaanderen en Brussel.
Daarom heb ik de volgende vragen voor u, want Vlaanderen heeft toch een aantal bevoegdheden in Brussel, ook wat dit betreft.
Welke maatregelen gaat u nemen om de schuldenproblematiek een halt toe te roepen, maar ook de schuldindustrie, wat een thema was dat in het programma sterk naar boven kwam?
Welke maatregelen gaat u nemen om de schuldenproblematiek in kaart te brengen?
Welke maatregelen neemt de Vlaamse Regering om de stijgende huisvestingskosten, de energiefactuur en de kredietschulden te beperken voor mensen in armoede of in kansarmoede en net boven de armoedegrens?
Hoe gaat u de wachtlijsten bij erkende instellingen inkorten en – als u die cijfers hebt – hoelang zijn die op dit moment, voor hoeveel mensen?
Welke schuldpreventiemaatregelen gaat u gebruiken met specifieke aandacht voor de risicogroepen?
Gaat u een einde stellen aan het gebruik van incassobureaus op school? Welke maatregelen rond armoede op school staan er gepland?
Hoe staat u tegenover pilootprojecten rond het principe eenheid van schuld, waarbij bijkomende kosten worden vermeden, om welke reden dan ook en op welke manier zou u die opzetten?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel, collega Groothedde, voor de vraag. Dank ook voor mijn eerste vraag om uitleg rond armoedebestrijding. Ik kijk ernaar uit om daar met de andere leden van de commissie de komende twee jaar werk van te maken.
De schuldenproblematiek is natuurlijk een essentieel aspect van het beleid rond armoedebestrijding. Je merkt ook dat schulden een belangrijke rol spelen in de huidige energiecrisis, de huidige Oekraïnecrisis en de huidige en toekomstige armoedecrisis, niet in het minst vanwege de energiefactuur. De energiefactuur is stijgend en stelt ons voor grote problemen naar de winter en naar afrekeningen toe.
Ik wil het onderscheid maken tussen enerzijds de Vlaamse reguliere schuldhulpverlening, die onder de bevoegdheid van collega Crevits valt en waar er een tweesporenbeleid is. Enerzijds gaat het erover om preventie-initiatieven rond schuldenlast te realiseren en anderzijds over het stimuleren van kwalitatieve, toegankelijke, nabije en beschikbare schuldhulpverlening en -bemiddeling. Het is daarom dat we via het BudgetInZichtinitiatief (BIZ) samenwerkingsverbanden van erkende instellingen voor schuldbemiddeling over heel het grondgebied realiseren. In het OCMW of een CAW kan de burger terecht voor gratis deskundige hulp.
Naast de reguliere beleidsmiddelen hebben we ook – naar aanleiding van de signalen uit de Taskforce Kwetsbare Gezinnen in het kader van de coronacrisis – middelen vrijgemaakt op de begrotingsmiddelen voor armoedebestrijding voor twee specifieke projecten: een project om materiaal rond schuldhulpverlening te ontwikkelen voor intermediairs – inclusief de vorming van de intermediairs – zodat zij beter in staat zijn om gericht door te verwijzen naar schuldhulpverlening en een tweede project gericht op het maken van een online budgetbeurs die voor meerdere doelgroepen bruikbaar is.
Dit jaar is er ook een werkgroep opgericht met betrekking tot het voorbereiden van een protocol voor een betere samenwerking tussen de hulpverleners en de deurwaarders, vertegenwoordigd door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders en ook – en dat is wel bijzonder – de incassosector, vertegenwoordigd door de Belgische Vereniging van Incasso-ondernemingen (BVI).
De doelstelling is om invorderingskosten voor mensen met een onvoldoende inkomen te vermijden of toch sterk te beperken. Ik kan u zeggen dat de verkennende gesprekken hierover heel constructief zijn verlopen, zowel met de deurwaarders, de incassosector als uiteraard de schuldhulpverleners. Het is inderdaad een heel doelbewuste keuze geweest om ook de incassosector daarbij te betrekken, een initiatief dat mijn voorganger al had genomen.
Wat betreft de minnelijke invordering zijn immers niet alleen de deurwaarders maar ook de incassobureaus actief. Het is nog wat vroeg in het proces om al vooruit te lopen op de inhoudelijke resultaten. Vast staat wel dat het niet gaat over de regels rond die invordering, want u weet dat dat uiteraard een federale bevoegdheid is.
Ten slotte is er de website ‘Eerste hulp bij schulden’, die alle burgers wil informeren over en op weg zetten naar schuldhulpverlening en correcte informatie. Ik heb ook extra middelen uitgetrokken om die website grondig te vernieuwen en ook aan te vullen met informatie, met ook een aantal getuigenissen die herkenbaar zijn voor de mensen in kwestie.
Wat betreft de maatregelen om de zaken in kaart te brengen, kan ik u melden dat de basisregistratie opgemaakt wordt door het steunpunt Mens en Samenleving (SAM), waarin ook elke instelling voor schuldbemiddeling informatie en cijfers bezorgt over het afgelopen jaar qua schuldhulpverlening.
Deze gegevens worden elk jaar verwerkt tot een rapport en vijfjaarlijks zal SAM ook een uitgebreide registratie doen van de erkende instellingen voor schuldbemiddeling. Dat zal ook gebeuren in 2023. Bijkomend is er ook periodiek overleg van mijn administratie met SAM, waar natuurlijk signalen uit het werkveld besproken worden. Ik denk dus dat we, wat het Vlaamse beleid betreft, een vrij goed beeld hebben, met toch afdoende gegevens.
Wat uw derde vraag, over wonen en energie betreft, kan ik natuurlijk ook aan de bevoegde ministers en hun beleid ter zake refereren. Wat schuldhulpverlening betreft, heb ik al een aantal zaken aangegeven binnen het beleidsdomein van collega Crevits en ook over de regelgeving vanuit de federale overheid.
Wat de wachtlijsten betreft: dat is een sterk fluctuerend gegeven. In elk geval doen de erkende instellingen voor schuldbemiddeling hun uiterste best om eerste hulp bij schulden te bieden, om erger te voorkomen. Een toenemend probleem, in verschillende sectoren maar ook hier, is dat het vinden van voldoende sociaal werkers geen evidentie is. Met onder andere initiatieven in het kader van Sterk Sociaal Werk wordt alvast geprobeerd om tegemoet te komen aan dat knelpunt. De lokale besturen, die het gros van de schuldhulpdossiers beheren, bepalen zelf hoeveel personeel zij hiervoor voorzien binnen de werking van het eigen OCMW.
Wat de vijfde vraag betreft, daar is vooral het initiatief ‘Budget in Zicht’-samenwerkingsverbanden relevant. De erkende instellingen voor schuldbemiddeling en de reeds genoemde projecten zetten in op schuldenpreventie, met natuurlijk ook specifieke aandacht voor kwetsbare groepen. Dit gebeurt via tal van methodieken, vormingen, tools, budgetplanner, wegwijs in schulden, de digitale budgetbeurs voor leerlingen secundair onderwijs en andere doelgroepen, groepswerk en vormingen op maat van de doelgroep. Vaak gaat het hier ook om maatwerk dat aansluit bij de vastgestelde noden. Het thema financiële geletterdheid kwam ook al aan bod op het Horizontaal Permanent Armoedeoverleg (HPAO) deze legislatuur.
Wat betreft het einde stellen aan het gebruik van incassobureaus op scholen, kan ik verwijzen naar het protocoloverleg, in antwoord op uw eerste vraag, waar principes worden afgesproken, ook met de incassobureaus, om te vermijden dat er extra invorderingskosten worden aangerekend aan mensen met een laag inkomen. Het is evident dat dat geldt voor schoolkosten, voor gezinnen met kinderen. Er zijn natuurlijk ook de specifieke initiatieven die collega Ben Weyts neemt, specifiek in de schoolcontext.
Men kan zich wel de vraag stellen of het verstandig zou zijn om specifiek naar de scholen toe een stop van incasso toe te laten en dat niet te doen in andere sectoren. Dan krijg je de indruk dat er heel wat invorderaars zijn en dat de scholen absoluut op het laatste niveau komen. Ik weet niet of dat dat de meest verstandige aanpak is. Wat wél belangrijk is, en zeker voor essentiële zaken zoals scholen maar even goed ziekenhuizen of andere basisvoorzieningen, is dat de noodzakelijke dienstverlening niet in het gedrang mag komen voor wie zijn rekening niet kan betalen. Een kind mag nooit het slachtoffer zijn van een onbetaalde schoolfactuur. Ik steun dan ook initiatieven zoals bijvoorbeeld die van vzw Krijt, die met de scholen aan de slag gaan om hun armoedebeleid en dus ook hun kostenbeleid grondig te bekijken. Zo vermijd je ook de nood aan invordering en invorderingskosten.
Wat de projecten rond eenheid van schuld betreft, ga ik ervan uit dat u hiermee doelt op de case zoals ook besproken werd in het programma ‘Zorgen voor mama’, waarbij men keek of een van de gerechtsdeurwaarders niet alle schulden bij zich kan bundelen om op die manier te vermijden dat al die schuldenaars, al die schuldeisers en al die deurwaarders een beetje met elkaar in concurrentie komen. Dat is vandaag absoluut mogelijk. Er zijn ook tal van initiatieven om dat te doen, denk aan MyTrusto, maar er zijn ook vele anderen initiatieven die vandaag mogelijk zijn, waarbij men eigenlijk oplossingen zoekt voor een bepaalde debiteur, voor een bepaalde schuldenaar, waarbij men zowel naar de grootte van de schuld kijkt als naar de afbetalingscapaciteit en de modaliteiten die daarvoor belangrijk zijn. U weet dat ook op dat vlak de regelgeving federaal is. In ieder geval zijn het initiatieven die zeer waardevol zijn en vandaag inderdaad mogelijk zijn.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Als ik me niet vergis – maar zoals gezegd zijn er niet zo veel cijfers te vinden – duurt het op dit moment zo’n vijf jaar vooraleer mensen hulp zoeken. Dat is op zich al een probleem. Het feit dat mensen dan weinig hulp zoeken bij OCMW’s en CAW’s, omdat ze niet met die stigmatisering te doen willen hebben, is eigenlijk wel begrijpelijk.
In een artikel op sociaal.net wordt aangegeven dat mensen nog sneller stappen zetten naar incassobureaus en gerechtsdeurwaarders, waarschijnlijk ook in verband met de oplopende kosten, de druk die daar is en het directe contact, dan dat ze effectief hulp bij schulden gaan zoeken.
Ik vind dat echt een bezorgdheid. Als de drempel hoger is naar de hulpverlening toe, naar mensen die eigenlijk met een heel sociaal gezicht tegenover mensen in schulden of met een schuldproblematiek kijken, dan maak ik me daar zorgen over. Ik vraag me af of u dat kunt bevestigen, en op welke manier u daaraan wilt remediëren.
Het ging over de wachtlijsten. U hebt die vraag eigenlijk niet beantwoord. U hebt niet gezegd hoe groot ze op dit moment zijn. U zei enkel dat ze fluctueren. Hoe groot zijn de wachtlijsten wat schuldbemiddeling betreft op dit moment bij het OCMW en het CAW? Ik merk dat mensen daar met alle goede wil bezig zijn. Ze proberen prioriteit te geven aan de dringendste dossiers.
Maar het is een probleem dat je onder de mensen die het al het allermoeilijkst hebben, moet gaan selecteren wie er nu het allermoeilijkste geval is van iedereen. Dat is eigenlijk iets dat Vlaanderen eigenlijk niet kan toelaten. Hoe lang zijn die wachtlijsten op dit moment? En wat wordt er gedaan om daar iets aan te doen? Als u het hebt over CAW’s en vooral vzw SAM, weet u dat zij ook een fikse besparing hebben moeten ondergaan. Ik vraag me af wat daar het effect van is.
De site ‘Eerste hulp bij schulden’ was mij volledig onbekend. Dat kan natuurlijk aan mij liggen – ik ben op dit moment gelukkig geen doelgroep meer – maar ik heb me er wel vragen bij gesteld, want dat is eigenlijk geen goed teken. Op welke manier wordt die site bekendgemaakt? Een site wordt bij de overheid vaak als eerste steunpunt of als oplossing gegeven, maar ik vraag me af hoeveel mensen in schulden, en zeker degenen die nog geen hulp hebben gezocht bij OCMW’s en CAW’s, zo’n site eigenlijk zelf vinden, en op welke manier die daar attent op worden gemaakt als ze nog niet bij de hulpverlening zijn komen aankloppen.
Wat ik ook apprecieer, is dat u bij vzw Krijt zegt dat u hun initiatieven en hun vragen steunt. Maar vzw Krijt eist ook wel dat er geen incassobureaus zijn op school. Daar hoor ik een zekere onverenigbaarheid. Op welke manier staat u daar dan tegenover? Ik begrijp uw insteek dat scholen gefinancierd moeten worden, maar daar zou de Vlaamse Regering ook wel verantwoordelijkheid in kunnen nemen, zodat scholen dat onmiddellijk voelen.
We weten heel goed dat een andere aanpak van schulden op school menselijk echt veel meer rendeert, en er ook voor zorgt dat die kinderen niet zo vaak van school moeten veranderen.
U zegt zelf dat er veel mogelijk is in bijvoorbeeld het bundelen van schuld, maar het wordt misschien niet noodzakelijk gedaan. Iemand die met een grootse schuldenproblematiek zit, iemand die kwetsbaar is, zal daar misschien niet het initiatief toe nemen.
U heeft het over verkennende gesprekken. Wilt u daar iets meer over zeggen? Kunt u niet met uw federale, Waalse en Brusselse collega’s gaan samenzitten om te kijken op welke manier jullie voor een overkoepelend menselijker invorderingsbeleid kunnen zorgen? Want dat wil eigenlijk iedereen. Ook wie niet in schulden zit, wenst dit mensen toe.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, collega’s, het schuldenprobleem in ons land is gigantisch, maar dat in kaart brengen, is heel moeilijk. Meer en meer werkende gezinnen hebben het moeilijk om op het einde van de maand financieel rond te komen. Deze signalen krijgen we vanuit de lokale OCMW’s en voedselbanken. Ook gezinnen die nooit financiële moeilijkheden hadden, kloppen nu aan voor steun.
Herhaaldelijke bijkomende invorderingskosten door gerechtsdeurwaarders leiden vaak tot een exponentiële groei van de oorspronkelijke schuld, want die leiden tot minder budget bij de schuldenaar, die zijn oorspronkelijke schulden moet afbetalen aan de schuldeiser of schuldeisers.
In het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding staat dat de minister om verdere schuldopbouw te voorkomen een protocol afsluit met de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders. Doel daarvan is om de extra invorderingskosten zo veel mogelijk te beperken.
Minister, ik heb hierover reeds verschillende schriftelijke vragen gesteld, maar tot dusver gebeurde er niet veel. Ik ben heel tevreden om te horen dat u nu toch bezig bent met dat protocol. Mijn bijkomende vraag luidt: hebt u daarover reeds overleg gepleegd met het federale niveau? En hoe staan de gerechtsdeurwaarders hier eigenlijk tegenover?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij dat collega Groothedde vandaag een vraag stelt over de schuldenproblematiek. Ik heb uw voorganger, minister Beke, hierover ook al heel wat vragen gesteld, zowel schriftelijk als hier in de commissie. Maar het is altijd goed om deze problematiek onder de aandacht te brengen, zodat u weet dat mensen zowel links als rechts van het politieke spectrum ermee bezig zijn.
Ik heb in het verleden al gewezen op die ontsporende schulden en ik blijf er vandaag ook op wijzen. Nog los van de immense levensduurte die er momenteel heerst, zijn die een sluipend gif en vooral de soms bedenkelijke manier waarop ze ten gelde worden gemaakt. Een relatief kleine schuld kan door invorderingskosten aangroeien tot een veelvoud van diezelfde schuld. Dat is volgens mij echt niet oké. Maar de bevoegdheidsverdeling om de kern van het probleem aan te pakken – de invorderingskosten, de manier waarop ze worden geïnd, de verschillende schuldenregelingen – is tussen mijn eerdere vragen en de vraag van collega Groothedde vandaag helaas niet gewijzigd. We kunnen hier en daar in Vlaanderen wel flankerend en begeleidend werken en dat moeten we uiteraard ook blijven doen. De dappere moeders die daarover getuigen, hebben daar momenteel weinig boodschap aan, maar dat is wel de politieke realiteit, dat is nu eenmaal zo.
Ik heb hierover concrete vragen, die ook al eerder werden gesteld. Mag ik van u het uitdrukkelijke engagement vragen om hierover met uw collega’s op het federale niveau de dialoog aan te gaan? Wat mij betreft, vraagt u mevrouw Lalieux dat ze hierover eens een interministeriële conferentie bijeenroept, want dat is natuurlijk een aantal jaren geleden.
Ik blijf het herhalen, minister: ontsporende schulden zijn een sluipend gif. Voor diegenen die het niet vanuit een sociale bril of vanuit het menselijke aspect van het verhaal willen geloven, kan ik zeggen dat die ontsporende privéschulden ook vanuit economische bril een heel slecht fenomeen zijn.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega’s, ik dank jullie voor de bijkomende vragen.
Eerst en vooral was er de vraag naar cijfers over hoelang het duurt tot men hulp zoekt en wie er hulp zoekt. We moeten daarbij opmerken dat het cijfer van wanbetalers een pak hoger ligt dan dat van hulpvragers. Dat is ook normaal. Bij de categorie van de wanbetalers zitten ook alle mensen die weleens een factuur vergeten. Ik kan mij voorstellen dat er hier rond de tafel ook mensen zijn die dat af en toe eens vergeten.
Dat men dan in eerste instantie bij incassobureaus hoort, is ook helemaal niet problematisch en zelfs normaal. Hulp zoeken doet men pas nadien, wanneer er ook problematische schulden zijn. Wanneer het een vergetelheid betreft, is het evident.
Ik volg u absoluut dat er heel wat mensen zijn die nog te lang wachten met hulp zoeken en dat er nog drempels zijn. Daarrond moeten we zeker werken, om de toegankelijkheid van de hulp via de OCMW’s en zeker ook via de CAW’s nog te versterken en de drempels te verminderen.
Collega Groothedde, ik vind het een beetje vreemd dat u verwijst naar eerdere besparingen bij SAM vzw. Ten eerste is er op geen enkele manier bespaard op de registratie ten aanzien van de schuldenproblematiek. Dat wordt doorgevoerd zoals ik heb toegelicht. Ten tweede is het uiteraard niet SAM vzw die de begeleiding doet van mensen die in de problemen komen door de schulden. Dat gebeurt met name op het niveau van de OCMW’s, op het niveau van de hulpverlening, op het niveau van de CAW’s, niet door SAM vzw.
Wat de vraag naar de wachtlijsten betreft, heb ik erop gewezen dat dat inderdaad een fluctuerend gegeven is en dat al die organisaties ook zo goed als mogelijk trachten te helpen. De registratierapporten worden om de vijf jaar door SAM vzw opgemaakt. Die cijfers kunnen zeker ook worden opgevraagd. Wanneer dat bij ons komt, zullen we dat zo snel mogelijk beantwoorden via een schriftelijke vraag.
Er was een verwijzing naar Krijt vzw. Wij steunen hen in hun acties om met scholen samen te werken en dat op te nemen. Dat wij daarbij sommige van hun beleidsmatige standpunten al dan niet steunen, hoort er ook bij. Als we alleen maar vzw’s en projecten ondersteunen waarvan we het eens zijn met al hun standpunten, zullen we snel heel wat subsidies moeten schrappen. Op dat vlak vind ik het normaal dat we niet alles volgen wat zij zeggen.
Wat de website van ‘Eerste hulp bij schulden’ betreft, ben ik het rond bekendheid met u eens. Die website moet ook dit jaar nog aangepast worden. We moeten ook bekijken hoe we dat informatieaanbod nog sneller en nog beter bij de mensen kunnen brengen.
Er zijn heel wat vragen geweest over waar we staan met het protocol. Met de gerechtsdeurwaarders hebben we al goede contacten gehad. Dat verloopt bijzonder constructief. Daar ben ik dus bijzonder hoopvol.
Wat de federale collega’s betreft, heb ik inderdaad moeten vaststellen dat de Interministeriële Conferentie Maatschappelijke Integratie sinds 2013 niet is samengekomen. Ik heb in een interview met De Standaard ook gezegd dat mij dat als kersvers minister van Armoedebestrijding bijzonder verwondert. We zitten met een problematiek, en ik denk dat iedereen hier rond de tafel, meerderheid en oppositie, het ermee eens zal zijn dat dit een bijzonder acute problematiek is en dat het een problematiek is die maar kan worden aangepakt met alle beleidsdomeinen en alle niveaus samen, gaande van de lokale besturen tot de Vlaamse overheid en tot de federale overheid en soms zelfs tot het Europees beleid. Dat blijkbaar tot nu, negen jaar lang, de bevoegde ministers van alle niveaus nog niet de kans gezien hebben om samen te komen, om minstens de koppen eens bij elkaar te steken, heb ik omschreven als hallucinant. Ik heb dan ook onmiddellijk een brief gestuurd naar alle betrokkenen, in het bijzonder naar federaal minister Karine Lalieux, maar ook naar minister Antoniadis van Ostbelgien, de Duitstalige Gemeenschap, die blijkbaar volgens de overlevering voorzitter is, met de vraag om samen te komen op 20 september. Als iemand anders zegt dat hij voorzitter is, mag die het voor mij overnemen, maar ik heb alvast mijn verantwoordelijkheid ter zake genomen. Ook dit protocol kan daar zeker aan bod komen en vanzelfsprekend ook de noodzakelijke regels die op het vlak van justitie en op het vlak van economie federaal aangepakt moeten worden. Maar dat dit urgent is, lijkt me evident.
Ik heb in hetzelfde interview in De Standaard ook aangegeven dat de positieve cijfers die we vandaag noteren – ongeveer 8,5 procent armoede volgens de SILC-methodiek (Survey on Income and Living Conditions) in 2020 – echt te nuanceren zijn. Het zijn oude cijfers, zo werkt onze registratie. We hebben tot mijn consternatie ook geen prognoses. Ik ga ervan uit dat we de komende jaren een forse stijging zullen zien van de armoedecijfers, onder meer door de situatie in Oekraïne en met de energiecrisis, die maakt dat de kosten voor heel wat mensen, niet alleen voor de mensen die vandaag al in armoede zitten, maar ook voor mensen die zich vandaag nog tot de middenklasse kunnen rekenen, de verkeerde kant dreigen uit te gaan. Op dat vlak, collega’s hier rond de tafel, denk ik dat we de sense of urgency ter zake, ook bij de federale collega’s, zeker moeten aanwakkeren. Ik neem alleszins het engagement op mij om dat mee op de agenda te zetten en om daarmee aan de slag te gaan.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Voilà, minister, wij riepen u op om samen te gaan zitten met de andere collega’s. Ik merk dat daar bijzonder efficiënt op gereageerd is. Het is zelfs een antidatering, van voor de commissievergadering nog. Dat is dus uitstekend.
Uiteraard, als het gaat over de OCMW’s, de CAW’s en SAM vzw – ik had het specifiek over SAM vzw en de CAW’s –: die hebben allebei een besparing moeten ondergaan. De ene begeleidt juist specifiek hoe je omgaat met deze kwetsbare mensen en kan er net voor zorgen dat het tekort aan sociaal werkers een beetje wordt verzacht doordat die mensen zich genoeg ondersteund en begeleid voelen. Maar daarbuiten moeten die ook wel gewoon een volwaardige financiering hebben om hun taken goed te kunnen opnemen, vooral omdat het zeker in de schuldenproblematiek belangrijk is dat die mensen met genoeg slagkracht kunnen werken en dat die snel genoeg kunnen doorpakken.
Wij zullen dan zeker de wachttijden opvragen als u ze nu niet beschikbaar hebt. Jammer wel, en het kan zijn dat die fluctueren, maar dat is wel erg belangrijk. Zeker in verband met een menselijker invorderingsbeleid is het heel belangrijk dat als – dat is misschien flankerend beleid, maar wel essentieel flankerend beleid – er iemand in de schulden komt, het daar is dat die kan terechtkomen voor hulp.
Dat u zegt dat het niet bij de eerste onbetaalde factuur moet, kan ik tot op zekere hoogte volgen, maar er zijn mensen die met elke factuur moeite hebben. Die mensen moeten wel weten waar ze terechtkunnen. Die moeten zo’n site kennen, die moeten het CAW kennen en die moeten weten op welke manier ze daar terechtkunnen. Daar is dus echt werk aan de winkel. Ik roep u op tot die twee dingen: om ervoor te zorgen dat er een overkoepelend menselijker invorderingsbeleid is, maar daarbuiten ook dat die hulporganisaties met genoeg slagkracht en snel genoeg mensen kunnen helpen. Het moet niet in de omgekeerde richting gaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.