Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Deze vraag om uitleg werd via videoconferentie behandeld.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Minister, ik heb nog een vraag over de regiovorming. Kwestie van goed voorbereid te zijn om u volgende vrijdag in onze regio te verwelkomen. Dan zijn we allemaal goed op de hoogte en kan ik de werkzaamheden van onze regio al een beetje situeren in het Vlaamse landschap van de regio’s.
Iedereen weet dat de regiovorming in februari principieel is goedgekeurd en afgebakend. Nu moeten we aan de slag. Via de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) is het Labo Regiovorming opgericht. Daar zijn intussen al een aantal initiatieven genomen die in een drietal thema’s zijn gebundeld: de regionale doorbraak, de afstemming van de bovenlokale samenwerking, en het ontwikkelingstraject voor regio’s die nog geen traditie hebben van samenwerking.
Dit wordt nu echt concreet, en ik heb dan ook een aantal vragen voor u, minister.
Er zijn zeven regionale doorbraakprojecten, waar dus ook een subsidie aan vasthangt. Hebt u een zicht op hoe die doorbraakprojecten verlopen? Hoe evalueert u die projecten?
Het Labo Regiovorming werkt ook aan een vergelijking van de bovenlokale samenwerkingsverbanden met de referentieregio’s. We weten allemaal dat er in het Vlaamse land hier en daar, in grensgebieden, spanningen waren tussen lokale besturen. Deze inventaris is heel belangrijk, alsook het plan van aanpak. In welke mate zullen die bovenlokale samenwerkingsverbanden zoveel mogelijk kunnen overlappen met de referentieregio’s? Hoever staat het met die inventaris? Hebt u daar al nieuwe ideeën uit kunnen halen voor een plan van aanpak?
Er is een ontwikkelingstraject voor regio’s die nog geen traditie van samenwerking hebben. Het lijkt me belangrijk dat burgemeesters daar worden getriggerd om toch een beetje warmwatervrees te overwinnen. In welke mate verwacht u dat deze eerste trajecten op een goede manier verlopen?
De algemene coördinatie van de regiovorming ligt bij het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB). Zoals we zelf hebben kunnen ervaren bij de fusietrajecten, speelt ABB daar een mooie en ondersteunende rol. Hoe schat u die ondersteunende rol van ABB in en hebt u al een eerste terugkoppeling gekregen vanuit ABB?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van den Heuvel, ik dank u voor uw vragen, die komen inderdaad op een goed moment. Enkele weken geleden hebben we de beslissing genomen over de regioafbakening van Limburg.
Vlaanderen ondersteunt de regio’s op verschillende manieren. Uw vragen gaan grotendeels over het Labo Regiovorming maar ik zal ook kort ingaan op de ondersteuning van ABB en die van het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing.
Wat het Labo Regiovorming betreft, kende de Vlaamse Regering op 4 december 2021 VVSG een subsidie van ongeveer 900.000 euro toe voor de oprichting van een Labo Regiovorming. Tot en met 2023 zal het Labo Regiovorming de regionale samenwerking en het regionaal beleid ondersteunen, en dit zowel voor regio’s als voor subregio’s.
Uw vragen hebben betrekking op de drie inhoudelijke werkpakketten van het Labo Regiovorming. Ik zal u voor elk pakket een stand van zaken geven.
Het eerste werkpakket gaat over de regionale doorbraken. Bij een regionale doorbraak slaan lokale besturen samen met andere overheden en partners de handen in elkaar om een maatschappelijke uitdaging aan te pakken. Projecten die geselecteerd worden, kunnen aanspraak maken op een cofinanciering van maximaal 25.000 euro. De bedoeling is dat we leren uit de ervaringen van die regio’s en dat ze een soort van vuurtoren zijn voor de andere regio’s.
In 2021 lanceerde het Labo Regiovorming een eerste oproep naar ideeën voor regionale doorbraakprojecten. Op 7 oktober 2021 selecteerde een jury zeven projecten: Westhoek, Zuid-West-Vlaanderen, Midwest, regio Gent, Rivierenland rond geestelijke gezondheidszorg (ggz), Kempen rond buurtgerichte mobiliteitsoplossingen, en subregio Neteland rond collectieve rechtspositieregeling. Daar zijn dus een aantal interessante voorbeelden uit voortgekomen.
De regionale doorbraakprojecten zijn intussen van start gegaan. Voor de eerste, tussentijdse resultaten is het nog te vroeg. Eind dit jaar zal van de zeven projecten een eerste voortgangsrapportering worden bezorgd. Ik stel voor dat ik die dan overmaak aan de collega’s en aan de commissievoorzitter.
Later dit jaar zal het Labo Regiovorming een nieuwe oproep naar ideeën voor regionale doorbraakprojecten lanceren. De lokale besturen in Limburg zullen dan ook de kans krijgen om, hetzij als regio hetzij als subregio, een voorstel in te dienen. Dat is belangrijk, want als gevolg van het uitblijven van een beslissing over de regioafbakening konden zij niet meedoen aan de eerste oproep.
Het tweede werkpakket heeft betrekking op het ontwikkelingstraject. Dat traject is gericht op startende regio’s, die nog geen lange traditie van samenwerking hebben. Het ontwikkelingstraject heeft als doel het burgemeestersoverleg op te starten en te concretiseren. Gedurende één jaar krijgt zo’n burgemeestersoverleg begeleiding rond netwerkmanagement, nieuwe methodieken en zelfevaluatie.
In 2021 waren er verkennende gesprekken met zeven regio’s waarbij het proces en de methodiek werden toegelicht. In twee gevallen is inmiddels beslist het traject effectief op te starten. Het gaat onder meer over de regio Antwerpen. De besturen werken aan een gezamenlijke indiening van een projectvoorstel voor de oproepen ‘Gemeente zonder gemeentehuis’. Aan de hand daarvan willen ze kennis en ervaring opdoen over het gezamenlijk indienen van projectenvoorstellen voor thema’s waarbij heel wat besturen niet de capaciteit hebben om die individueel in te dienen. Ook het beslissingsproces komt daarbij aan bod.
De tweede regio die meedoet, is Halle-Vilvoorde. De besturen starten een ontwikkelingstraject op het vlak van zorg en welzijn. Ze zetten in op versterkte samenwerking rond dat thema om de kansen voor kwetsbare burgers in de regio te verbeteren. Het is de ambitie van de besturen om het ontwikkelingstraject te laten uitmonden in een regionaal doorbraakproject.
Een derde werkpakket gaat over de afstemming van de bovenlokale samenwerking. Dit pakket richt zich in de eerste plaats op de grootste uitdaging, namelijk het aligneren van samenwerkingsverbanden op de referentieregio’s, maar ook het in elkaar schuiven en afschaffen van samenwerkingsverbanden komt aan bod.
Het Labo Regiovorming werkt aan een inventaris die verschillende Vlaamse, federale en lokale samenwerkingsverbanden vergelijkt met de referentieregio’s. De inventaris laat de impact zien op het niveau van een individueel lokaal bestuur, op het niveau van een regio en op het niveau van een individueel samenwerkingsverband. Op basis daarvan kan het Labo Regiovorming op maat van wie het vraagt een plan van aanpak opmaken met als doel minder structuren, minder mandaten en meer eenduidigheid en eenvormigheid.
De inventaris zal in de loop van de maand mei beschikbaar gesteld worden op de website van het Labo Regiovorming. Het Labo Regiovorming heeft een Lerend Netwerk opgestart, dat tot nu toe driemaal bijeenkwam, en de inventaris als startpunt neemt. Regio’s en subregio’s zullen in een volgende fase de kans krijgen om het plan van aanpak te verfijnen en te concretiseren. Lokale besturen die hierover een toelichting wensen, kunnen vanaf mei het Labo Regiovorming daarover contacteren.
Tot slot organiseert het Labo Regiovorming ook opleidingen, workshops en webinars over regiovorming. Met Studio Regio lanceert het Labo Regiovorming maandelijkse webinars vol inspiratie en informatie over regiovorming. Het thema van het webinars is op 15 maart ‘Wat leren we van samenwerken in coronatijden?’, op 19 april ‘Het gebruikersperspectief in regiovorming’ en op 17 mei ‘Samenwerkingsverbanden in kaart gebracht’.
ABB doet ook aan ondersteuning. Het heeft een centraal toegangspunt voor alle vragen over regiovorming via regiovorming@vlaanderen.be. ABB staat in voor de voorbereiding van het regiodecreet, dat ik nog deze maand aan de Vlaamse Regering wens voor te leggen. ABB coördineert de impactanalyse op het Vlaamse niveau. We brengen regelgeving, administratieve praktijken en instrumenten in kaart en brengen deze in lijn met de visie op regiovorming. De Vlaamse impactanalyse is momenteel volop bezig.
ABB stemt ook af met de federale overheid voor de impactanalyse op het federale niveau. Vorig jaar had ik reeds een eerste, zeer constructief gesprek met federaal minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden. Zij gaf aan de dialoog zeker te willen opstarten, maar ze wilde wachten tot er een beslissing was over Limburg, wat logisch is. Die beslissing is er nu en ik ga eerstdaags opnieuw met haar samenzitten. U vraagt ook naar de voortgangsrapportering. Het is mijn bedoeling om voor het zomerreces een eerste rapport aan de Vlaamse Regering te overhandigen.
Als laatste in het rijtje ondersteunt ook het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing de regio’s. Het Steunpunt voorziet in wetenschappelijke ondersteuning, begeleiding en evaluatie van het project regiovorming. Concreet maakt het Steunpunt werk van instrumenten die regiowerking ondersteunen. Het ontwikkelt deze, test ze uit en stuurt ze bij. Een recent voorbeeld is de praktische gids met aandachtspunten voor een startend burgemeestersoverleg. De basis is een analyse van een zestal bestaande burgemeestersfora. Momenteel loopt een onderzoek naar interbestuurlijke samenwerkingsovereenkomsten en vereveningsmodellen. Het Steunpunt zal in 2023 een tussentijdse evaluatie van het project regiovorming opstarten.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Minister, dank u wel voor dit overzicht. Het is belangrijk dat we als commissie in het parlement die regiovorming en de processen blijven opvolgen, dat we de voortgangsrapportage kunnen meevolgen en misschien ook suggesties aanleveren, ook omdat heel wat collega’s vanuit de praktijk aan die regiovorming meewerken.
Ik hoor dat zeven regio’s in het ontwikkelingsproject zitten van regio’s die nog geen stevige samenwerking hebben: dat is toch bijna de helft, zeven van de vijftien. De helft van de regio’s staan dus nog helemaal aan de startlijn. Twee regio’s hebben nu al een aantal projecten ingezet, maar het blijft toch een hele uitdaging om de helft van de voorgestelde regio’s nu effectief op te starten. Daar is het heel belangrijk om die lokale besturen en zeker de figuur van burgemeester voldoende aan te moedigen, te triggeren en te overtuigen om erin mee te stappen. Anders kan de regio enkel van onderuit werken en niet zozeer van bovenuit.
Ook de afstemming is heel belangrijk, dat weet u ook. Dat zijn een aantal zaken die we toch in het oog moeten houden. Dus over de voortgangsrapportage zullen we hier regelmatig nog vragen moeten stellen, ook in deze commissie. We moeten vooral de zeven regio’s die nog in het beginstadium zitten van de opstart van de regiovorming scherp in het oog houden. Ik zal het positief zeggen: we moeten goed begeleiden en vooral de figuur van de burgemeester weten te triggeren om mee te stappen in dat proces.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van den Heuvel, ik ben het eens met uw analyse, maar ik heb één nuancering: wanneer u spreekt over de doorstarttrajecten zegt u dat ‘zeven van de vijftien’ heel problematisch is. Het is iets genuanceerder. Zeven van de vijftien hebben een gesprek gevraagd om in zo’n doorstarttraject te kunnen stappen. Twee hebben dat uiteindelijk gedaan. Bij die zeven was het niet zo dat ze allemaal van nul moesten starten of nog niet goed bezig waren. Zij hebben dat gesprek aangevraagd om te kijken of ze hun werking konden versnellen, verdiepen, verbeteren, enzovoort.
Twee hebben tot nu toe al gezegd – er gaan er misschien nog wel volgen – dat ze erin stappen. Ze zeggen dat het voor hen interessant is omdat ze via dat traject een stap vooruit kunnen zetten. Het is dus gelukkig niet zo dat we met zeven op de nullijn staan, maar er zijn er wel zeven van de vijftien die voor zichzelf uitgemaakt hebben dat ze willen verbeteren, dat ze er meer willen uithalen. Dat kan op zich als positief uitgelegd worden. Dat wil zeggen dat de regiovorming ook leeft.
Maar ongetwijfeld zijn er verschillen tussen regio’s en is er hier en daar nog extra werk. Daar moeten we niet flauw over doen. Sommige hadden al een traditie van goede samenwerking, bij andere was die traditie minder sterk aanwezig. Ik voel toch in de meeste regio’s, om niet te zeggen bij allemaal, begrip of interesse om dit instrument echt volop te gebruiken. Mijnheer Van den Heuvel, zeker als we het decreet gaan maken, gaat dat steeds duidelijker, zichtbaarder en levendiger worden. We werken daar volop aan verder.
Wat uw voortgangsrapportering betreft: u zegt inderdaad terecht dat ik regelmatig als ik rapporteer aan de regering ook aan de commissie moet rapporteren over de stand van zaken van onze regiovorming.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik heb hier weinig aan toe te voegen. We gaan samen met de collega’s het proces van regiovorming opvolgen. Ik hoop dat we in de verschillende regio’s de meerwaarde kunnen aantonen van een goede intergemeentelijke samenwerking.
De vraag om uitleg is afgehandeld.